Beleidsregel gebiedsontzeggingen artikel 2:78 APV gemeente Heerenveen

Geldend van 16-03-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel gebiedsontzeggingen artikel 2:78 APV gemeente Heerenveen

DE BURGEMEESTER VAN HEERENVEEN;

Overwegende,

  • -

    Dat in de gemeente Heerenveen overlast plaatsvindt van personen die de openbare orde verstoren of zich schuldig maken aan strafbare feiten;

  • -

    dat op grond van artikel 2:78 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Heerenveen (APV) aan een persoon een bevel kan worden gegeven om zich niet op te houden op een openbare plaats in een of meer bepaalde delen van de gemeente Heerenveen in het belang van de openbare orde;

  • -

    dat het voor de uitoefening van deze bevoegdheid voor de hiervoor genoemde gebiedsontzeggingen wenselijk is een beleidsregel vast te stellen.

BESLUIT:

  • -

    De ‘Beleidsregel gebiedsontzeggingen artikel 2:78 APV gemeente Heerenveen’ van 28 februari 2023 vast te stellen;

  • -

    te bepalen dat deze beleidsregel een dag na publicatie in werking treedt.

Beleidsregel gebiedsontzeggingen artikel 2:78 APV gemeente Heerenveen

Inleiding

Bij het opleggen van gebiedsontzeggingen wordt een onderscheid gemaakt tussen lichte en zware feiten. Lichte feiten hebben een (relatief) geringere impact op de openbare orde dan zware feiten. Voor zware feiten geldt dan ook een langere gebiedsontzegging.

In deze beleidsregels wordt aangegeven hoe de burgemeester (of een door of namens hem gemandateerde ambtenaar) van deze bevoegdheid gebruik zal maken.

Artikel 1 Opleggen gebiedsontzegging

  • 1. De gedragingen waarvoor een gebiedsontzegging kan worden opgelegd, zijn opgenomen in bijlage 1A en B van deze beleidsregel;

  • 2. Een gebiedsontzegging geldt voor:

    • -

      het horecacentrumgebied (zie bijlage 2) van de gemeente Heerenveen indien er sprake is van het verstoren van de openbare orde in het horecacentrumgebied; of

    • -

      het evenement indien er sprake is van het verstoren van de openbare orde bij een evenement; of

    • -

      een gebied elders in de gemeente Heerenveen waarbinnen of in de nabijheid waarvan de overtreding heeft plaatsgevonden en dat in overleg tussen de politie en de gemeente nader wordt bepaald.

  • 3. Tot het geven van een gebiedsontzegging voor de duur van maximaal 72 uur zijn medewerkers van de politie Noord-Nederland gemandateerd. Een en ander in overeenstemming met het ‘Mandaatbesluit inzake de uitvoering van artikel 2:78 van de APV’ en de daarbij behorende instructie ‘Werkinstructie gebiedsontzegging in de gemeente Heerenveen’.

Artikel 2 Zienswijzen

  • 1. De betrokkene aan wie een gebiedsontzegging wordt opgelegd wordt in de gelegenheid gesteld mondeling zijn zienswijze kenbaar te maken overeenkomstig artikel 4:8 en 4:11 Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Indien de betrokkene kan aantonen dat hij een zwaarwegend belang heeft om zich op een bepaalde plaats in het gebied op te houden, dan wordt in het besluit tot oplegging van een gebiedsontzegging een looproute opgenomen. Het is de betrokkene in dat geval slechts toegestaan om de desbetreffende locatie via de aangegeven looproute te bereiken.

  • 3. Of iemand een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, zal door betrokkene zelf moeten worden aangetoond. Doorgaans zal het daarbij gaan om belangen in de persoonlijke sfeer, zoals wonen, werken, het bezoek aan een huisarts, advocaat of hulpverleningsinstantie.

Artikel 3 Bekendmaken gebiedsontzegging

  • 1. De gebiedsontzegging voor de duur van de in artikel 2:78 lid 1 APV genoemde periode (maximaal 72 uur) wordt in persoon aan de betrokkene uitgereikt. Daartoe is een formulier vastgesteld. Gebiedsontzeggingen voor de duur van twee weken of langer worden per (aangetekende) post toegezonden. De gedraging waarop de gebiedsontzegging is gebaseerd wordt medegedeeld, alsmede voor welk tijdvak en voor welk gebied de ontzegging geldt. Tevens wordt een kaart van het gebied bijgevoegd en/of wordt een beschrijving van het betreffende gebied gegeven. Een afschrift van het besluit wordt aan Team Veiligheid van de gemeente Heerenveen alsmede aan de politie Noord Nederland overlegd.

  • 2. Indien de betrokkene minderjarig is worden de ouder(s)/verzorger(s) middels een brief in kennis gesteld van de gebiedsontzegging.

Artikel 4 Duur van de gebiedsontzegging

In het hiernavolgende wordt de duur van de op te leggen gebiedsontzegging aangegeven:

  • 1.

