Reglement van Orde Provinciale Staten van Gelderland 2023

Geldend van 26-07-2023 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2023

Intitulé

Reglement van Orde Provinciale Staten van Gelderland 2023

Bekendmaking van het besluit van 7 februari 2023- zaaknummer 2022-016521 tot vaststelling van een regeling

Provinciale Staten van Gelderland

Gelezen het voorstel van het presidium tot vaststelling en intrekking van een aantal huishoudelijke verordeningen van 10 januari 2023;

Gelet op artikel 15, derde lid, 16, 40c, tweede lid, 68, tweede lid, 80, 104a, 105, 143, eerste lid, 158, eerste lid, aanhef en onder d, e en g, en artikel 167 van de Provinciewet;

Besluiten

  • I.

    de volgende regelingen vast te stellen:

    • 4.

      Reglement van Orde Provinciale Staten van Gelderland 2023;

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het Reglement van Orde;

  • d.

    hetgeen de Provinciewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 2. Plaatsvervangend voorzitter

  • 1. Provinciale Staten benoemen bij de aanvang van de zittingsperiode één of meer plaatsvervangende voorzitters en stellen de volgorde voor waarnemen vast.

  • 2. Provinciale Staten voorzien zo spoedig mogelijk in een tussentijdse vacature.

Artikel 3. Het Presidium

  • 1. Provinciale Staten hebben een Presidium.

  • 2. Lid van het Presidium zijn de voorzitters van de fracties als bedoeld in artikel 5, derde lid.

  • 3. De voorzitters van de fracties kunnen zich laten vervangen door de plaatsvervangend voorzitter van de fractie.

  • 4. Het Presidium wordt voorgezeten door de voorzitter of een op grond van artikel 2, eerste lid benoemde plaatsvervangend voorzitter.

  • 5. Het Presidium kan Gedeputeerde Staten uitnodigen aan de beraadslaging deel te nemen. Gedeputeerde Staten kunnen het Presidium verzoeken de secretaris aan de beraadslaging te laten deelnemen.

  • 6. De vergaderingen van het Presidium zijn openbaar. Artikel 23 Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 7. De presidiumvergaderingen kunnen fysiek of digitaal plaatsvinden.

  • 8. Het Presidium heeft tot taak:

    • a.

      het regelen van de werkzaamheden in de vergadering van Provinciale Staten;

    • b.

      het doen van voorstellen aan Provinciale Staten over regelingen die het functioneren van Provinciale Staten aangaan;

    • c.

      het doen van voorstellen aan Provinciale Staten in het kader van de Kieswet.

  • 9. Het Presidium beslist bij meerderheid van stemmen. Elk lid van het Presidium heeft één stem. De eerste plaatsvervangend voorzitter heeft geen stemrecht.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden en de vorming van fracties

Artikel 4. Onderzoek geloofsbrief en beëdiging

  • 1. Na een verkiezing voor Provinciale Staten en bij benoemingen ter voorziening in tussentijdse vacatures onderzoekt het Presidium de geloofsbrieven van de nieuw benoemde leden.

  • 2. Het Presidium brengt verslag uit van haar onderzoek aan Provinciale Staten en doet daarbij een voorstel voor een besluit over de toelating. In het verslag maakt de griffier zo nodig melding van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Na een verkiezing voor Provinciale Staten roept de voorzitter de toegelaten leden van Provinciale Staten op om in de eerste vergadering van Provinciale Staten in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Provinciewet, de eed of de verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van Provinciale Staten op voor de vergadering waarin Provinciale Staten beslissen over diens toelating om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 5. Fracties en Groepen

  • 1. De leden van Provinciale Staten die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Een fractie kan uit één lid bestaan.

  • 2. Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in Provinciale Staten deze aanduiding als naam. Als geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van Provinciale Staten aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in Provinciale Staten wil voeren. Deze naam geldt voor de gehele Statenperiode.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. De voorzitter wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk geïnformeerd wanneer:

    • a.

      een of meer leden van een fractie uit de fractie treden;

    • b.

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden, of;

    • c.

      een of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie.

  • 5. Na ontvangst van de in het vierde lid bedoelde melding houdt de voorzitter met de veranderde situatie rekening met ingang van de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten.

  • 6. De uit de fractie getreden leden bedoeld in het vierde lid onder a. worden aangeduid als 'groep', gecombineerd met de naam van haar fractievoorzitter.

  • 7. Een nieuw gevormde fractie als bedoeld in het vierde lid onder b. wordt aangeduid met de gecombineerde namen van de oorspronkelijke fracties.

Artikel 6. Fractievolgers

  • 1. Fracties kunnen maximaal drie fractievolgers benoemen. Provinciale Staten kunnen hiervan afwijken bij besluit dat aan het begin van een Statenperiode wordt genomen.

  • 2. Een fractievolger dient tijdens de laatste verkiezingen voor Provinciale Staten geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van de partij, die hij als fractievolger vertegenwoordigt. Op hem zijn de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Een fractievolger kan zijn fractie vertegenwoordigen in bijeenkomsten en vergaderingen als bedoeld in hoofdstukken 8, 9 en 10.

  • 4. Een fractievolger legt, alvorens zijn functie te kunnen uitoefenen, in handen van de voorzitter van Provinciale Staten, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

  • “Ik zweer (verklaar) dat ik, om mijn fractie te mogen vertegenwoordigen, rechtstreeks noch middellijk, onder welke voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

  • Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

  • Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als fractievolger naar eer en geweten zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig". (Dat verklaar en beloof ik”.)

  • Van het afleggen van de eed (verklaring en belofte) maakt de griffier een proces-verbaal.

Hoofdstuk 3 Benoeming gedeputeerden

Artikel 7. Onderzoek integriteit

  • 1. De commissaris van de Koning laat onderzoeken of aan de benoeming van een kandidaat tot gedeputeerde risico’s zijn verbonden voor de integriteit van het provinciebestuur, die voortvloeien uit aan zijn persoon verbonden omstandigheden, zijn financiële of zakelijke belangen, openbare betrekkingen en nevenfuncties.

  • 2. De commissaris van de Koning bespreekt de uitkomsten van het onderzoek met de kandidaat. Vervolgens informeert hij Provinciale Staten over de uitkomsten.

  • 3. [vervallen]

  • 4. Het Presidium onderzoekt de geloofsbrieven van de kandidaat. Het Presidium brengt verslag uit van haar onderzoek aan Provinciale Staten en doet daarbij een voorstel voor een besluit over de benoeming. In het verslag maakt de griffier zo nodig melding van een minderheidsstandpunt.

  • 5. Provinciale Staten betrekken de uitkomsten van het onderzoek bij de beraadslaging over de benoeming van de kandidaat.

Artikel 8. Benoeming

Provinciale Staten kunnen op voorstel van het Presidium nadere regels vaststellen voor de procedure van benoeming.

Hoofdstuk 4 Ingekomen stukken

Artikel 9. Ingekomen stukken

  • 1. De griffier informeert briefschrijvers over de wijze van behandeling.

  • 2. Provinciale Staten besluiten over de wijze van afdoening van de ingekomen stukken op voorstel van de griffier.

  • 3. Provinciale Staten kunnen anonieme, onbegrijpelijke, beledigende en bedreigende stukken zonder nadere mededeling terzijde leggen.

Hoofdstuk 5 Vergaderingen

Paragraaf 1 Voorbereiding van vergaderingen

Artikel 10. Vergaderlocatie en vergaderschema

  • 1. De vergaderingen van Provinciale Staten vinden plaats in het Huis der Provincie te Arnhem.

  • 2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met het Presidium.

  • 3. De voorzitter stelt uiterlijk op 1 oktober een schema vast voor de in het volgend kalenderjaar te houden vergaderingen van Provinciale Staten, na overleg met het Presidium.

Artikel 11. Oproep

De voorzitter zendt ten minste tien dagen voor een vergadering de leden van Provinciale Staten een oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. De voorzitter kan van de oproeptermijn afwijken als er sprake is van een spoedeisende situatie.

Artikel 12. Agenda

  • 1. De voorzitter stelt met inachtneming van de behandeladviezen van de Agendacommissie de agenda van de vergadering voorlopig op.

  • 2. Ieder lid van Provinciale Staten kan tot maandag 12.00 uur voorafgaand aan de vergadering onderwerpen indienen, waaronder spoeddebatten, ter plaatsing op de agenda. De voorzitter kan eveneens aanvullingen voorstellen op de agenda. De griffier informeert Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten hierover.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering beslissen Provinciale Staten over de aanvullingen op de agenda als bedoeld in het tweede lid en stellen de agenda vast.

  • 4. Provinciale Staten kunnen bij meerderheid van stemmen bij de vaststelling van de agenda op voorstel van een lid van Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten of de voorzitter de volgorde van onderwerpen wijzigen, onderwerpen van de agenda afvoeren of een spoeddebat houden.

  • 5. Wanneer Provinciale Staten een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid achten, kunnen zij het onderwerp eerst bespreken in een beeldvormende bijeenkomst of oordeelsvormende vergadering of aan Gedeputeerde Staten nadere inlichtingen of advies vragen.

Artikel 13. Publicatie van stukken

  • 1. De griffier publiceert stukken die ter toelichting van de onderwerpen op de agenda dienen en ingekomen stukken als bedoeld in artikel 9 digitaal in een Stateninformatiesysteem.

  • 2. Als op stukken op grond van artikel 84 van de Provinciewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van Provinciale Staten inzage. De stukken mogen op geen enkele wijze worden gekopieerd of gefotografeerd.

