Beleidsregels leerlingenvervoer Neder-Betuwe 2023

Geldend van 29-03-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer Neder-Betuwe 2023

De gemeente heeft vanuit de artikelen 4 lid 4 van de Wet op het primair onderwijs (WPO), de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en de Wet op de expertisecentra (WEC) de zorgplicht een vergoeding voor ‘passend vervoer’ aan te bieden. Met de verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Neder-Betuwe 2022 en deze beleidsregels wordt uitvoering gegeven aan deze zorgplicht.

Uitgangspunten van de regeling zijn

  • Leerlingen reizen zo zelfstandig en veilig mogelijk naar school;

  • Niet de beperkingen, maar de mogelijkheden van de leerling en de ouder(s)/verzorger(s) staan centraal;

  • Leerlingenvervoer draagt zo mogelijk bij aan de groei naar zelfstandigheid van leerlingen;

  • Stimuleren gebruik van het openbaar vervoer en de fiets;

  • Voor toekennen leerlingenvervoer geldt een zo voordelig mogelijke vergoeding.

Als een kind, eventueel onder begeleiding, kan fietsen, wordt een fietsvergoeding verstrekt. Wanneer een kind, eventueel onder begeleiding, met het openbaar vervoer kan reizen worden deze kosten vergoed.

Als het vervoer per fiets of het openbaar vervoer niet tot de mogelijkheden behoort wordt het aangepast vervoer (taxibusje) toegekend. De ouders verzorgen ook hierbij eventueel benodigde begeleiding van het kind. Daarnaast is het mogelijk een vergoeding voor het gebruik van de eigen auto (indien ouders hiertoe de mogelijkheid hebben) aan te bieden, indien dit goedkoper is.

Wat passend vervoer precies inhoudt beschrijft de wetgeving, jurisprudentie dan wel de verordening bekostiging leerlingenvervoer van de gemeente Neder-Betuwe niet. Dit zorgt ervoor dat op individueel niveau een beoordeling plaats moet vinden. Op welke vergoeding een leerling recht heeft wordt bepaald door de mogelijkheden van de leerling en de infrastructurele mogelijkheden (bijvoorbeeld openbaar vervoer verbindingen, fietsinfrastructuur en openbare wegen) op het traject woning-school en vice versa.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de verordening bekostiging leerlingenvervoer Neder-Betuwe 2022.

Artikel 2 Aanvraagprocedure

  • 1. De aanvraag wordt namens het college in behandeling genomen door de medewerker leerlingenvervoer van de Sociale Pijler. Voor de beoordeling van de aanvraag leerlingenvervoer is het noodzakelijk dat ouders bij de aanvraag (vervoers)adviezen van deskundigen verstrekken, waarin gemotiveerd wordt aangegeven of een kind wel/niet zelfstandig met de fiets of openbaar vervoer kan reizen, al dan niet met begeleiding. Als aangegeven wordt dat een kind niet zelfstandig op de fiets of met het openbaar vervoer kan reizen, moet helder worden welke specifieke belemmering hieraan ten grondslag ligt. Indien noodzakelijk kan een onafhankelijk adviesbureau ingeschakeld worden.

  • 2. Ouders van kinderen die nieuw in het leerlingenvervoer komen, worden eerst uitgenodigd voor een gesprek of ze worden telefonisch benaderd. Hierin wordt uitgelegd wat leerlingenvervoer is en wordt bekeken of de leerling met het openbaar vervoer of met de fiets kan reizen, eventueel met behulp van het leertraject zelfstandig reizen (dit kan bijvoorbeeld met een reisbuddy).

    Bij de overgang van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs vindt eveneens een gesprek plaats over het zelfstandig kunnen reizen per fiets of openbaar vervoer.

    Bij de gesprekken met de ouders kunnen de leerling en zo nodig een deskundige aansluiten.

  • 3. Bij een verlenging van de aanvraag leerlingenvervoer voor een volgend schooljaar kan volstaan worden met een verkort aanvraagformulier, mits er geen wijzigingen zijn opgetreden.

Artikel 3 Afstand van woning naar school

  • 1. Bij de beoordeling van de aanvraag dient een aantal afstanden te worden berekend. De afstand wordt berekend om:

    • vast te stellen of aan het afstandscriterium van 6 kilometer wordt voldaan;

    • te bepalen welke school dichterbij de woning staat;

    • de hoogte van de vergoeding voor de auto/fiets vast te stellen.

  • 2. Voor de berekening van de afstand tussen de woning van de leerling en de school wordt gebruik gemaakt van de ANWB routeplanner met als instelling ‘auto’ en via de ‘kortste route’.

  • 3. Bij het berekenen van de afstand wordt geen rekening gehouden met wegwerkzaamheden, omleidingen e.d.