    Constatering van een (licht) feit als genoemd in bijlage 1A van deze beleidsregel:

    • -

      Bij een eerste constatering: gedurende het tijdvak van donderdag 18.00 uur tot en met zondag 06.00 uur indien het feit is begaan in het horecacentrumgebied (bijlage 2) en gedurende dit tijdvak heeft plaatsgevonden en 24 uur in de overige gevallen;

    • -

      Bij een tweede constatering: 14 x 24 uur (al dan niet aaneengesloten);

    • -

      Bij een derde constatering: 28 x 24 uur (al dan niet aaneengesloten);

    • -

      Bij een vierde constatering: 42 x 24 uur (al dan niet aaneengesloten);

    • -

      Bij een vijfde constatering: 56 x 24 uur (al dan niet aaneengesloten);

    • -

      Bij een zesde constatering: Opmaken bestuurlijke rapportage ten behoeve van een langdurig gebiedsverbod op grond van artikel 172a Gemeentewet.

  • 2.

    Constatering van een (zwaarder) feit als genoemd in bijlage 1B van deze beleidsregel:

    • -

      Bij een eerste constatering: gedurende het tijdvak van donderdag 18.00 uur tot en met zondag 06.00 uur indien het feit is begaan in het horecacentrumgebied (bijlage 2) en gedurende dit tijdvak heeft plaatsgevonden en 72 uur in de overige gevallen;

    • -

      Bij een tweede constatering: 28 x 24 uur (al dan niet aaneengesloten);

    • -

      Bij derde constatering: 56 x 24 uur (al dan niet aaneengesloten);

    • -

      Bij vierde constatering: Opmaken bestuurlijke rapportage ten behoeve van een langdurig gebiedsverbod op grond van artikel 172a Gemeentewet.

  • 3.

    Bij het opleggen van een gebiedsontzegging wordt een aaneengesloten dagdeel gelijkgesteld aan 24 uur. Een dagdeel kan ook bestaan uit meerdere aaneengesloten dagdelen voor een periode van maximaal 24 uur;

  • 4.

    Indien de burgemeester een gebiedsontzegging oplegt voor het horecacentrumgebied, wordt deze persoon in beginsel uitgesloten voor het horecacentrumgebied: van vrijdag 18:00 uur t/m zaterdag 06.00 uur en zaterdag 18:00 uur t/m zondag 06:00 uur, op erkende feestdagen en dagen dat er evenementen plaatsvinden in het horecacentrumgebied. De burgemeester kan van bovenstaande gemotiveerd afwijken.

  • 5.

    Bij een constatering van een feit als genoemd in bijlage 1A en/of 1B van deze beleidsregel en tijdens een evenement: de duur van het evenement.

  • 6.

    Er is sprake van recidive als de (nieuwe) overtreding binnen zes maanden na het opleggen van de eerdere gebiedsontzegging plaatsvindt.

  • 7.

    Bij een combinatie van overtredingen en misdrijven geldt een optelsom van twee weken voor iedere overtreding en vier weken voor ieder misdrijf. Dit tot ten hoogste van maximaal 8 weken.

Artikel 5 Dossiervorming en verslaglegging

Voor het eventueel opleggen van een gebiedsontzegging voor de duur van twee tot acht weken levert de politie een dossier aan bij team Veiligheid van de gemeente Heerenveen. Dit dossier dient in ieder geval te bevatten:

Een op ambtsbelofte / op ambtseed opgemaakt proces verbaal van bevindingen of een bestuurlijke rapportage waarin alle relevante bij de politie bekende en geregistreerde gedragingen van de betrokkene zijn vastgelegd met als doel om een totaalbeeld van de gedragingen van betrokkene te schetsen en inzicht te geven in de wijze van de totstandkoming van de eerder opgelegde kortdurende gebiedsontzeggingen. Verder omvat of wordt toegevoegd aan de bestuurlijke rapportage dan wel het proces verbaal van bevindingen:

  • -

    het gebied waarvoor een gebiedsontzegging dient te worden opgelegd;

  • -

    afschrift(en) van de eerder opgelegde gebiedsontzeggingen.

Artikel 6 Verhouding met Gemeentewet (artikel 172a)

Indien het opleggen van een gebiedsontzegging op grond van artikel 2:78 APV niet toereikend wordt geacht, bijvoorbeeld gelet op de ernst van de ordeverstoringen die hebben plaatsgevonden, dan kan een bevel op grond van artikel 172a Gemeentewet worden gegeven. Dit kan het geval zijn indien het bijvoorbeeld noodzakelijk wordt geacht een gebiedsverbod op te leggen voor een langere duur dan 8 weken, voor meerdere tijdvakken of indien een meldplicht of groepsverbod noodzakelijk wordt geacht.

Artikel 7 Inwerkingtreding en cumulatie gebiedsontzegging

Een gebiedsontzegging treedt in werking op het moment dat het besluit aan de betrokkene bekend gemaakt wordt. Als een gebiedsontzegging bekend gemaakt wordt terwijl er al een gebiedsontzegging geldt, gaat de termijn van de nieuwe gebiedsontzegging in na afloop van de eerder opgelegde gebiedsontzegging.

