Regeling Europese landbouw subsidies Zuid-Holland

Geldend van 23-03-2023 t/m 30-06-2023

Intitulé

Regeling Europese landbouw subsidies Zuid-Holland

Gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013

Gelet op de Regeling uitvoering NSP GLB 2023–2027 waarbij Gedeputeerde Staten zijn aangewezen als intermediaire instantie als bedoeld in artikel 123, vierde lid, van verordening 2021/2115;

Overwegende dat de Europese Commissie op 13 december 2022 het Nederlands Nationaal Strategisch Plan GLB 2023-2027 heeft goedgekeurd;

Besluiten vast te stellen de:

Regeling Europese landbouw subsidies Zuid-Holland

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen algemeen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    Elfpo: Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van verordening 2021/2116;

  • d.

    infrastructuur: wegen, vaarwegen of wandel- of fietspaden;

  • e.

    interventie: steuninstrument met een reeks subsidiabiliteitsvoorwaarden die in het NSP en hoofdstuk 2 nader zijn omschreven op basis van een interventietype waarin verordening 2021/2115 voorziet;

  • f.

    landbouwer: een natuurlijke of rechtspersoon of een groep natuurlijke of rechtspersonen die landbouwproducten produceert als bedoeld in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, bijlage I, met uitzondering van visserijproducten, alsmede hakhout met korte omlooptijd of die landbouwareaal in een staat houdt die begrazing of teelt mogelijk maakt zonder dat daarvoor voorbereidende activiteiten nodig zijn die verder gaan dan activiteiten op basis van de gebruikelijke landbouwmethoden en -machines;

  • g.

    LAG: lokale actiegroep als bedoeld in artikel 33 van verordening 2021/1060;

  • h.

    LEADER: vanuit de gemeenschap aangestuurde lokale ontwikkeling als bedoeld in artikel 31 van verordening 2021/1060;

  • i.

    LOS: strategie voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel c, en artikel 32 van verordening 2021/1060;

  • j.

    NSP: Nederlands Nationaal Strategisch Plan GLB 2023-2027;

  • k.

    penvoerder: partij bij een samenwerkingsovereenkomst, die door de partijen bij die overeenkomst is aangewezen als de penvoerder van het project waarvoor de subsidie is aangevraagd en die zal optreden als indiener van de subsidieaanvraag en als rechtsgeldige vertegenwoordiger van de samenwerkende partijen in het samenwerkingsverband;

  • l.

    samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, niet zijnde een vennootschap, bestaand uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten;

  • m.

    verordening 2021/1060: Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid;

  • n.

    verordening 2021/2115: Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PbEU 2021, L 435);

  • o.

    verordening 2021/2116: Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (PbEU 2021, L 435);

  • p.

    verordening 2022/129: Uitvoeringsverordening (EU) 2022/129 van de Commissie van 21 december 2021 tot vaststelling van regels voor interventietypes voor oliehoudende zaden, katoen en bijproducten van de wijnbereiding krachtens Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad en voor de vereisten inzake informatie, bekendheid en zichtbaarheid aangaande steun van de Unie en de strategische GLB-plannen (PbEU 2022, L 20).

Artikel 1.2 Openstelling

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen een openstellingsbesluit vaststellen.

  • 2. Gedeputeerde Staten stellen per openstellingsbesluit vast:

    • a.

      één of meerdere subsidieplafonds;

    • b.

      per plafond een periode waarbinnen een aanvraag om subsidie moet zijn ontvangen.

  • 3. In het openstellingsbesluit kunnen Gedeputeerde Staten tevens nadere regels stellen met betrekking tot:

    • a.

      de categorieën van activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen;

    • b.

      de thema’s waarop een activiteit betrekking moet hebben;

    • c.

      de categorieën van begunstigden;

    • d.

      de geografische begrenzing van de openstelling;

    • e.

      een drempel met betrekking tot de subsidiabele kosten;

    • f.

      de kostensoorten die voor subsidie in aanmerking komen;

    • g.

      de minimale of maximale hoogte van de subsidie;

    • h.

      vaste bedragen;

    • i.

      de gegevens of bescheiden die bij de aanvraag om subsidie, voorschot en deelbetaling, voortgangsverslag of vaststelling overgelegd moeten worden;

    • j.

      overige verplichtingen die aan een subsidieontvanger kunnen worden opgelegd.

Artikel 1.3 Samenwerkingsverbanden

  • 1. Indien een aanvraag namens de deelnemers aan een samenwerkingsverband wordt ingediend bevat de aanvraag om subsidie tevens:

    • a.

      een door alle partijen ondertekende samenwerkingsovereenkomst van de deelnemende partijen, waaruit onder meer blijkt dat de penvoerder door de deelnemende partijen aan het samenwerkingsverband is aangewezen om de aanvraag om subsidie in te dienen en bevoegd is de betaling te ontvangen;

    • b.

      de verdeling van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen bevattende de baten en de lasten van de deelnemende partijen.

  • 2. Ingeval een subsidie wordt verstrekt aan een samenwerkingsverband worden onverschuldigde betaalde subsidiebedragen overeenkomstig artikel 4:57 van de Awb teruggevorderd bij iedere deelnemer aan het samenwerkingsverband voor wat betreft het door de deelnemer ontvangen deel van de onverschuldigde betaalde subsidiebedragen.

Artikel 1.4 Nationale cofinanciering

Indien een interventie een voorgeschreven percentage nationale overheidsfinanciering bevat, stellen Gedeputeerde Staten dit in een openstellingsbesluit vast.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden algemeen

In aanvulling op artikel 11 en 12 van de Asv en artikel 4:25 en 4:35 van de Awb wordt subsidie geheel of gedeeltelijk geweigerd indien:

  • a.

    door aanvrager voor dezelfde activiteiten reeds subsidie is aangevraagd in dezelfde aanvraagperiode;

  • b.

    voor dezelfde activiteiten en subsidiabele kosten op grond van enige regeling reeds subsidie is verstrekt tot het op grond van deze regeling toegestane maximale subsidiepercentage of -bedrag;

  • c.

    de activiteiten niet overwegend plaatsvinden in provincie Zuid-Holland tenzij de activiteiten of de resultaten ervan aantoonbaar ten goede komen aan ingezetenen van provincie Zuid-Holland, of de activiteiten of de resultaten daarvan aantoonbaar op enigerlei wijze het belang van de provincie Zuid-Holland dienen;

  • d.

    in het opstellingsbesluit de benodigde nationale overheidsfinanciering, bedoeld in artikel 1.4, niet of niet volledig beschikbaar is gesteld en de aanvraag niet voorzien is van een bijdrageverklaring of een subsidiebeschikking voor de benodigde resterende nationale overheidsfinanciering;

  • e.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in de relevante voorschriften inzake staatssteun van de Unie;

  • f.

    ten aanzien van de aanvrager een uitstaand bevel tot terugvordering bestaat, volgend op een eerdere beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;

  • g.

    de activiteiten een voorziene negatieve uitwerking hebben op het dierenwelzijn van landbouwhuisdieren;

  • h.

    de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag op de uiterste datum van indiening;

  • i.

    reeds gestart is met de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, niet zijnde de uitvoering van voorbereidingshandelingen, voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.

Artikel 1.6 aanvraagvereisten

  • 1. Een aanvraag om subsidie:

    • a.

      wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten;

    • b.

      wordt ingediend met gebruikmaking van de meest recente versie van een door Gedeputeerde Staten beschikbaar gesteld formulier;

    • c.

      bevat voor een onderneming het btw- of fiscaal identificatienummer als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder b tot en met e, van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 van de Commissie van 21 december 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, controles, zekerheden en transparantie, van de aanvrager dan wel iedere deelnemer aan het samenwerkingsverband en, indien van toepassing, de naam van de moedermaatschappij of iedere dochteronderneming met het daarbij behorende btw- of fiscaal identificatienummer;

    • d.

      wordt voorzien van alle verplichte bijlagen.

  • 2. Onder verplichte bijlagen als bedoeld in het vorige lid worden in ieder geval verstaan:

    • a.

      een begroting van de kosten, tenzij in het openstellingsbesluit anders is bepaald;

    • b.

      een toelichting op de begroting;

    • c.

      een financieringsplan;

    • d.

      de doelstellingen van het project;

    • e.

      een opgave van subsidies of vergoedingen die voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen zijn aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 3. In aanvulling op het tweede lid bevat een aanvraag om subsidie als bedoel in artikel 1.7, eerste lid, onder b of c, een projectplan waarin tenminste is opgenomen:

    • a.

      een probleemanalyse waaruit onder andere de noodzaak van het project en de ter uitvoering van het project te maken kosten blijkt;

    • b.

      een beschrijving van de wijze van uitvoering van het project en de te ondernemen activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • c.

      de verwachte resultaten van het project;

    • d.

      de verwachte realisatietermijn van het project;

    • e.

      de wijze waarop de resultaten van het project worden getoetst.

