Regeling vervallen per 01-01-2026

Innovatieregeling Cultuurregio 025

Geldend van 25-03-2023 t/m 31-12-2025

Intitulé

Innovatieregeling Cultuurregio 025

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN ARNHEM;

Overwegende dat:

- de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen (GMR) naar aanleiding van de corona-effecten op de cultuursector haar visie en ambitie voor de culturele infrastructuur in de Cultuurregio 025 heeft vastgelegd in het Transformatievoorstel Cultuurregio 025 en de bijbehorende kadernotitie en het uitvoeringsplan;

- de provincie Gelderland op basis van dit uitvoeringsplan een cultuursubsidie beschikbaar stelt voor een pakket aan maatregelen die de cultuursector in de Groene Metropoolregio versterkt;

- de GMR niet bevoegd is tot het verstrekken van subsidies en derhalve de gemeente Arnhem op haar verzoek als penvoerder optreedt en de cultuursubsidie namens de GMR beheert; en

- de gemeente Arnhem hieraan uitvoering geeft onder meer door onderstaande nadere regels voor de tijdelijke subsidieregeling ‘Innovatieregeling Cultuurregio 025’ vast te stellen.

Gelet op:

Artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 4, eerste en tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Arnhem 2016;

BESLUIT:

vast te stellen

Tijdelijke subsidieregeling 'Innovatieregeling Cultuurregio 025'.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteit: project, experiment, onderzoek, prototype waarmee de innovatie in gang wordt gezet.

  • b.

    ASV: Algemene Subsidieverordening Arnhem 2016;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

  • d.

    Collectief belang: de activiteit komt ten goede aan meerdere creatieve makers en/of culturele instellingen in de Cultuurregio 025 en niet aan één enkele culturele instelling of creatieve maker;

  • e.

    Creatieve maker: een verzamelnaam voor de beroepen en bedrijfstypen gericht op de exploitatie van kunstzinnigheid en intellectueel eigendom werkzaam in de cultuursector;

  • f.

    Culturele instelling: een rechtspersoonlijkheid die zich tot doel stelt culturele activiteiten te verrichten ten behoeve van de ingezetenen van Cultuurregio 025;

  • g.

    Cultuurregio 025: de deelnemers aan de Ontspannen Regio, bestaande uit de gemeenten Arnhem, Berg en Dal, Beuningen, Duiven, Doesburg, Druten, Heumen, Lingewaard, Nijmegen, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Westervoort, Wijchen en Zevenaar;

  • h.

    Cultuursector: dat deel van de maatschappij, waar kunst en cultuur wordt geproduceerd, gepresenteerd, gepubliceerd, geconsumeerd en geconserveerd. Volgend de definiëring van de Raad voor Cultuur ingedeeld in de volgende sectoren: amateurkunst en cultuureducatie, archieven, architectuur en stedenbouw, beeldende kunst en vormgeving, dans, film, landschapsarchitectuur, letteren en bibliotheken, media, monumenten en archeologie, musea, muziek en muziektheater, en theater.

  • i.

    GMR: openbaar lichaam Groene Metropool Regio Arnhem-Nijmegen;

  • j.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem;

  • k.

    Innovatie: een nieuwe, experimentele wijze van produceren of programmeren of het organiseren daarvan (procesmatig, bedrijfsvoering, etc.) en/of het vermarkten daarvan. Het doel van de innovatie is een duurzame ontwikkeling op de genoemde vlakken te bewerkstelligen;

  • l.

    Penvoerder: een non profit instelling (stichting of vereniging) die namens een samenwerkingsverband de correspondentie rond een project voert en daarmee optreedt als aanspreekpunt van het samenwerkingsverband;

  • m.

    Publieksbenadering: de wijze waarop publiek benaderd of bereikt wordt;

  • n.

    Samenwerkingsverband: door middel van een samenwerkingsovereenkomst vastgelegde samenwerking van tenminste twee partijen, waarvan tenminste één partij uit de cultuursector (creatieve makers en/of culturele instellingen) in de Cultuurregio 025.