  • 3. De griffier verstrekt op uitdrukkelijk verzoek van een lid een genummerd afschrift. Hij houdt een registratie bij van de verstrekte afschriften. Op verzoek van de griffier levert het Statenlid het genummerd afschrift onmiddellijk weer in.

  • 4. Gedeputeerde Staten verstrekken ieder jaar een overzicht van de stukken die op enig moment aan Provinciale Staten onder geheimhouding zijn verstrekt. Gedeputeerde Staten geven daarbij gemotiveerd aan of geheimhouding nog steeds van kracht is of kan worden opgeheven.

Paragraaf 2 Vergaderorde

Artikel 14. Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden van Provinciale Staten, de griffier, de leden van Gedeputeerde Staten en de secretaris hebben een vaste zitplaats. Deze plaats wijst de voorzitter bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van Provinciale Staten aan, na overleg met het Presidium.

  • 2. De voorzitter kan de indeling herzien na overleg met het Presidium.

  • 3. De voorzitter wijst zitplaatsen aan voor de overige personen die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 15. Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is niet toegestaan.

Artikel 16. Geluids- en beeldregistraties en communicatiemiddelen

  • 1. Wie tijdens de vergadering van Provinciale Staten in de vergaderzaal geluids- dan wel beeldregistraties wil maken, vraagt toestemming aan de voorzitter en gedraagt zich naar zijn aanwijzingen.

  • 2. Het gebruik van communicatiemiddelen in de vergaderzaal en op de publieke tribune is toegestaan als dit de orde van de vergadering niet verstoort. De leden en andere aanwezigen volgen hierover aanwijzingen van de voorzitter op.

Artikel 17. Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van Provinciale Staten onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt de presentielijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 18. Opening van de vergadering

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur als het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van Provinciale Staten blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Provinciewet.

Artikel 19. Woordvoering

Voorafgaand aan de vergadering melden de fractievoorzitters en de voorzitters van groepen aan de voorzitter de agendapunten waarover de fractie of de groep het woord wenst te voeren en andere voor de orde relevante zaken.

Artikel 20. Spreektijd

  • 1. De voorzitter stelt, na overleg met het Presidium, bij de aanvang van de vergadering een spreektijdregeling voor. Provinciale Staten stellen de spreektijdregeling vast.

  • 2. De verdeling van de spreektijd vindt plaats op basis van een verdeelsleutel, te bepalen door het Presidium.

  • 3. De spreektijdregeling is van toepassing op bijdragen in de termijn. De spreektijdregeling is niet van toepassing op:

    • a.

      interrupties en antwoorden op interrupties;

    • b.

      stemverklaringen;

    • c.

      voorstellen van orde; en

    • d.

      mededelingen van een lid over een persoonlijk feit.

  • 4. Leden van fracties als bedoeld in artikel 5, vierde lid, onder a en leden van fracties als bedoeld in artikel 5, vierde lid, onder b krijgen naar rato een gedeelte van de spreektijd toegewezen van de oorspronkelijke fractie.

Artikel 21. Spreekregels

  • 1. De leden van Provinciale Staten en overige aanwezigen spreken vanaf de door de voorzitter aangewezen spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van Provinciale Staten en de overige aanwezigen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 22. Volgorde sprekers

  • 1. Een lid van Provinciale Staten voert het woord na het van de voorzitter verkregen te hebben.

  • 2. Een lid van Provinciale Staten dat het woord vraagt over de orde van de vergadering of over een persoonlijk feit krijgt als eerste het woord.

Artikel 23. Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij Provinciale Staten anders beslissen.

  • 2. De voorzitter sluit elke spreektermijn af.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op het lid dat namens een commissie het woord voert of spreekt over een voorstel van orde.

Artikel 24. Handhaving van de orde

  • 1. Een spreker wordt in zijn betoog niet gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert via de daartoe bestemde microfoons. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Als een spreker zich op een beledigende of onbetamelijke wijze uitdrukt, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp dan wel anderszins de orde verstoort, roept de voorzitter hem tot de orde. Als de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, over het betreffende onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen. Wanneer na de heropening van de vergadering de orde opnieuw wordt verstoord, kan hij de vergadering sluiten.

Paragraaf 3 Beraadslaging en besluitvorming

Artikel 25. Beraadslaging

  • 1. Provinciale Staten kunnen op voorstel van de voorzitter of een lid van Provinciale Staten beslissen over een of meer onderdelen van een onderwerp afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van Provinciale Staten of op voorstel van de voorzitter kunnen Provinciale Staten besluiten de beraadslaging voor een door hen te bepalen tijd te schorsen om de leden van Provinciale Staten of Gedeputeerde Staten de gelegenheid te geven tot beraad.

  • 3. Provinciale Staten kunnen Gedeputeerde Staten verzoeken de secretaris te laten deelnemen aan de beraadslaging.

  • 4. De griffier neemt deel aan de beraadslaging op uitnodiging van de voorzitter.

  • 5. Provinciale Staten kunnen op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen dat anderen dan bedoeld in het derde en vierde lid deelnemen aan de beraadslaging.

  • 6. Wanneer de voorzitter vaststelt dat over een onderwerp voldoende is gesproken, sluit hij de beraadslaging, tenzij Provinciale Staten anders beslissen.

  • 7. De voorzitter deelt na sluiting van de beraadslaging mee wanneer stemming plaatsvindt.

Artikel 26. Besluitvorming

  • 1. Een Statenlid kan de voorzitter verzoeken één of meerdere beslispunten apart in stemming te brengen.

  • 2. Voordat Provinciale Staten tot beraadslaging en stemming overgaan, heeft ieder lid het recht met een stemverklaring zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

  • 3. Na de stemming over eventuele amendementen stemmen Provinciale Staten over het voorstel zoals het dan luidt, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 4. Voordat Provinciale Staten stemmen over het voorstel in zijn geheel formuleert de voorzitter zo nodig het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

  • 5. Tenzij de voorzitter of een lid om hoofdelijke stemming vraagt, stemmen Provinciale Staten bij zitten en opstaan.

  • 6. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Als geen van de leden om stemming vraagt en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 7. In de besluitenlijst van de vergadering wordt vermeld welke leden zich op grond van artikel 28 Provinciewet van stemming hebben onthouden.

  • 8. Bij hoofdelijke stemming roept de voorzitter de leden van de Provinciale Staten bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming vindt plaats naar volgorde van de presentielijst, te beginnen met een door de voorzitter te trekken nummer, dat blijft gelden voor de gehele vergadering.

  • 9. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 10. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan vindt voordat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt op zijn verzoek een herstemming plaats.

  • 11. Bemerkt het lid zijn vergissing pas nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, dan kan hij de voorzitter verzoeken in de besluitenlijst op te nemen dat hij zich heeft vergist. In de uitslag van de stemming brengt dit laatste geen verandering.

  • 12. De voorzitter meldt de uitslag na afloop van de stemming en vermeldt daarbij het aantal vóór en tegen uitgebrachte stemmen.

Artikel 27. Stemming over amendementen en moties

  • 1. Als een amendement op een voorstel is ingediend stemmen Provinciale Staten eerst over dat amendement.

  • 2. Als op een amendement een subamendement is ingediend stemmen Provinciale Staten eerst over het subamendement en vervolgens over het amendement.

  • 3. Als twee of meer amendementen of subamendementen op een voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin Provinciale Staten hierover stemmen. Daarbij brengt de voorzitter het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming.

  • 4. Als bij een voorstel een motie is ingediend, stemmen Provinciale Staten eerst over het voorstel en vervolgens over de motie.

Artikel 28. Stemming over personen

  • 1. Wanneer Provinciale Staten stemmen over het benoemen, voordragen of aanbevelen van personen, benoemt de voorzitter voorafgaand aan de stemming vier leden tot stembureau. De leden van het stembureau wijzen uit hun midden een voorzitter aan.

  • 2. De stemming vindt schriftelijk plaats met uniforme stembriefjes.

  • 3. Ieder aanwezig lid is verplicht een stembriefje in te leveren, behalve wanneer hij zich op grond van de Provinciewet van stemming moet onthouden.

  • 4. Provinciale Staten stemmen net zo vaak als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Provinciale Staten kunnen op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één stembriefje.

  • 5. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat op grond van het derde lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn en dit van invloed is op het besluit, stemmen Provinciale Staten opnieuw.

  • 6. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Provinciewet beschouwt de voorzitter leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd als leden die geen stem hebben uitgebracht. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld;

    • d.

      een stembriefje waarbij, als het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 7. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslissen Provinciale Staten, op voorstel van de voorzitter.

  • 8. De griffier vernietigt de stembriefjes onmiddellijk nadat de voorzitter de uitslag van de stemming heeft vastgesteld.

Artikel 29. Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, stemmen Provinciale Staten een tweede maal.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, stemmen Provinciale Staten een derde maal. Deze derde stemming vindt plaats tussen de twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben verkregen. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan maken Provinciale Staten met een tussenstemming uit tussen welke twee personen de derde stemming plaatsvindt.

  • 3. Als bij tussenstemming de stemmen staken, beslist het lot. Als bij de derde stemming de stemmen staken, vindt in dezelfde vergadering een herstemming plaats. Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.

Artikel 30. Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen schrijft de voorzitter de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes.

  • 2. De griffier vouwt deze briefjes op gelijke wijze, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd. Vervolgens deponeert hij ze in een stembokaal en schudt ze om.