  • 4. Indien de verwachte realisatietermijn van het project langer is dan één jaar bevat de aanvraag om subsidie tevens:

    • a.

      een meerjarenbegroting met een declaratieplanning per jaar;

    • b.

      een overzicht in de tijd van de te onderscheiden fasen van het project.

Artikel 1.7 Subsidie-arrangementen

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken subsidies op basis van drie arrangementen:

    • a.

      arrangement 1: subsidies tot € 25.000;

    • b.

      arrangement 2: subsidies van € 25.000 tot € 125.000;

    • c.

      arrangement 3: subsidies van € 125.000 of meer.

  • 2. Subsidieverstrekking als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, vindt plaats in de vorm van een vast bedrag.

  • 3. Subsidieverstrekking als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, vindt plaats in de vorm van een vast bedrag of een vast bedrag voor een nog te verrichten prestatie-eenheid.

  • 4. In het openstellingsbesluit kan worden bepaald dat de regels inzake een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder a, van toepassing zijn op een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder b, of dat de regels inzake een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder b, van toepassing zijn op een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder c.

  • 5. In het openstellingsbesluit kan worden bepaald dat de regels inzake een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder b, van toepassing zijn op een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder a, of dat de regels inzake een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder c, van toepassing zijn op een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder b.]

  • 6. Een vast bedrag als bedoeld in het tweede of derde lid wordt in de interventie vastgelegd, tenzij dit in het openstellingsbesluit wordt vastgelegd, of wordt bepaald op basis van gegevens die worden ingediend bij de aanvraag.

Artikel 1.8 Subsidiabele kosten algemeen

Voor zover zij direct verbonden zijn met de uitvoering van de desbetreffende subsidiabele activiteiten, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    loonkosten inclusief overheadkosten, voor zover zij zijn berekend overeenkomstig artikel 1.9, eerste of tweede lid;

  • b.

    de kosten van door een subsidieontvanger verrichte eigen arbeid, voor zover zij zijn berekend overeenkomstig artikel 1.9, eerste lid, onderdeel c, of overeenkomstig artikel 1.9, vierde lid;

  • c.

    bijdragen in natura in de vorm van door of namens de subsidieontvanger op geld te waarderen inbreng van producten of diensten, waar geen bonnen en betaalbewijzen voor beschikbaar zijn en die voldoen aan de criteria genoemd in artikel 67 van verordening 2021/1060;

  • d.

    bijdragen in natura in de vorm van onbetaalde arbeid van vrijwilligers waarvan de aan de uitvoering van de activiteiten bestede werkelijke arbeidstijd gecontroleerd kan worden;

  • e.

    afschrijvingskosten als bedoeld in artikel 67, tweede lid, van verordening 2021/1060; en

  • f.

    andere kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overlegd.

Artikel 1.9 Berekening loonkosten, eigen arbeid en onbetaalde arbeid van vrijwilligers

gereserveerd

Artikel 1.10 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten die niet aantoonbaar rechtstreeks aan de activiteiten waarop de subsidie betrekking heeft zijn toe te rekenen;

  • b.

    kosten van rente, debetrente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, kosten van juridische advisering of bijstand ten behoeve van gerechtelijke procedures, boetes en sancties;

  • c.

    kosten van handelingen ter voorbereiding van de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd;

  • d.

    vervangingsinvesteringen;

  • e.

    legeskosten, tenzij deze kosten expliciet subsidiabel gesteld worden;

  • f.

    verrekenbare of compensabele BTW;

  • g.

    kosten die naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet voldoen aan de vereisten van goed financieel beheer als bedoeld in artikel 33 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012;

  • h.

    winstopslagen binnen een samenwerkingsverband;

  • i.

    de aankoop van landbouwproductierechten;

  • j.

    de aankoop van betalingsrechten;

  • k.

    kosten van investeringen die leiden tot een verslechtering van het dierenwelzijn;

  • l.

    kosten van investeringen met een negatief effect op de omgeving;

  • m.

    kosten van investeringen die worden gedaan om te voldoen aan een wettelijke verplichting;

  • n.

    de aankoop van dieren;

  • o.

    de aankoop van zaai- en pootgoed van eenjarige gewassen alsmede het planten daarvan voor een ander doel dan:

    • i.

      herstel van het landbouw- of bospotentieel na natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen,

    • ii.

      de bescherming van vee tegen grote roofdieren of van vee dat in de bosbouw in plaats van machines wordt gebruikt,

    • iii.

      het in het kader van de in artikel 70 van verordening 2021/2115 bedoelde verbintenissen fokken van met uitsterven bedreigde rassen als omschreven in artikel 2, punt 24, van Verordening (EU) 2016/1012 van het Europees Parlement en de Raadvan 8 juni 2016 betreffende de zoötechnische en genealogische voorwaarden voor het fokken van, de handel in en de binnenkomst in de Unie van raszuivere fokdieren, hybride fokvarkens en levende producten daarvan en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 652/2014, de Richtlijnen 89/608/EEG en 90/425/EEG van de Raad en tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van dierfokkerij („Fokkerijverordening”), of

    • iv.

      het in het kader van de in artikel 70 van verordening 2021/2115 bedoelde verbintenissen in stand houden van plantenrassen die worden bedreigd door genetische erosie;

  • l.

    de aankoop van niet-bebouwde en bebouwde grond voor een bedrag van meer dan 10% van de totale subsidiabele uitgaven van de betrokken verrichting, met uitzondering van aankoop van land ten behoeve van milieubehoud en het behoud van koolstofrijke bodems tot een maximum van 30% van de totale subsidiabele uitgaven van de betrokken verrichting;

  • m.

    investeringen in grootschalige infrastructuur die geen deel uitmaken van de strategieën voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling beschreven in artikel 32 van verordening 2021/1060, met uitzondering van investeringen in breedbandinfrastructuur en van preventieve acties tegen overstromingen ter bescherming van de kust, die gericht zijn op inperking van de gevolgen van mogelijke natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen;

  • n.

    investeringen in bebossing die niet verenigbaar zijn met de milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen overeenkomstig de beginselen van duurzaam bosbeheer, zoals ontwikkeld in het kader van de pan-Europese richtsnoeren voor bebossing en herbebossing.

Artikel 1.11 Cumulatie

Onverminderd artikel 63, negende lid, van verordening 2021/1060 en artikel 36 van verordening 2021/2116 wordt, indien reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het bedrag dat volgens de toepasselijke interventie is toegestaan.

Artikel 1.12 Verdelingswijze

  • 1. Gedeputeerde Staten verdelen het subsidieplafond:

    • a.

      op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, waarbij in aanvulling op artikel 1.2 in het openstellingsbesluit wordt bepaald welk minimumaantal punten de aanvraag moet halen;

    • b.

      op volgorde van rangschikking van de aanvragen op basis van selectiecriteria; of

    • c.

      op volgorde van rangschikking van de aanvragen op basis van een investeringslijst.

  • 2. Indien wordt gekozen voor verdeling van het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de volledige aanvragen:

    • a.

      komt de aanvraag die het eerst is binnengekomen, het eerst voor subsidie in aanmerking;

    • b.

      geldt, indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst;

    • c.

      vindt, indien het subsidieplafond op enige dag dreigt te worden overschreden, rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers;

    • d.

      wordt de trekking in het kader van de loting, bedoeld in onderdeel c, schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking;

    • e.

      wordt de subsidie verdeeld over opeenvolgende aanvragen in de rangschikking, bedoeld in onderdeel d, die volledig gehonoreerd kunnen worden.

  • 3. Indien wordt gekozen voor verdeling van het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen op basis van selectiecriteria:

    • a.

      wordt de rangschikking bepaald door het totaal aantal punten dat wordt behaald op basis van de selectiecriteria;

    • b.

      kan per selectiecriterium 0 tot en met 5 punten worden behaald, waarbij Gedeputeerde Staten in aanvulling op artikel 1.2 in een openstellingsbesluit per selectiecriterium een wegingsfactor van 1, 2, 3 of 4 vaststellen;

    • c.

      wordt het aantal punten van een aanvraag bepaald door per selectiecriterium de score te vermenigvuldigen met de aangegeven weging van het criterium en alle zo verkregen punten op te tellen.

  • 4. Tenzij in de interventie een hoger te behalen percentage is bepaald, wordt een aanvraag als bedoeld in het derde lid niet gehonoreerd indien de aanvraag minder dan 60% van het totaal aantal te behalen punten heeft behaald.

  • 5. Indien wordt gekozen voor verdeling van het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen op basis van een investeringslijst:

    • a.

      stellen Gedeputeerde Staten per interventie een investeringslijst vast met het aantal per investeringscategorie te behalen punten;

    • b.

      wordt de rangschikking bepaald door het aantal punten dat wordt behaald op basis van toepassing van de investeringslijst;

    • c.

      wordt bij een aanvraag bestaande uit twee of meer investeringen binnen één van de investeringscategorieën, bedoeld onder a, voor de rangschikking het aan de investeringen toegekende aantal punten opgeteld en vervolgens door het aantal investeringen gedeeld.