  • o.

    Verdienmodel: de manier waarop een culturele instelling of creatieve maker haar omzet maakt;

Artikel 2. Doel van de regeling en toepassingsbereik

Deze subsidieregeling heeft als doel het bereiken, betrekken en behouden van het publiek in de cultuursector. Innovatie in samenwerking staat centraal. De regeling stimuleert innovatie en samenwerking in productie, marketing en presentatie van de cultuursector.

Artikel 3. Subsidie en subsidiabele kosten

  • 1.

    Het college kan subsidie verstrekken aan samenwerkingsverbanden voor de volgende activiteiten:

    • a.

      Innovatieve vormen van productie en/of presentatie afgestemd op het bereiken, betrekken en behouden van publiek, waarbij andere vormen van publieksbenadering worden onderzocht of waarmee wordt geëxperimenteerd, ook buiten de cultuursector zelf.

    • b.

      Innovatieve vormen van publieksbenadering via andere kanalen en andere domeinen met als doel nieuwe afzetmarkten en verdienmodellen te ontwikkelen.

  • 2.

    Alleen kosten die in redelijkheid direct verband houden met de activiteiten waarvoor subsidie nodig is, zijn subsidiabel. Kosten zoals inkoop horeca, reguliere exploitatiekosten, kosten voor oprichting van een rechtspersoon, kosten in natura of niet-projectgebonden kosten zijn geen subsidiabele kosten.

  • 3.

    BTW dat compensabel is voor het samenwerkingsverband wordt niet gesubsidieerd.

  • 4.

    De kosten voor extern uitbesteed advies zijn subsidiabel tot maximaal 10% van de totale kosten.

  • 5.

    Niet voor subsidie komen in aanmerking activiteiten waarvoor de gemeenten in de cultuurregio 025 al subsidie verstrekken.

Artikel 4 Subsidievoorwaarden

  • 1.

    Activiteiten vinden plaats binnen de Cultuurregio 025. Publieksactiviteiten hebben een openbaar karakter en vinden in ieder geval (groten)deels in de cultuurregio 025 plaats.

  • 2.

    De activiteiten dienen een collectief belang van het samenwerkingsverband.

  • 3.

    Activiteiten beogen een effect op tenminste een van de volgende 3 manieren:

    • 1.

      Geografisch effect. De activiteit vindt plaats in meerdere gemeenten in de Cultuurregio 025.

    • 2.

      Inter-sectoraal effect. De activiteit vindt plaats tussen de cultuursector en andere sector(en).

    • 3.

      Intra-sectoraal effect. Het project vindt plaats op meerdere plaatsen binnen de culturele keten van topsegment tot amateurs.

  • 4.

    Activiteiten hebben de potentie om overdraagbaar te zijn naar andere delen van de regio en/of de culturele keten.

  • 5.

    Activiteiten beogen een lange termijn effect.

  • 6.

    Activiteiten mogen bij voortzetting niet leiden tot een structurele verhoging van de subsidiebehoefte van partijen in het samenwerkingsverband.

  • 7.

    Het samenwerkingsverband communiceert actief over de voortgang en de resultaten van de activiteit, op een openbaar toegankelijke manier. De Groene Metropool Regio kan nadere voorwaarden verbinden aan de communicatie. Het samenwerkingsverband neemt deel aan de tussentijdse evaluatiesessie.

  • 8.

    Het samenwerkingsverband onderschrijft de Code Diversiteit & Inclusie, de governance code cultuur en past de fair practice code toe.

Artikel 5 Subsidiebedrag en aanvragen

  • 1.

    De toe te kennen subsidie bedraagt maximaal 75% van de kosten voor de activiteiten, met een minimum subsidiebedrag van € 20.000 en een maximum subsidiebedrag van € 50.000.

  • 2.

    De eigen inbreng bedraagt minimaal 25% van de kosten. Dit mag ook in uren zijn, welke worden gekapitaliseerd.