  • 3. De voorzitter neemt een van de briefjes uit de stembokaal. De persoon wiens naam op dit briefje staat, is gekozen.

Artikel 31. De besluitenlijst

  • 1. Provinciale Staten stellen de besluitenlijst in de eerstvolgende vergadering vast.

  • 2. De besluitenlijst bevat de presentielijst, de besluiten die in de vergadering zijn genomen, de uitslag van stemmingen over moties en amendementen, de uitslag van de beraadslaging en stemming over besluiten en de namen van de leden die zich op grond van artikel 28 van de Provinciewet van beraadslaging en stemming hebben onthouden, en toezeggingen.

  • 3. De voorzitter, de leden, de griffier, de gedeputeerden, de commissaris van de Koning, de secretaris en de andere genodigden hebben het recht een voorstel tot verandering aan Provinciale Staten te doen, als de ontwerp-besluitenlijst onjuistheden bevat.

Hoofdstuk 6 Rechten van leden

Artikel 32. Amendementen

  • 1. Ieder lid van Provinciale Staten kan tot het sluiten van de beraadslaging amendementen en subamendementen indienen. Provinciale Staten beraadslagen alleen over amendementen en subamendementen die ingediend zijn door leden van Provinciale Staten die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Elk amendement en subamendement moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorstel - oordeelt dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 3. De indiener kan een amendement of subamendement intrekken tot het moment dat de besluitvorming door Provinciale Staten daarover plaatsvindt.

Artikel 33. Moties

  • 1. Ieder lid van Provinciale Staten kan tot het sluiten van de beraadslaging een motie indienen.

  • 2. Provinciale Staten beraadslagen alleen over moties die ingediend zijn door leden van Provinciale Staten die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 3. Het lid leest het dictum van de motie voor en dient deze vervolgens schriftelijk in bij de voorzitter.

  • 4. De behandeling van een motie over een bepaald onderwerp vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp plaats.

  • 5. De indiener kan een motie intrekken tot het moment dat de besluitvorming door Provinciale Staten daarover plaatsvindt.

Artikel 34. Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter of een lid van Provinciale Staten kan tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat hij kort kan toelichten.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslissen Provinciale Staten terstond.

Artikel 35. Initiatiefvoorstel

  • 1. Een lid van Provinciale Staten kan een initiatiefvoorstel indienen. Hij dient dit voorstel schriftelijk in bij de voorzitter.

  • 2. De plaatsvervangend voorzitter kan namens het Presidium een initiatiefvoorstel indienen. Hij dient dit voorstel schriftelijk in bij de voorzitter.

  • 3. De Agendacommissie bepaalt welke voorbereiding de behandeling van het initiatiefvoorstel in Provinciale Staten behoeft op grond van de wet of bepalingen in dit reglement.

Artikel 36. Interpellatie

  • 1. Een lid van Provinciale Staten dient een verzoek tot het houden van een interpellatie uiterlijk op maandag 12.00 uur voorafgaand aan de vergadering schriftelijk bij de voorzitter in. Van deze termijn wijken Provinciale Staten af wanneer de voorzitter het verzoek spoedeisend acht. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning.

  • 3. De interpellatie vindt plaats als in de eerstvolgende vergadering na indiening ten minste negen andere leden van Provinciale Staten het verzoek steunen. De interpellatie vindt plaats in dezelfde vergadering, tenzij Provinciale Staten anders beslissen.

  • 4. De voorzitter geeft de interpellant als eerste het woord voor het stellen van de in het eerste lid bedoelde vragen. Daarna krijgen Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning de gelegenheid de verlangde inlichtingen te geven. Daarna start overeenkomstig artikel 25 van dit reglement de beraadslaging over de verkregen inlichtingen, waarbij de interpellant in de eerste termijn als eerste het woord krijgt.

Artikel 37. Spoeddebat

  • 1. Een lid van Provinciale Staten kan een gemotiveerd verzoek indienen voor het houden van een spoeddebat.

  • 2. Een aanvraag voor een spoeddebat dient uiterlijk maandag 12.00 uur voorafgaand aan de vergadering bij de voorzitter schriftelijk te zijn ingediend. Van deze termijn kunnen Provinciale Staten afwijken indien de noodzaak voor het spoeddebat pas na het verstrijken van de in de eerste volzin genoemde termijn duidelijk is geworden.

  • 3. Provinciale Staten plaatsen het spoeddebat op de agenda indien het verzoek naast de indiener door tenminste negen andere leden van Provinciale Staten wordt gesteund. Provinciale Staten bespreken een spoeddebat nadat de beraadslaging over de eerder op de agenda opgenomen agendapunten is beëindigd.

  • 4. Wanneer de voorzitter vaststelt dat over het onderwerp voldoende is gedebatteerd, sluit hij het spoeddebat.

Artikel 38. Vragenuur

  • 1. De voorzitter geeft ieder lid aan het begin van de vergadering de gelegenheid vragen te stellen aan Gedeputeerde Staten, of een van hun leden, of de commissaris van de Koning over niet op de agenda vermelde onderwerpen. De te stellen vragen zijn bondig en politiek actueel. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenuur eindigt.

  • 2. Het lid van Provinciale Staten dat mondelinge vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van de vragen uiterlijk op maandag 12.00 uur voorafgaand aan de vergadering aan de voorzitter.

  • 3. De griffier informeert de leden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning over de aangemelde vragen.

  • 4. De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde mondelinge vragen aan de orde worden gesteld.

  • 5. De voorzitter geeft per onderwerp aan de vragensteller het woord om zijn vragen te stellen en een korte toelichting te geven.

  • 6. Na de beantwoording krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van Provinciale Staten het woord verlenen om vervolgvragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8. Naar aanleiding van mondelinge vragen kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 39. Schriftelijke vragen

  • 1. Een lid van Provinciale Staten kan schriftelijke vragen indienen bij de voorzitter. De griffier brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van Provinciale Staten en van Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning.

  • 2. Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning antwoorden zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn ontvangen. De griffier brengt het antwoord ter kennis van de leden van Provinciale Staten.

  • 3. Als beantwoording niet binnen de termijn kan plaatsvinden, stellen Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis. Hierbij geven zij de termijn aan waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. De griffier brengt een afschrift van dit bericht ter kennis van de leden van Provinciale Staten.

Artikel 40. Voorhangprocedure

  • 1. Zodra Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten inlichtingen hebben verstrekt als bedoeld in artikel 167, vierde lid, Provinciewet, deelt de griffier dit mee aan de leden van Provinciale Staten met het verzoek binnen vijf dagen mee te delen of overleg met Gedeputeerde Staten gewenst is.

  • 2. Wanneer een of meer leden van Provinciale Staten overleg vragen, worden de inlichtingen geagendeerd voor het eerst mogelijke overleg tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten.

  • 3. Indien nodig roept de voorzitter van Provinciale Staten een extra vergadering bijeen.

  • 4. Als geen van de leden overleg vraagt, informeert de griffier Gedeputeerde Staten hierover.

  • 5. Gedeputeerde Staten informeren Provinciale Staten over het definitief genomen besluit.

Artikel 41. Verantwoording en verslag

  • 1. Een lid van Provinciale Staten, een gedeputeerde, de commissaris van de Koning of de secretaris, die door Provinciale Staten is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, kan vragen in de vergadering verslag te mogen doen over zaken die in de gemeenschappelijke regeling aan de orde zijn.

  • 2. Ieder lid van Provinciale Staten kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. Artikel 39 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van Provinciale Staten een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluiten Provinciale Staten over het toestaan daarvan. Artikel 36 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin Provinciale Staten een van hun leden hebben benoemd.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 42. Toepassing van dit reglement

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet in strijd zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 43. Opheffing van de geheimhouding

Indien Provinciale Staten op grond van artikel 86, vierde lid van de Provinciewet het voornemen hebben de geheimhouding op te heffen, overleggen zij voorafgaand in een besloten vergadering met het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, als dit orgaan daarom verzoekt.

Hoofdstuk 8 Voorbereiding van de Statenvergadering

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 44. Algemeen

Provinciale Staten kunnen een Statenvergadering voorbereiden met een oordeelsvormende vergadering, zonodig voorafgegaan door een beeldvormende bijeenkomst.

Artikel 45. Voorzitters

  • 1. Provinciale Staten benoemen uit hun midden voorzitters voor de beeldvormende bijeenkomsten en oordeelsvormende vergaderingen.

  • 2. Een voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de bijeenkomst of vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van dit reglement;

    • d.

      hetgeen dit reglement hem verder opdraagt.

  • 3. De zittingsperiode van de voorzitter eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van Provinciale Staten.

  • 4. Provinciale Staten kunnen de voorzitter ontslaan.

  • 5. De voorzitter kan te allen tijde ontslag nemen. Hij meldt dit schriftelijk aan de voorzitter van Provinciale Staten. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als Provinciale Staten een opvolger hebben benoemd.

  • 6. Als door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, vervullen Provinciale Staten deze zo spoedig mogelijk.

Artikel 46. Aanwezigheid en ondersteuning griffier

  • 1. De griffier draagt zorg voor de organisatie en ondersteuning van de bijeenkomsten en vergaderingen.

  • 2. De griffier kan in iedere bijeenkomst en vergadering aanwezig zijn.

Artikel 47. Handhaving van de orde

Artikelen 16 en 24 zijn van overeenkomstige toepassing op beeldvormende bijeenkomsten en oordeelsvormende vergaderingen.