Artikel 4 Dichtstbijzijnde toegankelijke school

  • 1. Een vervoersvoorziening wordt toegekend naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de soort die de leerling nodig heeft en de gewenste richting.

  • 2. Voor de bepaling van een passende schoolsoort wordt uitgegaan van de toelaatbaarheidsverklaring van het samenwerkingsverband of de toelating van de leerling op een cluster 1 of 2 school.

In andere voorkomende situaties wordt als volgt gehandeld:

  • -

    Onderwijs voor hoogbegaafden

    Binnen het regulier onderwijs dient ook voor hoogbegaafde leerlingen een passend onderwijsaanbod gegeven te worden. Een belangrijk criterium voor het verstrekken van een vervoersvoorziening is dat deze slechts wordt aangeboden naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

    • 1.

      Aanvragen naar specifieke scholen voor hoogbegaafden worden in beginsel afgewezen; ouders dienen te onderbouwen dat alle dichterbij gelegen scholen niet toegankelijk zijn voor de leerling.

    • 2.

      Aanvragen naar scholen die werken met “plusklassen” worden niet gehonoreerd voor leerlingenvervoer.

  • -

    Vervoer naar een (internationale) schakelklas

    Een schakelklas is een vorm van regulier basis- of voortgezet onderwijs waarbij leerplichtige nieuwkomers (kinderen die geen Nederlands spreken) ondergedompeld worden in de Nederlandse taal.

    • 1.

      Vervoer naar een schakelklas binnen het basisonderwijs wordt voor maximaal één jaar toegekend. De afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke schakelklas moet meer dan 6 kilometer zijn.

    • 2.

      Het samenwerkingsverband dient schriftelijk de noodzaak voor een tijdelijke deelname aan een schakelklas te beargumenteren èn dat de dichtstbijzijnde toegankelijke basisschool niet in de onderwijsbehoefte voor de leerling kan voorzien.

    • 3.

      Vervoer naar een internationale schakelklas (ISK) binnen het voortgezet onderwijs, wordt maximaal drie maanden ingezet wanneer een leerling (nog) niet in staat is zelfstandig te reizen. De afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke ISK moet meer dan 6 kilometer zijn.

    • 4.

      Leerlingen van een AZC komen niet in aanmerking voor het leerlingenvervoer omdat zij taalonderwijs krijgen op het terrein van het AZC.

Artikel 5 Vaststellen van de reistijd

  • 1. Het vaststellen van de reistijd met het openbaar vervoer vindt plaats op basis van de door de Reisinformatiegroep B.V. beschikbaar gestelde informatie, www.9292ov.nl. Daarbij wordt uitgegaan van de adressen van de woning en de school.

  • 2. Voor het vaststellen van de reistijd met aangepast vervoer (taxi) wordt de vervoerder geraadpleegd.

Artikel 6 Vervoer buiten reguliere schooltijden

  • 1. De schooltijden, zoals opgenomen in de schoolgids van de school zijn leidend voor het vervoer naar school en naar huis. Bij afwijkende schooltijden vanwege een examen, een toetsweek, uitval van lesuren, schoolreisjes of ziekte kan geen aanspraak gemaakt worden op het leerlingenvervoer.

  • 2. Ouders zijn verantwoordelijk voor het vervoer van hun kind van en naar school buiten de reguliere schooltijden en ontvangen daar geen vergoeding voor.

  • 3. Bij extreme weersomstandigheden beslist de vervoerder of het vervoer niet of op een later tijdstip plaats moet vinden. De vervoerder communiceert dit naar ouders en naar de gemeente.

Artikel 7 Vervoer naar andere bestemmingen

  • 1. Leerlingenvervoer is uitsluitend bestemd voor vervoer naar en van school en kan niet worden ingezet voor vervoer van leerlingen naar bijv. sportvoorzieningen.

  • 2. Vervoer van school naar de buitenschoolse opvang of een door ouders aangewezen ander opvangadres, dat niet is aangemerkt als woning, is mogelijk als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

    • alleen indien het opvangadres binnen de route ligt van het vervoermiddel waarin de leerling vervoerd wordt én;

    • er geen extra kosten mee gemoeid zijn én;

    • de overige leerlingen in betreffend vervoermiddel er geen onevenredig veel nadeel van ondervinden én;

    • de structuur bepalend is, dus een vaste dag en een vast adres, en niet op incidentele basis.

  • 3. In de volgende situaties is er geen sprake van leerlingenvervoer:

    • vervoer tussen schoolgebouwen onderling;

    • vervoer tussen school en zwembad of gymnastieklokaal;

    • vervoer voor medische of paramedische behandeling;

    • vervoer voor schoolreisjes en sportdagen;

    • vervoer naar logeerhuizen.