  • 3.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt in rangorde conform de wijze van beoordeling volgens het bepaalde in artikel 14, totdat het voor de subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 4.

    Indien het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van het aantal aanvragen met een gelijk aantal punten, worden die aanvragen bij volgorde van binnenkomst nader gerangschikt. Aanvragen die op dezelfde dag ontvangen zijn, worden door middel van loting gerangschikt.

Artikel 6 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor deze regeling geldt een subsidieplafond. Zodra het subsidieplafond is bereikt, worden aanvragen geweigerd.

  • 2.

    Het college stelt het subsidieplafond vast op € 400.000.

Artikel 7 Aanvraagtermijnen

  • 1.

    Indien aanvragers gebruik wensen te maken van een gesprek met de Adviescommissie, dan dient de penvoerder vanaf het moment waarop deze subsidieregeling in werking is getreden, tot 15 april 2023 een project-idee bij de Adviescommissie in.

  • 2.

    De subsidieaanvraag kan door de penvoerder worden ingediend vanaf het moment dat deze subsidieregeling in werking treedt tot en met 30 juni 2023. Daarna worden alle aanvragen door de commissie beoordeeld.

  • 3.

    Het college neemt uitsluitend aanvragen in behandeling die binnen de in het tweede lid genoemde termijn worden ingediend en compleet zijn.

Artikel 8 Gesprek met adviescommissie

  • 1.

    Het gesprek met de adviescommissie is facultatief. De penvoerder vraagt het aan namens het samenwerkingsverband.

  • 2.

    Hiervoor dient de penvoerder een project-idee in bestaande uit 1A4 waarin wordt uitgelegd wie men is, wat men wil doen en met wie, waarom dit idee past binnen het doel van de subsidieregeling, welke resultaten beoogd worden, hoe de financiering van het project eruit ziet.

  • 3.

    In het gesprek van maximaal 30 minuten kan het project-idee nader worden toegelicht, kan de commissie vragen stellen en ontvangen de aanvragers feedback op het project-idee. Er vindt nadrukkelijk geen inhoudelijke discussie plaats om het beoordelingsproces zuiver te houden.

Artikel 9 De subsidie aanvraag

  • 1.

    De aanvraag wordt opgesteld aan de hand van het Richtlijnendocument dat het college voor deze regeling heeft opgesteld en op de website van de GMR staat.

  • 2.

    Alleen een samenwerkingsverband kan een aanvraag indienen. Er kan slechts één aanvraag per samenwerkingsverband worden ingediend. De penvoeder van het samenwerkingsverband vraagt de subsidie aan. Een non profit instelling kan slechts penvoerder zijn van één samenwerkingsverband.

  • 3.

    Voor de beoordeling van de aanvraag zijn, naast het bepaalde in titel 4:2 van de Awb en artikel 10 van de ASV, de volgende voorwaarden van toepassing:

  • 1.

    Een plan van aanpak waarin antwoord wordt gegeven op de volgende vragen:

    • Wie is de aanvrager (welke partijen in het samenwerkingsverband zitten)?

    • Wat is het vraagstuk dat de aanvrager wil aanpakken?

    • Hoe wil de aanvrager ermee aan de slag gaan?

    • Welke korte termijn effect(en), en welke effect(en) op de lange termijn, in relatie tot het gevraagde subsidiebedrag, verwacht de aanvrager?

    • Hoe reflecteert de aanvrager op het ontwikkelproces?

    • Hoe wil de aanvrager de kennis en ervaringen tijdens en de resultaten na het proces delen?

    • Waarom past deze activiteit binnen deze subsidieregeling?

  • 2.

    Een sluitende, realistische begroting met dekkingsplan.

  • 3.

    Een ingevulde en ondertekende samenwerkingsovereenkomst volgens het format dat het college voor deze regeling heeft opgesteld.

  • 4.

    Indien de penvoerder voor het eerst subsidie aanvraagt bij de gemeente Arnhem, de volgende documenten:

    • een actueel exemplaar van het uittreksel van de Kamer van Koophandel;

    • de meest recente statuten (voor organisaties);

    • een C.V. (voor natuurlijke personen);

    • een actueel bankafschrift.