Artikel 48. Besloten bijeenkomsten en vergaderingen

De bepalingen in hoofdstuk 7 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 49. Toehoorders en pers

Artikel 15 is van overeenkomstige toepassing op beeldvormende bijeenkomsten en oordeelsvormende vergaderingen.

Paragraaf 2 Voorbereiding

Artikel 50. Agendacommissie en agendering van onderwerpen

  • 1. Provinciale Staten hebben een Agendacommissie. De Agendacommissie bestaat uit de door Provinciale Staten op grond van artikel 45 benoemde voorzitters.

  • 2. De Agendacommissie wordt voorgezeten door de voorzitter van Provinciale Staten of een op grond van artikel 2, eerste lid benoemde plaatsvervangend voorzitter.

  • 3. De Agendacommissie stelt de agenda van de dagen met beeldvormende bijeenkomsten en oordeelsvormende vergaderingen vast.

  • 4. De vergaderingen van de Agendacommissie zijn openbaar. De voorzitter kan in bijzondere gevallen bepalen dat de deuren gesloten worden. De Agendacommissie beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 5. Elk lid van Provinciale Staten en iedere fractievolger kan tot maandag 12.00 uur voorafgaand aan een vergadering van de Agendacommissie een, gemotiveerd, voorstel voor een beeldvormende bijeenkomst of een oordeelsvormende vergadering indienen bij de griffier. De griffier stuurt deze voorstellen zo spoedig mogelijk aan de Agendacommissie en draagt ervoor zorg dat zo spoedig mogelijk een behandeladvies wordt opgesteld.

  • 6. De griffier stuurt op de tweede werkdag voorafgaand aan een vergadering van de Agendacommissie een planning van en een advies over de wijze van behandeling van te agenderen onderwerpen. Ook stuurt hij de commissie de ontvangen uitnodigingen voor werkbezoeken en geeft daarover een advies.

  • 7. Wanneer de Agendacommissie een voorstel onvoldoende voorbereid acht, kan zij nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 8. Als over een beslissing stemming wordt verlangd, besluiten de aanwezige leden van de Agendacommissie bij meerderheid van stemmen.

  • 9. De griffier publiceert de door de Agendacommissie vastgestelde agenda van beeldvormende bijeenkomsten en oordeelsvormende vergaderingen ten minste tien dagen voorafgaand aan de bijeenkomsten en vergaderingen in een Stateninformatiesysteem.

Artikel 51. Vergaderlocatie en vergaderschema

  • 1. Provinciale Staten organiseren de beeldvormende bijeenkomsten en oordeelsvormende vergaderingen op de dagen die door de voorzitter van Provinciale Staten in een vergaderschema zijn vastgesteld.

  • 2. De bijeenkomsten en vergaderingen vinden plaats in Huis der Provincie te Arnhem. De Agendacommissie kan besluiten hiervan af te wijken als het onderwerp van een bijeenkomst of vergadering daartoe aanleiding geeft of betrekking heeft op een specifiek deel van het grondgebied van Gelderland.

Artikel 52. Publicatie van stukken

  • 1. De griffier publiceert stukken die ter toelichting dienen van de onderwerpen die tijdens bijeenkomsten en vergaderingen aan de orde komen digitaal in een Stateninformatiesysteem.

  • 2. Als op stukken op grond van artikel 84 Provinciewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van Provinciale Staten of fractievolgers inzage. De stukken mogen op geen enkele wijze worden gekopieerd of gefotografeerd. Artikel 13, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 3 Beeldvormende bijeenkomsten

Artikel 53. Doel en vorm

  • 1. Een beeldvormende bijeenkomst is gericht op het overbrengen van feitelijke informatie en achtergronden door Gedeputeerde Staten over een geagendeerd onderwerp of op het kennis nemen van het oordeel van burgers of externe partijen.

  • 2. Een beeldvormende bijeenkomst kan bestaan uit:

    • a.

      een ambtelijke briefing;

    • b.

      een hoorzitting;

    • c.

      een rondetafelgesprek;

    • d.

      een werkbezoek.

  • 3. De Agendacommissie kan beslissen een beeldvormende bijeenkomst een andere vorm te geven wanneer dit het doel van de bijeenkomst beter dient.

Artikel 54. Hoorzitting

  • 1. In een hoorzitting kan eenieder de afgevaardigden van de fracties en groepen toespreken over het geagendeerde onderwerp.

  • 2. Eenieder die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit uiterlijk op maandag 12.00 uur voorafgaand aan de hoorzitting bij de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam en contactgegevens.

  • 3. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 4. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, als dit in het belang is voor de orde van de hoorzitting.

  • 5. De griffier maakt een korte samenvatting van de inbreng van de insprekers, tenzij sprake is van een transcript. Als sprekers hun inbreng op schrift hebben gesteld, neemt de griffier deze als bijlage op bij het verslag.

Artikel 55. Rondetafelgesprek

  • 1. Een rondetafelgesprek is een verdiepend gesprek tussen afgevaardigden van de fracties en groepen en genodigden over een bepaald onderwerp.

  • 2. Degene die verzoekt om een rondetafelgesprek moet duidelijk maken wat het verdiepende karakter is dat met het rondetafelgesprek wordt beoogd.

  • 3. De griffier organiseert een rondetafelgesprek in opdracht van de Agendacommissie.

  • 4. Degenen die niet als deelnemer zijn uitgenodigd aan een rondetafelgesprek en zaken willen inbrengen, kunnen schriftelijk tot maandag 12.00 uur voor de dag waarop het rondetafelgesprek plaats zal vinden hun inbreng bij de griffie indienen. De griffie draagt ervoor zorg dat deze inbreng zo spoedig mogelijk aan Provinciale Staten ter kennis wordt gebracht.

Artikel 56. Spreekregels

  • 1. Deelnemers aan de bijeenkomst spreken vanaf hun plaats of vanaf de door de voorzitter aangewezen spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2. Deelnemers aan de bijeenkomst voeren het woord na het van de voorzitter verkregen te hebben.

  • 3. Een deelnemer aan de bijeenkomst die het woord vraagt over de orde van de bijeenkomst krijgt als eerste het woord. Een ordevoorstel strekt niet tot wijziging van het onderwerp van de bijeenkomst.

  • 4. De Agendacommissie kan spreektijd vaststellen.

Artikel 57. Deelname aan de bijeenkomst.

  • 1. Aan een beeldvormende bijeenkomst nemen leden van Provinciale Staten deel die namens hun fractie of groep zijn afgevaardigd. Elke fractie en groep kan één deelnemer afvaardigen. De fractie kan een fractievolger afvaardigen.

  • 2. De Agendacommissie kan Gedeputeerde Staten verzoeken de secretaris te laten deelnemen aan de bijeenkomst.

  • 3. De griffier neemt deel aan de bijeenkomst op uitnodiging van de voorzitter.

  • 4. De Agendacommissie dan wel de voorzitter kan beslissen dat anderen dan bedoeld in het eerste en tweede lid deelnemen aan de bijeenkomst.

  • 5. De Agendacommissie kan beslissen dat elke fractie en groep meerdere deelnemers kan afvaardigen bij een bijeenkomst, wanneer dit het doel en de vorm van de bijeenkomst beter dient. De Agendacommissie beslist hoeveel deelnemers dit mogen zijn.

Artikel 58. Resultaat bijeenkomst

Wanneer de voorzitter de bijeenkomst sluit, concludeert de voorzitter, daarbij rekening houdend met de zetelverdeling in Provinciale Staten, of het onderwerp voldoende is voorbereid voor agendering in een oordeelsvormende vergadering of dat verdere beeldvorming over het onderwerp wenselijk wordt gevonden. De voorzitter kan ook concluderen dat agendering in een oordeelsvormende vergadering niet nodig wordt geacht.

Artikel 58a. Werkbezoeken

Artikel 56, artikel 57, tweede tot en met vijfde lid en artikel 58 zijn niet van toepassing op een werkbezoek.

Paragraaf 4 Oordeelsvormende vergaderingen

Artikel 59. Doel

Een oordeelsvormende vergadering is gericht op het adviseren van Provinciale Staten over te nemen besluiten en op het overleggen met Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning over de uitoefening van hun bevoegdheden.

Artikel 60. Deelname aan de beraadslaging

  • 1. Aan een oordeelsvormende vergadering nemen leden van Provinciale Staten deel die namens hun fractie of groep zijn afgevaardigd. Elke fractie en groep kan twee deelnemers, waarvan één woordvoerder, per agendapunt afvaardigen. De fractie kan een fractievolger afvaardigen.

  • 2. De Agendacommissie kan Gedeputeerde Staten verzoeken de secretaris te laten deelnemen aan de beraadslaging.

  • 3. De griffier neemt deel aan de beraadslaging op uitnodiging van de voorzitter.

  • 4. De Agendacommissie dan wel de voorzitter kan beslissen dat anderen dan bedoeld in het eerste en tweede lid deelnemen aan de beraadslaging.

  • 5. De Agendacommissie kan beslissen dat elke fractie en groep twee woordvoerders kan afvaardigen bij een agendapunt dat verband houdt met de P&C-cyclus, wanneer dit het doel van de vergadering beter dient.

Artikel 61. Spreekregels

  • 1. Woordvoerders spreken vanaf hun plaats of vanaf de door de voorzitter aangewezen spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2. Woordvoerders voeren het woord na het van de voorzitter verkregen te hebben.

  • 3. Een woordvoerder die het woord vraagt over de orde van de bijeenkomst krijgt als eerste het woord. Een ordevoorstel strekt niet tot wijziging van het onderwerp van de bijeenkomst.