  • 6. Indien toepassing van het derde of vijfde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

  • 7. Indien sprake is van loting als bedoeld in het zesde lid geldt het volgende:

    • a.

      loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris;

    • b.

      de trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris;

    • c.

      de eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt;

    • d.

      de hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie;

    • e.

      subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 1.13 Adviescommissie

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen één of meer adviescommissies instellen.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden voorgelegd aan een adviescommissie.

Artikel 1.14 Beslistermijn

Gedeputeerde Staten beslissen binnen 22 weken na afloop van de periode waarbinnen een aanvraag om subsidie ontvangen moet zijn.

Artikel 1.15 Verplichtingen algemeen

  • 1. De subsidieontvanger, of in geval van een samenwerkingsverband de penvoerder, doet onverwijld schriftelijk mededeling aan Gedeputeerde Staten van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op de subsidieontvanger, of in geval van een samenwerkingsverband op een deelnemer aan het samenwerkingsverband, van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, of tot verlening van surseance van betaling aan de subsidieontvanger, of in geval van een samenwerkingsverband aan een deelnemer in het samenwerkingsverband, of tot faillietverklaring van de subsidieontvanger, of in geval van een samenwerkingsverband van een deelnemer in het samenwerkingsverband.

  • 2. De subsidieontvanger, of in geval van een samenwerkingsverband de penvoerder, doet onverwijld schriftelijk mededeling aan Gedeputeerde Staten zodra aannemelijk is dat:

    • a.

      de subsidiabele activiteiten niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht; of

    • b.

      niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      het materiaal, bedoeld in bijlage III, deel 1, punt 1.7, van verordening 2022/129, op verzoek van Gedeputeerde Staten ter beschikking te stellen;

    • b.

      te voldoen aan de communicatieverplichtingen zoals omschreven in bijlage III, deel 2, van verordening 2022/129;

    • c.

      in geval van investeringen in roerende en onroerende zaken de investering op het moment van indiening van de aanvraag tot vaststelling ten minste gebruiksklaar te hebben;

    • d.

      indien sprake is van een investering in infrastructuur of een productieve investering gedurende vijf jaar na de eindbetaling te voldoen aan de instandhoudingsverplichting als bedoeld in artikel 65 van verordening 2021/1060, tenzij sprake is van een investering door een mkb-onderneming of sprake is van een investering die leidt tot door een mkb-onderneming gecreëerde banen, in welk geval de instandhoudingsverplichting drie jaar bedraagt;

    • e.

      zo spoedig als mogelijk, maar uiterlijk op de dag van daadwerkelijke vervreemding, bij Gedeputeerde Staten melding te doen van vervreemding van:

      • i.

        de onderneming waaraan subsidie is verstrekt of,

      • ii.

        grond waarop activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt betrekking hebben,

Artikel 1.16 Verplichting voortgangsverslag

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen bij het verlenen van subsidies van € 25.000 en hoger de verplichting opleggen een voortgangsverslag te overleggen, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.

  • 2. Een voortgangsverslag wordt ten hoogste een keer per periode van twaalf maanden gevraagd.

  • 3. Tenzij in het openstellingsbesluit of in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald, bevat het voortgangsverslag tenminste een beschrijving van:

    • a.

      de uitgevoerde activiteiten;

    • b.

      de eventuele afwijkingen van het projectplan, alsmede de oorzaak daarvan;

    • c.

      de activiteiten die in het komende jaar uitgevoerd zullen worden;

    • d.

      de eventuele maatregelen die genomen worden om een eventuele achterstand in te lopen;

    • e.

      de financiële voortgang waarin tenminste is opgenomen:

      • i.

        een actueel kostenoverzicht in relatie tot de begroting;

      • ii.

        een financieringsoverzicht alsmede een overzicht van toegezegde financiering van derden;

      • iii.

        de financiële planning voor de resterende looptijd van de activiteiten.

Artikel 1.17 Bevoorschotting

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot verstrekken als bedoeld in artikel 44 van verordening 2021/2116.

  • 2. Het voorschot bedraagt ten hoogste 50% van de verleende subsidie.

Artikel 1.18 Deelbetaling

  • 1. Indien sprake is van subsidieverlening van minimaal € 25.000 kunnen Gedeputeerde Staten op aanvraag deelbetalingen verstrekken op basis van bewijsstukken inzake gemaakte kosten en betalingen.

  • 2. Tenzij in het openstellingsbesluit of de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald, heeft de aanvraag om een deelbetaling betrekking op minimaal 25% van de verleende subsidie of minimaal € 50.000 aan subsidie.

  • 3. Voorschotten als bedoeld in artikel 1.17 en deelbetalingen als bedoeld in het eerste lid bedragen tezamen niet meer dan 90% van de verleende subsidie.

  • 4. Gedeputeerde Staten beslissen binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot deelbetaling.

Artikel 1.19 Vaststelling subsidies arrangement 1

  • 1. Een subsidie tot € 25.000 wordt door Gedeputeerde Staten ambtshalve vastgesteld.

  • 2. Voorafgaand aan het vaststellen van een subsidie als bedoeld in het eerste lid toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat:

    • a.

      de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 3. Gedeputeerde Staten leggen in de interventie vast op welke wijze de subsidieontvanger voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Gedeputeerde Staten stellen een subsidie als bedoeld in het eerste lid vast binnen 13 weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk verricht moeten zijn.

Artikel 1.20 Vaststelling subsidies arrangement 2

  • 1. Voor een subsidie van € 25.000 tot € 125.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij Gedeputeerde Staten.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling wordt ingediend binnen 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek een afwijkende termijn geven voor het indienen van de aanvraag tot vaststelling.

  • 4. Bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, toont de subsidieontvanger middels een inhoudelijk verslag aan dat:

    • a.

      de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 5. Gedeputeerde Staten leggen in de interventie vast op welke wijze de subsidieontvanger voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in het vierde lid.

  • 6. Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel 1.21 Vaststelling subsidies arrangement 3

  • 1. Voor een subsidie van € 125.000 en hoger dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij Gedeputeerde Staten.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling wordt ingediend binnen 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek een afwijkende termijn geven voor het indienen van de aanvraag tot vaststelling.

  • 4. Bij de aanvraag tot vaststelling toont de subsidieontvanger middels een inhoudelijk en financieel verslag aan dat:

    • a.

      de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 5. Gedeputeerde Staten leggen in de interventie vast op welke wijze de subsidieontvanger voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in het vierde lid.

  • 6. De subsidieontvanger of, indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, de penvoerder, voert een zodanige administratie dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden:

    • a.

      de aard, inhoud en voortgang van de verrichte activiteiten;

    • b.

      dat de communicatieactiviteiten, bedoeld in artikel 1.15, derde lid, onderdeel a, worden uitgevoerd;

    • c.

      welke kosten in het project zijn gemaakt en betaald; en

    • d.

      indien loonkosten of eigen arbeid subsidiabel zijn, het aantal uren dat per persoon is besteed aan activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen.

  • 7. De administratie wordt ten minste vijf jaar na de datum van de laatste betaling van het bestuursorgaan aan de subsidieontvanger bewaard.

  • 8. In geval van een gerechtelijke procedure wordt de administratie ten minste tien jaar na de datum van de afhandeling van de gerechtelijke procedure bewaard.

  • 9. De aanvraag tot vaststelling omvat een financieel verslag en, indien voorgeschreven, een rapport van bevindingen van een accountant of accountant-administratieconsulent over de in artikel 4:45 van de Awb bedoelde voorschriften, inclusief een oordeel over de rechtmatigheid.

  • 10. Met betrekking tot het door de subsidieontvanger bij de verantwoording te overleggen rapport van bevindingen, bedoeld in het negende lid, kunnen Gedeputeerde Staten nadere regels stellen voor wat betreft de gewenste reikwijdte, het object en de diepgang van de controle.

  • 11. Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel 1.22 Wijzigingsverzoeken

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek de beschikking tot subsidieverlening wijzigen.

  • 2. Indien sprake is van een essentiële wijziging dient het verzoek, bedoeld in het eerste lid, vooraf te worden ingediend.

  • 3. Een verzoek tot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening wordt in elk geval niet gehonoreerd indien de wijziging:

    • a.

      zou leiden tot een activiteit die op grond van het openstellingsbesluit niet subsidiabel is;

    • b.

      zou leiden tot een lager aantal punten dan het minimum aantal punten dat op grond van het openstellingsbesluit noodzakelijk is om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • c.

      zou leiden tot een lagere plaats op de rangschikking dan de plaats waarop het subsidieplafond werd bereikt; of

    • d.

      zou leiden tot een hoger subsidiebedrag dan verleend.

Artikel 1.23 Belastingdienst en gegevensverstrekking informatieverplichting openbaarmaking

  • 1. De Belastingdienst maakt voor de uitvoering van deze regeling het btw-nummer van de aanvrager bekend aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Over de periode van 16 oktober (jaar t-1) tot en met 15 oktober (jaar t) worden de gegevens openbaar gemaakt over de subsidies van het Elfpo voor toepassing van artikel 98, tweede tot en met vierde lid, van verordening 2021/2116.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde gegevens worden ontleend aan de financiële administratie van RVO ten behoeve van het Elfpo.

