Gedragscode voor de raadsleden van de gemeente Stein

Geldend van 01-06-2017 t/m heden

Intitulé

Gedragscode voor de raadsleden van de gemeente Stein

Regels over de zuiverheid van de besluitvorming

d.d. 1 juni 2017

Inhoudsopgave

Voorwoord 3

Inleiding 4

  • 1.

    Regels rond (schijn van) belangenverstrengeling 6

    Voorbeelden uit de praktijk 8

  • 2.

    Regels rond (schijn van) corruptie 11

    Voorbeelden uit de praktijk 13

  • 3.

    Regels rond het gebruik van gemeentelijke faciliteiten en financiële middelen 16

    Voorbeelden uit de praktijk 17

  • 4.

    Regels rond informatie 18

    Voorbeelden uit de praktijk 20

  • 5.

    Regels rond de onderlinge omgang en de gang van zaken tijdens de vergaderingen 22

    Voorbeelden uit de praktijk 23

  • 6.

    Regels rond de vaststelling en de handhaving van de gedragscode 24

    Voorbeeld uit de praktijk 26

Bijlagen

  • I.

    Verwijzingen naar de wet per artikel uit de gedragscode

  • II.

    Specifiek uitgesloten combinaties van functies

  • III.

    Specifiek verboden overeenkomsten / handelingen

  • IV.

    Enkele formele sancties

Voorwoord

Geachte raadsleden en raadscommissieleden van de gemeente Stein,

Integriteit is voor het gemeentebestuur van Stein belangrijk.

Het spreekt eigenlijk vanzelf dat we regelmatig naar de gedragscode kijken om te zien of die nog voldoet. Als het kan moeten we onduidelijkheden wegnemen, preciezer zijn, voorbeelden aandragen, reageren op nieuwe omstandigheden, verleidingen, gevaren. De gedragscode is het belangrijkste praktische houvast. De gedragscode helpt schendingen te voorkomen. Deze nieuwe gedragscode voor raadsleden en raadscommissieleden is een logische volgende stap.

De nieuwe gedragscode biedt meer helderheid. Hij is concreter en geeft handvatten voor hoe we zaken aan de orde kunnen stellen. Hij geeft meer duidelijkheid over het grijze gebied tussen wat moet en wat niet mag of ongewenst is. En de nieuwe gedragscode zorgt ervoor dat het onderwerp hoog op de agenda blijft staan.

De integriteit van de politiek is voor een samenleving van het allergrootste belang. De beginselen van behoorlijk bestuur en de wetten en codes waarin ze nader worden uitgewerkt, beschrijven een democratisch minimum. Ze garanderen een zuivere en zorgvuldige besluitvorming en beschermen de burger daarmee tegen misbruik van de overheidsmacht.

Dat minimum moet door alle politieke partijen in eendrachtige samenwerking overeind gehouden worden. Ik zal daar als burgemeester mijn bijdrage aan leveren.

M.F.H. Leurs-Mordang

Inleiding

In Nederland worden met enige regelmaat bedenkingen geuit over de integriteit van de politiek. Wethouders worden bevraagd over hun declaratiegedrag, raadsleden over vriendjespolitiek, leden van de Tweede Kamer en Commissarissen van de Koning over nevenfuncties en de inkomsten die zij daaruit genereren. Incidenten die politieke ambtsdragers betreffen halen de dag- en weekbladen. Opiniemakers uiten hun zorgen en oordelen.

Intussen kent de Nederlandse politiek een hoog niveau van integriteit; vergeleken met hun collega's in andere landen begaan politieke ambtsdragers in Nederland weinig schendingen. Dit is het geval, hoewel politici aan veel verleidingen blootstaan en zich veel kansen aan hen voordoen om op die verleidingen in te gaan. Omkoping (corruptie) hebben we zo goed als uitgebannen.

Het grootste risico van de ongerustheid en de reactie op de incidenten die zich voordoen, is dat de geloofwaardigheid van de politiek blijvende schade oploopt. Daarnaast valt niet uit te sluiten dat er onder druk van de gealarmeerde publieke opinie ondoordachte en dus onverstandige maatregelen worden getroffen– maatregelen die beogen om de geloofwaardigheid van de politiek te versterken, maar juist het tegendeel veroorzaken. Het gevaar bestaat dat individuele politieke ambtsdragers hiervan slachtoffer worden, dat er bij het sanctioneren geen verschil meer wordt gemaakt tussen een lichte overtreding en een ernstige schending en dat enkel en alleen al de verdenking het einde van een politieke carrière kan betekenen.

Doel van deze gedragscode

Deze code wil duidelijkheid geven over wat de wet vraagt van raadsleden. Daarmee beoogt de code raadsleden in eerste instantie te beschermen tegen onnodige misstappen. Op twee plekken is de code strenger dan de wet:

  • deze code draagt raadsleden op hun financiële belangen bekend te maken;

  • deze code hanteert een ‘nee, tenzij’-beleid ten aanzien van het aannemen van geschenken.1

In de bijlagen vindt u specifieke verwijzingen naar alle relevante wetsartikelen.

Begrippen

Het gemeentebestuur bestaat uit raad, college en burgemeester. Dit zijn de drie bestuursorganen. In de raad ligt het accent op het maken van politieke keuzes, het college is belast met het dagelijks bestuur. De burgemeester is voorzitter van beide en heeft daarnaast een aantal eigen taken.

De voorliggende gedragscode is bestemd voor de raadsleden en de leden van raadscommissies.2

Functies van de gedragscode

In de huidige bestuursperiode is in Stein op diverse manieren aandacht besteed aan het onderwerp politieke en bestuurlijke integriteit. Dit heeft onder meer geleid tot de wens een nieuwe gedragscode te ontwikkelen. Een heldere code is van grote betekenis voor zorgvuldige naleving en handhaving van de regels. De code heeft, met andere woorden, zowel een preventieve als een repressieve functie.

De gedragscode heeft een aantal algemene functies. De code:

  • ontlast de morele oordeelsvorming van individuen;

  • stelt de norm;

  • definieert specifieke handelingen als schendingen;

  • maakt zorgvuldig optreden tegen schendingen mogelijk.

Afspraken over hoe te handelen in geval van een vermoeden van een schending van de regels uit deze gedragscode zijn separaat vastgelegd in het zogeheten ‘Gentle Agreement’ van de gemeente Stein.

1. Regels rond (schijn van) belangenverstrengeling

Artikel 1

Een raadslid mag zijn invloed en stem niet gebruiken om een persoonlijk belang veilig te stellen of het belang van een ander of van andere organisatie bij wie hij een persoonlijke betrokkenheid heeft.

Toelichting

De wetgever heeft raadsleden op vier manieren bescherming geboden tegen de verleiding van belangenverstrengeling en tegen de schijn ervan.

  • (1)

    De wetgever geeft ten eerste aan dat de gemeenteraad als bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid moet vervullen. De wetgever geeft de gemeenteraad de verantwoordelijkheid ervoor te waken dat persoonlijke belangen van raadsleden de besluitvorming niet beïnvloeden. Met persoonlijk belang wordt gedoeld op ieder belang dat niet behoort tot de belangen die de gemeenteraad uit hoofde van zijn taak behoort te vervullen. Deze waakzaamheid geldt ook als het gaat om de schijn van belangenverstrengeling. Let wel: het gaat hier om persoonlijke belangen; het gaat niet alleen om – zoals vaak gedacht – ‘persoonlijk gewin’ of ‘persoonlijk voordeel’ of ‘persoonlijke financiële inkomsten’. Raadsleden moeten dus beoordelen of er sprake is van een persoonlijk belang waardoor belangenverstrengeling ontstaat die de besluitvorming onterecht kan beïnvloeden. De wetgever doet een beroep op de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad als geheel om ervoor te waken dat persoonlijke belangen van zijn leden de besluitvorming niet beïnvloeden. Deze verplichting geldt gedurende het gehele proces van besluitvorming en niet alleen tijdens de stemming.3 Politieke ambtsdragers struikelen soms in gevallen waarin er ‘slechts’ sprake is van de schijn van belangenverstrengeling. Het is dan ook in het belang van politieke ambtsdragers zelf dat dit voorschrift zo expliciet in de gedragscode is opgenomen.

  • (2)

    De wetgever verbiedt raadsleden vervolgens expliciet te stemmen als er sprake is van een aangelegenheid waarbij een raadslid een persoonlijk belang heeft. De wetgever probeert daarmee uit te sluiten dat een raadslid meestemt als sprake is van belangenverstrengeling.

  • (3)

    In een aantal gevallen vindt de wetgever dat die bescherming door het verbod te stemmen niet ver genoeg gaat. In die gevallen verbiedt de wetgever raadsleden expliciet bepaalde welomschreven functies te bekleden, rollen te vervullen en (rechts)handelingen uit te voeren. In de artikelen 1.4 en 1.5 van deze gedragscode wordt naar die verboden verwezen. In de bijlage van deze gedragscode treft u een opsomming aan regelgeving die samenhangt met de integriteit van raadsleden, waaronder de verboden combinaties van functies en verboden overeenkomsten en handelingen. Het wordt dringend aangeraden deze bijlagen nauwkeurig te bestuderen.

  • (4)

    De wetgever eist van raadsleden dat zij alle functies openbaar maken die zij vervullen naast het raadslidmaatschap. Op die manier wordt het voor andere raadsleden, bestuurders, fractievoorzitters, partijbestuurders, de griffier en de gemeentesecretaris mogelijk een raadslid te waarschuwen voor kwesties waarin belangenverstrengeling dreigt. Ook de pers en de burger kunnen zo hun controlerende taak uitoefenen. Daarom is in deze gedragscode ook verordonneerd dat raadsleden tevens al hun substantiële financiële belangen bekendmaken bij ondernemingen die zaken doen met de gemeente.