  • 4. De Agendacommissie kan spreektijd vaststellen.

Artikel 62. Resultaat beraadslaging

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp voldoende is besproken, sluit hij de beraadslaging.

  • 2. Wanneer de voorzitter de beraadslaging sluit, concludeert de voorzitter, daarbij rekening houdend met de zetelverdeling in Provinciale Staten of het onderwerp voldoende is voorbereid voor agendering Provinciale Staten of dat verdere oordeelsvorming over het onderwerp wenselijk wordt gevonden.

Artikel 63. Spreekrecht burgers

  • 1. Burgers hebben het recht de afgevaardigden uit de fracties en groepen toe te spreken over het geagendeerde onderwerp. Er bestaat geen spreekrecht als er over het geagendeerde onderwerp een hoorzitting is gehouden of op een andere wijze invulling is gegeven of nog wordt gegeven aan het spreekrecht.

  • 2. Een burger die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit uiterlijk op maandag 12.00 uur onmiddellijk voorafgaand aan de vergadering bij de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam en contactgegevens.

  • 3. De Agendacommissie stelt de totaal beschikbare tijd voor het spreekrecht per vergadering vast.

  • 4. Per vergadering is 30 minuten beschikbaar voor het spreekrecht, tenzij de Agendacommissie anders beslist.

  • 5. Een spreker heeft maximaal 5 minuten spreektijd, tenzij het aantal burgers dat spreektijd heeft aangevraagd meer is dan zes. In het geval dat er meer dan zes sprekers zijn, verdeelt de voorzitter de in de vergadering beschikbare tijd voor het spreekrecht evenredig over de sprekers. De voorzitter kan in bijzondere gevallen hiervan afwijken.

  • 6. De spreker voert het woord nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een afgevaardigde kan een voorstel doen voor de behandeling van de door een burger geleverde inbreng.

Artikel 64. Verslaglegging

  • 1. De griffier draagt zorg voor een afsprakenlijst van de vergadering. Deze lijst bevat:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de leden van Provinciale Staten en fractievolgers die namens hun fractie of groep afgevaardigd zijn en overige genodigden;

    • b.

      een samenvatting van het behandeladvies aan Provinciale Staten.

    • c.

      de toezeggingen die door Gedeputeerde Staten zijn gedaan.

  • 2. De griffier publiceert de ontwerp-afsprakenlijst van de vergadering uiterlijk zeven dagen na de vergadering in een Stateninformatiesysteem.

  • 3. De Agendacommissie stelt de afsprakenlijst vast.

  • 4. De deelnemers aan een vergadering hebben het recht aan de Agendacommissie een voorstel te doen om de afsprakenlijst te wijzigen.

Hoofdstuk 9 Open Agenda

Artikel 65. Doel

In een bijeenkomst met een Open agenda heeft eenieder het recht om met Provinciale Staten in gesprek te gaan over onderwerpen waarover niet op een andere wijze is voorzien in het spreekrecht.

Artikel 66. Voorzitterschap

Een voorzitter als bedoeld in artikel 45 zit de bijeenkomst met Open agenda voor.

Artikel 67. Aanmelden

Eenieder die tijdens een bijeenkomst met een Open agenda van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit op maandag 12.00 uur voorafgaand aan de bijeenkomst met Open agenda bij de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, contactgegevens en het onderwerp, waarover hij het woord wil voeren.

Artikel 68. Spreekregels

  • 1. Een spreker voert het woord nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een afgevaardigde kan de Agendacommissie een voorstel doen voor de behandeling van de door een spreker geleverde inbreng.

  • 2. Een spreker kan niet het woord voeren over:

    • a.

      een besluit van het provinciebestuur waartegen een gerechtelijke procedure loopt;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

  • 3. De spreektijd voor alle sprekers tezamen bedraagt maximaal 45 minuten.

  • 4. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in het eerste en tweede lid.

Hoofdstuk 10 Adviescommissies

Artikel 69. Samenstelling

  • 1. De commissie bestaat uit maximaal één lid per fractie of groep. Een fractie kan in plaats van een lid van de fractie een fractievolger afvaardigen.

  • 2. Provinciale Staten benoemen de leden en plaatsvervangende leden van de commissie.

  • 3. Het doel en de opdracht van de commissie wordt in een instellingsbesluit van Provinciale Staten beschreven.

Artikel 70. Commissievoorzitter

  • 1. Provinciale Staten benoemen de voorzitter van de commissie.

  • 2. De commissie benoemt uit haar midden de plaatsvervangend commissievoorzitter.

  • 3. De commissievoorzitter kan lid zijn van de commissie.

  • 4. De commissievoorzitter is belast met het:

    • a.

      samen met de commissiegriffier voorbereiden van de vergaderingen;

    • b.

      leiden van de vergaderingen en het handhaven van de orde;

    • c.

      optreden als woordvoerder namens de commissie;

    • d.

      namens de commissie indienen van initiatiefvoorstellen;

    • e.

      doen naleven van dit reglement.

Artikel 71. Rapportage

De commissie rapporteert over haar werkzaamheden aan Provinciale Staten.

Artikel 72. Openbaarheid

De bijeenkomsten van de commissie zijn openbaar, tenzij de commissie anders beslist.

Artikel 73. Griffier en commissiegriffier

  • 1. De griffier draagt zorg voor de ondersteuning van een commissie.

  • 2. De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

Artikel 74. Ambtelijke bijstand

De commissie kan, overeenkomstig de Verordening bijstand en fractieondersteuning 2023, de griffier verzoeken bijstand te verlenen.

Artikel 75. Opheffing

  • 1. De commissie houdt op te bestaan wanneer de aan haar opgelegde taken als omschreven in het instellingsbesluit zijn vervuld.

  • 2. Provinciale Staten kunnen in het instellingsbesluit bepalen de commissie op te heffen op een eerder tijdstip dan genoemd in het eerste lid.

Hoofdstuk 11 Statenonderzoekscommissie

Artikel 76. Samenstelling

  • 1. Provinciale Staten benoemen de leden van de onderzoekscommissie uit hun midden.

  • 2. Het lidmaatschap van de onderzoekscommissie eindigt indien:

    • a.

      Provinciale Staten de onderzoekscommissie opheffen;

    • b.

      Een lid ophoudt lid te zijn van Provinciale Staten, behoudens het geval bedoeld in artikel 151a, zesde lid van de Provinciewet;

    • c.

      Een lid ontslag neemt.

  • 3. Een lid dat ontslag neemt, stelt hiervan de commissievoorzitter en Provinciale Staten schriftelijk in kennis.

  • 4. Provinciale Staten kunnen een lid van de commissie ontslaan wanneer deze naar het oordeel van de onderzoekscommissie niet langer geschikt is of in staat is zijn lidmaatschap te vervullen.

  • 5. Provinciale Staten voorzien zo spoedig mogelijk in vacatures.

Artikel 77. Commissievoorzitter

  • 1. Provinciale Staten benoemen een commissievoorzitter en een plaatsvervangend commissievoorzitter uit het midden van de onderzoekscommissie.

  • 2. De commissievoorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de beraadslaging en de verhoren;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van dit reglement;

    • d.

      het samen met de commissiegriffier tekenen van uitgaande stukken van de onderzoekscommissie;

    • e.

      hetgeen dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 78. Besluitvorming door de onderzoekscommissie

  • 1. De onderzoekscommissie besluit met meerderheid van stemmen.

  • 2. Ingeval de stemmen staken heeft de commissievoorzitter een beslissende stem.

Artikel 79. Bevoegdheden

  • 1. De onderzoekscommissie stelt zo spoedig mogelijk na haar instelling een plan van aanpak op. In dit plan van aanpak besteedt de commissie in ieder geval aandacht aan:

    • a.

      de wijze waarop de onderzoeksopdracht wordt uitgevoerd;

    • b.

      de planning van de werkzaamheden;

    • c.

      de taakverdeling;

    • d.

      een protocol voor de openbare verhoren;

    • e.

      de beveiliging van informatie gedurende het onderzoek;

    • f.

      contacten met de pers;

    • g.

      de inrichting van de ambtelijke ondersteuning;

    • h.

      overige voorzieningen die de onderzoekscommissie nodig acht voor de uitvoering van haar werkzaamheden.

  • 2. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 151f van de Provinciewet dient de onderzoekscommissie een raming van de kosten van het onderzoek in. Provinciale Staten stellen het budget vast.

  • 3. De onderzoekscommissie kan derden inschakelen voor het uitvoeren van opdrachten die zij nodig acht voor het onderzoek.

  • 4. Als de onderzoekscommissie ondersteuning van ambtenaren, werkzaam onder verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten, nodig acht, overlegt de griffier van Provinciale Staten hierover met de secretaris van Gedeputeerde Staten.

  • 5. De onderzoekscommissie kan buiten de in artikel 151b, eerste lid, van de Provinciewet genoemde personen, ook anderen verzoeken om medewerking te verlenen aan het onderzoek. Laatstgenoemden verlenen hun medewerking op vrijwillige basis.

  • 6. De onderzoekscommissie kan in het belang van het onderzoek in beslotenheid met eenieder informatieve gesprekken voeren. Deze gesprekken maken als zodanig geen deel uit van het onderzoek en voor degenen die hiertoe worden uitgenodigd bestaat geen plicht tot medewerking.

Artikel 80. Commissiegriffier

  • 1. Provinciale Staten benoemen een medewerker van de griffie als commissiegriffier dan wel als plaatsvervangend commissiegriffier ter ondersteuning van de onderzoekscommissie.