Artikel 8 Uitzonderingen gebiedsontzegging

  • 1. In afwijking van artikel 4 kan indien er sprake is van bijzondere omstandigheden, van de gestelde duur van een gebiedsontzegging worden afgeweken. Eén en ander is afhankelijk van de mate van verstoring van de openbare orde en specifieke omstandigheden.

  • 2. In geval van een persoon die individueel of in groepsverband de openbare orde ernstig heeft verstoord of bij groepsgewijze ernstige verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, dan wel herhaaldelijk individueel of in groepsverband de openbare orde heeft verstoord bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde, kan de burgemeester in afwijking van de gebiedsontzegging uit artikel 2:78 van de APV rechtstreeks toepassing geven aan artikel 172a en 172b van de Gemeentewet.

  • 3. In afwijking van artikel 4 kan er in plaats van een gebiedsontzegging een last onder dwangsom opgelegd worden indien de omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 9 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel gebiedsontzeggingen artikel 2:78 APV gemeente Heerenveen.

Ondertekening

Heerenveen, 28 februari 2023

De Burgemeester voornoemd,

Dhr. T.J. van der Zwan

Bijlage 1A Lichte feiten

  • a)

    het verbod als bedoeld in artikel 2:1 eerste lid APV (samenscholing, onnodig opdringen, uitdagend gedrag aanleiding geven tot ongeregeldheden);

  • b)

    het verbod als bedoeld in artikel 2:1 tweede lid APV (niet opvolgen bevel bij ongeregeldheden en samenscholing);

  • c)

    het verbod als bedoeld in artikel 2:1a APV (vermommingen met als doel openbare orde verstoren);

  • d)

    het verbod als bedoeld in artikel 2:25a eerste lid APV (orderverstoring bij evenement);

  • e)

    het verbod als bedoeld in artikel 2:47 eerste lid APV (hinderlijk gedrag op openbare plaatsen);

  • f)

    het verbod als bedoeld in artikel 2:48 eerste lid APV (openbare plaats alcoholhoudende drank nuttigen of bij zich hebben);

  • g)

    het verbod als bedoeld in artikel 2:49 APV (ophouden bij of in gebouwen);

  • h)

    het verbod als bedoeld in artikel 2:50 APV (hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten);

  • i)

    het verbod als bedoeld in artikel 2:74a APV (openlijk drugsgebruik);

  • j)

    het verbod als bedoeld in artikel 2:74c APV (weggooien van spuiten e.d.);

  • k.

    het verbod als bedoeld in artikel 3:9 eerste lid APV (straatprostitutie);

  • l)

    het verbod als bedoeld in artikel 4:8 APV (natuurlijke behoefte doen);

  • m)

    het verbod als bedoeld in artikel 5:15 eerste lid APV (ventverbod);

  • n)

    het verbod als bedoeld in artikel 453 Sr (openbare dronkenschap);

  • o)

    het verbod als bedoeld in artikel 426 Sr (staat van dronkenschap de openbare orde dan wel het verkeer verstoren);

  • p)

    het verbod als bedoeld in artikel 424 Sr (baldadigheid);

  • q)

    overtreden van de verplichting op grond van artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht.

Bijlage 1B Zware feiten

  • a)

    harddrugs in strijd met artikel 2 van de Opiumwet en de daarbij behorende lijst kopen, verkopen of aanwezig hebben;

  • b)

    een wapen van categorie I als bedoeld in artikel 13 eerste lid van de Wet wapens en munitie overdragen, voorhanden hebben, te dragen of te vervoeren;

  • c)

    een wapen van categorieën II, III en IV dragen als bedoeld in artikel 27 van de Wet wapens en munitie;

  • d)

    feiten plegen die strafbaar zijn gesteld bij het Wetboek van Strafrecht waaronder in ieder geval de artikelen 138 (huisvredebreuk), 138a (kraken), 141 (openlijke geweldpleging), artikel 180 (zich met geweld verzetten tegen een ambtenaar in functie), artikel 185 (belemmeren ambtsbediening), artikel 186 (samenloop), artikel 246 (aanranding van de eerbaarheid, artikel 285 (bedreiging dan wel openlijke geweldpleging), artikel 285b (belaging), artikelen 300, 301, 302 en 303 (mishandeling), artikel 312 (diefstal met geweld of bedreiging), artikel 350 (vernieling en beschadiging) worden begrepen;

  • e)

    het verbod als bedoeld in artikel 2:74 APV (drugshandel op straat);

  • f)

    het verbod als bedoel in artikel 2:74b eerste lid APV (verzamelingen van personen in verband met drugs);

  • g)

    het overtreden van de opgelegde gebiedsontzegging o.g.v. artikel 2:78 APV;

  • h)

    overige misdrijven die betrekking hebben op de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid.

Bijlage 2 Horecacentrumgebied

afbeelding binnen de regeling