Artikel 1.1

Een raadslid moet actief en uit zichzelf de schijn van belangenverstrengeling tegengaan.

Artikel 1.2

Een raadslid onthoudt zich alleen van deelname aan de stemming als er sprake is van een beslissing waarbij belangenverstrengeling dreigt; het gaat dan om kwesties waar hij zelf een persoonlijk belang bij heeft, of om kwesties waarbij het gaat om een belang van een individu of organisatie waarbij hij een substantiële betrokkenheid heeft.

Artikel 1.3

Een raadslid onthoudt zich bij beslissingen waarbij belangenverstrengeling dreigt, niet alleen van stemming (zie artikel 1.2) maar ook van beïnvloeding van de besluitvorming in de andere fases van het besluitvormingsproces.

Artikel 1.4

Een raadslid mag bepaalde in de Gemeentewet opgesomde functies niet uitoefenen.

Artikel 1.5

Een raadslid mag bepaalde in de Gemeentewet genoemde overeenkomsten en handelingen niet aangaan.

Artikel 1.6

Een raadslid maakt openbaar welke betaalde en onbetaalde functies hij vervult naast het raadslidmaatschap.

Artikel 1.7

De griffier van de raad draagt zorg voor een geactualiseerde openbare lijst met functies van raadsleden. Op deze lijst wordt tevens vermeld of de werkzaamheden al dan niet bezoldigd zijn.

Artikel 1.8

Een raadslid doet er opgaaf van dat hij substantiële financiële belangen heeft – bijvoorbeeld in de vorm van aandelen, opties en derivaten – in ondernemingen waarmee de gemeente zaken doet of waarin de gemeente een belang heeft. Deze financiële belangen zijn openbaar en worden ter inzage gelegd. Ook een tussentijds ontstaan substantieel financieel belang dient opgegeven te worden.

Artikel 1.9

De griffier van de raad draagt zorg voor een geactualiseerde openbare lijst met gemelde financiële belangen van raadsleden.

Voorbeelden uit de praktijk

Oefening 1:

Een raadslid is voorzitter van een voetbalvereniging. Mag het raadslid zijn raadslidmaatschap combineren met dit voorzitterschap?

Antwoord:

Artikel 13 van de Gemeentewet verbiedt de combinatie van deze functies niet. Artikel 1.4 van de gedragscode wordt dus niet overtreden door het combineren van deze functies. De functie moet wel worden gemeld (zie artikel 1.6 van de gedragscode) en de griffier moet zorgdragen voor bekendmaking van deze nevenactiviteit (artikel 1.7 van de gedragscode).

Let op: een raadslid moet al zijn functies melden.

Variant 1:

De Sportnota wordt behandeld in de raad. Mag dit raadslid meestemmen?

Antwoord:

Ja. In de Sportnota worden beslissingen voorgelegd die alle sport betreffen. Er treedt dus a priori geen verstrengeling van belangen op als dit raadslid mee doet aan de besluitvorming in de raad. Kennis bij raadsleden over sport is van groot belang om kwalitatief goede besluiten over sport te nemen voor de stad. Het is dus van belang dat hij meedoet in de besluitvorming.

Let op: De redenatie ‘bij twijfel niet meestemmen’ gaat niet altijd op. Het ligt in de kern van de taak van een politieke ambtsdrager om te stemmen. Hij mag dus slechts in een beperkt aantal – in de wet genoemde gevallen – niet meestemmen. Meestemmen mag niet als het belang van een raadslid ('of een individu of organisatie waarbij hij een persoonlijke betrokkenheid bij heeft') wordt verstrengeld met het algemeen belang. In alle andere gevallen, is het devies om te stemmen. Er kan een schijn van belangenverstrengeling ontstaan in een situatie waardoor een raadslid overweegt niet mee te stemmen. Natuurlijk dient het raadslid waar hij kan de schijn van belangen- verstrengeling te voorkomen. Maar vaak zijn er in specifieke situaties nog andere mogelijkheden om actief de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen anders dan niet meestemmen.

Variant 2:

De raad moet besluiten over uitbreiding van voetbalvelden. Ook de club waar het raadslid voorzitter van is wordt genoemd. Mag hij meestemmen?

Antwoord:

Nee, artikel 1.2 van de gedragscode verbiedt het raadslid mee te stemmen. De club is een van de (duidelijke) belanghebbenden in dit besluit dus een verstrengeling van belangen is aan de orde: het belang van de club dat hij geacht wordt te dienen als voorzitter enerzijds en het belang van de stad voor de uitbreiding van voetbalvelden.

Variant 3:

Mag dit raadslid een ander lid van de fractie het woord laten voeren op dit dossier?

Antwoord:

Dat mag. Maar het gaat bij de mogelijkheid om de besluitvorming te beïnvloeden verder dan alleen het overdragen van het woordvoerderschap op dit dossier. Het raadslid/de voorzitter van de voetbalclub mag op grond van artikel 1.3 van de gedragscode ook intern het standpunt van de fractie niet beïnvloeden over de uitbreiding van de voetbalvelden. Omdat de burger niet kan controleren of hij dat ook daadwerkelijk niet heeft gedaan, is het zaak dat alle fractieleden erop toezien dat ook in de interne oordeels- en besluitvorming de activiteiten van dit raadslid gescheiden blijven.

Variant 4:

Als het raadslid/de voorzitter tegen de uitbreiding van velden van zijn eigen club zou stemmen, dan is toch voor de burger te zien dat hij zijn raadswerk en zijn voetbalwerk scheidt? Dan kan hij toch meestemmen?

Antwoord:

Nee, ook dan mag hij op grond van artikel 1.2 van de Gemeentewet niet meestemmen. Wellicht komt het de voetbalclub om redenen die niet bekend zijn, veel beter uit als de uitbreiding bij een andere club geschiedt. Dan zou het weliswaar lijken alsof hij in het belang van de stad (en niet van de club) zou stemmen, maar hij doet dat feitelijk niet. Stemgedrag is dus niet relevant in deze situatie.

Variant 5:

De raad moet besluiten over uitbreiding van voetbalvelden. Voetbalclub X wordt genoemd als kandidaat. Het kind van een raadslid (niet zijnde de voorzitter van de voetbalclub) zit op voetclub X. Mag het raadslid meestemmen?

Antwoord:

Ja, het raadslid moet gewoon meestemmen. De relatie tussen het raadslid en de voetbalclub is niet van dien aard dat er sprake of dreiging is van een onwenselijke verstrengeling van persoonlijk belang met het algemeen belang. Zie ook de opmerking onder variant 1 van bovenstaand voorbeeld.

Oefening 2:

Een raadslid is tevens zzp’er. Hij verzorgt als trainer onder meer trainingen 'De klant is koning'. De afdeling Burgerzaken van de gemeente Stein vraagt hem deze training te verzorgen voor medewerkers Burgerzaken. Mag hij de opdracht aannemen?

Antwoord:

Nee, hij mag deze opdracht niet aannemen. De Gemeentewet verbiedt raadsleden in artikel 15 bepaalde overeenkomsten aan te gaan en bepaalde handelingen te verrichten. In bovenstaande situatie is artikel 15 lid 1 onder d onderdeel 1e van de Gemeentewet van toepassing. Dat betekent dat het aannemen van de klus een overtreding van de Gemeentewet en daarmee van artikel 1.5 van de gedragscode zou zijn.

Variant 1:

En als hij nu niet zelf voor de groep staat, maar iemand inhuurt die dat namens zijn eenmansbedrijf doet?

Antwoord:

Ook dan mag hij de klus niet aannemen, op grond van artikel 15 lid 1 onder d onderdeel 1e van de Gemeentewet. Het feit dat zijn bedrijf de overeenkomst rechtstreeks aangaat, maakt dat dit artikel van toepassing is. Het aannemen van de klus is een overtreding van de gemeentewet en daarmee van artikel 1.4 van de gedragscode.

Variant 2:

En als hij de opdracht nu vrijwillig doet, dus zonder daarvoor een betaling te krijgen?

Antwoord:

Ook dan geldt dat hij de opdracht niet mag aannemen. Het gaat in dit artikel om het aangaan van een overeenkomst. Of daar wel of niet voor betaald wordt doet niet ter zake. Dat het raadslid niet wordt betaald is voor derden (waaronder ‘de burger op straat’) niet zichtbaar en kan om die reden toch de schijn van belangenverstrengeling opleveren. Het aannemen van de opdracht is een overtreding van de gemeentewet en daarmee van artikel 1.5 van de gedragscode.

Variant 3:

Een trainingsbureau heeft de opdracht van de gemeente gekregen om de training 'De klant is koning' te verzorgen voor de medewerkers van Burgerzaken. Dit bureau vraagt het raadslid/tevens zzp’er de training te verzorgen. Mag dit raadslid de klus aannemen?

Antwoord:

Nee. De overeenkomst met de gemeente wordt weliswaar niet rechtstreeks aangegaan, maar via het trainingsbureau. 'Middellijk' verricht het raadslid dus wel (betaald) werk voor de gemeente. Het aannemen van de klus is een overtreding van de gemeentewet van artikel 1.5 van de gedragscode.

Oefening 3:

Een raadslid is naast zijn raadslidmaatschap leerlingbegeleider en weet om die reden veel over jeugdzorg. Mag hij woordvoerder in de raad zijn op dit onderwerp?

Antwoord:

Ja, dat mag. Het is van belang dat raadsleden kennis hebben over wat zich afspeelt in het maatschappelijk middenveld. Mede daarom wordt een combinatie van functies slechts zelden uitgesloten bij wet. Het raadslid mag alleen niet het standpunt van de fractie (en de raad) dusdanig beïnvloeden dat het onterecht positief uitpakt voor zijn eigen werkgever.