  • 4. De gegevens, bedoeld in het tweede lid, worden uiterlijk 31 mei (jaar t+1) openbaar gemaakt.

Artikel 1.24 Sanctiebeleid

Gedeputeerde Staten stellen beleidsregels vast voor de toepassing van financiële correcties als bedoeld in artikel 103, eerste lid, van verordening 2021/1060 of artikel 57 van verordening 2021/2116.

Hoofdstuk 2 Interventies (gereserveerd)

Paragraaf 1 Productieve investeringen voor bedrijfsmodernisering op landbouwbedrijven

gereserveerd

Paragraaf 2 Productieve investeringen voor Groen-, Blauw en dierenwelzijn

Gereserveerd

Paragraaf 3 Niet-productieve investeringen op landbouwbedrijven

gereserveerd

Paragraaf 4 Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven

Gereserveerd

Paragraaf 5 Samenwerking EIP Operationele groepen

Gereserveerd

Paragraaf 6 Samenwerking voor plattelandsontwikkeling-LEADER

Paragraaf 6.1 Uitvoering LOS

Artikel 2.6.1.1 Algemene bepalingen

In een openstellingsbesluit inzake LEADER kan vanwege de goedgekeurde LOS en de oproep voor het indienen van voorstellen, bedoeld in artikel 33, derde lid, onder c, van verordening 2021/1060, door Gedeputeerde Staten afgeweken worden van de artikelen 1.2 en 1.12 van deze verordening.

Artikel 2.6.1.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie kan worden verstrekt voor het uitvoeren van projecten, waaronder de voorbereiding en uitvoering van samenwerkingsactiviteiten, die passen binnen een door Gedeputeerde Staten goedgekeurde LOS en zijn geselecteerd door de LAG.

Artikel 2.6.1.3 Begunstigden

Subsidie wordt verstrekt aan een ieder.

Artikel 2.6.1.4 Subsidiabele kosten

Alleen kosten die direct verband houden met het uitvoeren van projecten die passen binnen een door Gedeputeerde Staten goedgekeurde LOS en zijn geselecteerd door de LAG komen voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.6.1.5 Hoogte subsidie

  • 1. De hoogte van de subsidie wordt vastgesteld door LAG, voor zover van toepassing, passend binnen de van toepassing zijnde staatssteunbegrenzingen.

  • 2. De hoogte van de subsidie dient te zijn gebaseerd op de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde LOS.

Artikel 2.6.1.6 Selectie van aanvragen

In afwijking van artikel 1.12 (vindt selectie van activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen, plaats door de LAG op basis van selectiecriteria als opgenomen in de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde LOS.

Paragraaf 6.2 Beheerkosten LOS

Artikel 2.6.2.1 Algemene bepalingen

In een openstellingsbesluit inzake LEADER kan door Gedeputeerde Staten afgeweken worden van de artikelen 1.2 en 1.12 van deze verordening.

Artikel 2.6.2.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie kan worden verstrekt voor beheer, monitoring, evaluatie, promotie en voorlichting van een door Gedeputeerde Staten goedgekeurde LOS en de dynamisering ervan.

Artikel 2.6.2.3 Begunstigden

Subsidie wordt verstrekt aan

  • a.

    een LAG;

  • b.

    rechtspersonen;

  • c.

    ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid.

Artikel 2.6.2.4 Subsidiabele kosten

Alleen kosten die direct verband houden met beheer, monitoring, evaluatie, promotie en voorlichting van een door Gedeputeerde Staten goedgekeurde LOS en de dynamisering ervan komen voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.6.2.5 Hoogte subsidie

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid bedraagt de hoogte van de subsidie maximaal 25% van de daadwerkelijke totale overheidsbijdrage aan de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde LOS.

Paragraaf 6.3 Voorbereiding LOS NSP2

Gereserveerd

Paragraaf 7 Samenwerking integrale gebiedsontwikkeling

Gereserveerd

Paragraaf 8 Kennisverspreiding en informatie

Gereserveerd

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van

het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3.2 Werkingsduur

Deze regeling vervalt op 31 december 2029.

Artikel 3.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Regeling Europese landbouwsubsidies Zuid-Holland.

Ondertekening

Den Haag, 14 maart 2023

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland

drs. M.J.A. van Bijnen MBA, secretaris

drs. J. Smit, voorzitter

Toelichting

Algemeen

Op grond van verordening 2021/2115 heeft Nederland op 30 september 2022 haar Nederlands Nationaal Strategisch Plan GLB 2023-2027 bij de Europese Commissie ingediend. Dit programma is op 13 december 2022 door de Commissie goedgekeurd. Het NSP is primair gebaseerd op voorgenoemde verordening, maar naast deze verordeningen zijn ook enkele andere verordeningen relevant voor het NSP. Het gaat daarbij met name om verordening 2021/2116 en verordening 2021/1060. Hoewel genoemde verordeningen rechtstreeks doorwerken in de Nederlandse rechtsorde, kunnen subsidies op grond van het goedgekeurde NSP slechts worden verstrekt op basis van een op nationaal of provinciaal niveau vastgestelde subsidieregeling. De onderhavige provinciale regeling vormt, samen met nog vast te stellen openstellingsbesluiten, de wettelijke basis voor het door provincies verstrekken van NSP subsidies (anders dan subsidies voor agromilieu- en klimaatdiensten).

In deze regeling worden in hoofdstuk 1 de in de regeling gehanteerde begrippen gedefinieerd. Daarbij is uitgangspunt dat waar mogelijk is aangesloten bij de definities uit EU-verordeningen en de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021. Indien een begrip niet gedefinieerd is, wordt er vanuit gegaan dat de betekenis in het normale spraakgebruik voldoende duidelijk is. In hoofdstuk 2 worden per door het bestuursorgaan open te stellen interventie de subsidievoorwaarden weergegeven. In hoofdstuk 3 volgen de slotbepalingen.

Het NSP kent een gelaagde structuur. Op basis van genoemde EU-verordeningen en het goedgekeurde NSP is deze regeling ontwikkeld. Dit betekent dat de EU-verordeningen én de afspraken die bestaan tussen lidstaat Nederland en de Europese Commissie over de uitvoering van NSP in Nederland (het goedgekeurde NSP), bij eventuele strijdigheid van deze Regeling met een EU-verordening of het NSP, voor gaan.

NSP

De volgende voor de onderhavige regeling relevante provinciale activiteiten zijn in het NSP opgenomen:

  • investeringen (artikel 73 verordening 2021/2115)

  • samenwerking (artikel 77 verordening 2021/2115)

  • LEADER (artikel 77 verordening 2021/2115)

  • kennisverspreiding en informatie (artikel 78 verordening 2021/2115)

GS stellen voor bovengenoemde onderdelen regels op in de interventies in hoofdstuk 2 van deze regeling.

Het resterende deel van de activiteiten genoemd in het NSP betreft de agromilieu- en klimaatmaatregelen. Daarvoor is een separate provinciale regeling ontwikkeld, of geldt een regeling van de minister van Economische Zaken en Klimaat.

Artikelsgewijs

Artikel 1.2 Openstellingsbesluit

De interventies kunnen door een provincie opengesteld worden door middel van een openstellingsbesluit. In een openstellingsbesluit zal - naast het aanwijzen van onder meer de activiteit(en) waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, het vaststellen van subsidieplafond(s), het bepalen van de aanvraagperiode en het aangeven voor welke kostensoorten subsidie kan worden verleend –aangegeven worden welke wegingsfactoren op de selectiecriteria van toepassing zullen zijn.

In deze regeling wordt de term ‘activiteiten’ gebruikt. Daarmee wordt aangesloten bij artikel 4:21 van de Awb. In artikelen waarin de term ‘activiteit’ staat (1.2 en 1.22), is deze term gekozen om duidelijk te maken dat het gaat over de specifieke categorie activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt (bijvoorbeeld aanschaf van een machine). Zo’n activiteit als ‘aanschaf van een machine’ kan ook worden gelezen conform artikel 4:21 van de Awb (aanspraak op financiële middelen met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, te weten het aanvragen van subsidie en het uitvoeren van een project).

Daarnaast kunnen ook de in (hoofdstuk 2 van) deze regeling genoemde onderdelen, zoals bijvoorbeeld de doelgroep, de subsidiabele activiteiten of thema’s en de subsidiabele kosten, nader ingevuld worden. Daardoor is bij openstelling duidelijk waarvoor in het kader van de openstelling precies subsidie aangevraagd kan worden en hoe aanvragen beoordeeld zullen worden. Zo wordt in deze regeling bijvoorbeeld aangegeven dat ‘landbouwers’ de begunstigden kunnen zijn. In een openstellingsbesluit kan dit nader gespecificeerd worden tot ‘varkenshouders’, ‘biologische boeren’ of ‘landbouwers waarvan het bedrijf tenminste grootte x heeft’.