Artikel 8 Co-ouderschap

  • 1. Een kind van gescheiden ouders kan op twee adressen wonen. Bijvoorbeeld bij co- ouderschap, als het kind evenveel bij de ene als de andere ouder verblijft. Bij een aanvraag bekostiging leerlingenvervoer zal dit worden goedgekeurd als er sprake is van regelmaat en structuur in het verblijf op beide adressen.

  • 2. Wanneer ouders bij co-ouderschap een bekostiging leerlingenvervoer wensen, moeten zij allebei afzonderlijk een aanvraag indienen in hun eigen woongemeente. Beide aanvragen worden getoetst aan de verordening bekostiging leerlingenvervoer van de desbetreffende gemeente.

Artikel 9 Begeleiding in het vervoer

  • 1. De verordening leerlingenvervoer geeft criteria om voor een vergoeding van het aangepast vervoer in aanmerking te komen. Een van de criteria is, dat aangepast vervoer wordt verstrekt, indien de ouders genoegzaam aantonen dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is. De bewijslast hiervoor ligt bij de ouders.

    Van ernstige benadeling van het gezin kan sprake zijn, indien:

    • het een éénoudergezin betreft, waarbij de ouder werkt of een opleiding volgt, die moet leiden tot het vinden van werk en aanpassing van de werk- of lestijden het onmogelijk maken het kind te begeleiden en er zijn geen andere oplossingen binnen het netwerk aanwezig;

    • het een éénoudergezin betreft en de ouder één of meerdere kinderen, jonger dan 9 jaar uit hetzelfde gezin, tegelijkertijd naar een andere school moet brengen en er zijn geen andere oplossingen binnen het netwerk aanwezig;

    • er structurele medische redenen zijn die langer dan zes maanden duren en die beide ouders belemmeren hun kind te begeleiden. Ouders moeten ter onderbouwing een medische verklaring meesturen van een medisch deskundige, niet zijnde de eigen huisarts.

Het feit dat beide ouders werken is geen reden om aanspraak te maken op aangepast vervoer. Wel bestaat aanspraak op aangepast vervoer als de tijdsduur van de begeleiding in het openbaar vervoer of op de fiets langer is dan 4 uur per dag (d.w.z. maximaal een uur per enkele reis).

Naast de criteria, die hierboven vermeld staan om in aanmerking te kunnen komen voor het aangepaste vervoer, kan per situatie bekeken worden, wat in redelijkheid van de ouders kan worden verwacht.

Artikel 10 Stimuleren zelfredzaamheid in het vervoer

  • 1. Om de zelfredzaamheid van de leerling bij het fietsen of het reizen met het openbaar vervoer te vergroten, kan de leerling deelnemen aan een speciaal project gericht op het zelfstandig kunnen reizen.

  • 2. Door middel van gesprekken met ouders, scholen en eventueel deskundigen wordt onderzocht wat de leerling nodig heeft om zelfstandig te kunnen reizen.

  • 3. Ouders worden gestimuleerd en gemotiveerd om met hun kind te oefenen en hun kind te (laten) begeleiden bij het zelfstandig reizen.

Artikel 11 Handicap

  • 1. Er is onderscheid te maken in een structurele of een tijdelijke handicap. Leerlingen die vanwege een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap in het geheel niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken, komen in aanmerking voor een vervoersvoorziening. Voor deze leerlingen geldt geen kilometergrens, drempelbedrag of inkomensafhankelijke bijdrage.

  • 2. Wanneer een leerling vanwege herstel of revalidatie langer dan drie maanden afhankelijk is van een medisch hulpmiddel (bijv. een rolstoel), kan er een beroep worden gedaan op het leerlingenvervoer. Hiervoor moet een medische verklaring overlegd worden. De gemeente kan een vervoersvoorziening toekennen voor de duur van het herstel en/of de revalidatie.

  • 3. De gemeente verstrekt geen vervoersvoorziening om tijdelijke medische redenen korter dan drie maanden. Ouders zijn hier zelf verantwoordelijk voor.

Artikel 12 Medische verklaring en advies deskundigen

  • 1. Op basis van de verordening kan om verschillende redenen gevraagd worden om een medische verklaring. Hieronder wordt verstaan een verklaring van een medisch specialist, niet zijnde de huisarts. Een medische verklaring mag in principe niet ouder zijn dan drie jaar.

  • 2. Om te kunnen bepalen welk vervoer passend is, wordt het advies van deskundigen betrokken bij de beslissing op de aanvraag.

  • 3. Bij onduidelijkheid kan het college een onafhankelijk onderzoek instellen naar welke vorm van vervoer het meest geschikt is voor de leerling. Deze kosten zullen door de gemeente worden gedragen.

  • 4. Het onafhankelijk onderzoek wordt uitgevoerd door een door de gemeente aan te wijzen onafhankelijk deskundige/adviesbureau.