Let op: In de praktijk komen veel verschillende situaties voor waarin een raadslid in zijn andere functie betrokken kan zijn bij het verrichten van werk in opdracht voor de gemeente. Het is verstandig iedere situatie goed te analyseren en bij twijfel hierover advies in te winnen bij bijvoorbeeld de griffier.

2. Regels rond (schijn van) corruptie

Artikel 2

Een raadslid mag zijn invloed en zijn stem niet laten kopen of beïnvloeden door geld, goederen of diensten die hem zijn gegeven of hem in het vooruitzicht zijn gesteld.

Toelichting:

Het bovenstaande artikel geeft een definitie van corruptie voor raadsleden. Ging het bij belangenverstrengeling nog om het onterecht laten meewegen van een persoonlijk belang bij de besluitvorming, bij corruptie gaat het om omkoping van een politieke ambtsdrager. Belangenverstrengeling is niet in het wetboek van strafrecht opgenomen, corruptie is dat wel. In de onderliggende artikelen zijn regels opgenomen om de politieke ambtsdrager te helpen om de (schijn van) corruptie te voorkomen.

Artikel 2.1

Een raadslid moet actief en uit zichzelf de schijn van corruptie tegengaan.

Aannemen van geschenken

Toelichting:

Geschenken zijn een sluiproute naar corruptie. Ze kunnen worden gebruikt om de besluitvorming te beïnvloeden. Ze kunnen corrumperen of de aanloop daartoe vormen. Ze kunnen daarnaast ook de schijn opwekken. De hieronder staande regels zijn geformuleerd als een ‘nee, tenzij’-regel; een raadslid neemt dus geen geschenken aan, tenzij er goede redenen zijn om hiervan af te wijken. De afwijkingen dienen vervolgens bekend gemaakt te worden bij de griffier, die vervolgens bepaalt welke vervolgstappen nodig zijn.

Artikel 2.2

Een raadslid neemt geen geschenken aan die hem uit hoofde van of vanwege zijn functie worden aangeboden, tenzij:

  • a.

    het weigeren, teruggeven of terugsturen de gever ernstig zou kwetsen of bijzonder in verlegenheid zou brengen;

  • b.

    het weigeren, teruggeven of terugsturen om praktische redenen onwerkbaar is;

  • c.

    het gaat om een incidentele, kleine attentie (zoals een bloemetje of fles wijn) waarbij de schijn van corruptie minimaal is.

Artikel 2.3

Als geschenken om een van de in artikel 2.2 genoemde redenen niet zijn geweigerd, teruggegeven of teruggestuurd, of om andere redenen toch in het bezit zijn van het raadslid, wordt dit gemeld aan de griffier, tenzij het gaat om het genoemde onder artikel 2.2 onder c. De geschenken worden dan alsnog teruggestuurd of ze worden eigendom van de gemeente. De griffier zorgt voor de registratie van giften en hun gemeentelijke bestemming.

Accepteren van faciliteiten en diensten

Toelichting:

Het accepteren van faciliteiten of diensten van anderen kan een afhankelijkheid of dankbaarheid creëren die de zuiverheid van het besluitvormingsproces kan aantasten. Ook met het aannemen van faciliteiten en diensten kan een raadslid gecorrumpeerd raken. Het kan daarnaast ook de schijn van corruptie opwekken.

Artikel 2.4

Een raadslid accepteert geen faciliteiten en diensten van anderen die hem uit hoofde van of vanwege zijn functie worden aangeboden, tenzij:

  • a.

    het weigeren ervan het raadswerk onmogelijk of onwerkbaar zou maken en

  • b.

    tegelijkertijd de schijn van corruptie minimaal is.

Artikel 2.5

Een raadslid gebruikt faciliteiten of diensten van anderen die uit hoofde of vanwege de raadsfunctie worden aangeboden, niet voor privédoeleinden.

Accepteren van uitnodigingen voor werkbezoeken, lunches, diners en recepties

Toelichting:

Werkbezoeken zijn bedoeld om raadsleden in de gelegenheid te stellen zich inhoudelijk te informeren en noodzakelijke contacten te houden binnen en buiten de gemeente. De verplichting actief het ontstaan van de schijn van corruptie tegen te gaan, betekent dat lunchen, dineren of naar recepties gaan op kosten van anderen waar mogelijk moet worden vermeden, tenzij de redenen van artikel 2.6 van de gedragscode van toepassing zijn.

Artikel 2.6

Een raadslid accepteert uitnodigingen voor werkbezoeken, netwerkbijeenkomsten, lunches, diners en recepties die niet door de gemeente zijn georganiseerd en/of betaald alleen als

  • a.

    dat behoort tot de uitoefening van het raadswerk en

  • b.

    de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel (protocollaire taken, formele vertegenwoordiging van de gemeente, uitnodiging met beschreven doel omtrent de wenselijkheid van de aanwezigheid) en

  • c.

    tegelijkertijd de schijn van corruptie minimaal is.

Accepteren van reizen en verblijven

Toelichting:

Wat voor lunches en diners geldt, geldt in nog sterkere mate voor reizen en overnachten op kosten van derden. Dat wordt in de regel met grote argwaan bekeken. Het is beter alle schijn in deze gevallen te vermijden.

Artikel 2.7

Een raadslid accepteert werkbezoeken waarbij reis- en verblijfkosten door anderen worden betaald alleen bij hoge uitzondering. Een dergelijke invitatie dient altijd te worden besproken in het seniorenconvent. De invitatie mag alleen geaccepteerd worden als het bezoek aantoonbaar van groot belang is voor de gemeente en de schijn van corruptie minimaal is. Van een dergelijk werkbezoek wordt altijd een verslag gedaan aan de raad.

Voorbeelden uit de praktijk

Oefening 1:

Raadsleden krijgen van een theater in Maastricht een gratis jaarkaart voor alle voorstellingen aangeboden. Mag deze kaart worden geaccepteerd?

Antwoord:

Nee, het aannemen van de kaart, is een overtreding van artikel 2.2 van de gedragscode. Een dergelijke kaart is een gericht geschenk voor de politieke ambtsdragers van Stein.

Variant 1:

Alleen de raadsleden die Kunst en Cultuur in hun portefeuille hebben, krijgen de kaart aangeboden. Het is voor het raadswerk goed om te weten hoe het reilt en zeilt bij het theater. Mag deze kaart worden geaccepteerd?

Antwoord:

Nee, het aannemen van de kaart is ook nu een overtreding van artikel 2.2 van de gedragscode. Het is 'om te weten hoe het reilt en zeilt' bij het theater voor deze raadsleden niet noodzakelijk een kaart te hebben en het accepteren van een dergelijke gift roept mogelijk wel de schijn van corruptie op.

De raad kan zich in dit geval op een andere manier op de hoogte stellen omtrent specifiek het theater of de theaterbranche, zoals het afleggen van een werkbezoek met een duidelijk werkprogramma. De kaarten dienen dus terug te worden gestuurd conform artikel 2.3 van de gedragscode.

Oefening 2:

De gemeente Stein subsidieert een jaarlijks wielerevenement met het oog op haar doelstelling om een sportieve gemeente te zijn en zoveel mogelijk burgers in beweging te krijgen en in aanraking te laten komen met deze in Limburg populaire sport. Het college vraagt aan de organisatie 30 vrijkaarten voor college- en raadsleden. Zij kunnen dan als ambassadeur van de gemeente aanwezig zijn. Mag dit?

Antwoord:

Nee, dit zou het college niet moeten doen. In feite wordt er een geschenk gevraagd. Voor de organisatie is het moeilijk om nee te zeggen. Een dergelijk verzoek kan worden beschouwd als een oneigenlijke subsidie-eis. Verder is het doel van de subsidie niet het zichtbaar maken van de gemeente. Dit laatste zou in relatie tot dit evenement ook bereikt kunnen worden door de burgemeester of een wethouder bij de opening een rol te laten vervullen. Een andere mogelijkheid is dat de gemeente voor raads- en collegeleden – los van de subsidieverstrekking – een aantal kaartjes aanschaft.

Variant 1:

De organisatie van het wielerevenement biedt de gemeente 30 vrijkaartjes aan voor college- en raadsleden plus partners. Men geeft daarbij aan dat men graag achtergrondinformatie wil geven over de organisatie van het evenement. Daarnaast zal er een rondleiding zijn inclusief uitleg over de veiligheidsaspecten, wegafzettingen, beperking van de geluidsoverlast en de samenwerking met de hulpdiensten. Na afloop van dit informatieve deel mogen de genodigden onder het genot van een hapje en drankje het evenement bijwonen. Mogen de raadsleden ieder een kaartje – eventueel via het college – aannemen?

Antwoord:

Ja, dat mag. De uitnodiging heeft een duidelijk functioneel karakter. Om zich goed te informeren over het evenement kan het noodzakelijk zijn om een en ander in de praktijk te zien. Dat de genodigden een kleine versnapering aangeboden krijgen valt binnen de grenzen van het redelijke. Voor partners geldt dit alles niet. Als zij het evenement willen bijwonen, moeten zij een eigen kaartje kopen.

Let op: Het is van belang om te bekijken of het accepteren van giften in professionele zin daadwerkelijk noodzakelijk is en of er geen andere manieren zijn om dit doel te bereiken, zonder dat daarbij de schijn van corruptie wordt opgeroepen.

Oefening 2:

Een raadslid heeft een lezing gegeven op een bewonersbijeenkomst. Na afloop krijgt hij een bos bloemen. Mag hij die aannemen?

Antwoord:

Ja, de bos bloemen kan gezien worden als een geschenk dat uit hartelijkheid wordt gegeven en waarvan het niet accepteren de gever op dat moment ernstig in verlegenheid zou brengen. Het is bovendien niet het type geschenk dat de schijn van corruptie opwekt.

