Regeling vervallen per 31-12-2023

Openstellingsbesluit subsidie soortenmanagementplannen Zuid-Holland 2023

Geldend van 22-03-2023 t/m 30-12-2023

Intitulé

Openstellingsbesluit subsidie soortenmanagementplannen Zuid-Holland 2023

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

Gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013 en gelet op de artikelen 3.1 en 3.2, eerste lid, van de Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016;

Overwegende dat het wenselijk is om projectsubsidies te kunnen verstrekken om het instrument soortenmanagementplan te stimuleren, ten behoeve van de bescherming, behoud en versterking van populaties inheemse diersoorten in het stedelijk gebied, en de verduurzamingsopgave,

Besluiten vast te stellen het volgende besluit:

Openstellingsbesluit subsidie soortenmanagementplannen Zuid-Holland 2023

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit openstellingsbesluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

  • b.

    gebiedsgerichte ontheffing: ontheffing van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.1, 3.2, zesde lid, 3.5, 3.6, tweede lid en 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming voor verschillende activiteiten binnen een plangebied, zijnde een substantieel deel van een gemeente, waarbij maatregelen worden genomen die het functioneel leefgebied van de beschermde soorten, ongeacht de aard van de negatieve effecten van de toegestane activiteiten, versterken;

  • c.

    soortenmanagementplan: plan gericht op het verbeteren van de staat van instandhouding van soorten en ter onderbouwing van de aanvraag om een gebiedsgerichte ontheffing in het belang van flora en fauna;

  • d.

    Srg: Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten en prestaties

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor het opstellen van een soortenmanagementplan ten behoeve van het kunnen aanvragen van een gebiedsgerichte ontheffing.

  • 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, draagt zowel bij aan het duurzaam beschermen van een soort als het verschaffen van ruimte voor ontwikkelingen in het plangebied waarvan op voorhand nog niet precies duidelijk is hoe, waar en wanneer deze zullen worden uitgevoerd.

Artikel 3 Doelgroep

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten gelegen in de provincie Zuid-Holland.

Artikel 4 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de maatregelen in het soortenmanagementplan hebben tot doel om de staat van instandhouding van de beschermde soorten, die voorkomen in het plangebied en die beïnvloed worden door de gebiedsgerichte ontheffing, te verbeteren;

  • b.

    de maatregelen in het soortenmanagementplan dragen bij aan de verduurzamingsopgave van woningen.

Artikel 5 Aanvraagperiode

In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv, worden subsidieaanvragen ingediend van 3 april 2023 tot en met 31 mei 2023.

Artikel 6 Aanvraagvereisten

Naast de gegevens die ingevolge het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Asv, worden verstrekt, gaat de aanvraag voor subsidie in ieder geval vergezeld van:

  • a.

    een offerte van een adviesbureau voor de kosten van de activiteit, bedoeld in artikel 2;

  • b.

    een kaart en een beknopte beschrijving van het plangebied.

Artikel 7 Deelplafond

Gedeputeerde staten stellen het deelplafond voor de periode, genoemd in artikel 5, vast op € 400.000,00.

Artikel 8 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,00.

Artikel 9 Verdelingswijze

  • 1. Indien de binnen de aanvraagperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde deelplafond te boven gaan, maken gedeputeerde staten, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, in afwijking van artikel 1.3, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende beoordelingscriteria:

    • a.

      de fase waarin, het traject om tot een soortenmanagementplan te komen, zich bevindt:

      • i.

        beginfase, te waarderen met 1 punt ;

      • ii.

        plan van aanpak, afgerond, te waarderen met 2 punten;

      • iii.

        quickscan, afgerond, te waarderen met 3 punten;

      • iv.

        soortenonderzoek, afgerond, te waarderen met 4 punten;

      • v.

        soortenmanagementplan, afgeronde, te waarderen met 5 punten;

    • b.

      het aantal woningen dat binnen het soortenmanagementplan verduurzaamd gaat worden, waarbij er sprake is van een verbetering van het energielabel:

      • i.

        0-100 woningen, te waarderen met 1 punt;

      • ii.

        100-500 woningen, te waarderen met 2 punten;

      • iii.

        500-1000 woningen, te waarderen met 3 punten;

      • iv.

        1000-5000 woningen, te waarderen met 4 punten;

      • v.

        meer dan 5000 woningen, te waarderen met 5 punten.

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium genoemd in het eerste lid, onder b, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.