Artikel 13 Ongewenst gedrag

  • 1. Leerlingen die met aangepast vervoer naar school gaan, kunnen gedrag vertonen wat onacceptabel is, omdat het daarmee een gevaar voor zichzelf en / of anderen veroorzaakt, bedreigend of onhygiënisch is. Wanneer zo’n situatie zich voordoet kan onderzocht worden of hier een medische oorzaak aan ten grondslag ligt. Afhankelijk van het medische advies kan de toegekende vervoersvoorziening zo nodig worden aangepast.

  • 2. De gemeente wil de verantwoordelijkheid in het vervoer van leerlingen bij de ouders laten. In situaties, waarbij een leerling ontoelaatbaar gedrag vertoont in het aangepaste vervoer, worden ouders schriftelijk op de hoogte gebracht en kan hen de gelegenheid geboden worden hun kind te (laten) begeleiden. Hiertoe stelt de gemeente een zitplaats beschikbaar. Wanneer het gedrag niet verbetert, kan de gemeente besluiten het aangepaste vervoer voor deze leerling te herzien, op te schorten of in te trekken.

  • 3. Over de noodzaak van begeleiding of de inzet van individueel vervoer voor de leerling kan de gemeente zich laten adviseren door een deskundige.

  • 4. Ook wanneer er een medische oorzaak is aan te wijzen voor de misdragingen en die misdragingen kunnen met het bieden van begeleiding onder controle gehouden worden, zijn het de ouders die de begeleiding dienen te organiseren.

Artikel 14 Betalen en verantwoorden vervoerskosten

  • 1. Leerlingen die aanspraak maken op een vergoeding van kosten voor het openbaar vervoer, ontvangen een OV-pas via Arriva of NS.

  • 2. Bij verlies of diefstal van de pas worden de kosten voor de vervangende pas niet vergoed en komen deze voor rekening van de ouders.

  • 3. Bij het toekennen van een kilometervergoeding voor de fiets of eigen vervoer per auto wordt telkens per maand de vergoeding bij voorschot uitbetaald. In uitzonderlijke gevallen kan er door de gemeente gekozen worden voor het toesturen van een declaratieformulier en wordt de vergoeding achteraf uitbetaald.

  • 4. Er hoeft achteraf geen verantwoording plaats te vinden. Bij wijze van steekproef wordt bij de school of de leerplichtambtenaar geïnformeerd naar aanwezigheid van de leerling.

Artikel 15 Drempelbedrag

  • 1. De hoogte van het drempelbedrag is gebaseerd op de kosten van openbaar vervoer op grond van de zone-indeling voor een jeugdjaarkaart op basis van twee sterren in 2012. Per 2013 wordt dit bedrag jaarlijks met het CBS indexcijfer verhoogd volgens opgave door VNG.

  • 2. Het drempelbedrag wordt berekend op basis van een heel schooljaar (200 schooldagen = 10 maanden = 40 weken). Als slechts een gedeelte van het schooljaar gebruik gemaakt wordt van leerlingenvervoer, wordt het drempelbedrag berekend naar rato van het aantal maanden. Hierbij wordt een periode van minder dan een halve maand afgerond naar beneden en meer dan een halve maand afgerond naar boven.

  • 3. Ouders zijn geen drempelbedrag verschuldigd wanneer hun inkomen beneden een jaarlijks vast te stellen grens ligt. Voor de bepaling van het inkomen worden de inkomensgegevens van beide ouders beoordeeld. Bij éénoudergezinnen is dat het inkomen van de ouder waarbij het kind verblijft/woont.

  • 4. De peildatum van het inkomen ligt volgens de verordening 2 jaar voor het aanvraagjaar. Bij een aantoonbare structurele daling van het inkomen in de periode tussen het peiljaar en het jaar van de aanvraag, kan een later peiljaar gekozen worden.

  • 5. Beoordeling van het gezamenlijk inkomen gebeurt aan de hand van een door de ouders te overleggen inkomensverklaring van de Belastingdienst of een kopie van hun belastingaanslag.

  • 6. Gezien het maatschappelijk belang van de inzet van pleegouders wordt aan hen geen drempelbedrag in rekening gebracht.

  • 7. Als ouders een beschikking overleggen dat zij zijn toegelaten tot de Wsnp (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen) zal afgezien worden van het opleggen van een drempelbedrag.

  • 8. Bij meer kinderen uit een gezin, die gebruik maken van aangepast vervoer, zal over maximaal 2 kinderen een drempelbedrag verschuldigd zijn.

  • 9. Om het zelfstandig fietsen van de leerling te stimuleren wordt bij een fietsvergoeding geen drempelbedrag in rekening gebracht.

Artikel 16 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels leerlingenvervoer Neder-Betuwe 2023’.

  • 2. De beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

  • 3. De Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Neder-Betuwe 2020 worden op de dag na bekendmaking ingetrokken.

Ondertekening