Let op: Oefening 2 komt regelmatig voor. Politieke ambtsdragers staan veel op podia en krijgen vaak als dank bloemen, fotoboeken, boekenbonnen, flessen wijn, pennen, T-shirts en petjes met opdrukken, presse papiers, koffiemokken en andere typen geschenken uit de categorie 'bagatel- giften'. In veel van dergelijke situaties is het weigeren (hoewel het devies) praktisch onmogelijk zonder de gever in verlegenheid te brengen.

Oefening 3:

De gemeenteraad krijgt van een bedrijf met veel korting een videoconferencing-systeem aangeboden. Met dit systeem kunnen raadsleden vanaf een andere locatie toch deelnemen aan een beraadslaging. Zo laat het bedrijf zien goede besluitvorming zeer van belang te vinden en te willen ondersteunen. Mag deze faciliteit worden aangenomen?

Antwoord:

Nee, het aannemen van het systeem, is een overtreding van artikel 2.4 van de gedragscode. Artikel 2.4 aanhef en onder a van de gedragscode is niet van toepassing; er is budget om de raad te faciliteren. Mocht het noodzakelijk zijn een dergelijk systeem aan te schaffen dan kan dat vanuit gemeentelijke middelen worden betaald.

Oefening 4:

De raad krijgt van de directie van een lokale toeristische attractie een uitnodiging om de presentatie bij te wonen van hun nieuwe plannen. Daarbij zal ook een diner plaatsvinden met Steinse ondernemers. Mag de raad de uitnodiging accepteren?

Antwoord:

Ja, de raadsleden mogen in principe ingaan op dit verzoek. Het is noodzakelijk voor het raadswerk dat de raadsleden geïnformeerd worden. Niet alleen door gesubsidieerde organisaties, ook door commerciële partijen of andere belanghebbenden. Dergelijke uitnodigingen bieden raadsleden de mogelijkheid geïnformeerd te worden. Vaak gaat een dergelijk bezoek gepaard met een luxere aankleding van het werkbezoek, zoals een georganiseerde lunch of diner en door de organisatie geregeld vervoer. Doorgaans levert het accepteren hiervan geen overtreding van de gedragscode op. Aan de mate van luxe die nog geaccepteerd kan worden, zitten uiteraard grenzen. Alvorens op het verzoek in te gaan, is het verstandig dat de raad zich hiervan rekenschap geeft.

3. Regels rond het gebruik van gemeentelijke faciliteiten en financiële middelen

Artikel 3

Een raadslid houdt zich aan het beleid dat is vastgesteld voor het gebruik van gemeentelijke faciliteiten en financiële middelen.

Toelichting:

Raadsleden krijgen voor hun raadswerk de beschikking over een aantal faciliteiten en over financiële middelen van de gemeente. Raadsleden beschikken veelal over voorzieningen als fractiekamer, laptop, tablet en dergelijke die primair voor hun raadswerk ter beschikking zijn gesteld. Het gebruik hiervan voor privédoeleinden is binnen vastgestelde kaders mogelijk.

Artikel 3.1

Een raadslid houdt zich aan het beleid dat is vastgesteld voor het gebruik van interne voorzieningen van algemene aard, zoals fractiekamers, computerapparatuur met toebehoren, laptop, tablet en dergelijke.

Artikel 3.2

Een raadslid houdt zich aan de regelgeving en het beleid dat is vastgesteld met betrekking tot onkostenvergoedingen en declaraties.

Voorbeelden uit de praktijk

Oefening 1:

Het is campagnetijd. U staat op het punt om met fractiegenoten de markt op te gaan om in gesprek te gaan met potentiële kiezers. Op een kopieermachine in het gemeentehuis vermenigvuldigt u duizend flyers en tweehonderd exemplaren van uw verkiezingsprogramma om uit te delen. Mag dit?

Antwoord:

Nee. Dit is een overtreding van artikel 3.1 van de gedragscode. In dit geval beschermt deze regelgeving het ‘eerlijke speelveld’ voor alle partijen en kandidaten die meedingen naar een zetel in de raad. Als zittende partijen hun campagnemateriaal gratis verkrijgen, hebben zij een voorsprong ten opzichte van nieuwkomers.

Oefening 2:

Een raadslid gaat met de trein naar een partijbijeenkomst van zijn politieke partij. Mag hij het treinkaartje vergoed krijgen uit het fractiebudget?

Antwoord:

Nee, het declareren bij de fractie is in overtreding met artikel 3.2 van de gedragscode. Hoewel het van belang is voor het raadswerk dat een raadslid op de hoogte is van de standpunten van zijn partij, wordt het bijwonen van partijbijeenkomsten niet gezien als raadswerk voor de gemeente. Het fractiebudget is bedoeld voor het tegemoetkomen in de kosten die nauw verbonden zijn met het raadswerk voor de gemeente Stein

4. Regels rond informatie

Artikel 4

De raad ziet erop toe dat het college van Burgemeester en Wethouders de raad goed informeert. Het college en de burgemeester verstrekken alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft, tenzij dit in strijd is met het openbaar belang. De raad, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding opleggen overeenkomstig te wet.

Toelichting:

Het handelen van de overheid, wetten, verordeningen en beleid hebben grote invloed op het leven van burgers. Daaruit volgt dat de burger er recht op heeft over het overheidshandelen goed geïnformeerd te worden. De burger heeft er ook recht op de onderliggende redeneringen en afwegingen te kennen en te weten wie welke positie heeft ingenomen. Dit alles bij elkaar opgeteld schept een verplichting voor het ambtenarenapparaat, het college en de raad om de burger nauwkeurig en op tijd op de hoogte te brengen van wat er wordt besproken, besloten en uitgevoerd.

Dit neemt niet weg dat het ook voorkomt dat informatie rond overheidshandelen niet bekend en verspreid mag worden. Het gaat dan altijd om gevallen waarin het openbaar maken zou leiden tot het schenden van rechten van burgers, tot het onterecht toebrengen van schade aan burgers en/of tot het onterecht toebrengen van schade aan collectieve belangen. Het college dient zeer prudent om te gaan met het geheim verklaren van stukken. En de raad moet hierop toezien. Het formele etiket ‘geheim’ heeft een expliciete betekenis – ook in strafrechtelijke zin – en dient niet te worden vervangen door ‘vertrouwelijk’. 4

Een ander aandachtspunt betreft de wijze waarop raadsleden omgaan met niet geheim verklaarde informatie waarover zij wel, maar burgers niet beschikken omdat deze informatie (nog) niet publiek is. Het gaat dan bijvoorbeeld over informatie die in een besloten vergadering is besproken. Raadsleden zorgen ervoor dat zij dergelijke informatie niet gebruiken in hun eigen voordeel of in het voordeel van personen of organisaties met wie zij verbonden zijn.

Een laatste opmerking betreft het informatierecht van de raad. Het college verstrekt de raad alle inlichtingen die hij nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Daarnaast geeft het college de raad mondeling of schriftelijk alle door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang. Als grens aan het verstrekken van inlichtingen aan de raad geldt dat het moet gaan om informatie die noodzakelijk is voor het uitoefenen van zijn taak. Er kan discussie ontstaan over de vraag wanneer het punt bereikt is dat ‘de noodzakelijke informatie’ verstrekt is. Daar moeten politieke ambtsdragers samen uitkomen. Ook rond het vragen van informatie speelt het risico op belangenverstrengeling of corruptie.

Artikel 4.1

Een raadslid betracht maximale openheid ten aanzien van zijn eigen beslissingen en zijn beweegredenen daarvoor. Hij handelt in overeenstemming met de Gemeentewet en met de Wet openbaarheid van bestuur.

Artikel 4.2

Een raadslid dat de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het geheime of vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behalve als de wet hem tot mededeling verplicht.

Artikel 4.3

Een raadslid maakt niet ten eigen bate of ten bate van een ander gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

Artikel 4.4

Een raadslid gaat prudent om met mondelinge en schriftelijke informatie die hij ontvangt. Hij maakt die niet openbaar c.q. geeft die niet door aan anderen zonder instemming van de afzender. Bij twijfel over de bedoeling van de afzender informeert hij hier eerst naar.

Voorbeelden uit de praktijk

Oefening 1:

De raad heeft het voornemen om de bestemming van een gebied te wijzigen zodat het mogelijk wordt om in dat gebied huizen te bouwen. Verschillende commerciële partijen en andere belanghebbenden hebben hier een stevige lobby voor gevoerd en zijn verheugd dat de raad het serieus in overweging neemt. Het college heeft besloten het dossier geheim te verklaren en de raad heeft dit bekrachtigd. Er wordt in de pers echter regelmatig over het dossier geschreven. Vaak zit men er maar weinig naast, wat er op duidt dat er wellicht door een of meerdere raadsleden gepraat wordt met journalisten. Een raadslid is van mening dat het geheim behandelen van deze kwestie niet langer opportuun is. 'Alles ligt toch al op straat'. Mag hij ingaan op het verzoek van een journalist om met hem over het dossier te spreken?

Antwoord:

Nee, het spreken met anderen over deze kwestie is een overtreding van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht (lekken van geheime informatie) en van artikel 4.2 van de gedragscode. Alleen het bestuursorgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd (in dit geval het college), of het orgaan dat de geheimhouding heeft bekrachtigd (de raad) kan het geheime karakter van de stukken opheffen. Zolang dat niet is gebeurd, ook al is de meeste informatie in de krant verschenen, is het spreken over de kwestie een schending van de geheimhoudingsplicht wat zelfs strafbaar kan zijn.