De activiteit kan in deze regeling zijn omschreven als ‘kennisoverdracht’. Deze kan in een openstellingsbesluit nader ingevuld worden als bijvoorbeeld ‘kennisoverdracht inzake klimaatadaptatie’. Ook kan een provincie ervoor kiezen om, vanwege beleidsmatige overwegingen, bepaalde kostensoorten of kostentypen die op grond van deze regeling subsidiabel gesteld zouden kunnen worden, in een specifiek geval toch niet subsidiabel te stellen. Een voorbeeld: provincies kunnen ervoor kiezen om afschrijvingskosten, bijvoorbeeld vanwege de hoge uitvoeringslasten die gemoeid zijn met het berekenen en beoordelen van die kosten, niet subsidiabel te stellen.

Voor de selectiecriteria geldt dat de criteria genoemd in deze regeling algemene criteria zijn, die nader uitgewerkt zullen worden in een openstellingsbesluit. Neem bijvoorbeeld een selectiecriterium over de mate waarin de subsidie bijdraagt aan het realiseren van (beleids)doelstellingen. Voorbeeld: als er sprake is van een project dat onderdeel is van een groter programma of samenhangt met enkele andere (niet door de overheid of niet vanuit het NSP te subsidiëren) projecten, kan – kijkend naar de opbrengst van het programma of de opbrengst van het project in samenhang met die andere projecten (= spin-off van het te subsidiëren project) - sprake zijn van een relatief kleine subsidie die, door de spin off, grote (beleids)effecten sorteert. Zo zal een project van 100.000 euro dat een noodzakelijk onderdeel oplevert voor een programma dat in zijn totaliteit voor 1 miljoen euro aan ‘opbrengst’ voor een bepaald beleidsdoel genereert naar verwachting hoger scoren dan een verder vergelijkbaar project met 100.000 euro aan subsidiabele kosten, waarbij er geen sprake is van een spin-offeffect.

Artikel 1.3 Samenwerkingsverbanden

In sommige gevallen kan een subsidie worden verstrekt aan een samenwerkingsverband. Indien een samenwerkingsverband, niet zijnde een formeel samenwerkingsverband in de vorm van een rechtspersoon, subsidie wenst aan te vragen, zijn er aan het samenwerkingsverband eisen gesteld die in dit artikel worden benoemd. Bij de aanvraag moeten stukken worden overlegd waaruit blijkt dat de penvoerder bevoegd is om namens de andere deelnemers van het samenwerkingsverband de subsidie te ontvangen en namens hen administratieve handelingen uit te voeren (tweede lid). De penvoerder verdeelt vervolgens de subsidie over de deelnemers. Daarnaast regelt het derde lid dat in geval van terugvordering van onverschuldigde betaling de deelnemers aansprakelijk zijn voor hun eigen deel.

Artikel 1.4 Nationale cofinanciering

Voor een project waarvoor een bijdrage vanuit het ELFPO wordt verkregen, moet daarnaast een bedrag aan nationaal overheidsgeld (‘nationale cofinanciering’) beschikbaar gesteld worden.

Provincies kunnen in een openstellingsbesluit uitsluitend ELFPO-budget beschikbaar stellen, kunnen ELFPO-budget plus (een deel van) de benodigde nationale cofinanciering beschikbaar stellen, of ze kunnen (indien daar in het NSP voor de betreffende activiteiten in is voorzien) alleen nationale overheidsmiddelen beschikbaar stellen (‘aanvullende nationale financiering’). De nationale overheidsmiddelen kunnen afkomstig zijn van de provincie zelf, maar kunnen - als daarover bestuurlijke afspraken gemaakt zijn - ook door een ander bestuursorgaan (zoals een waterschap of een gemeente) beschikbaar gesteld worden.

Indien een provincie slechts ELFPO-middelen beschikbaar stelt, of naast ELFPO-middelen slechts een deel van de noodzakelijke nationale cofinanciering beschikbaar stelt, dient een aanvrager de verplicht voorgeschreven nationale overheidsfinanciering op een andere manier te verkrijgen. In die gevallen zal een aanvraag slechts voor subsidie in aanmerking kunnen komen indien bij de subsidieaanvraag een bewijs wordt overgelegd waaruit blijkt dat de nationale financiering die benodigd is voor het project beschikbaar is of zal komen. Dit omdat er anders geen sprake is van een sluitende begroting. Het te overleggen bewijs kan bijvoorbeeld een reeds gedane subsidietoezegging of bijdrageverklaring zijn.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden algemeen

In bepaalde gevallen zal een subsidieaanvraag (geheel of gedeeltelijk) afgewezen worden.

Onderdeel a

Indien er gewerkt wordt met een tendersysteem is het onwenselijk dat aanvrager(s) voor dezelfde activiteiten meerdere aanvragen indienen (om zo de kans bij een eventuele loting te vergroten). Indien voor dezelfde activiteiten door dezelfde aanvrager(s) meerdere aanvragen worden gedaan, zal – tenzij een eerder ingediende aanvraag ingetrokken zou worden - alleen de eerst ingediende aanvraag meegenomen worden in de tenderprocedure. De overige versies van dezelfde aanvraag voor dezelfde activiteiten en door dezelfde aanvrager(s) zullen afgewezen worden.

Onderdeel b

Een provincie verstrekt niet meer subsidie dan op grond van deze regeling is toegestaan. Dit geldt zowel voor het maximale subsidiepercentage als het maximale subsidiebedrag. De provincie houdt daarbij rekening met andere subsidies die voor hetzelfde project zijn verstrekt. Het aanvraagformulier bevat daarom een vraag over dit onderwerp. Stel dat een aanvrager een subsidie wil van € 100.000, terwijl dat op grond van de interventie het maximale subsidiebedrag is. Als een aanvrager dan op basis van enige regeling reeds € 100.000 gesubsidieerd heeft gekregen voor dezelfde activiteiten en subsidiabele kosten, weigert de provincie de aanvraag.

Onderdeel d

Bij een openstelling kan sprake zijn van een subsidieplafond dat slechts bestaat uit ELFPO-budget en geen of ontoereikende middelen voor de nationale overheidscofinanciering. Omdat een subsidie waarbij ELFPO wordt toegekend vrijwel altijd alleen verleend wordt indien er ook (in het algemeen) eenzelfde bedrag aan nationale overheidsfinanciering voor het project beschikbaar gesteld wordt, is als specifieke weigeringsgrond vermeld het feit dat een aanvraag – op het moment van beschikken - niet is voorzien van een bijdrageverklaring dan wel een subsidie-beschikking voor de benodigde nationale overheidsfinanciering.

Onderdeel h

Een project mag pas gestart worden als een subsidieaanvraag is ingediend. Uitzondering hierop vormen de zogenaamde voorbereidende activiteiten voor het project, zoals het inschakelen van adviseurs en het (laten) uitvoeren van haalbaarheidsstudies. Er mag geen steun worden verleend indien al met de activiteiten is begonnen voordat de aanvraag om subsidie is ingediend. De gehele aanvraag moet dan worden geweigerd.

Overigens is ook de weigeringsgrond genoemd in artikel 4.35, 1e lid, onder a van de Algemene wet bestuursrecht in dit geval onverminderd van toepassing. Dit betekent dat indien de uitvoering van de activiteiten naar het oordeel van Gedeputeerde Staten technisch, financieel, organisatorisch of economisch niet haalbaar is, de subsidie geweigerd kan worden.

Onderdeel i

Als een aanvrager op het moment dat deze de subsidieaanvraag indient al is gestart met de uitvoering van de activiteiten, wordt de aanvraag afgewezen. Als start van de uitvoering geldt hetzij de aanvang van de werkzaamheden, hetzij de eerste, juridisch bindende toezegging om uitrusting te bestellen, hetzij een andere toezegging die de investering onomkeerbaar maakt.

Gedeputeerde Staten kijken naar het tijdstip waarop de aanvrager de koop heeft gesloten dan wel de bestelling heeft geplaatst. Dat is namelijk het moment waarop de verplichtingen, die over en weer uit de overeenkomst tot aankoop voortvloeien, voor beide partijen juridisch bindend werden. Voorbereidende werkzaamheden, zoals het verkrijgen van vergunningen en de uitvoering van voorbereidende haalbaarheidsstudies, worden niet als start van de uitvoering beschouwd. Deze kosten zijn daarentegen niet subsidiabel (zie artikel 1.10, onder c).