  • 2. De commissiegriffier is bij alle beraadslagingen en verhoren van de onderzoekscommissie aanwezig.

Artikel 81. Verhoren

  • 1. Voorafgaand aan de openbare verhoren beslist de onderzoekscommissie of de getuigen en deskundigen uitsluitend verhoord worden na het afleggen van de eed of belofte als bedoeld in artikel 151c, vijfde lid, van de Provinciewet.

  • 2. De commissievoorzitter bepaalt plaats en tijdstip van het verhoor en brengt die ter openbare kennis.

  • 3. De commissievoorzitter roept de leden van de onderzoekscommissie, de getuigen en de deskundigen ten minste twee weken voor het verhoor op.

  • 4. Binnen drie dagen na verzending van de oproep kunnen de getuigen en deskundigen onder opgaaf van redenen verzoeken het tijdstip van het verhoor te wijzigen.

  • 1. De commissievoorzitter deelt de beslissing op dit verzoek uiterlijk één week voor het tijdstip van het verhoor aan de betrokken getuige of deskundige mee.

  • 5. Wanneer een behoorlijk opgeroepen getuige of deskundige niet verschijnt, maakt de commissiegriffier daarvan een proces-verbaal dat de ter zitting aanwezige leden ondertekenen. Als de onderzoekscommissie dit nodig acht, stelt de commissievoorzitter dit proces-verbaal in handen van het openbaar ministerie van het arrondissement waarin de in gebreke gebleven getuige of deskundige woont.

  • 6. Wanneer een getuige of deskundige ter hoorzitting weigert te antwoorden of de eed of de belofte af te leggen, maakt de commissiegriffier daarvan proces-verbaal op. Als de getuige of deskundige een reden van de weigering heeft gegeven, vermeldt de commissiegriffier deze in het proces-verbaal. De ter zitting aanwezige leden ondertekenen het proces-verbaal.

Artikel 82. Verslaglegging

  • 1. Het verslag van de openbare verhoren vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid en houdt een woordelijke weergave in van wat over en weer is gezegd en van wat verder tijdens het verhoor is voorgevallen.

  • 2. Het verslag verwijst naar de tijdens het verhoor overlegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 3. De commissievoorzitter en commissiegriffier ondertekenen het verslag. De commissiegriffier zendt het verslag aan Gedeputeerde Staten, de leden van Provinciale Staten en degene die is verhoord. Toezending vindt plaats nadat de degenen die zijn verhoord in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze op het conceptverslag kenbaar te maken.

Artikel 83. Rapportage

  • 1. De onderzoekscommissie legt haar bevindingen neer in een rapport, legt haar rapport voor aan Provinciale Staten en zendt een afschrift daarvan aan Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning. Het rapport, met uitzondering van de in artikel 80, tweede en derde lid bedoelde bescheiden, is vanaf dat moment openbaar.

  • 2. Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning kunnen op het rapport van de onderzoekscommissie reageren en hun standpunt toevoegen aan de bevindingen van de commissie.

Artikel 84. Openbaarheid

  • 1. Met uitzondering van de verhoren als bedoeld in artikel 151c, zesde lid van de Provinciewet vinden de werkzaamheden van de onderzoekscommissie niet in de openbaarheid plaats, tenzij de commissie anders besluit.

  • 2. De onderzoekscommissie kan besluiten aan haar overlegde bescheiden of gedeelten daarvan niet openbaar te maken.

  • 3. Voor zover de in het tweede lid bedoelde bescheiden deel uitmaken van het onderzoeksverslag, legt de commissiegriffier deze ter inzage voor de leden van Provinciale Staten. De leden van Provinciale Staten bewaren omtrent de inhoud van deze bescheiden geheimhouding totdat Provinciale Staten de geheimhouding opheffen.

Artikel 85. Toehoorders en pers

Toehoorders en pers wonen de openbare verhoren bij op de voor hen bestemde plaatsen.

Artikel 86. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die tijdens het openbare verhoor geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, melden dit aan de commissievoorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 87. Vergoedingen

  • 1. Personen met wie de onderzoekscommissie een voorgesprek heeft gehouden en personen die de commissie heeft gehoord komen in aanmerking voor een vergoeding overeenkomstig artikel 26 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken.

  • 2. Personen die in dienst zijn van de provincie Gelderland of lid zijn van Provinciale of Gedeputeerde Staten kunnen geen aanspraak op een vergoeding als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 12 Rekeningcommissie

Artikel 88. Instelling en opdracht

  • 1. Provinciale Staten hebben een Rekeningcommissie.

  • 2. De Rekeningcommissie is belast met de voorbereiding van de behandeling van de Jaarrekening, de voorbereiding en begeleiding van de aanbesteding van accountantsdiensten en de voorbereiding van de behandeling in de Statenvergadering van een onderzoek als bedoeld in artikel 217a Provinciewet.

  • 3. Provinciale Staten kunnen de commissie belasten met de voorbereiding van de behandeling van andere stukken met een overwegend financieel karakter.

Artikel 89. Samenstelling

  • 1. Provinciale Staten benoemen de leden uit hun midden.

  • 2. De commissie bestaat uit ten hoogste vijf leden.

  • 3. De zittingsduur van een lid eindigt aan het einde van de zittingsperiode van Provinciale Staten, of wanneer zijn lidmaatschap van Provinciale Staten eindigt.

  • 4. Een lid kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan de voorzitter van Provinciale Staten. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als een opvolger is benoemd.

Artikel 90. Commissievoorzitter

  • 1. Provinciale Staten benoemen de voorzitter van de commissie.

  • 2. De commissie benoemt uit haar midden de plaatsvervangend commissievoorzitter.

  • 3. De commissievoorzitter kan lid zijn van de commissie.

  • 4. De commissievoorzitter is belast met het:

    • a.

      samen met de commissiegriffier voorbereiden van de vergaderingen;

    • b.

      leiden van de vergaderingen en het handhaven van de orde;

    • c.

      optreden als woordvoerder namens de commissie;

    • d.

      namens de commissie indienen van initiatiefvoorstellen;

    • e.

      doen naleven van dit reglement.

Artikel 91. Rapportage

De commissie rapporteert over haar werkzaamheden aan Provinciale Staten.

Artikel 92. Openbaarheid

De bijeenkomsten van de commissie zijn openbaar, tenzij de commissie anders beslist.

Artikel 93. Griffier en commissiegriffier

  • 1. De griffier draagt zorg voor ondersteuning van de commissie.

  • 2. De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

Artikel 94. Ambtelijke bijstand

De commissie kan, overeenkomstig de Verordening bijstand en fractieondersteuning 2023, de griffier verzoeken bijstand te verlenen.

Hoofdstuk 13 Burgerinitiatief

Artikel 95. Inhoud burgerinitiatiefvoorstel

  • 1. Een burgerinitiatiefvoorstel heeft betrekking op een aangelegenheid, waarover Provinciale Staten beslissingsbevoegd zijn.

  • 2. Het burgerinitiatiefvoorstel bestaat uit een voorstel voor een door Provinciale Staten te nemen beslissing, voorzien van een uiteenzetting over de daaraan ten grondslag liggende motieven.

  • 3. Het voorstel heeft geen betrekking op een aangelegenheid die gaat over:

    • a.

      een onderwerp of kwestie waarover Provinciale Staten tot een jaar voorafgaand aan indiening hebben beraadslaagd of besloten;

    • b.

      de rechtspositie van ambtsdragers of gewezen ambtsdragers als zodanig dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden; of

    • c.

      de provinciale belastingen, bedoeld in hoofdstuk XV van de Provinciewet.

Artikel 96. Indiening van het verzoek

  • 1. Ieder die gerechtigd is tot deelname aan de verkiezing van de leden van Provinciale Staten van Gelderland kan een verzoek tot agendering van een burgerinitiatiefvoorstel indienen.

  • 2. De indiener dient zijn verzoek tot agendering van een burgerinitiatiefvoorstel schriftelijk in bij de voorzitter van Provinciale Staten.

  • 3. Het verzoek wordt ondertekend door de indiener en bevat zijn achternaam, voornamen, adres en geboortedatum.

  • 4. Het verzoek wordt voorts ondertekend door een plaatsvervanger van de indiener en bevat zijn achternaam, voornamen, adres en geboortedatum. De plaatsvervanger dient te voldoen aan de vereisten van het eerste lid. De plaatsvervanger is gerechtigd om na machtiging van de indiener diens plaats in te nemen bij de uitoefening van de rechten, die de indiener op grond van dit reglement toekomen.

  • 5. De indiener voegt bij het verzoek een lijst van personen die het verzoek ondersteunen. De lijst bevat de achternaam, voornamen, adres, geboortedatum en handtekening van deze personen.

  • 6. Provinciale Staten kunnen ten behoeve van het indienen van een verzoek een of meer formulieren vaststellen.

Artikel 97. Geldigheid van het verzoek

  • 1. Gedeputeerde Staten onderzoeken de geldigheid van het burgerinitiatiefvoorstel. Provinciale Staten beslissen zo spoedig mogelijk over de geldigheid van het burgerinitiatiefvoorstel.

  • 2. Het verzoek is geldig als:

    • a.

      ten minste 750 andere personen die 16 jaar of ouder en woonachtig in Gelderland zijn het verzoek ondersteunen;

    • b.

      het voldoet aan de overige vereisten uit dit hoofdstuk.