Oefening 2:

Een raadslid stuurt het volgende twitterbericht: ‘@toneelgroepdeblauwemaandag Ik zit hier in een besloten vergadering over de toekenning subsidies. Het is spannend. #bezuinigenaltijd- moeilijk’… Mag het raadslid dit doen?

Antwoord:

Niet doen. In een besloten vergadering worden zaken vertrouwelijk besproken. Een twitterbericht als dit is dus een overtreding van artikel 4.2 van de gedragscode.

Oefening 3:

Het is nog niet bekend gemaakt wanneer de inschrijving voor de nieuwe huizen in een net ontwikkeld gebied van start zal gaan. Een raadslid schat in dat met een beetje goede wil van politiek en ambtenarij dit waarschijnlijk midden in de zomer zal plaatsvinden. Zijn zus wil graag wonen in dat gebied. Mag hij zijn zus waarschuwen niet in die periode op zomervakantie te gaan, zodat zij als eerste kan inschrijven?

Antwoord:

Nee, het waarschuwen van zijn zus is in overtreding met artikel 4.3 van de gedragscode. Deze inschatting kan alleen gemaakt worden door een persoon die veel voorkennis heeft. Dit raadslid heeft beschikking over informatie die andere burgers niet hebben wat hem een informatie- voorsprong geeft. Dit aanwenden ten bate van zijn zus is dus in overtreding met artikel 4.3 van de gedragscode en mogelijk een verstrengeling van belangen.

Oefening 4:

Een raadslid stelt in de commissie keer op keer vragen over het opheffen van parkeerplaatsen in de gemeente. Hij vraagt meermaals onderliggende stukken, iedere keer van andere aard. De stukken zijn verstuurd en de andere raadsleden menen dat zij voldoende geïnformeerd zijn. Maar daar neemt deze politieke ambtsdrager geen genoegen mee. ‘Je maakt je ervan af!’, zegt hij geërgerd tegen de wethouder, waarna hij opnieuw aanvullende verzoeken doet voor het verkrijgen van achterliggende informatie omtrent de opheffing van de parkeerplaatsen. Is deze politieke ambtsdrager in overtreding met artikel 4 van de gedragscode?

Antwoord:

Het uitgangspunt is dat raadsleden informatie mogen vragen en dat het college deze dient te verstrekken. Daar zit een grens aan. De wet stelt als grens dat het gaat om inlichtingen die de raad voor zijn taak nodig heeft. Daarbij komt dat de ambtelijke organisatie beperkt capaciteit heeft en dat van raadsleden niet wordt verwacht dat zij het werk van ambtenaren en college opnieuw doen. Wanneer het college aan zijn informatieplicht heeft voldaan en het raadslid is niet tevreden, dan kan hij het verschil van mening voorleggen aan een commissie uit de raad.

5. Regels rond de onderlinge omgang en de gang van zaken tijdens de vergaderingen

Artikel 5

Politieke ambtsdragers gaan respectvol met elkaar en met ambtenaren om.

Toelichting:

Elk raadslid, elke bestuurder en elke ambtenaar is een medemens en medeburger. Op basis daarvan verdient ieder raadslid, iedere bestuurder en iedere ambtenaar respect. Een respectvolle omgang met elkaar maakt het daarnaast beter mogelijk met elkaar tot een werkelijke beraadslaging te komen. Dat is wezenlijk voor een zorgvuldige besluitvorming. Bovendien is de manier waarop het college en de raad met elkaar omgaan van invloed op de geloofwaardigheid van de politiek.

Artikel 5.1

Raadsleden bejegenen elkaar, bestuurders, de griffie(r) en andere ambtenaren op correcte wijze in woord, gebaar en geschrift, inclusief digitale berichten.

Artikel 5.2

Raadsleden houden zich tijdens de commissie- en raadsvergadering aan het reglement van orde en volgen de aanwijzingen van de voorzitter op.

Artikel 5.3

Raadsleden onthouden zich in het openbaar, dus ook in raads- en commissievergaderingen, van negatieve uitlatingen over gemeenteambtenaren.

Voorbeelden uit de praktijk

Oefening 1:

Op de Nieuwjaarsborrel zijn twee raadsleden in gesprek. Het gesprek wordt allengs een discussie. Die loopt, naarmate de avond vordert en de wijn vloeit, uit de hand. Op een goed moment horen de andere aanwezigen het ene raadslid tegen het andere schreeuwen: “Die commissie loopt totaal niet en dat is jouw schuld! Je bent de slechtste voorzitter die Stein ooit gekend heeft, dat vindt iedereen. Ik zal er alles aan doen om ervoor te zorgen dat je niet herkozen wordt!” Is dit aanvaardbaar gedrag?

Antwoord:

Nee, dit gedrag is niet aanvaardbaar en een overtreding van artikel 5.1 van de gedragscode. Een collega raadslid diskwalificeren op deze manier in het openbaar, is niet correct. Het feit dat ook anderen horen wat het raadslid zegt, is hierbij mede van belang.

Oefening 2:

Op een bewonersavond legt een directeur uit wat de plannen zijn ten aanzien van het herinrichten van een winkelstraat. De veranderingen zijn fors, de straat zal een half jaar open liggen, en de winkeliers zijn boos. “Wat u zegt klopt helemaal niet. U zegt ons dat het een half jaar zal duren, maar wij hebben van ambtenaren gehoord dat dit wel een zéér optimistische inschatting is en dat de straat wel eens veel langer open kan blijven liggen. Dat kost ons onze klanten. We pikken het niet!”. In de zaal zitten ook twee raadsleden. Tijdens de eerstvolgende raadsvergadering neemt een van hen het woord en zegt verontwaardigd dat de directeur gewoon zat te liegen tegen bewoners. Dat we dit soort ambtenaren toch zeker niet willen in de gemeente en of de Wethouder P&O met spoed een beoordelingsgesprekje met deze man wil voeren. Is dit aanvaardbaar gedrag?

Antwoord:

Nee, dit is geen aanvaardbaar gedrag. Het is niet de bedoeling dat in het openbaar ambtenaren persoonlijk worden aangevallen. Dit gedrag is dus in overtreding met artikel 5.3 van de gedragscode. In besloten vorm moet een raadslid dat sterke twijfels heeft ten aanzien van individuele ambtenaren dit natuurlijk kunnen bespreken. Daartoe kan hij zich het beste wenden tot de griffier of de wethouder. In de raad kan hij overigens wel melden dat hij zorgen heeft geuit bij de wethouder over het functioneren van sommige betrokken ambtenaren.

6. Regels rond de vaststelling en de handhaving van de gedragscode

Artikel 6

De raad stelt de gedragscode vast voor elk van de bestuursorganen: de raad, het college en de burgemeester.

Toelichting:

Naast het vaststellen van de gedragscodes met heldere gedragsregels voor respectievelijk raadsleden, burgemeester en wethouders is het van groot belang dat erop wordt toegezien dat deze daadwerkelijk worden nageleefd. In de gedragscodes zijn immers de regels voor politieke ambtsdragers opgenomen die zijn gebaseerd op de wet. Ze leggen de voorwaarden vast waaraan het handelen van politieke ambtsdragers minimaal moet voldoen. Als politieke ambtsdragers zich niet aan deze regels houden, komen zij daarmee als het ware onder het morele minimum dat zij met elkaar hebben afgesproken. Een schending van de gedragscode is een schending van de integriteit van de politiek.

Het is raadzaam om op gezette tijden de tekst van de gedragscodes tegen het licht te houden: voldoen de formuleringen nog? Over welke onderwerpen worden de meeste vragen gesteld? Zijn de praktijkvoorbeelden voldoende herkenbaar? Is er behoefte aan een themabijeenkomst of andere vormen van gesprek? Op deze manier blijft de gedragscode een levend document.

Het toezien op de naleving van de drie gedragscodes is niet alleen een verantwoordelijkheid van de raad, maar een gedeelde verantwoordelijkheid van alle betrokkenen. Bijzondere rollen zijn weggelegd voor de voorzitters van college en raad, voor het presidium, het seniorenconvent, de fractievoorzitters, de gemeentesecretaris en de griffier en voor de partij- c.q. afdelingsbesturen.

In Stein zijn afspraken over de processtappen die raadsleden volgen in geval van een vermoeden van een integriteitschending door een politieke ambtsdrager van de gemeente vastgelegd in het zogeheten ‘Gentle Agreement’. Er zijn verschillende fasen te onderscheiden in het toezien op de handhaving van de gedragscode, te weten:

  • het bespreken van lastige integriteitkwesties;

  • het signaleren van vermoedens van schendingen van de gedragscode;

  • het eventueel onderzoeken van vermoedens van schendingen van de gedragscode;

  • het eventueel sanctioneren van schendingen van de gedragscode.

In iedere fase is het van belang om ‘onpartijdig’, ‘terughoudend met publiciteit’ en ‘zorgvuldig’ te zijn. Alleen dan kan een rechtvaardige manier van handhaven van de gedragscode worden gegarandeerd.

Artikel 6.1

De raad ziet erop toe dat de gedragscodes worden nageleefd.

Artikel 6.2

De raad ziet er in het bijzonder op toe dat de raad, de fracties en de individuele raadsleden de eigen gedragscode van de raad naleven. De griffier ondersteunt de raad hierbij.

Artikel 6.3

Minimaal één keer per bestuursperiode evalueert het seniorenconvent de gedragscode voor de raadsleden op actualiteit, functioneren en of deze naar behoren wordt nageleefd. Het seniorenconvent brengt hierover verslag uit aan de gemeenteraad.