  • 3. Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting, waarbij:

    • a.

      de eerst getrokken aanvraag als hoogste wordt gerangschikt;

    • b.

      de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst in aanmerking komt voor subsidie;

    • c.

      subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 10 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor inventarisatie en onderzoek naar de betrokken beschermde soorten;

  • b.

    kosten voor het opstellen van een monitoringsplan voor de betrokken beschermde soorten;

  • c.

    kosten voor het opleiden en begeleiden van vrijwilligers ten behoeve van inventarisatie of monitoring van de betrokken beschermde soorten;

  • d.

    kosten voor het opstellen van een soortenmanagementplan.

Artikel 11 Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb en artikel 11 van de Asv wordt de subsidie geweigerd als:

    • a.

      de activiteit niet uitvoerbaar is wegens strijd met bestaande wet- en regelgeving;

    • b.

      de activiteit voortvloeit uit een wettelijk opgelegde verplichting.

  • 2. In afwijking van artikel 11, eerste lid, onder a, van de Asv, mag er met de activiteit, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, begonnen zijn voordat de aanvraag is ontvangen.

Artikel 12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.4 van de Srg heeft de subsidieontvanger in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de voor het soortenmanagementplan verzamelde ecologische data worden in de Nationale Databank Flora en Fauna ingevoerd;

    • b.

      het soortenmanagementplan bevat de informatie, genoemd in de bijlage behorende bij dit besluit;

    • c.

      uiterlijk 42 maanden na de datum van subsidieverlening heeft de subsidieontvanger de gebiedsgerichte ontheffing van de Omgevingsdienst Haaglanden ontvangen.

  • 2. Indien de gebiedsgerichte ontheffing wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden verleend binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder c, kan de subsidieontvanger uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij gedeputeerde staten tot verlenging van de termijn met maximaal 6 maanden.

Artikel 13 Prestatieverantwoording

In afwijking van artikel 1.5 van de Srg toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van het overleggen van de verleende gebiedsgerichte ontheffing door de Omgevingsdienst Haaglanden.

Artikel 14 Subsidievaststelling

Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Asv, worden subsidies van € 25.000,00 of meer direct vastgesteld.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 16 Werkingsduur en overgangsrecht

Dit besluit vervalt op 31 december 2023 met dien verstande dat dit besluit van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 17 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit subsidie soortenmanagementplannen Zuid-Holland 2023.

Ondertekening

Den Haag, 14 maart 2023

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland

drs. M.J.A. van Bijnen MBA, secretaris

drs. J. SMIT, voorzitter

Bijlage behorende bij artikel 12 van het Openstellingsbesluit subsidie soortenmanagementplannen Zuid-Holland 2023

Het soortenmanagementplan bevat in elk geval de volgende informatie:

  • 1.

    De aanleiding voor de gebiedsgerichte ontheffingsaanvraag.

  • 2.

    De meerwaarde voor het plangebied van een gebiedsgerichte ontheffing.

  • 3.

    Het doel, de reikwijdte, ambitie, verantwoordelijkheden en afbakening van de aanvraag. Over welke beschermde soorten gaat het, hoe om te gaan met de overige soorten, motivatie achter keuze soorten.

  • 4.

    De juridische verantwoording: geef aan van welk(e) verbod(en) uit de Wet natuurbescherming (Wnb) u een ontheffing wenst, op grond van welk(e) belang(en) uit de Wnb de ontheffing nodig is, waarom er van deze belangen sprake is en een alternatievenafweging.

  • 5.

    De ontheffingstermijn.

  • 6.

    Een beschrijving van het plangebied, beschrijving van de ingreep(en) en de beoogde eindsituatie.

  • 7.

    Toekomstige gebruikers van het soortenmanagementplan en de gebiedsgerichte ontheffing. Zie ook 8, onder j.

  • 8.

    Beschrijving per soort. Daaronder vallen in elk geval:

    • a.

      een beschrijving van de ecologie en de ecologische randvoorwaarden per soort (waaronder de rol van groenstructuren);

    • b.

      een beschrijving per soort van de nul-situatie, verspreiding, ecologische functies (in tekst en verspreidingskaarten) in het projectgebied van de soorten die deel uitmaken van het soortenmanagementplan ten tijde van de aanvraag. De nul-situatie dient ook inzicht te geven over de projectgrens heen, zodat inzicht ontstaat in de samenhang met populaties buiten het plangebied;

    • c.

      een beschrijving van de wijze waarop het onderzoek naar de nul-situatie van de beschermde soorten die deel uitmaken van het soortenmanagementplan heeft plaatsgevonden (inclusief kaartmateriaal waarop alle uitgevoerde onderzoeken staan);