  • 4.

    Het college maakt de beslissing op de subsidieaanvraag schriftelijk bekend aan de penvoerder binnen 2 weken nadat zij is genomen.

Artikel 10 Adviescommissie Innovatieregeling Cultuurregio 025

De externe adviescommissie Innovatieregeling Cultuurregio 025 adviseert het college over de beoordeling en verdeling zoals bedoeld is conform het bepaalde in deze regeling.

Artikel 11 Weigeringsgronden

  • De subsidieverstrekking kan naast de in artikel 4:25 en 4:35 van de Awb, artikel 10 van de ASV en de in artikel 6 eerste lid van deze regeling genoemde gevallen in ieder geval geweigerd worden indien:

  • 1.

    er gegronde reden bestaat aan te nemen dat de activiteiten van het samenwerkingsverband niet in voldoende mate in het algemeen regionaal belang zijn;

  • 2.

    het samenwerkingsverband ook zonder subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • 3.

    de activiteiten zoals blijkt uit de ingediende begroting een onvoldoende betrouwbare financiële basis hebben;

  • 4.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • 5.

    het samenwerkingsverband doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • 6.

    de activiteiten een politiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk doel hebben;

  • 7.

    de aanvraag niet aan het bepaalde in deze regeling voldoet.

Artikel 12 Bevoorschotting

Op basis van een verleende subsidie kan door het college een voorschot van 100% op de subsidie worden verstrekt.

Artikel 13 Verplichtingen

  • 1.

    De penvoerder neemt deel aan een tussentijdse evaluatiesessie met alle subsidie-ontvangers. Tijdens deze bijeenkomst vertellen zij welke (tussentijdse) resultaten zijn behaald; lessen en inzichten worden uitgewisseld.

  • 2.

    Uiterlijk 1 december 2025 dient de penvoerder een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college, conform de voorwaarden van de ASV (door een inhoudelijk verslag en een bestedingsoverzicht).

Hoofdstuk 2 Specifieke bepalingen

In aanvulling op hoofdstuk 1 gelden de volgende specifieke bepalingen voor de subsidieaanvragen.

Artikel 14 Wijze van beoordeling en verdeling:

  • 1.

    De commissie beoordeelt de ingediende aanvragen in navolging van artikel 9 derde lid, waarbij de volgende weging plaatsvindt:

Criterium

Te behalen punten

Vermenigvuldiging factor

Maximum score

Mate van innovatie

0 – 10

30

300

Te verwachten korte en lange termijn effecten, in relatie tot het aangevraagde subsidiebedrag.

0 – 10

20

200

Meerwaarde van het samenwerkingsverband

0 – 10

20

200

Kwaliteit van het totale plan, inclusief dekkingsplan, mede in relatie tot overdraagbaarheid.

0 – 10

15

150

De manier waarop en de mate waarin men reflecteert op het proces, en kennis en ervaringen deelt.

0 – 10

15

150

TOTAAL MAXIMAAL

1.000

  • 2.

    Op grond van in het vorige lid gegeven punten stelt het college een rangorde van de aanvragen vast. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de aanvrager per criterium minimaal de helft van de maximale punten te scoren.

  • 3.

    Aanvragen die naar het oordeel van het college voor subsidiëring in aanmerking komen, worden in volgorde van de rangorde (geheel of deels) toegekend tot en voor zover het subsidieplafond is bereikt.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 15 Afwijkingsmogelijkheid

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een aanvrager afwijken van een of meerdere bepalingen van deze regeling.

Artikel 16 Evaluatie en monitoring

Deze regeling en de uitvoering ervan zullen in 2025 worden geëvalueerd.

Artikel 17 Citeertitel

Deze tijdelijke regeling wordt aangehaald als: "Innovatieregeling Cultuurregio 025".

Artikel 18 Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking ervan en vervalt op 01-01-2026.

Ondertekening

Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris, de burgemeester,