Voorbeeld uit de praktijk

Oefening:

Een raadslid houdt een blog bij op internet. Hij is bekend in de stad en zijn blog wordt veel gelezen. Het raadslid geeft zijn ongezouten mening over allerlei onderwerpen. Ook over onderwerpen die in de raad besproken worden en over collega raadsleden uit andere fracties. Op zijn laatste blog suggereert hij dat een collega-raadslid mogelijk via de raad geld regelt voor een stichting waar hij zelf bij betrokken is. Is dit in overeenstemming met het uitgangspunt van zorgvuldige handhaving de gedragscode?

Antwoord:

Nee, dit is niet de manier waarop je een vermoeden van een schending van de gedragscode meldt. Deze manier van communiceren is in tegenspraak met artikel 5.1 en 5.3 van de gedragscode. Daarnaast geldt volgens de bepalingen uit het Gentle Agreement van de gemeenteraad van Stein dat een raadslid dat vermoedt dat een ander raadslid zich mogelijk schuldig maakt of zal maken aan overtreding van de gedragscode, hierover advies vraagt aan bijvoorbeeld de griffier. Als ook de griffier meent dat er mogelijk sprake is van een schending, kan de burgemeester worden ingelicht.

In het algemeen: partijbelang speelt geen rol bij het toezien op de naleving van de gedragscode. Gebeurt dat toch, dan is de kans bijzonder groot dat er onrecht geschiedt. Politieke ambtsdragers van alle partijen moeten dus de discipline opbrengen om bij vermoedens van integriteitkwesties boven de partijen te gaan staan.

Verder moeten alle betrokkenen bij een vermoeden van een schending van de gedragscode de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten en de kwestie niet in een te vroeg stadium in de publiciteit brengen. Dit om te voorkomen dat er door media-aandacht al een veroordeling plaatsvindt van een politieke ambtsdrager nog voor er onderzoek naar het vermoeden van de schending heeft plaatsgevonden; een wellicht onschuldige politieke ambtsdrager heeft dan ten onrechte schade opgelopen en daarnaast kan de geloofwaardigheid van de politiek hiermee onterecht worden aangetast. Tot slot geldt dat als het rechtvaardig is om te sanctioneren, de maatregel passend moet zijn en in verhouding met de schending.

Bijlagen

Bijlage 1 Verwijzingen naar de wet per gedragscode-artikel

Over zuiverheid van besluitvorming

Inleiding

  • Algemene wet bestuursrecht artikel 2:4

Over belangenverstrengeling

Artikel 1.1 (toezicht op onafhankelijke besluitvorming)

  • Algemene wet bestuursrecht artikel 2:4

Artikel 1.2 (onthouden van stemming)

  • Gemeentewet artikel 28

Artikel 1.4 (verboden combinaties van functies)

  • Gemeentewet artikel 13, zie ook bijlage 2

Artikel 1.5 (verboden overeenkomsten/handelingen)

  • Gemeentewet artikel 15, zie ook bijlage 3

Artikel 1.6 (over andere functies)

  • Gemeentewet artikel 12

Artikel 1.8 (over financiële belangen)

  • Basisnorm 14, Modelaanpak basisnormen integriteit openbaar bestuur en politie

Over corruptie

Artikel 2 (tekst van de eed)

  • Gemeentewet artikel 14

Over gebruik van gemeentelijke faciliteiten en middelen

Artikel 3, 3.1 en 3.2

  • Gemeentewet artikel 95-99

  • Zie ook bijlage 5

Over informatie

Artikel 4 (informatieverstrekking door bestuur)

  • Gemeentewet artikel 169

  • Gemeentewet artikel 180

  • Wet openbaarheid van bestuur artikel 10

Artikel 4.2 (geheimhouding)

  • Algemene wet bestuursrecht artikel 2:5

  • Gemeentewet artikel 23, 25, 55, 86

  • Wetboek van Strafrecht artikel 272

  • Zie ook bijlage 5

Over respectvolle omgang met elkaar

Artikel 5.2 (gedrag tijdens de raadsvergadering)

  • Zie bijlage 5

Over de vaststelling van de gedragscode

Artikel 6 (vaststellen voor een gedragscode voor de raad, de wethouders en de burgemeester)

  • Raad: Gemeentewet artikel 15, lid 3

  • Wethouders: Gemeentewet artikel 41c, lid 2

  • Burgemeester: Gemeentewet artikel 69, lid 2

Artikel 6.1-6.3 (naleving van de code)

  • Algemene wet bestuursrecht artikel 2:4

Artikel 6.2 (sanctioneren)

  • Kieswet artikel X1, zie bijlage 4

  • Kieswet artikel X8, zie bijlage 4

  • Gemeentewet artikel 61b

  • Gemeentewet artikel 49

  • Schending van de gedragscode kan een strafbaar feit opleveren (bijvoorbeeld het schenden van de geheimhoudingsplicht Wetboek van Strafrecht artikel 272). Als de schending een misdrijf is, geldt een aangifteplicht (Wetboek van Strafrecht artikel 162).

Bijlage 2 Specifiek uitgesloten combinaties van functies

Raadsleden (Gemeentewet, artikel 13)

  • 1

    Een lid van de raad is niet tevens:

    • a.

      minister;

    • b.

      staatssecretaris;

    • c.

      lid van de Raad van State;

    • d.

      lid van de Algemene Rekenkamer;

    • e.

      Nationale ombudsman;

    • f.

      substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

    • g.

      commissaris van de Koning;

    • h.

      gedeputeerde;

    • i.

      secretaris van de provincie;

    • j.

      griffier van de provincie;

    • k.

      burgemeester;

    • l.

      wethouder;

    • m.

      lid van de rekenkamer;

    • n.

      ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;

    • o.

      lid van een deelraad;

    • p.

      lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;

    • q.

      ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:

    • a.

      aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of

    • b.

      aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder q, kan een lid van de raad tevens zijn:

    • a.

      ambtenaar van de burgerlijke stand;

    • b.

      vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

    • c.

      ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

Bijlage 3 Specifiek verboden overeenkomsten/handelingen

Raadsleden (Gemeentewet, artikel 15)

  • 1

    Een lid van de raad mag niet:

    • a.

      als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

    • b.

      als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

    • c.

      als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:

      • 1e.

        overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

      • 2e.

        overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

    • d.

      rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

      • 1e.

        het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;

      • 2e.

        het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;

      • 3e.

        het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

      • 4e.

        het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

      • 5e.

        het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

      • 6e.

        het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

      • 7e.

        het onderhands huren of pachten van de gemeente.

  • 2

    Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.

  • 3

    De raad stelt voor zijn leden een gedragscode vast.

Bijlage 4 Enkele formele sancties

Kieswet, artikel X1

  • 1.

    Zodra onherroepelijk is komen vast te staan dat een lid van een vertegenwoordigend orgaan een van de vereisten voor het lidmaatschap niet bezit of dat hij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, houdt hij op lid te zijn.

  • 2.

    De voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan geeft hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.

  • 3.

    Een overeenkomstige kennisgeving vindt plaats, indien door het overlijden van een lid een plaats in het vertegenwoordigend orgaan is opengevallen.

Kieswet, artikel X8

  • 1.

    Het lid van de gemeenteraad dat in strijd met artikel 15, eerste lid, van de Gemeentewet handelt, kan in zijn betrekking worden geschorst door de voorzitter van de gemeenteraad. De voorzitter onderwerpt de zaak aan het oordeel van de raad in zijn eerstvolgende vergadering.

  • 2.

    De raad kan, na de geschorste in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, hem van zijn lidmaatschap vervallen verklaren. Indien hij daartoe geen aanleiding vindt, heft hij de schorsing op.

  • 3.

    De raad kan ook ambtshalve het lid dat in strijd met artikel 15, eerste lid, van de Gemeentewet handelt, na hem in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, van zijn lidmaatschap vervallen verklaren.

  • 4.

    Van de beslissing van de raad, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt terstond aan de belanghebbende mededeling gedaan.

  • 5.

    De werking van een besluit, inhoudende de vervallenverklaring, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. Ingeval de vervallenverklaring ambtshalve heeft plaatsgevonden, is het lid van de raad gedurende deze periode in zijn betrekking geschorst.

  • 6.

    Indien een lid van de raad op grond van dit artikel onherroepelijk van zijn lidmaatschap vervallen is verklaard, doet de burgemeester daarvan mededeling aan de voorzitter van het centraal stembureau.

Gentle agreement over de handhaving van de integriteit van de politiek

de integriteit van de politiek

Een vrijwillige overeenkomst van raadsleden en raadsfracties van Stein over wat te doen bij vermeende integriteitschendingen

d.d. 11 mei 2017

Voorwoord

Dit ‘gentle agreement’ bevat procedurele afspraken die wij, raadsleden en burgemeester van de gemeente Stein, met elkaar hebben gemaakt over een zorgvuldige werkwijze bij mogelijke integriteitschendingen.1

De afspraken bieden houvast als u twijfelt over een integriteitsvraagstuk of vermoedt dat er een regel is geschonden – door uzelf of een ander. Dit document heeft kracht doordat ieder van u door ondertekening aangeeft zich eraan te committeren. Het geeft aan dat we bepaalde principes delen: dat we hechten aan zorgvuldigheid en goede omgangsvormen en dat wij bij het handhaven van de gedragscodes uitstijgen boven de partijpolitiek.

Elke nieuw gekozen raad moet het gentle agreement zelf onderschrijven – nadat het al dan niet is herzien – en handhaven. Het akkoord is niet rechtens afdwingbaar; het berust op het commitment en de betrokkenheid van alle betrokkenen.

Het belangrijkste hoofdstuk is misschien wel hoofdstuk 5, getiteld ‘Leren’. De afspraken die we maakten zijn geen statisch product. We zullen ze met regelmaat tegen het licht houden. Door zo continu met elkaar in gesprek te blijven, garanderen we de goede besluitvorming die wij voor de gemeente Stein wensen.