    • d.

      een beschrijving van de staat van instandhouding per soort op zowel landelijk, provinciaal, als lokaal niveau;

    • e.

      een overzicht van de bedreigingen per soort (algemeen en specifiek ten gevolge van de voorgenomen ingrepen in het plangebied);

    • f.

      een beschrijving van de beoogde verbetering per soort (ambitieniveau/streefbeeld per soort);

    • g.

      een beschrijving van de wijze waarop soortenorganisaties al dan niet betrokken zijn in het soortenmanagementplan;

    • h.

      een concrete uitwerking van maatregelen die tot de beoogde verbetering voor de soorten moeten leiden, zo veel mogelijk onderverdeeld naar generieke maatregelen en meer specifieke maatregelen die tot de beoogde plus moeten leiden. Hieronder vallen ook kaarten met de potentiële locaties voor maatregelen;

    • i.

      een beschrijving van de wijze van uitvoering van maatregelen (materieel, periode);

    • j.

      een beschrijving van de wijze waarop de maatregelen in stand gehouden worden en wie daarvoor verantwoordelijk is. Afspraken waaraan de toekomstige gebruikers van het soortenmanagementplan en de gebiedsgerichte ontheffing zich moeten houden. In ieder geval is dit uitgewerkt voor particulieren als toekomstige gebruikers;

    • k.

      uitwerking van aanvullende maatregelen als bij de toekomstige monitoring blijkt dat de getroffen maatregelen niet werken. Zie ook punt 10;

    • l.

      tevens – voor zover relevant – aangeven of verankering van maatregelen in het bestemmingsplan kan en zal plaatsvinden.

  • 9.

    Inzicht in de planning en uitvoering van het soortenmanagementplan, het voorgenomen beheer van voorzieningen en de wijze van borging van:

    • a.

      de beschikbaarheid van alternatieve verblijfplaatsen als tijdelijke opvang van het verlies van de potentiële verblijfplaatsen voor de periode tussen de ingreep en de realisatie van de nieuwe situatie;

    • b.

      het tijdig ongeschikt maken van verblijfplaatsen van beschermde soorten;

    • c.

      controle om afwezigheid van beschermde soorten op het moment van ingreep aan te tonen;

    • d.

      duurzame verblijfsmogelijkheden voor beschermde soorten in de nieuwe situatie.

  • 10.

    Omschrijving van de voorgenomen monitoring en evaluatie voor een periode van 10 jaar (monitoringsplan). Gezien de relatieve onbekendheid met de effectiviteit van sommige maatregelen dient het soortenmanagementplan te voorzien in een tussentijdse evaluatie na 5 jaar. Voor zover hieruit zou blijken dat maatregelen tekortschieten worden de aanvullende maatregelen toegepast en zo nodig verder uitgewerkt. Zodat het doel van het soortenmanagementplan (de beoogde plus voor soorten) alsnog gehaald wordt.

  • 11.

    Financiering, hoe wordt het soortenmanagementplan en de voorgenomen maatregelen gefinancierd (denk aan stakeholders zoals woningbouwcorporaties, leges, koppeling aan andere beleidsthema’s).

Toelichting behorende bij het Openstellingsbesluit subsidie soortenmanagementplannen Zuid-Holland 2023

I. Algemeen

Binnen de provincie Zuid-Holland ligt er een zeer omvangrijke verduurzamingsopgave, waarvoor het nodig is om de komende jaren op grote schaalniveau bestaande woningen en gebouwen te gaan isoleren. Bij gebiedsontwikkeling, woningbouw, renovatie en verduurzaming krijgen initiatiefnemers vaak te maken met beschermde diersoorten. De beschermde soorten binnen het stedelijk gebied staan onder druk. De provincie is verantwoordelijk voor een goede staat van instandhouding van deze soorten. Daarom moet de initiatiefnemer een ontheffing aanvragen op het moment dat er bijvoorbeeld bij het isoleren van gebouwen negatieve effecten kunnen ontstaan op de aanwezige beschermde soorten. Dit is verplicht op grond van de Wet Natuurbescherming.