Artikel 1.6 Subsidievereisten aanvraag

Een subsidieaanvraag kan slechts worden ingediend door gebruik te maken van het door Gedeputeerde Staten beschikbaar gestelde aanvraagformulier (eerste lid, onder b). Alleen een volledig ingevuld aanvraagformulier, voorzien van alle voorgeschreven bijlagen, zal in behandeling genomen worden. Aanvragen waarbij de voorgeschreven informatie niet of niet volledig voor de sluitingsdatum van de aanvraagperiode is aangeleverd (zoals ‘pro forma aanvragen’), worden afgewezen. Het indienen van ‘pro forma’ aanvragen zonder de aanvraag voor de gestelde sluitingsdatum inhoudelijk aan te vullen, is in het kader van deze regeling dan ook niet zinvol. De aanvraag dient in ieder geval een projectplan te bevatten, waarin bijvoorbeeld wordt aangegeven wat de doelstelling van het project is en hoe de resultaten van het project worden getoetst. Met de ‘doelstelling’ wordt bedoeld: het (beleids)doel wat nagestreefd wordt (bijvoorbeeld: kennisuitwisseling tussen ondernemers). De doelstelling is in het algemeen van een hoger abstractieniveau dan het projectresultaat (bijvoorbeeld: projectresultaat zal zijn dat er 3 demonstratieactiviteiten zijn georganiseerd). Aanvragers worden geacht in het projectplan aan te geven hoe bezien/bepaald wordt of de doelstelling (kennisuitwisseling) is bereikt.

In het aanvraagformulier kunnen de verplichte bijlagen, zoals genoemd in lid 2, worden geïntegreerd.

Gegevens en bijlagen die weliswaar wel aanwezig dienen te zijn bij een aanvraag voor subsidietoekenning, maar die niet zijn genoemd in artikel 1.6, zouden ook later aangeleverd kunnen worden. Hierbij kunt u bijvoorbeeld denken aan een Kamer van Koophandel nummer. Een subsidieaanvrager kan derhalve de mogelijkheid worden geboden dergelijke gegevens ook na sluiting van de aanvraagperiode, maar binnen een door Gedeputeerde Staten te stellen termijn, aan te vullen.

Artikel 1.7 Subsidie-arrangementen

eerste tot en met derde lid

Bij subsidies tot € 125.000 wordt uitgegaan van prestatiesubsidiëring in plaats van subsidiëring van de input op basis van werkelijke kosten. Dit betekent dat er een vast bedrag (lumpsum) of een vast bedrag per prestatie-eenheid (p*q) wordt verstrekt ten behoeve van een vooraf bepaalde activiteit of prestatie. Hiermee komen bij deze subsidies gedetailleerde financiële verantwoordingen te vervallen. De verantwoording geschiedt uitsluitend over de uitgevoerde activiteiten of over een vooraf bepaalde meetbare prestatie-eenheid. Voor deze subsidies wordt dus niet aan de subsidieontvanger de verplichting opgelegd om een door een accountant opgesteld stuk, zoals een controleverklaring, te overleggen.

Bij subsidies van € 125.000 en hoger wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van prestaties en financiële verantwoording (gerealiseerde kosten).

vierde en vijfde lid

Uit deze leden volgt dat in een interventie kan worden bepaald dat op subsidieverstrekkingen een lichter arrangement wordt toegepast om op die manier de lasten te beperken. Het zal daarbij gaan om subsidies waarbij sprake is van geringe risico’s (blijkend uit een risicoanalyse), bijvoorbeeld vanwege de bekendheid van of ervaring met de subsidieontvanger in het verleden. Omgekeerd is ook voorzien in de mogelijkheid om een ‘zwaarder’ arrangement toe te passen. Deze mogelijkheid kan zo nodig dienen om de financiële belangen van de Unie beter te kunnen waarborgen.

Artikel 1.8 Subsidiabele kosten algemeen

In artikel 1.8, aanhef en onderdeel a, is bepaald dat loonkosten voor subsidie in aanmerking komen. De indirecte kosten (‘overhead’) worden meegenomen in de berekeningsmethoden van de loonkosten en zijn subsidiabel. Het gaat hierbij om algemene kosten die een organisatie wel heeft maar die niet aan het project zijn te relateren. Voorbeelden hiervan zijn kosten voor kantoorinrichting en kantoorautomatisering, energie, verzekeringen en onderhoud. Omdat voor deze kosten reeds een opslag is begrepen in het tarief, kunnen deze kosten niet afzonderlijk gedeclareerd worden.

In artikel 1.8, aanhef en onderdeel b, is bepaald dat de door de subsidieontvanger verrichte eigen arbeid in aanmerking komt voor subsidie. Er is sprake van eigen arbeid als een dienstverband ontbreekt (en daarmee dus ook geen sprake is van verloning), en er dus geen sprake is van loonkosten maar er wel werkzaamheden worden verricht.

Op grond van artikel 67, eerste en tweede lid, van verordening 2021/1060 kan in de nationale regelgeving worden opgenomen dat bijdragen in natura en afschrijvingskosten subsidiabel zijn. Artikel 1.8, aanhef en onderdelen c en e, bepaalt dat bijdragen in natura en afschrijvingskosten inderdaad subsidiabel zijn. De specifieke voorschriften van artikel 67 van verordening 2021/1060 gelden hierbij onverkort. Bij bijdragen in natura gaat het om zaken die een subsidieontvanger in zijn bezit heeft en inbrengt in het project, zoals een machine waarover geen afschrijvingskosten kunnen worden berekend. Een (recente) factuur en betalingsbewijs om de kosten te kunnen onderbouwen, zijn vaak niet beschikbaar. Daarom moet de waarde op andere wijze bepaald worden. De bijdragen in natura zijn slechts subsidiabel voor zover zij zijn toe te rekenen aan de subsidiabele activiteiten. Toerekening geschiedt naar evenredigheid van de tijd gedurende welke het object wordt gebruikt voor het project, gerelateerd aan de normale bezetting. Met ‘normale bezetting’ wordt bedoeld het aantal prestatie-eenheden dat het betreffende object volgens een realistische inschatting van de subsidieontvanger over de totale levensduur van dat object jaarlijks levert.

Afschrijvingskosten betreffen zaken die in het bezit zijn van de subsidieontvanger en die ten behoeve van het project worden gebruikt. Voor de onderbouwing van die kosten moet van de gangbare afschrijvingsperiode en van de gangbare bedrijfseconomisch aanvaarde uitgangspunten worden uitgegaan; ook voor afschrijvingskosten geldt de eis van toerekening, zoals hiervoor bij bijdragen in natura is beschreven en gelden de voorwaarden zoals genoemd in artikel 67, tweede lid, van verordening 2021/1060.

In onderdeel f gaat het om een factuur of een document met gelijkwaardige bewijskracht, zoals een WOZ-beschikking of een catalogus waarin de marktprijzen van een product zijn opgenomen.

Artikel 1.9 Berekening loonkosten, eigen arbeid en onbetaalde arbeid van vrijwilligers

In dit artikel wordt beschreven hoe loonkosten en eigen arbeid dienen te worden berekend. Bij de berekening van de loonkosten wordt nadrukkelijk aangesloten bij de vereenvoudigde kostenberekening uit verordening 2021/1060.

PM

Artikel 1.10 Niet subsidiabele kosten

Bepaalde kostenposten zullen, bijvoorbeeld op grond van EU-regelgeving of op basis van provinciale beleidsafwegingen, nooit subsidiabel gesteld worden. In dit artikel worden deze kosten benoemd.

De kosten voor voorbereidende werkzaamheden, zoals het verkrijgen van vergunningen en de uitvoering van voorbereidende haalbaarheidsstudies, zijn niet subsidiabel (zie artikel 1.10, onder c). Dat andere kosten die voor de indiening van de aanvraag worden gemaakt niet subsidiabel zijn, staat niet in dit artikel. In zo’n geval wordt de aanvraag immers geweigerd.

Een van de kosten die worden genoemd zijn kosten die naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet voldoen aan de eisen van goed financieel beheer (onder g). Onder goed financieel beheer wordt in ieder geval verstaan dat opgevoerde kosten niet bovenmatig mogen zijn. Dat wil zeggen dat de opgevoerde kosten redelijk moeten zijn en dus in verhouding moeten staan tot het doel wat moet worden bereikt. Zo moeten materialen die worden aangekocht qua specificatie passend zijn bij het doel waarvoor het materiaal wordt aangekocht. Of moet het aantal uren dat aan uitvoering van een project wordt besteedt passend zijn.

Artikel 1.11 Cumulatie

Dit artikel bepaalt dat als door een bestuursorgaan of de Europese Commissie al subsidie is verstrekt voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan, slechts een zodanig bedrag aan subsidie wordt verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het bedrag dat volgens de toepasselijke Europese verordeningen toegestaan is. Deze cumulatiebepaling is opgenomen om te voorkomen dat, als er al voor bepaalde activiteiten subsidie is verleend, met een nieuwe subsidieverstrekking vastgestelde drempels niet meer worden nageleefd. Een bestuursorgaan is een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb. Het gaat dus bij het begrip bestuursorgaan om Nederlandse bestuursorganen.