M.F.H. Leurs-Mordang

Burgemeester

Inhoud

Hoofdstuk 1 – Drie principes ……………………………………………… 3

Hoofdstuk 2 – rollen: wie doet wat? ……………………………………… 4

Hoofdstuk 3 – Procedures ………………………………………………… 5

Hoofdstuk 4 – Communicatie …………………………………………….. 8

Hoofdstuk 5 – Leren ………………………………………………………. 9

Hoofdstuk 1 – Drie principes

1. Onpartijdige handhaving

Gedragscodes voor raad, college en burgemeester (en de wetten waarop ze gebaseerd zijn) definiëren integriteitschendingen en leggen zo de morele minima vast waaraan hun handelen moet voldoen. Over die minima zijn alle partijen het eens. De kern is dat de zuiverheid van de besluitvorming door die minima wordt gewaarborgd. Omdat alle partijen het over die minima eens zijn, is er geen enkele reden de handhaving ervan inzet te maken van partijpolitiek. Ook het verschil tussen oppositie en coalitie zou in de handhaving geen rol mogen spelen. Gebeurt dat toch, dan is de kans bijzonder groot dat er onrecht geschiedt. Uit het beginsel van ‘onpartijdige handhaving’ volgt dat politici van alle partijen de discipline zouden moeten opbrengen om bij de beoordeling van integriteitkwesties boven de partijen te gaan staan.

2. Terughoudend met publiciteit

In Nederland wordt de politiek kritisch gevolgd door de media. Dat is een groot goed. Bij vermeende integriteitschendingen van politici heeft het er echter in een aantal gevallen toe geleid dat er in de media al een (voor-)veroordeling heeft plaatsgevonden, voordat er onderzoek is gedaan. Het gevolg is dat er sprake is van willekeur, dat individuele politici die (onschuldig?) onder verdenking komen te staan grote schade oplopen en dat de geloofwaardigheid van de politiek wordt aangetast. Het is daarom zaak dat alle betrokkenen bij een integriteitkwestie de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten en de kwestie niet in een te vroeg stadium in de publiciteit brengen. Daaruit volgt ook dat in alle stadia van de afhandeling van een kwestie de groep die erbij betrokken wordt zo klein mogelijk moet zijn. Als er uiteindelijk werkelijk van een integriteitschending sprake blijkt te zijn en er een oordeel is gevormd over de ernst daarvan en over een passende sanctie, mag en moet de kwestie natuurlijk wel naar buiten worden gebracht.

3. Zorgvuldigheid tegenover de vermeende schender

Iedereen die mogelijk een schending heeft begaan heeft er recht op dat er uiterste zorgvuldigheid wordt betracht in alle fasen van de handhaving. Dat begint al voordat de handeling die mogelijk een schending is, is uitgevoerd. Heb je er weet van dat iemand van plan is iets te doen dat mogelijk een integriteitschending zou betekenen, dan word je geacht hem of haar daarvoor te waarschuwen en de weg te wijzen naar advies. Iedere politicus die twijfelt – uit zichzelf of op geleide van een ander – of een voorgenomen handeling een schending is, heeft recht op vertrouwelijk advies. Komt iemand onder de verdenking te staan dat hij of zij een integriteitschending begaan heeft, dan dient er via een vooronderzoek vastgesteld te worden of er überhaupt grond is voor de verdenking. Zijn er gronden, dan moet er een objectief onderzoek volgen waarin ook de context wordt meegenomen en waarin de mate van verwijtbaarheid apart wordt beoordeeld. Als er een sanctie moet volgen, moet die sanctie passend zijn en in verhouding.

Hoofdstuk 2 – rollen: wie doet wat?

1. Fractievoorzitter

  • Informeert fractiegenoten over de regels uit de gedragscode en waarschuwt hen voor integriteitrisico’s.

  • Steunt een raadslid dat twijfelt, dat een melding doet (of wil doen), dat onder verdenking van een schending staat.

2. Presidium

  • Bekijkt samen met de burgemeester en de griffier de agenda van de raad, met het oog op mogelijke integriteitrisico’s.

  • Zorgt ervoor dat raadsleden door hun eigen fractievoorzitter worden gewaarschuwd als zij integriteitrisico’s lopen.

3. Seniorenconvent

  • Vormt een klankbord voor de burgemeester, als hem dat raadzaam lijkt, vanaf het moment dat een kwestie in de openbaarheid is gekomen dan wel vlak voordat de stap naar openbaarheid wordt gezet. Dit laatste betekent, in het geval de procedure van het gentle agreement is gevolgd, dat de onderzoeksresultaten bekend zijn, dat deze uitwijzen dat er sprake is van een schending en dat de burgemeester een sanctieadvies heeft geformuleerd.

4. Griffier

  • Is vraagbaak voor raadsleden en geeft een voorlopig advies over de vraag of een handeling een schending is.

  • Ondersteunt de burgemeester, de raad en individuele raadsleden bij de invulling van hun rol.

5. Burgemeester

  • Geeft, bij twijfel over een voorgenomen handeling van een raadslid, bindend advies over de vraag of die handeling een schending zou opleveren.

  • Doet, in geval van een vermoeden van een schending, vooronderzoek (c.q. laat vooronderzoek doen) naar de vraag of die verdenking grond heeft.

  • Geeft indien nodig opdracht voor integriteitonderzoek.

  • Beoordeelt de resultaten van het onderzoek.

  • Doet een voorstel voor een passende sanctie.

  • Voert, indien hij dit wenst, overleg met het seniorenconvent over de onderzoeksresultaten en het sanctieadvies.

  • Legt de onderzoeksresultaten en het eigen sanctieadvies voor aan de raad.

  • Doet eventueel aangifte.

Bij alle bovenstaande stappen kan de burgemeester, indien hij dat wenst, een beroep doen op interne of externe deskundigen.

6. Gemeenteraad

  • Beoordeelt de uitkomsten van onderzoek naar een vermoedelijke schending.

  • Spreekt zich uit over een passende sanctie.

  • Legt de eventuele sanctie op.

Hoofdstuk 3 – Procedures

Een raadslid kan twijfelen over:

  • 1.

    eigen voorgenomen of al uitgevoerde handelingen;

  • 2.

    voorgenomen of al uitgevoerde handelingen van een ander raadslid;

  • 3.

    handelingen van een lid van het college van B&W;

  • 4.

    handelingen van de griffier;

  • 5.

    handelingen van een gemeenteambtenaar.

De correcte procedure is in alle vijf de gevallen anders.

1. Twijfels t.a.v. eigen handelingen

(1a)

Een raadslid twijfelt over een eigen nog uit te voeren handeling. Hij vraagt de griffier om advies: is deze voorgenomen handeling een schending? Als de griffier aangeeft dat het om een ingewikkelde kwestie gaat of als het raadslid het niet met het advies van de griffier eens is, stappen ze samen naar de burgemeester. De burgemeester formuleert (eventueel na raadpleging van interne en externe deskundigen) een advies. Het raadslid volgt dit advies op.

Let op: Als een raadslid toch van het advies van de burgemeester afwijkt, meldt het raadslid dit zelf bij de raad. Gebeurt dat niet, dan meldt de burgemeester dat er van zijn advies wordt afgeweken.

Let op: Het komt voor dat uit het advies blijkt dat er geen eenduidige uitspraak mogelijk is over de vraag of een voorgenomen handeling een integriteitschending is of niet. Meestal betekent dit, dat ook deskundigen de zaak verschillend beoordelen. Bij een dergelijke 'hard case' is het natuurlijk aan het raadslid zelf welke keuze hij maakt over de nog uit te voeren handeling.

(1b)

Een raadslid twijfelt over een eigen al uitgevoerde handeling. Hier geldt dezelfde procedure als onder (1a). Mocht de conclusie zijn dat er van een schending geen sprake is, is de zaak afgedaan. Mocht de gedeelde conclusie zijn dat de handeling een schending was, dan overleggen burgemeester en raadslid over de volgende stappen.

Het raadslid zal in ieder geval de raad laten weten een schending te hebben begaan en waar mogelijk die ongedaan maken of goedmaken.

De burgemeester beoordeelt of er daarnaast ook sanctie nodig is en adviseert daarover aan de raad. De burgemeester laat zich daarbij eventueel door deskundigen adviseren. Het feit dat het raadslid de kwestie zelf aanhangig heeft gemaakt, wordt daarbij uiteraard meegewogen – naast factoren als de ernst van de schending en eventuele recidive.

Het laatste woord is aan de raad: op basis van het advies van de burgemeester beslist de raad over een eventuele sanctie.

2. Twijfels t.a.v. het handelen van een ander raadslid

(2a)

Een raadslid twijfelt over een nog niet uitgevoerde handeling van een ander raadslid. Hij waarschuwt de ander, verwoordt zijn twijfels, verwijst het betreffende raadslid naar de griffier en de burgemeester en verwijst ten slotte naar dit gentle agreement. Zie verder de procedure bij (1a).

(2b)

Een raadslid twijfelt over een vermeende uitgevoerde handeling van een ander raadslid. Hij bespreekt dit met de ander, tenzij er goede redenen zijn om dit niet te doen. Als de ander hierdoor twijfelt over de al uitgevoerde handeling: zie de procedure bij (1b).

Als de ander zelf niet twijfelt over de al uitgevoerde handeling, vraagt het raadslid aan de griffier of die handeling een schending zou zijn. De griffier geeft daarover een advies. Wijst dat advies erop dat de vermeende handeling een schending zou zijn, dan overleggen beiden met de burgemeester.

Let op: Het raadslid doet zelf geen vooronderzoek. Dat is aan de burgemeester.

Is na het vooronderzoek de conclusie van de burgemeester dat er geen grond is voor de verdenking, dan is de zaak afgedaan. Komt uit het vooronderzoek dat het raadslid dat onder verdenking is komen te staan zelf erkent een schending te hebben begaan, zie verder de procedure bij (1b).

Komt uit het vooronderzoek dat er gronden zijn voor de verdenking dat er een integriteitschending heeft plaatsgevonden, maar dat er geen sprake van erkenning is door het betreffende raadslid, dan gelast de burgemeester een onderzoek door deskundigen.

De burgemeester beoordeelt de resultaten van het onderzoek. Hij vormt zich daar een oordeel over en formuleert, indien er sprake is van een schending, een sanctieadvies.

Indien de burgemeester dat raadzaam acht, legt hij de onderzoeksresultaten en zijn sanctieadvies voor aan het seniorenconvent. Het doel van dit eventuele overleg is vierledig. Er wordt gesproken over: 1) het onderzoek en de resultaten daarvan, 2) het sanctieadvies, 3) de wijze waarop de onderzoeksresultaten en het sanctieadvies aan de raad zullen worden voorgelegd, 4) de wijze waarop de onderzoeksresultaten, het sanctieadvies en het raadsbesluit aan de burger zullen worden gecommuniceerd.

De raad vormt zich een oordeel over de onderzoeksresultaten en het sanctieadvies en neemt een besluit over een eventuele sanctie. De raad vermijdt daarbij iedere partijpolitieke bevangenheid.

3. Twijfels t.a.v. het handelen van een lid van het college van B&W

(3a)

Een raadslid twijfelt over een vermeende uitgevoerde handeling van een wethouder. Zie de procedure bij (2b).

Let op: In dit geval beoordeelt de raad geheel zelfstandig de politieke consequenties die de eventuele schending zou moeten hebben. Daarover adviseert de burgemeester niet.

(3b)

Een raadslid twijfelt over een vermeende uitgevoerde handeling van de burgemeester. Zie de procedure bij (2b). In plaats van naar de burgemeester, gaan raadslid en griffier naar de loco-burgemeester. Als er na vooronderzoek reden is om een onderzoek in te stellen, wordt de Commissaris van de Koning erbij betrokken.

4. Twijfels t.a.v. het handelen van de griffier

Een raadslid twijfelt over een vermeende uitgevoerde handeling van de griffier.2 Hij bespreekt dit met de griffier, tenzij er goede redenen zijn om dit niet te doen. Als de griffier hierdoor twijfelt over de al uitgevoerde handeling: zie de procedure bij (1b).

Als de griffier zelf niet twijfelt over de al uitgevoerde handeling, gaat het raadslid naar de burgemeester. De burgemeester stelt, indien hij dat nodig acht, een vooronderzoek in. Komt uit het vooronderzoek dat er gronden zijn voor de verdenking dat er een integriteitschending heeft plaatsgevonden, maar dat er geen sprake van erkenning is door de griffier, dan gelast de burgemeester een onderzoek door deskundigen.

De burgemeester beoordeelt de resultaten van het onderzoek. Hij vormt zich daar een oordeel over en formuleert, indien er sprake is van een schending, een sanctieadvies. De onderzoeksresultaten en het sanctieadvies legt hij voor aan de werkgeverscommissie van de raad. De werkgeverscommissie besluit over een eventuele sanctie.

5. Twijfels t.a.v. het handelen van een gemeenteambtenaar

Een raadslid twijfelt over een vermeende uitgevoerde handeling van een ambtenaar (niet zijnde de griffier of een griffiemedewerker). Zie de procedure bij (2b). De burgemeester laat eventueel vooronderzoek en onderzoek uitvoeren onder leiding van de gemeentesecretaris.

Het college B&W beoordeelt de onderzoeksresultaten en besluit over een eventuele sanctie. In de regel komen kwesties rond individuele ambtenaren die onder de bevoegdheid van het college vallen niet in de raad.

Bij twijfel over een vermeende uitgevoerde handeling van de gemeentesecretaris, laat de burgemeester eventueel vooronderzoek en onderzoek uitvoeren door interne of externe deskundigen. Als er onderzoek is gedaan, legt hij de uitkomsten voor aan het college B&W, inclusief een sanctieadvies. Het college B&W besluit over een eventuele sanctie.

Hoofdstuk 4 – Communicatie

  • Over gevraagd advies

Als een raadslid in een persoonlijk gesprek een advies krijgt van de burgemeester, wordt dit door de griffier op schrift gesteld en meegegeven aan het raadslid. Adviezen die worden opgevolgd blijven vertrouwelijk. In principe weten alleen griffier, burgemeester en het raadslid ervan.

  • Tijdens het vooronderzoek

Als er een vooronderzoek naar een vermeende schending wordt ingesteld, wordt het raadslid dat onder verdenking staat altijd op de hoogte gesteld en gevraagd naar zijn visie, argumenten en motieven. Hier wordt alleen van afgeweken als de vermoedelijke schending ernstig is en het eventuele vervolgonderzoek in gevaar komt als het raadslid op de hoogte wordt gesteld.

Als de conclusie van een vooronderzoek luidt dat de verdenking ongegrond is, blijft het vooronderzoek vertrouwelijk. In dat geval weten alleen het raadslid dat meldde, het raadslid dat verdacht werd, de griffier en de burgemeester ervan.

  • Rond het vervolgonderzoek

Of er vervolgonderzoek wordt ingesteld besluit de burgemeester in de regel zelfstandig. Het is belangrijk om in dit prille stadium de kring van betrokkenen niet groter dan nodig te maken. Alleen indien de kwestie onverhoopt al in de openbaarheid is gekomen, kan de burgemeester overleg met het seniorenconvent overwegen.

Als het vervolgonderzoek tot de conclusie leidt dat er geen schending is begaan, deelt de burgemeester de onderzoeksresultaten uitsluitend met de direct betrokkenen: het raadslid dat onder verdenking stond, het raadslid dat meldde en de griffier.

Als het vervolgonderzoek tot de conclusie leidt dat er wel een schending is begaan, kan de burgemeester ervoor kiezen om de onderzoeksresultaten te bespreken met het seniorenconvent. Het onderzoek blijft vertrouwelijk. Alleen het raadslid dat meldde, het raadslid dat verdacht werd, de burgemeester, de griffier en de fractievoorzitters weten ervan. De burgemeester legt de onderzoeksresultaten voor aan de raad, met daarbij een beargumenteerd sanctieadvies.

  • De pers

Nadat de burgemeester zijn sanctieadvies aan de raad heeft gegeven – en nog vóór het raadsdebat – stelt hij de pers op de hoogte van de kwestie. Tot die tijd spreekt geen van de betrokkenen – de melder, het raadslid wiens handelen is onderzocht, fractievoorzitters, raadsleden, partijen – met de pers. Het is ideaal als allen daarmee wachten tot na het raadsdebat, omdat dit de kans op onpartijdigheid sterk vergroot.

Hoofdstuk 5 – Leren

De griffier maakt, eventueel met hulp van interne of externe deskundigen, ter bespreking in de raad eens per vier jaar een geanonimiseerd overzicht van de lessen die getrokken kunnen worden uit adviezen die zijn gegeven en uit de resultaten van voor- en vervolgonderzoek. Dat gebeurt op een manier die geen link naar specifieke raadsleden mogelijk maakt.

De afspraken in dit akkoord worden eens per vier jaar door de fractievoorzitters, de griffier en de burgemeester, eventueel met hulp van deskundigen, geëvalueerd. Desgewenst worden ze bijgesteld.

Aldus gezamenlijk overeengekomen te Stein op 11 mei 2017.

Avert van der F.J.

Kloosterhof-Martens J.I.J.

Bours E.H.G.M.

Lardenoije P.P.J.

Claessen P.H.

Meijers C.J.J.

Coumans G.M.

Meijers J.J.J.Ch.

Dohmen J.W.P.M.

Meijers J.J.M.

Driessen H.M.H.

Salden P.L.C.

Driessen, J.M.

Schepers J.L.

Driessen-Frederix M.C.C.

Thomassen P.P.J.

Govers H.P.N.

Ummels J.

Horrichs M.H.A.

Vries de J.C.B.

Ie J.

 

 


Noot
1

In de code voor wethouders en de code voor de burgemeester is ook nog een verbod op zogeheten draaideurconstructies opgenomen.

Noot
2

Deze gedragscode is gebaseerd op voorbeelden uit andere gemeenten, waaronder Zaanstad en Kerkrade.

Noot
3

Agressie of geweld van burgers tegen politieke ambtsdragers kan de besluitvorming beïnvloeden. Een politieke ambtsdrager mag zich ook door agressie en geweld niet laten beïnvloeden. In voorkomende gevallen wordt aangeraden contact op te nemen met de griffier of de gemeentesecretaris.

Noot
4

In de ‘circulaire geheimhoudingsregeling’ d.d. 29 april 2016 (kenmerk 2016-0000092386) schrijft de minister van BZK: ‘Omdat het niet op voorhand duidelijk is of het delen van informatie die als ‘vertrouwelijk’ is aangemerkt ook strafrechtelijk consequenties kan hebben, is het voor de onderhavige bestuurlijke praktijk aangewezen de term ‘vertrouwelijk’ niet te gebruiken maar slechts de term ‘geheim’.

Noot
1

Voor de formulering van de afspraken is inspiratie gevonden bij de gentle agreements van onder meer de gemeenten Gulpen-Wittem (2013), Zaanstad (2014) en Overbetuwe (2015).

Noot
2

In paragraaf 4 kan waar ‘griffier’ staat ook ‘griffiemedewerker’ worden gelezen. Indien een raadslid dat twijfelt over een vermeende uitgevoerde handeling van een griffiemedewerker een gang naar de burgemeester overweegt, overlegt het raadslid eerst met de griffier.