  • 3. De beoordeling of het verzoek voldoet aan het bepaalde in het vorige lid vindt plaats naar de situatie op de dag van indiening van het verzoek.

  • 4. Als Provinciale Staten het verzoek als ongeldig aanmerken omdat niet wordt voldaan aan artikel 95, eerste lid sturen zij het door naar Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning indien de aangelegenheid tot de bevoegdheid van een van deze bestuursorganen behoort.

Artikel 98. Agendering en behandeling van het burgerinitiatiefvoorstel

  • 1. Indien Provinciale Staten het verzoek als geldig aanmerken, agenderen zij het burgerinitiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk, met in achtneming van de wettelijke vereiste voorbereidingsprocedure van de voorgestelde beslissing en de door de Agendacommissie noodzakelijk geachte voorbereiding van de besluitvorming.

  • 2. De indiener van het verzoek wordt in de gelegenheid gesteld om het burgerinitiatiefvoorstel tijdens de vergadering van Provinciale Staten toe te lichten, direct voorafgaande aan de behandeling van het voorstel. Hij neemt niet deel aan de beraadslaging over het voorstel.

  • 3. Als het burgerinitiatiefvoorstel geagendeerd is voor een beeldvormende bijeenkomst of oordeelsvormende vergadering wordt de indiener in de gelegenheid gesteld om het burgerinitiatiefvoorstel toe te lichten en deel te nemen aan de beraadslaging over het voorstel.

Artikel 99. Voorbereiding en bekendmaking

  • 1. Gedeputeerde Staten nemen de voorbereidingsbeslissingen en treffen de voorbereidingshandelingen die nodig zijn in verband met de bij het burgerinitiatiefvoorstel voorgestelde beslissing.

  • 2. Bekendmaking en mededeling van de beslissing op het burgerinitiatiefvoorstel vindt plaats overeenkomstig afdeling 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 14 Slotbepalingen

Artikel 100. Uitleg reglement

In gevallen waarin hoofdstukken 10 en 11 niet voorzien of bij twijfel over de toepassing van deze hoofdstukken, beslist de betreffende commissie. In alle andere gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van dit reglement, beslissen Provinciale Staten op voorstel van de voorzitter.

Artikel 101. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het Reglement van Orde Provinciale Staten van Gelderland 2021.

  • 3. Deze regeling wordt aangehaald als: Reglement van Orde Provinciale Staten van Gelderland 2023.

Ondertekening

Gepubliceerd te Arnhem

namens Gedeputeerde Staten van Gelderland,

Marc van Hemmen

Teammanager Bestuurlijk Juridische Zaken

Toelichting Reglement van Orde Provinciale Staten van Gelderland 2023

Artikel 3

Het werkgeverschap voor de griffier is neergelegd bij de Werkgeverscommissie. Provinciale Staten hebben een groot deel van hun bevoegdheden op het gebied van werkgeverschap overgedragen aan deze commissie.

Artikel 9

De griffie plaatst alle ingekomen Statenbrief en overige binnengekomen mails en brieven in het Stateninformatiesysteem. Daarbij geeft de griffie aan PS een behandeladvies. Deze behandeladviezen kunnen zijn:

  • voor kennisgeving aannemen

  • betrekken bij … (Statenbrief, vergadering, etc.)

  • doorsturen aan GS voor reactie

  • doorsturen aan GS ter voorbereiding van reactie door PS

Provinciale Staten besluiten iedere vergadering aan de hand van de behandeladviezen van de griffie over de definitieve afhandeling. Ieder lid kan bij de besluitvorming in de Statenvergadering over de afhandeling van de stukken een voorstel doen om een bepaald stuk op een andere manier af te handelen.

Schrijvers van mails en brieven krijgen een ontvangstbericht van de griffie. Dit is een procedureel bericht. Het is aan de fracties zelf om desgewenst inhoudelijk te reageren.

Artikel 28

Op voorstel van de voorzitter kunnen PS besluiten geen stemming te houden, maar in plaats daarvan één of meerdere personen bij acclamatie te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen.

Artikel 35

Net als Gedeputeerde Staten het recht hebben om voorstellen voor provinciaal beleid aan Provinciale Staten te doen, hebben ook Statenleden dat recht: het recht van initiatief. Het vormgeven van een goed beargumenteerd en juridisch correct voorstel met bijbehorende financiering kan tijdrovend en complex zijn. Daarom heeft een Statenlid ook het recht om, met tussenkomst van de griffier, bijstand te krijgen op grond van de Verordening bijstand en fractieondersteuning 2023.

Nadat de initiatiefnemer het voorstel heeft ingediend bij de voorzitter, buigt de Agendacommissie zich over de vraag op welke wijze de voorbereiding van de besluitvorming moet plaatsvinden, net als dat met reguliere Statenbrieven gebeurt. Tijdens de behandeling in de beeldvormende bijeenkomsten en oordeelsvormende vergaderingen, licht de initiatiefnemer het voorstel toe en verdedigt dit. Tijdens de besluitvormende Statenvergadering neemt de initiatiefnemer plaats naast de voorzitter om, net als een gedeputeerde zou doen, het voorstel te verdedigen. Hij spreekt dat dus niet namens zijn fractie of groep, maar enkel als initiatiefnemer.

Er zijn ook initiatiefvoorstellen van meer procedurele aard. Het gaat dan bijvoorbeeld om voorstellen voor kleine wijzigingen van dit Reglement van Orde. Of om initiatiefvoorstellen waarmee PS adviezen van de Rekenkamer over nemen. Deze initiatiefvoorstellen worden ingediend door de plaatsvervangend voorzitter. De plaatsvervangend voorzitter of de griffier dient deze voorstellen in omdat het aan Statenleden is om een initiatiefvoorstel in te dienen. Maar gezien het procedurele karakter van het initiatiefvoorstellen, zal de griffier of plaatsvervangend voorzitter het voorstel niet inhoudelijk verdedigen maar hooguit procesmatig kunnen toelichten.

Artikel 37

Een Statenlid kan een verzoek indienen voor het houden van een spoeddebat. Dit is een debat over een politiek actuele kwestie, waarover het lid een uitspraak van Provinciale Staten wenst. Uitgangspunten voor het houden van een spoeddebat zijn:

  • Het gaat om een politiek actuele kwestie;

  • De indiener geeft aan waarom het debat niet uitgesteld kan worden tot een oordeelsvormende vergadering (tenzij er natuurlijk al oordeelsvorming heeft plaatsgevonden);

  • De indiener geeft aan waarover hij een uitspraak van Provinciale Staten verlangt. Het spoeddebat heeft dus niet enkel tot doel om vragen te stellen aan het college van Gedeputeerde Staten.

Het Presidium toetst het ingediende verzoek voor een spoeddebat aan bovenstaande criteria en adviseert Provinciale Staten over het al dan niet toekennen van het verzoek.

Artikel 37 geeft een bijzonder recht aan een minderheid in Provinciale Staten om punten te agenderen. Dit recht is ongeclausuleerd. Dit artikel is in zekere zin te beschouwen als een lex specialis (bijzondere regeling) ten opzichte van de lex generalis (algemene regeling) van artikel 12. Dit betekent dat Provinciale Staten bij de vaststelling van de agenda of bij motie van orde de agendering van een spoeddebat niet bij meerderheidsbesluit kunnen verhinderen. Als het verzoek om een spoeddebat te houden naast de indiener wordt gesteund door negen andere Statenleden, plaatsen PS het spoeddebat hoe dan ook op de agenda.

Artikel 38

In het Vragenuur hebben Statenleden de mogelijkheid om korte, actuele vragen te stellen aan het college van Gedeputeerde Staten. Hierbij gelden de volgende aandachtspunten:

  • Het gaat om een actuele kwestie;

  • De vraagsteller weegt af of het indienen van schriftelijke vragen niet een beter instrument is;

  • De vragen leiden niet naar een politiek debat. In dat geval is het spoeddebat immers het aangewezen instrument;

  • De vragen zijn bondig en beperkt in aantal. Ze worden niet voorafgegaan door een uitgebreide beschouwing of verkondiging van het fractiestandpunt.

Hoofdstuk 7

[vervallen]

Hoofdstuk 8

Met de bepalingen in hoofdstuk 8 geven Provinciale Staten invulling aan artikel 80 Provinciewet. Artikel 91 Provinciewet is daarmee voor wat betreft besloten beeldvormende bijeenkomsten en besloten oordeelsvormende vergaderingen van overeenkomstige toepassing.

Paragrafen 1 en 2

Provinciale Staten agenderen onderwerpen volgens het bob-model: beeldvorming – oordeelsvorming – besluitvorming.

Het zwaartepunt ligt bij de beeldvormende bijeenkomsten en oordeelsvormende vergaderingen. Het doel van een beeldvormende bijeenkomst is om de kennis bij Statenleden over een bepaald onderwerp te vergroten, waardoor zij in oordeelsvormende vergaderingen goed in staat zijn om politieke standpunten uit te wisselen met andere Statenleden en de leden van Gedeputeerde Staten. Een oordeelsvormende vergadering is erop gericht om te bepalen of een onderwerp besluitrijp is voor de vergadering van Provinciale Staten.

Op de agenda van de vergadering van Provinciale Staten komen alleen onderwerpen die in de voorgaande fase besluitrijp zijn bevonden (als hamerstuk, stemstuk of bespreekstuk), of onderwerpen die direct in PS worden geagendeerd, bijvoorbeeld omdat ze technisch van aard zijn of gaan over benoemingen.