Een alternatieve vorm van ontheffing kan verkregen worden met een soortenmanagementplan (SMP). Dit is een vorm van proactieve soortenbescherming waarbij gebiedsgericht wordt gekeken waar soorten voorkomen en hoe hier schade aan de populatie geminimaliseerd kan worden én hoe de (lokale) populatie kan worden versterkt. Bij goedkeuring van een SMP kan de omgevingsdienst een gebiedsgerichte ontheffing verlenen. Deze ontheffing is dan voor langere tijd geldig. Met deze gebiedsbrede aanpak heeft een SMP als voordeel dat het een structurele borging en vooruitgang van beschermde dieren oplevert en tegelijkertijd ruimte biedt voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Het Openstellingsbesluit subsidie soortenmanagementplannen Zuid-Holland 2023 biedt financiële ondersteuning aan Zuid-Hollandse gemeenten die een soortenmanagementplan willen opstellen.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

Onder b Gebiedsgerichte ontheffing

Bij de inzet van een gebiedsgerichte ontheffing wordt beoogd om zowel een soort duurzaam te beschermen als ruimte te verschaffen voor ontwikkelingen waarvan op voorhand nog niet precies duidelijk is hoe, waar en wanneer deze zullen worden uitgevoerd. De gebiedsgerichte ontheffing behelst als het ware overcompensatie: ook al weet de aanvrager vooraf nog niet precies wat hij tijdens het uitvoeren van activiteiten allemaal zal aantreffen, vast staat dat hij vooraf duidelijk heeft kunnen maken dat de situatie van de soorten na het uitvoeren van activiteiten niet gelijk zal blijven, maar beter zal worden. Het is daarbij belangrijk om de meest wezenlijke functionaliteiten van een gebied voor het voortbestaan van de soort in beeld te hebben. Als een soort, afhankelijk van de tijd van het jaar, verschillende gebieden gebruikt dan moeten de verschillende functies afzonderlijk in beeld zijn. Het gaat hierbij dus nadrukkelijk om het behoud van de soort, niet het individu. De inventarisatie die aan het soortenmanagementplan vooraf gaat hoeft derhalve niet tot op grote zekerheid ook het laatste individu in beeld te hebben gebracht. Belangrijke verblijfplaatsen moeten wel in beeld zijn.

Artikel 3 Doelgroep

Er is voor gekozen om de subsidie enkel beschikbaar te maken voor gemeenten. De gemeente kan haar gebiedsgerichte ontheffing doorschrijven naar individuele inwoners, maar ook naar woningcorporaties.

Artikel 9 Verdelingswijze

De aanvragen worden niet op volgorde van binnenkomst behandeld, maar worden gerangschikt. De rangschikking wordt gemaakt op basis van de beoordelingscriteria zoals opgenomen in dit artikel.

Om de subsidiegelden zo effectief mogelijk te benutten is in dit openstellingsbesluit gekozen voor een methode waarbij de subsidieaanvragen onderling met elkaar worden vergeleken en op basis van de beoordelingscriteria gerangschikt.

Per criterium waarop projecten gescoord worden, wordt hieronder aangegeven welke elementen worden betrokken bij de inhoudelijke beoordeling.

De projecten worden gerangschikt op basis van de volgende criteria:

  • 1.

    De fase waarin het traject, om tot een soortenmanagementplan te komen, zich bevindt, Er is voor gekozen om gemeenten die al verder in het traject zitten, om te komen tot een SMP, meer punten toe te kennen. De redenen hiervoor zijn om koplopergemeenten tegemoet te kunnen komen en het aantal soortenmanagementplannen binnen de provincie zo snel als mogelijk te vergroten.

  • 2.

    Het aantal woningen dat binnen het soortenmanagementplan verduurzaamd gaat worden, waarbij er sprake is van een verbetering van het energielabel. Hoeveel woningen is de gemeente van plan binnen het SMP te verduurzamen. Met verduurzamen wordt hier het renoveren van een woning ter verbetering van het energielabel bedoeld. Er is voor gekozen om gemeenten die met het SMP een grotere bijdrage leveren aan de energietransitie en de woningbouwopgave een hogere score te geven.

Artikel 12 Verplichtingen subsidieontvanger

De inhoudelijke eisen waaraan een soortenmanagementplan moet voldoen zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit. Een ander criterium is dat de staat van instandhouding van de soorten waarover het soortenmanagementplan handelt, moet verbeteren (artikel 4, onder a). Dat betekent dat de gebiedsgerichte ontheffing (mede) verleend kan worden op grond van het in de Wnb genoemde belang ‘flora en fauna’. Een soortenmanagementplan moet gebaseerd zijn op deugdelijk ecologisch onderzoek dat voldoende recent is, zodat aannemelijk is dat het overtreden van verbodsbepalingen van de Wnb tot een minimum wordt beperkt.