Artikel 1.12 Verdelingswijze en artikel 1.13 adviescommissie

De selectie van projecten zal –vrijwel altijd - plaats vinden via een zogenaamde ‘tender-methode’: alle binnen de in het openstellingsbesluit genoemde tijdvak ingediende projecten worden, indien ze voldoen aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden, inhoudelijk beoordeeld en van een score voorzien. Subsidiabiliteitsvoorwaarden (‘instapeisen’) zijn de voorwaarden waaraan een aanvraag altijd moet voldoen, bijvoorbeeld: als alleen agrarisch ondernemers aan kunnen vragen, wordt een aanvraag die niet van een agrarisch ondernemer afkomstig is, direct op grond van het niet voldoen aan de subsidiabiliteitsvoorwaarde ‘aanvrager is agrarisch ondernemer’ afgewezen. Aanvragen die voldoen aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden, worden gescoord op basis van de selectiecriteria en de weging van die criteria als aangegeven in hoofdstuk 2 van deze regeling. Ten behoeve van de uitvoering van deze procedure kan een selectiecommissie ingesteld worden. Subsidieaanvragen zullen worden geselecteerd op grond van een tendersysteem aan de hand van tevoren vastgelegde selectiecriteria. Indien de selectiecriteria daartoe aanleiding geven, bijvoorbeeld omdat de criteria niet eenvoudig objectiveerbaar zijn, kunnen Gedeputeerde Staten besluiten ten behoeve van de beoordeling van ingediende projecten die aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden voldoen, een adviescommissie in het leven te roepen, conform artikel 82 Provinciewet. Deze adviescommissie bestaat uit deskundigen die apart worden benoemd. Daarnaast kan ook sprake zijn van een ambtelijke adviescommissie of een combinatie van beide.

Op basis van de procedure ontstaat er een lijst met alle ingediende projecten die aan de subsidiabiliteitscriteria voldoen, voorzien van een score (cijfer). Projecten die meer dan het minimaal voorschreven aantal punten behalen, kunnen voor subsidie in aanmerking komen. Indien de kosten voor de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen hoger zijn dan het beschikbare subsidieplafond, wordt subsidie toegekend op basis van de behaalde scores (projecten met hogere scores gaan voor). Indien er meerdere projecten met hetzelfde puntenaantal zijn en niet al die projecten kunnen gehonoreerd worden omdat het subsidieplafond dan overschreden zou worden, dan kan door middel van loting bepaald worden welke projecten uit die groep voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 1.15 Verplichtingen algemeen

Aan een subsidieontvanger worden verschillende verplichtingen opgelegd. In dit artikel staan de algemeen van toepassing zijnde verplichtingen genoemd.

eerste lid

De mededeling die op grond van het eerste lid worden gedaan, indien met betrekking tot de subsidieontvanger, of indien er sprake is van een samenwerkingsverband met betrekking tot een deelnemer aan het samenwerkingsverband, bijvoorbeeld een verzoek tot faillietverklaring loopt, kan gevolgen hebben voor de subsidie. Een dreigende faillietverklaring van de subsidieontvanger of een deelnemer aan een samenwerkingsverband kan er bijvoorbeeld toe leiden dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, niet of niet tijdig zullen plaatsvinden. In dat geval kan de beschikking tot subsidieverlening worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, en kunnen eventuele voorschotten worden teruggevorderd. De mededeling wordt schriftelijk gedaan. Dit is wenselijk gegeven de bewijsvorming.

derde lid

lid a-b

Op grond van bijlage III, deel 1, punt 1.7, van verordening 2022/129 moet worden gewaarborgd dat alle materiaal op het vlak van communicatie en zichtbaarheid ook op het niveau van de begunstigde beschikbaar wordt gesteld aan, kort gezegd, de Europese Unie. Ook geldt dat de Europese Unie een niet-exclusief, onherroepelijk, recht met vrijstelling van royalty’s wordt verleend om dat materiaal en de bijhorende reeds bestaande rechten erop te gebruiken. Om aan deze eis te kunnen voldoen moet de subsidieontvanger het materiaal ten behoeve van communicatieactiviteiten op verzoek ter beschikking te stellen aan GS.

Artikel 5 van verordening 2022/129 verplicht ervoor te zorgen dat begunstigden bij hun activiteiten op het vlak van zichtbaarheid, transparantie en communicatie het EU-logo overeenkomstig bijlage II van verordening 2022/129 gebruiken. Aangezien deze verplichting niet rechtstreeks geldt, is het nodig om deze bepaling als een algemene verplichting voor de subsidieontvanger op te nemen in deze regeling.

Lid c-d

In geval van investeringen is het niet alleen van belang dat aangetoond wordt dat een investering daadwerkelijk gedaan is (‘de machine is gekocht’), maar is ook van belang dat de investering daadwerkelijk gebruikt kan worden en dus gebruiksklaar is (‘de machine is aangesloten’). Dat de investering vervolgens ook daadwerkelijk gebruikt wordt is geen vereiste. Wel wordt vereist dat de investering gedurende drie of 5 jaar gebruiksklaar in stand gehouden wordt en dus ook drie of vijf jaar aantoonbaar bruikbaar blijft.

Lid e

De subsidieontvanger dient een voorgenomen overdracht van het eigendom van een onderneming waaraan subsidie is verleend, of zeggenschap over gronden waarop subsidie is verleend, te melden bij de subsidieverlener. Melding moet dus worden gedaan voor daadwerkelijke overdracht, op het moment dat zekerheid bestaat over de overdracht. Mocht een voorgenomen overdracht uiteindelijk toch niet doorgaan, dan dient ook daar wederom melding van te worden gemaakt. Dit omdat voor de subsidieverstrekker te allen tijde duidelijk moet zijn wie zeggenschap heeft over een onderneming / de grond waarop een subsidie is verleend.

Artikel 1.16 Verplichting voortgangsverslag

Indien GS ervoor kiezen deze verplichting op te leggen, kunnen zij deze invullen in het openstellingsbesluit (zie artikel 1.2, derde lid, onderdeel h) of de beschikking tot subsidieverlening. GS kunnen opnemen wat zij willen zien in het verslag over de voortgang van de activiteiten of de financiële voortgang.

Artikel 1.17 en 1.18 Bevoorschotting en deelbetaling

Artikel 44 van verordening 2021/2116 bepaalt voor welke interventies voorschotten betaald kunnen worden. Bij een voorschot in de zin van artikel 1.17 is sprake van voorfinanciering vóór het uitvoeren van het project of voordat concrete activiteiten zijn verricht. Deelbetalingen gaan daarentegen over het betalen van gedeclareerde kosten of geleverde (deel)prestaties.

GS kunnen op verzoek een voorschot verstrekken. Dit voorschot kan niet worden omgezet in een deelbetaling. Vanaf het moment waarop een deelbetaling plaatsvindt kunnen geen voorschotten meer worden verstrekt. De som van het voorschot en de deelbetaling is gezamenlijk ten hoogste 90% van de verleende subsidie. Na vaststelling van de subsidie wordt het resterende bedrag (het vastgestelde bedrag verminderd met de verleende voorschotten en deelbetalingen), uitgekeerd aan de subsidieontvanger.

Artikel 1.19 Vaststelling arrangement 1

Bij dit arrangement zijn de administratieve lasten en de uitvoeringslasten het laagst. Het subsidiebedrag is een vast bedrag (lumpsum) voor een vooraf bepaalde activiteit of prestatie. Kenmerkend is dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen. Binnen dit arrangement wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld. Dit houdt in dat de subsidie eerst wordt verleend en na afloop van de prestatie ambtshalve, dat wil zeggen zonder aanvraag tot vaststelling van de subsidieontvanger, wordt vastgesteld. De subsidie wordt vervolgens binnen 13 weken na afloop van de activiteiten ambtshalve vastgesteld. Binnen deze termijn vraagt de provincie steekproefsgewijs aan de subsidieontvanger verantwoording af te leggen. Daarbij is het mogelijk de subsidieontvanger fysiek of administratief te controleren of aan de verplichtingen is voldaan. Deze steekproef is gebaseerd op een risicogeoriënteerde benadering, waarbij rekening wordt gehouden met de omvang, samenstelling en achtergrond van de doelgroep. Vooraf wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht en welke bewijsstukken de subsidieontvanger in de eigen administratie moet bewaren.

Als de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteiten niet, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen verricht, moet hij dit verplicht melden bij Gedeputeerde Staten. Door het ontbreken van een standaard verantwoording is deze meldingsplicht essentieel. Als bij de desgevraagde verantwoording of controle blijkt dat niet aan de meldingsplicht is voldaan, kan dit leiden tot een vaststelling op nihil en volledige terugvordering van het voorschot inclusief wettelijke rente.

Tweede en derde lid verantwoorden van prestatie

Indien een subsidieontvanger in de 13 weken beslistermijn binnen de steekproef wordt gevraagd om verantwoording af te leggen, regelen het tweede en derde lid hoe dat gebeurt en welke stukken daarvoor nodig zijn.

Artikel 1.20 Vaststelling arrangement 2

Bij dit arrangement is de hoofdregel dat het subsidiebedrag een vast bedrag is voor een vooraf bepaalde prestatie of prestatie-eenheid. In tegenstelling tot bij arrangement 1 wordt wel standaard verantwoording afgelegd.

Derde lid afwijkende termijn

Voor de subsidieontvanger is in het tweede lid een maximale termijn van 13 weken opgenomen voor het aanvragen van een vaststellingsbeschikking. Er kan echter voorzien worden in een afwijkende termijn. Daardoor is het mogelijk om, indien het noodzakelijk is, een langere termijn vast te stellen.

Vierde en vijfde lid verantwoorden van prestatie

De verantwoording geschiedt over de prestatie (bijvoorbeeld een investering) of een vooraf overeengekomen meetbare prestatie-eenheid (bijvoorbeeld het stuks dat aangekocht wordt of het aantal hectares dat wordt aangelegd). Bij de prestatieverantwoording kunnen verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, alternatieve toetsen, deskundigenverklaring of bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie, entreebewijzen etc.). De bewijsstukken die nodig zijn om de prestatie te verantwoorden, nemen Gedeputeerde Staten op in hoofdstuk 2 van deze regeling. Het is toegestaan om steekproefsgewijs aanvullende informatie op te vragen of ter plekke te controleren of de prestatie is verricht.

Artikel 1.21 Vaststelling arrangement 3

Dit arrangement sluit aan bij de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten. De vaststelling van de subsidie vindt dus plaats op basis van prestaties en financiële verantwoording.

Vijfde lid Verantwoorden van prestatie

De verantwoording geschiedt over de prestatie (bijvoorbeeld een investering) of over een vooraf overeengekomen meetbare prestatie-eenheid (bijvoorbeeld het stuks dat aangekocht wordt of het aantal hectares dat wordt aangelegd). Bij de verantwoording over de prestatie kunnen verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, alternatieve toetsen, deskundigenverklaring of bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie, entreebewijzen etc.). De bewijsstukken die nodig zijn om de prestatie te verantwoorden, nemen Gedeputeerde Staten op in hoofdstuk 2 van deze regeling. Het is toegestaan om steekproefsgewijs aanvullende informatie op te vragen of ter plekke te controleren of de prestatie is verricht.

Zesde tot en met achtste lid administratieve verplichtingen

De verplichtingen uit dit artikel zien op de administratie die de subsidieontvanger dient te voeren. Deze verplichting vloeit ook voort uit de Europese verordeningen.

Tiende en elfde lid financiële verantwoording

Pm

Artikel 1.22 Wijzigingsverzoeken

De ervaring leert dat projecten gedurende de looptijd vaak op één of meerdere punten gaan afwijken van hetgeen in het oorspronkelijke projectplan werd vermeld. Een subsidieontvanger kan bij Gedeputeerde Staten in dat geval een wijzigingsverzoek indienen.

Bij het inhoudelijk beoordelen van wijzigingen wordt onderscheid gemaakt in essentiële wijzigingen en niet-essentiële wijzigingen:

  • Essentiële wijzigingen zijn bijvoorbeeld wijzigingen waarbij nieuwe activiteiten worden opgevoerd, die niet eerder vermeld zijn in de aanvraag/projectplan en waarvoor dus geen subsidie is verleend, of waarbij een nieuwe projectpartner wordt opgevoerd.

  • Niet-essentiële wijzigingen zijn wijzigingen die in lijn zijn met de aanvraag/projectplan en waarvan het evident is, dat ze vallen binnen de activiteiten waarvoor subsidie is verleend.

Een essentiële wijziging kan slechts worden goedgekeurd als het verzoek voorafgaand aan de wijziging is ingediend.

Bij de beoordeling van het wijzigingsverzoek zal GS in ieder geval beoordelen in hoeverre de voorgestelde aanpassing zou leiden tot een project dat, indien het project in die aangepaste versie oorspronkelijk zou zijn ingediend, niet voor subsidie in aanmerking gekomen zou zijn.

Indien nodig kunnen Gedeputeerde Staten zich hierbij laten adviseren door de adviescommissie als bedoeld in 1.13. Aanpassingen die doorgevoerd worden voor een wijzigingsverzoek is goedgekeurd, voert de subsidieontvanger voor eigen rekening en risico door. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot het afkeuren van kosten of het intrekken van de subsidieverlening.

Artikel 1.23 Informatieverplichting openbaarmaking subsidiegegevens

Vanaf 2005 zijn jaarlijks alle subsidiegegevens van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) openbaar gemaakt. Nederland is verplicht deze gegevens openbaar te maken, op basis van artikel 98 van verordening 2021/2116. De gehanteerde term jaar t-1 slaat op het voorafgaande jaar, jaar t op het lopende jaar, en jaar t+1 op het volgende jaar.

Paragraaf 6.1 Uitvoering projecten LOS

Algemeen

De afkorting LEADER staat voor de verbinding tussen acties voor de ontwikkeling van de plattelandseconomie (Liaisons Entre Actions de Développement de l'Économie Rurale).

LEADER beoogt bij te dragen aan de plaatselijke ontwikkeling van plattelandsgebieden. De interactie tussen landbouw en samenleving wordt steeds belangrijker. Er ligt een opgave om samen te werken aan de sociaaleconomische ontwikkeling van het platteland en aan een duurzaam beheer van de ruimte. De agrarische sector zal zich in moeten zetten voor maatschappelijk draagvlak. De sector moet daarbij invulling geven aan haar “license to produce”. Dat kan bijvoorbeeld door de relatie tussen het platteland en de stad en tussen de boer en de burger te verstevigen. LEADER kan hier een bijdrage aan leveren, want:

  • LEADER heeft een toegevoegde waarde bij projecten waarvoor draagvlak en samenwerking tussen private en publieke partijen een voorwaarde voor succes zijn;

  • LEADER projecten komen ten goede aan de economische ontwikkeling en werkgelegenheid op het platteland, innovaties op agrarische bedrijven, de leefomgeving van de agrarische sector, jonge boeren en hun gezinnen;

  • LEADER kan ondersteunen in ‘krimp’ gebieden waar alle actoren de opgave hebben om samen te werken aan een sociaal en economisch vitaal platteland;

  • LEADER is een krachtige aanpak voor de opgaven voor integrale plattelandsontwikkeling waarbij verschillende belanghebbenden zijn betrokken en de landbouwsector een belangrijke speler is;

  • LEADER sluit goed aan bij de huidige tijdsgeest die vraagt om een actievere inzet van burgers en bedrijven.

Er is door de Europese Commissie een tweetal interventies ontwikkeld op basis waarvan Leader-initiatieven ondersteund kunnen worden: Voorbereiding van een LOS en Uitvoering van een LOS. De interventie Uitvoering van een LOS bestaat uit twee onderdelen, te weten Operationele kosten en Uitvoering projecten. Deze paragraaf gaat over het onderdeel Uitvoering projecten. Het onderdeel Operationele kosten is uitgewerkt in paragraaf 6.2. Voor de interventie Voorbereiding van een LOS is paragraaf 6.3 gereserveerd. Die paragraaf heeft betrekking op de toekomstige GLB periode 2028-2034.

Artikelsgewijs

Artikel 2.6.1.2 Subsidiabele activiteit

De inhoudelijke voorwaarden waaraan projecten moeten voldoen zijn neergelegd in de LOS van de betreffende LAG.

Artikel 2.6.1.3 Begunstigden

Een LAG of een penvoerder van een LAG kan ook begunstigde zijn. In dat geval moet de LAG ervoor zorgen dat de scheiding van functies wordt geëerbiedigd. Dit volgt uit artikel 33 lid 5 van Verordening (EU) 2110/1060.

Artikel 2.6.1.6 Selectie van aanvragen

De voor de selectie van projecten te hanteren selectiecriteria zijn neergelegd in de LOS van de betreffende LAG.

Paragraaf 6.2 Operationele kosten LOS

Deze paragraaf gaat over het onderdeel Operationele kosten LOS. Er kan subsidie worden verleend voor kosten die direct verband houden met beheer, monitoring, evaluatie, promotie en voorlichting van een door Gedeputeerde Staten goedgekeurde LOS en de dynamisering ervan. Deze activiteiten volgen uit artikel 34, eerste lid, sub c van Verordening 2021/1060. Met dynamisering wordt bedoeld het in beweging brengen en levendig maken van de LOS.

Het onderdeel Uitvoering Projecten is uitgewerkt in paragraaf 6.1. Voor de interventie Voorbereiding van een LOS is paragraaf 6.3 gereserveerd. Die paragraaf heeft betrekking op de GLB periode 2028-2034.

Artikelsgewijs

Artikel 2.6.2.3 Begunstigden

Voorbeelden van ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid zijn: eenmanszaken, vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen en maatschappen.

Een LAG of een penvoerder van een LAG kan dus ook begunstigde zijn.

Artikel 2.6.2.5 Hoogte subsidie

In de LOS is opgenomen wat de overheidsbijdrage (vanuit gemeente, provincie en de EU) bedraagt. De operationele kosten ten behoeve van de uitvoering van een LOS mogen niet meer bedragen dan 25% van deze totale overheidsbijdrage.