De Agendacommissie beoordeelt welke behandeling nodig is voor statenbrieven en initiatieven van fracties (agendaverzoeken, initiatiefvoorstellen) en wanneer deze gepland wordt.

Statenleden en fractievolgers hebben het recht om bij de Agendacommissie agendaverzoeken in te dienen. Wanneer de leden van de Agendacommissie het niet eens zijn over de vraag of dan wel wanneer een bepaald onderwerp geagendeerd moet worden, beslist de commissie bij meerderheid van stemmen.

Paragrafen 3 en 4

De beeldvormende bijeenkomst kan elke mogelijke vorm krijgen, zolang die het doel van de bijeenkomst dient. Dat kan dus zijn van een technische, ambtelijke, briefing tot bijeenkomsten met Gedeputeerde Staten, experts over een bepaald onderwerp of inwoners. Ook kan in beeldvorming worden voorzien door het organiseren van een werkbezoek. Dit biedt Provinciale Staten de mogelijkheid om flexibel in te spelen op de veranderende rol die partners en inwoners spelen bij de totstandkoming van provinciaal beleid.

In de oordeelsvormende vergadering wisselen fracties en groepen hun standpunten uit met elkaar en met GS. In deze vergadering is er spreekrecht, wanneer hier niet al op een andere wijze in is voorzien. Als er sprake is van een te nemen besluit, concludeert de voorzitter aan het eind van de vergadering of een voorstel besluitrijp is. Oftewel: kan het voorstel door naar de besluitvormende fase, de vergadering van Provinciale Staten? Of moeten PS het besluit nog beter voorbereiden met een nieuwe oordeelsvormende vergadering?

In het reglement wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘afgevaardigden’ en ‘deelnemers’. Met ‘deelnemers’ bedoelen we iedereen die aan de bijeenkomst of vergadering heeft deelgenomen, dus ook leden van GS of andere genodigden. Met ‘afgevaardigden’ bedoelen we enkel diegenen die namens hun fractie of groep in de bijeenkomst of vergadering het woord voeren.

Hoofdstuk 9

De Agendacommissie programmeert voorafgaand aan de Statenvergadering een bijeenkomst met een ‘Open agenda’. Dit is een bijeenkomst van maximaal 45 minuten, waarin elke burger, organisatie of bedrijf spreektijd kan vragen om iets te vertellen, een petitie aan te bieden of iets te presenteren aan de leden van Provinciale Staten. Het moet dan gaan om onderwerpen waarover niet al op een andere wijze is voorzien in het spreekrecht.

Hoofdstuk 10

Provinciale Staten stellen de adviescommissie bedoeld in dit hoofdstuk in op grond van artikel 82 van de Provinciewet.

Hoofdstuk 11

Provinciale Staten stellen de onderzoekscommissie bedoeld in dit hoofdstuk in op grond van artikel 151a, derde lid van de Provinciewet. In de volksmond wordt deze onderzoekscommissie ‘enquêtecommissie’ genoemd.

Hoofdstuk 12

Provinciale Staten stellen de Rekeningcommissie in op grond van artikel 82 van de Provinciewet.

Bijlage 1 - –Geheimhouding van informatie

Leden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten krijgen in hun werk te maken met geheimhouding van informatie. Hoe zij met geheime informatie moeten omgaan, staat in de geheimhoudingsregeling van de Provinciewet (Hoofdstuk VA). Deze bijlage geeft een beknopt overzicht van de hoofdlijnen van deze regeling.

De geheimhoudingsregeling uit de Provinciewet is gericht op bestuursorganen. Fractievolgers, fractiemedewerkers en ambtenaren kunnen echter vanwege hun functie ook te maken krijgen met informatie waarop geheimhouding rust. Fractievolgers, fractiemedewerkers en ambtenaren zijn op grond van de Algemene wet bestuursrecht en het Wetboek van Strafrecht ook verplicht om die geheimhouding in acht te nemen.

Informatie kan schriftelijk of mondeling van aard zijn. Eerst worden de belangrijkste regels over schriftelijke informatie besproken. Daarna volgen de regels over geheimhouding van mondelinge informatie.

Schriftelijke geheime informatie

Wie kan geheimhouding opleggen?

Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten, de commissaris van de Koning en een commissie in de zin van de Provinciewet kunnen geheimhouding opleggen. Dit mogen zij alleen op grond van een belang dat staat beschreven in artikel 5.1, eerste of tweede lid van de Wet open overheid. Op schriftelijke informatie rust niet van rechtswege geheimhouding: dit moet altijd expliciet worden opgelegd door een van de genoemde bestuursorganen onder verwijzing naar het desbetreffende belang en naar de artikelen van de Provinciewet en de Wet open overheid.

Voor schriftelijke stukken die voor, tijdens of na een besloten vergadering worden overlegd, moet een apart besluit tot geheimhouding worden genomen.

Wie mag geheime schriftelijke informatie verstrekken?

De hoofdregel is: het orgaan dat de geheimhouding oplegt (PS, GS, cvdK of een commissie) is als enige bevoegd om die geheime informatie met andere bestuursorganen en de rekenkamer te delen. Daarbij moet altijd worden vermeld dat op de informatie geheimhouding rust. Het ontvangende orgaan mag deze informatie niet verder delen met anderen.

Op deze hoofdregel bestaat één uitzondering: als schriftelijke informatie onder geheimhouding met PS is gedeeld, mogen daarna alleen de Staten deze informatie nog met anderen delen. Het orgaan dat geheimhouding had opgelegd, blijft wel bevoegd de geheime informatie verder te bespreken en te behandelen met de partijen met wie de informatie al was gedeeld voordat de informatie aan de Staten werd verstrekt.

Het is niet mogelijk voor GS, de cvdK of een commissie om geheime schriftelijke informatie aan één of enkele Statenleden te verstrekken. Er bestaat alleen de mogelijkheid om geheime schriftelijke informatie met de Staten als geheel te delen. In het geval dat informatie onder geheimhouding wordt verstrekt aan een commissie waarin enkele leden van de Staten zitting hebben, moet deze informatie dan ook aan de Staten als geheel worden verstrekt.

Wie mag geheime schriftelijke informatie weer opheffen?

De hoofdregel is: geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd deze weer heeft opgeheven. Op deze hoofdregel bestaan twee uitzonderingen:

  • 1.

    Als informatie onder geheimhouding met de Staten is gedeeld, dan zijn de Staten als enige bevoegd om de geheimhouding op te heffen.

  • 2.

    Als geheimhouding is opgelegd door een commissie, dan kan de geheimhouding niet alleen worden opgeheven door de commissie die de geheimhouding heeft opgelegd, maar ook door het orgaan dat die commissie heeft ingesteld.

Als geen Woo-grond aanwezig is

Soms is er een situatie waarin GS schriftelijke informatie willen delen met PS of een commissie, waarvan zij vinden dat deze informatie (tijdelijk) binnenskamers moet blijven maar waarvoor zij artikel 5.1 Woo niet kunnen inroepen. GS brengen dan de informatie vertrouwelijk ter kennis van de Staten. Hier wordt bewust gesproken van vertrouwelijke informatie, omdat de wet alleen spreekt van openbare of geheime informatie.

In dit geval kunnen GS hooguit een beroep doen op de bereidheid om de informatie niet naar buiten te brengen. De afweging om de informatie al dan niet in de openbaarheid te brengen, ligt dan bij het Statenlid. Hij of zij is hierop door GS niet aanspreekbaar. Het is aan GS om een inschatting te maken van het risico dat de informatie toch niet binnenskamers blijft en van de gevolgen die dit kan hebben.

Mondelinge geheime informatie

Onder mondelinge geheime informatie (waar dus geen geschrift aan te pas komt) valt informatie die in een besloten vergadering wordt behandeld (artikel 23 Provinciewet). Onder dit artikel vallen besloten Statenvergaderingen en besloten vergaderingen van commissies die door PS zijn ingesteld. In artikel 23 is bepaald dat de informatie die in een besloten vergadering ter kennis van de aanwezigen komt geheim is, tenzij de commissie of de Staten anders beslissen. De geheimhoudingsplicht voor mondelinge informatie geldt dus van rechtswege.

Zowel tijdens de vergadering als op een later moment kunnen de Staten of de commissie besluiten tot opheffing van de geheimhouding van mondelinge informatie die in een besloten vergadering ter kennis van de aanwezigen is gekomen. Als wordt besloten tot opheffing van de geheimhouding, worden de verslaglegging en de besluitenlijst op de gebruikelijke wijze openbaar gemaakt.

Uitzonderingssituatie

Op het moment dat door de commissaris van de Koning of (leden van) het college van Gedeputeerde Staten bepaalde zaken in beslotenheid worden besproken, komt de mondelinge informatie waarop van rechtswege geheimhouding ligt, ter kennis van de aanwezigen. Deze geheime informatie is dan dus niet aan de Staten verstrekt, waardoor de geheime informatie ook niet aan de gehele Staten hoeft te worden verstrekt.

Uiteraard kunnen zich nog steeds situaties voordoen waarin bijvoorbeeld de commissaris van de Koning vertrouwelijke informatie wil bespreken met enkele leden van de Staten. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het presidium.

Schending geheimhoudingsplicht door Statenleden

Als een Statenlid of een commissielid in strijd handelt met zijn geheimhoudingsplicht, dan kan deze persoon ten hoogste drie maanden worden uitgesloten van het ontvangen van alle geheime informatie. Dit besluit staat los van eventuele strafbaarheid op grond van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht.