Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstigeoverlast 2023

Geldend van 07-03-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstigeoverlast 2023

Het college besluit om:

  • 1.

    De beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstigeoverlast 2023 gemeente Hattem vast te stellen

  • 2.

    De beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstigeoverlast 2011 in te trekken

1. Inleiding

Op 1 september 2010 is de “Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast” (Wet MBVEO of Voetbalwet) in werking getreden. Doel van de wet is het voorkomen van een herhaling van ernstig overlastgevend gedrag. De wet bestaat uit nieuwe artikelen in de Gemeentewet, het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering toegevoegd. Te weten:

Gemeentewet

  • Artikel 172a Gebiedsverbod, groepsverbod en meldingsplicht

  • Artikel 172b Bevel naar ouders/ verzorgers van 12- minners

Wetboek van Strafvordering

  • Artikel 509hh Gedragsaanwijzing door de officier van justitie inhoudende een gebiedsverbod, contactverbod, meldingsplicht of zich doen begeleiden bij hulpverlening

Wetboek van Strafrecht

  • Artikel 141a Strafbaarstelling van het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van geweld tegen personen of goederen

  • Artikel 184a Strafbaarstelling overtreding gedragsaanwijzing in verband met vrees voor ernstig belastend gedrag van de verdachte jegens personen

Deze wet geeft de burgemeester en de officier van justitie de mogelijkheid om maatregelen op te leggen aan personen die overlast veroorzaken of de openbare orde verstoren.

In juli 2015 werd de Wet MBVEO op een aantal punten aangescherpt:

  • Een gebiedsverbod, meldplicht of groepsverbod rond een thuiswedstrijd kan worden uitgebreid naar uitwedstrijden. Burgemeesters die een betaald voetbalorganisatie in hun gemeente hebben, kunnen daarover onderling afspraken maken.

  • Burgemeesters krijgen de mogelijkheid een stadionverbod van de KNVB of van een voetbalclub te 'versterken' met een meldplicht of een gebiedsverbod.

  • De burgemeester kan nu een gebiedsverbod, meldplicht of groepsverbod opleggen voor 90 afzonderlijke dagen, verspreid binnen 24 maanden.

  • De strafrechter kan naast een straf nu ook een gebiedsgebod, meldplicht en contactverbod voor 5 jaar opleggen (in plaats van 2).

Het huidige beleid is verouderd. Het overlastbeleid uit 2011 is gebaseerd op de wetgeving zoals deze voor juli 2015 gold. De mogelijkheid van een verspreid gebiedsverbod, groepsverbod of meldplicht is hierin niet opgenomen. In het beleid uit 2011 is ook geen rekening gehouden met de mogelijkheid om aan een opgelegd verbod of meldplicht een bestuurlijke dwangsom te verbinden. Deze redenen geven aanleiding om het beleid te actualiseren.

2. Wettelijk kader

Overwegende dat voor de toepassing van artikel 172a en artikel 172b Gemeentewet een beleidsregel noodzakelijk is wat betreft de bevoegdheden bij herhaaldelijke groepsgerelateerde en/of individuele overlast, is onderstaand beleid geformuleerd.

Op grond van de wet MBVEO kan de burgemeester een gebieds- of groepsverbod opleggen voor een periode van drie maanden. Ook is het mogelijk een gebiedsverbod of groepsverbod op te leggen voor maximaal 90 afzonderlijke dagen verspreid over een periode van 24 maanden. In combinatie met deze verboden kan tevens een meldingsplicht worden opgelegd.

Daarnaast is in de wet een bevoegdheid voor de officier van justitie opgenomen tot het geven van een gedragsaanwijzing voorafgaand aan strafrechtelijke vervolging. In afwachting van de strafrechtelijke afdoening van het strafbare feit door de rechter kan hij de verdachte een gebiedsverbod, contactverbod of een meldingsplicht opleggen. Ook is het mogelijk om de verdachte te verplichten zich te doen begeleiden bij hulpverlening ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Indien de OvJ een gebiedsverbod heeft opgelegd dan kan de burgemeester aan de verdachte niet voor hetzelfde gebied een gebieds- of groepsverbod opleggen.

De wet is van toepassing op structurele ernstige overlast en is bedoeld ter aanvulling op de reeds bestaande bevoegdheden van de burgemeester en de officier van justitie. Alleen als andere maatregelen niet toereikend zijn dan kan naar de nieuwe bevoegdheden worden gegrepen. Het is dus een ultimum remedium en alleen bedoeld voor de “zware” gevallen (hardnekkige overlast, orde verstorende jeugdgroepen, harde kern voetbalhooligans etc.).

De bevoegdheden zien niet op dreigende, acute ordeverstoringen of ongeregeldheden. Bij acute, onverwachte situaties waar geen tijd of weinig voorbereidingstijd is, kan de burgemeester gebruik maken van zijn noodbevoegdheden (noodbevel of noodverordening).

Met de invoering van de Wet MBVEO is ook het opzettelijk verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van geweld tegen personen of goederen strafbaar gesteld. Afspraken die hooligans maken via bijvoorbeeld internet of SMS worden daarmee als een zelfstandige en strafwaardige handeling aangemerkt.

De bevoegdheden voor de burgemeester staan opgenomen in de Gemeentewet (art. 172a en b) en de bevoegdheden voor de officier van justitie in het Wetboek van Strafvordering (art. 509hh). De strafbaarstelling voor voorbereidingshandelingen staat in artikel 141a in het Wetboek van Strafrecht.

Aan het opleggen van een verbod of meldplicht kan een last onder dwangsom in de zin van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht gekoppeld worden. Dit houdt in dat bij het negeren van het verbod of meldplicht een bestuurlijke dwangsom verbeurd. Daarmee ontstaat een financiële aansporing voor degene aan wie het verbod of meldplicht is opgelegd om zich aan het verbod te houden.

2.1 bevoegdheden burgemeester

Gebiedsverbod (art. 172a Gemeentewet)

  • 1.

    De overlastgever die een gebiedsverbod krijgt opgelegd, mag zich niet bevinden in of in de omgeving van één of meer bepaalde objecten binnen de gemeente dan wel in één of meer bepaalde delen van de gemeente.

  • 2.

    Het gebiedsverbod wordt opgelegd voor de duur van drie maanden. Op basis van specifieke feiten of omstandigheden kan de burgemeester besluiten om een bevel voor een kortere duur op te leggen.

  • 3.

    De termijn kan drie keer worden verlengd voor telkens drie maanden.

  • 4.

    De burgemeester wijzigt het verbod tussentijds ten gunste van de betrokkene indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. Een wijziging kan inhouden dat het gebiedsverbod wordt beperkt of ingetrokken zodra daartoe aanleiding is.

  • 5.

    De burgemeester heeft de mogelijkheid om een gebiedsverbod te laten gelden voor bepaalde tijden (bijvoorbeeld instellen van een individuele avondklok).

  • 6.

    Als alternatief voor een gebiedsverbod voor een aangesloten periode kan de burgemeester besluiten een gebiedsverbod op te leggen voor maximaal 90 afzonderlijke dagen verspreid over een periode van 24 maanden.

Groepsverbod (art. 172a Gemeentewet)

  • 1.

    De overlastgever die een groepsverbod krijgt opgelegd, mag zich niet zonde redelijk doel in groepsverband met meer dan drie andere personen ophouden in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een voor het publiek toegankelijke plaats.

  • 2.

    Het groepsverbod wordt opgelegd voor de duur van drie maanden. Op basis van specifieke feiten of omstandigheden kan de burgemeester besluiten om een bevel voor een kortere duur op te leggen.

  • 3.

    De termijn kan drie keer worden verlengd voor telkens drie maanden.

  • 4.

    De burgemeester wijzigt het verbod tussentijds ten gunste van de betrokkene indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. Een wijziging kan inhouden dat het groepsverbod wordt beperkt of ingetrokken zodra daartoe aanleiding is.

  • 5.

    Het is mogelijk het groepsverbod te combineren met een meldplicht.

  • 6.

    Als alternatief voor een gebiedsverbod voor een aangesloten periode kan de burgemeester besluiten een gebiedsverbod op te leggen voor maximaal 90 afzonderlijke dagen verspreid over een periode van 24 maanden.

Meldingsplicht (art. 172a Gemeentewet)

  • 1.

    De overlastgever die een meldingsplicht krijgt opgelegd, is verplicht zich bij een nader aangegeven instantie op een nader aangegeven tijdstip te melden.

  • 2.

    De burgemeester kan een meldingsplicht als zelfstandige maatregel opleggen of in combinatie met een gebiedsverbod.

  • 3.

    Een bevel om zich te melden in een andere gemeente, wordt slechts gegeven in overeenstemming met de burgemeester van die gemeente.

  • 4.

    De meldingsplicht wordt opgelegd voor de duur van drie maanden. Op basis van specifieke feiten of omstandigheden kan de burgemeester besluiten om een bevel voor een kortere duur op te leggen.

  • 5.

    De termijn kan drie keer worden verlengd voor telkens drie maanden.

  • 6.

    De burgemeester wijzigt het verbod tussentijds ten gunste van de betrokkene indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. Een wijziging kan inhouden dat het gebiedsverbod wordt beperkt of ingetrokken zodra daartoe aanleiding is.

  • 7.

    Het is mogelijk de meldplicht te combineren met een groepsverbod.

  • 8.

    Als alternatief voor een meldingsplicht voor een aangesloten periode kan de burgemeester besluiten een gebiedsverbod op te leggen voor maximaal 90 afzonderlijke dagen verspreid over een periode van 24 maanden.

Overlast door jeugdigen onder de twaalf jaar (art. 172b Gemeentewet)

  • 1.

    Aan een persoon die het gezag uitoefent over een minderjarige overlastveroorzaker die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt, kan het volgende bevel worden gegeven:

    • a.

      Dat de minderjarige zich niet in of in de omgeving van een of meer bepaalde objecten dan wel in een of meer bepaalde delen van de gemeente mag bevinden zonder begeleiding van degene die het gezag uitoefent over de betrokkene of een andere meerderjarige;

    • b.

      Dat de minderjarige zich niet tussen 8 uur ’s avonds en 6 uur ’s ochtends mag bevinden op voor het publiek toegankelijke plaatsen zonder begeleiding van degene die het gezag uitoefent over de betrokkene of een andere meerderjarige.

  • 2.

    Het bevel met betrekking tot een minderjarige wordt opgelegd voor ten hoogste drie maanden.

  • 3.

    Verlenging is niet mogelijk.

  • 4.

    De burgemeester wijzigt het verbod tussentijds ten gunste van de betrokkene indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. Een wijziging kan inhouden dat het gebiedsverbod wordt beperkt of ingetrokken zodra daartoe aanleiding is.

  • 5.

    Anders dan bij de mogelijkheden van artikel 172a van de Gemeentewet heeft de burgemeester niet de mogelijkheid om als alternatief voor een gebiedsverbod voor een aangesloten periode een gebiedsverbod op te leggen voor maximaal 90 afzonderlijke dagen verspreid over een periode van 24 maanden.

2.2 Samenhang overige bevoegdheden uit de APV

De artikel 172a en 172b Gemeentewet doorkruisen niet wat bij gemeentelijke verordening is bepaald. Dit betekent dat de huidige instrumenten tegen overlast en baldadigheid uit de APV blijven bestaan, waaronder eventuele gebieds- of verblijfsontzeggingen. Ook de inzet op grond van samenscholing en ongeregeldheden en de maatregelen tegen overlast en baldadigheid waaronder openlijk drankgebruik (APV) blijven onverminderd van kracht.

Gebiedsontzegging APV

In de huidige APV is geen bepaling opgenomen die de burgemeester de bevoegdheid geeft een gebieds- ontzegging op te nomen. De model-APV biedt die mogelijkheid wel. Dit betreft in artikel 2:78 van de Model-APV van de VNG. Dit artikel luidt als volgt:

Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht] een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

  • 2.

    Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen] kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste zestien weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

  • 3.

    Een bevel als bedoeld in het tweede lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.

  • 4.

    De burgemeester beperkt de krachtens het eerste of tweede lid gegeven bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.]

De toepassing van artikel 172a Gemeentewet en de APV is verschillend. Het instrument op grond van de APV maakt het mogelijk na een waarschuwing bij lichte orde verstorende gedragingen direct een gebiedsontzegging op te leggen. Op grond van de APV kan derhalve direct worden opgetreden op het moment dat een maatregel op dat moment, in dat gebied noodzakelijk wordt geacht voor het herstel van de openbare orde. Een gebiedsontzegging is daarom mogelijk bij een op dat moment optredend probleem, mits de betrokkene eerder is gewaarschuwd.

De bevoegdheden op grond van artikel 172a en 172b uit de Gemeentewet kunnen alleen worden ingezet als de overtredingen een herhaaldelijk karakter hebben, waarbij tevens sprake moet zijn van een ernstige vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde. Het mandateren van deze aanvullende bevoegdheden is niet toegestaan. De bevoegdheden zijn daardoor feitelijk niet geschikt om in een acuut zich manifesterend openbare orde probleem in te zetten. Hiervoor zijnde APV, en het noodrecht (artikelen 172, 175-176a Gemeentewet) de meest geëigende instrumenten.

De bevoegdheden op grond van de Gemeentewet worden dan ingezet op het moment dat de maatregelen op grond van de APV geen effect sorteren of niet toereikend worden geacht, gelet op de ervaringen of het karakter van de problematiek en er ernstige vrees bestaat voor een verdere verstoring van de openbare orde. De gebieds- of verblijfsverboden op grond van de APV worden alleen opgelegd na een schriftelijke waarschuwing en een nieuw feit binnen de termijn van twaalf maanden. Gebiedsverboden op grond van de wet MBVEO kan worden opgelegd bij voldoende mutaties.

2.3 Bestuurlijke dwangsom

Op grond van artikel 5:32, eerste lid, van de Awb is een bestuursorgaan bevoegd om in plaats van een last onder bestuursdwang een last onder dwangsom op te leggen. De last onder dwangsom is net als de last onder bestuursdwang een herstelsanctie. Bij de last onder dwangsom wordt de overtreder aangeschreven met een opdracht (last) tot ongedaan making van een overtreding of tot voorkoming van herhaling. Laat de overtreder dit na dan verbeurt de overtreder een dwangsom. Die dwangsom kan, afhankelijk van de ‘modaliteit’, worden vastgesteld op een bedrag ineens per overtreding of per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd (art. 5:32b, eerste lid, Awb).

De last onder dwangsom is geschikt om te gebruiken bij overtredingen van in de APV opgenomen ge- en verbodsbepaling in verband met de aanpak van jeugdoverlast. Het biedt de mogelijkheid om de overtreder te bewegen zich van verdere overtredingen te onthouden. Als de overtreder dezelfde overtreding nogmaals begaat dan verbeurt hij – bijvoorbeeld per geconstateerde overtreding – een dwangsom aan de gemeente. Die dwangsom kan veel hoger worden vastgesteld dan bijvoorbeeld een strafrechtelijke boete. Ter illustratie wordt verwezen naar een uitspraak van de Afdeling van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1117, waarin een door de burgemeester opgelegde last onder dwangsom in verband met de overtreding van een APV-bepaling met betrekking tot drugshandel in stand werd gelaten.1 De uitspraak onderstreept dat de last onder dwangsom als zodanig een bruikbaar instrument kan zijn om handhavend op te treden tegen overtredingen van in de APV opgenomen ge- en verboden.

Een aandachtspunt bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom is dat dat de dwangsom krachtens artikel 5:32b, derde lid, van de Awb in redelijke verhouding moet staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsom.2

Tevens wordt gewezen op een uitspraak van de Afdeling van 25 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3274, waaruit de les kan worden getrokken dat van belang is scherp te hebben welk bestuursorgaan bevoegd is om de last onder dwangsom op te leggen, zeker als in de ge- of verbodsbepaling zelf niet is bepaald wie belast is met de handhaving daarvan. Het tijdsverloop tussen de overtreding en de last onder dwangsom kan daarbij een rol spelen. In de uitspraak stond een last onder dwangsom centraal, gebaseerd op het verbod uit de APV om op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren. Omdat deze last onder dwangsom werd opgelegd aan een persoon, drie weken nadat bij hem inbrekerswerktuigen in beslag waren genomen, oordeelde de Afdeling dat de last onder dwangsom niet werd uitgeoefend met het oog op het feitelijk handhaven van de openbare orde, waartoe de burgemeester exclusief bevoegd is. Daarom was volgens de Afdeling het college bevoegd om de last onder dwangsom op te leggen.

2.3.1. Last onder dwangsom bij gebieds- of verblijfsontzeggingen, groepsverbod, meldplicht

Een gebieds- of verblijfsontzegging kan worden versterkt als daaraan een last onder dwangsom wordt verbonden. Zonder een dergelijke last onder dwangsom kan zelfs worden afgevraagd wat de (intrinsieke) prikkel zal zijn voor degene aan wie een gebieds- of verblijfsontzegging is opgelegd, om zich daaraan te houden. Hierbij moet rekening worden gehouden met artikel 5:6 van de Awb. Als een gebieds- of verblijfsontzegging wordt opgelegd tot onmiddellijke handhaving van de openbare orde en de last onder dwangsom strekt tot naleving van dat bevel kan een en ander met elkaar worden gecombineerd. De gebieds- of verblijfsontzegging strekt dan namelijk tot de beëindiging van handelingen die de openbare orde verstoren, terwijl de last onder dwangsom strekt tot handhaving van de opgelegde gebieds- of verblijfsontzegging zelf.

3. Openbare orde belang

De bevoegdheden van artikel 172a en 172b van de Gemeentewet kunnen worden ingezet bij diverse vormen van groepsgerelateerde en individuele herhaaldelijke overlast. Hieronder worden de meest relevante vormen benoemd. Deze (niet limitatieve) opsomming is bedoeld om een beeld te schetsen van de diverse vormen waarin overlast zich kan uiten, niet om harde grenzen te bepalen. Notoire overlastgevers veroorzaken vaak in verschillende settings overlast bijvoorbeeld rondom voetbalwedstrijden maar ook buiten de wedstrijden op verschillende plekken in de gemeente Hattem.

3.1 Voetbalgerelateerde overlast

De ervaring leert dat confrontaties tussen supportersgroepen en/of de politie voornamelijk worden aangegaan voorafgaand aan en na afloop van wedstrijden. Soms zijn de supportersgroepen onder invloed van drank en drugs. Bij ordeverstoringen is er onder andere sprake van intimiderend gedrag, bedreigingen, vernielingen en openlijke geweldpleging.

Het komt regelmatig voor dat leden van de harde kern anderen tot ordeverstoringen aanzetten en zelf buiten schot blijven. Vooral (zeer) jonge supporters willen zich doen gelden en indruk maken op de harde kern. Het kunnen weren van supporters die zich schuldig maken aan openbare ordeverstorend gedrag om herhaling te voorkomen is een nuttig en effectief instrument. Dit kan bijvoorbeeld door een civielrechtelijk of strafrechtelijk stadionverbod op te leggen. Supporters aan wie een stadionverbod is opgelegd mogen zich echter nog wel ophouden rondom het stadion en kunnen daardoor nog steeds deelnemen aan ordeverstoringen in de directe omgeving.

De burgemeester kan vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de openbare orde en veiligheid aan deze personen een omgevingsverbod opleggen voor het stadion.

Indien het omgevingsverbod niet het gewenste effect heeft (het verbod wordt overtreden, na het aflopen van het verbod vinden opnieuw ernstige openbare ordeverstoringen plaats of de overlast verplaatst zich) dan kan de burgemeester zijn bevoegdheden op grond van art. 172a Gemeentewet aanwenden. Hij kan daarbij een (zo nodig langdurig) gebiedsverbod of een groepsverbod opleggen aan personen, deel uitmakend van een groep, die door hun gedragingen de openbare orde herhaaldelijk verstoren of die daarbij een leidende rol hebben. Dit bevel kan worden aangevuld met een meldingsplicht.

3.2 Ernstige overlast in wijken / door jeugdgroepen

Het komt steeds vaker voor dat er in wijken sprake is van toenemende overlast en (kleine) criminaliteit door (jeugd)groepen. Het betreft vaak aanhoudende orde verstorende gedragingen in de publieke ruimte, die een directe aantasting vormen van de veiligheid en leefbaarheid. De gevolgen hiervan kunnen voor de omgeving ingrijpend zijn: mensen die zich in hun eigen woonomgeving bedreigd of onveilig voelen, bewoners die (weg)gepest worden en verhuizen of winkeliers die zich niet veilig meer voelen in hun omgeving.

Het betreft doorgaans een beperkt aantal duidelijk aanwijsbare personen. Het gaat vaak om een kleine groep die het initiatief neemt en een leidende rol heeft. Als bestaande instrumenten zoals een gebiedsverbod op basis van de APV of eerdere hulpverlening/begeleiding niet het gewenste effect hebben dan kan de burgemeester naar zijn bevoegdheden uit art. 172a Gemeentewet grijpen. De overlastgevers kunnen dan een langdurig gebiedsverbod of groepsverbod krijgen opgelegd. Het gebiedsverbod kan nog extra kracht worden bijgezet in de vorm van een meldingsplicht.

De wet biedt ook de mogelijkheid drugsrunners, straatdealers, zwervers en alcoholisten die individueel of in groepsverband de openbare orde verstoren aan te pakken. Denk bijvoorbeeld aan overlast rondom het NS Station of de verschillende hangplekken. Bij herhaaldelijke overlast en ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde kunnen ook deze groepen overlastveroorzakers individueel worden aangepakt op basis van art. 172a Gemeentewet.

3.3 Ernstige overlast bij evenementen

Hattem heeft jaarlijks een redelijk aantal evenementen. Om te voorkomen dat relschoppers herhaaldelijk bij evenementen de openbare orde verstoren, kunnen de instrumenten uit deze beleidsregels ook bij evenementen worden ingezet. Een evenement wordt in deze beleidsregel gedefinieerd overeenkomstig de definitie in de APV van de gemeente Hattem.

3.4 Ernstige overlast door jeugdigen onder de twaalf jaar

Soms worden herhaaldelijke en groepsgewijze openbare ordeverstoringen gepleegd door kinderen jonger dan twaalf jaar (12-minners). Bij deze groep is het nog meer van belang om in te zetten op preventie en hulpverlening. Investeren in opvoedingsondersteuning via het CJG en/of lokale zorgnetwerken en onderwijs (leerplicht) blijft de enige juiste lange termijnoplossing waarbij een persoonsgerichte aanpak voorop staat. De burgemeester zal niet zonder reden en niet zonder zicht op een bredere aanpak bevelen opleggen aan 12-minners.

Het bevel uit artikel 172b Gemeentewet is bedoeld voor die situaties waarbij het jonge kind zich herhaaldelijk in groepen misdraagt met verstoringen van de openbare orde tot gevolg en waarbij eerder ingezette (vrijwillige) hulpverlening, ook richting ouders, onvoldoende soelaas biedt. Dit laatste kan ook het geval zijn indien de ouders zich niet of onvoldoende blijvend committeren aan een zorgtraject.

Voordat gegrepen wordt naar zorg in gedwongen kader kan dan allereerst getracht worden via het burgemeestersbevel de situatie om te buigen. Ook als al wel gedwongen zorg is ingezet kan de burgemeester zijn bevoegdheid gebruiken maar dan met het doel om de ordeverstoringen op korte termijn te kunnen stoppen.

Op grond van de bevelsbevoegdheid van artikel 172b Gemeentewet kan aan de ouders het bevel worden gegeven ervoor zorg te dragen dat hun kind zich niet zonder begeleiding van een meerderjarige (dit kan natuurlijk ook Bureau Jeugdzorg zijn) begeeft in bepaalde gebieden. Ook kan de begeleidingsplicht worden opgelegd voor de openbare ruimte tussen 20.00u ’s avonds en 06.00u ‘s-ochtends.

4. Beleidsregels

Onderstaand beleid wordt geformuleerd onder de naam “Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast 2023”;

4.1 Voorwaarden voor het aanwenden van de bevoegdheden 172a/b Gemeentewet

De burgemeester kan gebruik maken van zijn bevoegdheden op grond van art. 172a en b Gemeentewet als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    Het gaat om een verstoring van de openbare orde;

  • 2.

    Die verstoring vindt herhaaldelijk plaats;

  • 3.

    Er is een ernstige vrees voor verdere verstoringen van de openbare orde;

  • 4.

    De overlast is gepleegd door een individu of door een groep dan wel door een persoon die bij groepsgewijze overlast een leidende rol heeft gehad;

  • 5.

    En specifiek voor de groep 12-minners: het gaat om groepsgewijze orde verstorende gedragingen.

Hieronder wordt aangegeven hoe deze begrippen in de beleidsregels worden gehanteerd. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de bevoegdheden genoemd in art. 172a Gemeentewet (gebiedsverbod, groepsverbod en meldingsplicht) en 172b Gemeentewet (12-minners).

4.2 Begripsbepalingen; bevoegdheden artikel 172a Gemeentewet

4.2.1 Orde verstorende gedragingen

Orde verstorende gedragingen in het kader van deze beleidsregel zijn in ieder geval de hierna opgenomen gedragingen uit het Wetboek van Strafrecht en overtredingen van de APV. Daarnaast kunnen ook structurele orde verstorende gedragingen die niet direct strafbaar zijn gesteld onder deze begripsbepaling vallen. Vaak gaat het om gedragingen die op zichzelf, als ze eenmalig zouden worden tentoongespreid, niet als ernstig worden opgevat maar als ze persistent worden wel. Daarnaast zijn het gedragingen waarvoor niet direct geverbaliseerd kan worden maar, zoals gezegd, wel bij herhaling tot veel overlast kunnen leiden. Voorbeelden van orde verstorende gedragingen zijn:

  • Het hinderlijk en zonder redelijk doel rondhangen;

  • Joelen;

  • Naroepen;

  • Bespugen;

  • Schelden;

4.2.2 Herhaaldelijk

Wanneer er sprake is van herhaaldelijke overlast hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard en de ernst van de verstoring van de openbare orde. Om te kunnen spreken van herhaaldelijk moet het gaan om meerdere gedragingen die de openbare orde verstoren binnen een afzienbare tijd.

Door de burgemeester wordt ordeverstoring in ieder geval als herhaaldelijk aangemerkt indien er binnen een periode van 13 maanden meer dan één orde verstorende feiten of gedragingen als bedoeld in de APV en als bedoeld in de betreffende artikelen van het Wetboek van Strafrecht hebben plaatsgehad. Dit hoeven niet dezelfde feiten te zijn maar kunnen ook verschillende feiten betreffen. Bij herhaaldelijke overlast hoeft er nog geen sprake te zijn van ernstige vrees voor verdere verstoring (zie hierna). Dit betekent dat bij herhaaldelijke overlast in beginsel de reguliere instrumenten worden ingezet zoals het reeds gebruikte gebiedsverbod. In ieder geval zijn orde verstorende gedragingen van langer dan 13 maanden geleden niet te kwalificeren als herhaaldelijk. De periode van 13 maanden is gekozen om het mogelijk te maken dit beleid toe te passen bij de jaarlijks terugkerende evenementen en de periode rond de jaarwisseling.

4.2.3 Ernstige vrees

Ordeverstorend gedrag welke herhaaldelijk wordt gepleegd door het individu of door groepen, binnen een afzienbare tijd, is ernstig gelet op het effect op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De ernstige vrees kan daarnaast worden afgeleid uit concrete aanwijzingen, bijvoorbeeld het feit dat een persoon reeds in het verleden betrokken is geweest bij ernstige ordeverstoringen, door verklaringen van betrokkenen, signalen of verwachtingen en overige voorzienbare omstandigheden.

4.2.4 Groepsgerelateerde gedragingen en leidende rol

Er is sprake van een groep bij drie of meer personen, waar de overlastgever onderdeel vanuit maakt. Als een persoon bij groepsgerelateerde overlast een leidende rol heeft gehad, kan direct - na de eerste overtreding - een bestuurlijke maatregel worden opgelegd. Het is moeilijke een leidende rol te typeren.

Aansluiting kan worden gezocht bij rechterlijke uitspraken over openlijke geweldpleging in vereniging waar de leider niet zelf orde verstorende gedragingen pleegt, maar ‘actief’ medestanders mobiliseert, voorop loopt, faciliteert, oproept (via sms, internet of anderszins) of op intimiderende wijze een bijdrage levert aan het in groepsverband plegen van ordeverstoring. Van een leidende rol kan dus sprake zijn indien de persoon anderen aanzet tot ongewenst gedrag dat de openbare orde verstoort. Dit kan zich uiten in concrete gedragingen zoals het benaderen van anderen, het leggen van contact tussen leden van de groep, het initiatief nemen, een vertrouwensrelatie en/of gezag hebben. Ook kan de leidinggevende rol worden afgeleid uit verklaringen van getuigen of leden van de groep. Aantonen van een leidende rol is afhankelijk van de concrete casus. Naast de te treffen maatregelen van de burgemeester kan de orde verstorende leider strafrechtelijk worden vervolgd.

4.3 Begripsbepalingen; Bevoegdheden artikel 172b Gemeentewet

Bij het inzetten van de bevoegdheden uit art. 172b Gemeentewet worden de wettelijke termen (zoals orde verstorende gedraging, herhaaldelijk, ernstige vrees en groepsgewijs) op dezelfde manier gedefinieerd als bij art. 172a Gemeentewet. Zie voor deze definities de voorgaande paragraaf van deze beleidsregels.

Bij ernstige overlast in groepsverband door jeugdigen onder de twaalf jaar legt de burgemeester in de volgende gevallen de bevelen van art. 172b Gemeentewet op:

  • Indien de minderjarige binnen een termijn van 13 maanden herhaaldelijk de openbare orde heeft verstoord, en

  • Indien een geïntegreerde persoonsgerichte aanpak van minder vergaande middelen en hulpverlening geen effect hebben of hebben gehad.

Het bevel van de burgemeester kan alleen worden ingezet bij groepsgebonden verstoringen van de openbare orde door 12-minners. Hierbij hoeft het niet te gaan om een groep die uitsluitend uit 12-minners bestaat. De maatregel kan ook worden toegepast richting een of enkele 12-minners(s) binnen een groep die verder bestaat uit personen van twaalf jaar of ouder.

Indien aan bovenstaande voorwaarden is voldaan dan wordt de volgende werkwijze gehanteerd:

  • Indien in de voorgaande zes maanden nog geen bevel is gegeven op grond van art. 172b dan wordt aan het ouderlijk gezag van de minderjarige een bevel opgelegd waarbij de minderjarige zich gedurende een periode van drie maanden niet tussen

  • 20.00 uur en 06.00 uur mag begeven op voor het publiek toegankelijke plaatsen zonder begeleiding van het ouderlijk gezag.

  • Indien de minderjarige gedurende de looptijd van een art. 172b bevel of binnen zes maanden na het verstrijken van een dergelijk bevel opnieuw overlastgevend gedrag vertoont dan zal opnieuw een maatregel worden opgelegd. In dat geval zal aan de persoon die het gezag over de minderjarige uitoefent:

    • Het bevel worden gegeven dat de minderjarige in een nader aan te wijzen gebied zich niet mag ophouden zonder begeleiding van de persoon die gezag over hem heeft, en

    • Het bevel worden gegeven dat de minderjarige tussen 20.00 uur en 06.00 uur niet zonder begeleiding mag komen op voor het publiek toegankelijke plaatsen.

4.4 Duur van het verbod

De bevelen van art. 172a en 172b Gemeentewet worden in principe opgelegd voor de duur van drie maanden. Deze termijn wordt gerechtvaardigd door het feit dat de betrokkene al de nodige openbare orde incidenten op zijn naam heeft staan voordat de bevoegdheden uit art. 172a en b worden aangewend.

Met uitzondering van de bevelen voor 12-minners, kan het bevel driemaal met een periode van ten hoogste drie maanden worden verlengd indien dat uit een oogpunt van handhaving van de openbare orde noodzakelijk is. Dit betekent dat er na afloop van het verbod nog steeds een aanwijsbare ernstige vrees bestaat voor verdere verstoring van de openbare orde. Een bevel mag inclusief verlengingen niet langer duren dan twaalf maanden.

Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan besloten worden om in plaats van een bevel voor de duur van drie maanden dit op te leggen gedurende maximaal 90 dagen in een tijdsbestek van 24 maanden. Deze mogelijkheid bestaat niet voor een bevel op grond van artikel 172b van de Gemeentewet. Een bevel voor een gespreid aantal dagen kan geëigend zijn als de overlast zich concentreert op bepaalde dagen/perioden, bijvoorbeeld het weekend of vakantieperioden.

4.5 Gebied waarvoor een gebiedsverbod of groepsverbod wordt opgelegd/meldingsplicht

In het besluit van de burgemeester wordt duidelijk aangegeven voor welk gebied een verbod wordt opgelegd. Indien de overtreder kan aantonen dat hij een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, wordt het gebied waarop het verbod van toepassing is dienovereenkomstig aangepast zodat de betreffende persoon een aanlooproute/corridor heeft. Of iemand een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, zal door de betrokkene zelf moeten worden aangetoond. Het zal in het algemeen gaan om belangen in de persoonlijke sfeer zoals wonen, werken, bezoek aan een huisarts, advocaat of hulpverleningsinstantie(s). Een gebiedsverbod of groepsverbod wordt in beginsel opgelegd voor het gebied waar de overlast heeft plaatsgevonden. Als het voor de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is dat de betrokkene ook uit een ander gebied wordt geweerd (bijvoorbeeld de omgeving van het voetbalstadion) dan kan tevens dat andere gebied worden aangewezen. Dit wordt in het besluit gemotiveerd. Bij het opleggen van een meldingsplicht wordt er zoveel mogelijk naar gestreefd om de betrokkene de gelegenheid te geven zich te melden in de eigen woonplaats. Dit betekent dat in sommige gevallen de burgemeester een meldingsplicht zal willen opleggen voor een andere gemeente. In dat geval is overeenstemming vereist met de burgemeester van die andere gemeente. In de gemeente wordt geen vast meldpunt aangewezen. Deze wordt afhankelijk van de casus vastgesteld. Dit is een stuk maatwerk wat vooral in overleg en in afstemming met de politie moet gebeuren.

4.5.1 Bestuurlijke dwangsom

Aan een opgelegd gebiedsverbod, groepsverbod of meldplicht, wordt een last onder dwangsom verbonden. Deze dient enerzijds voldoende financiële aansporing te zijn om het bevel niet te overtreden en anderzijds moet de hoogte in redelijke verhouding te staan tot de ernst van de overtreding. De dwangsom wordt gesteld op een bedrag per geconstateerde overtreding. Mocht het maximum bereikt bereikt zijn, dan wordt een nieuwe last opgelegd met hogere bedragen

Als richtlijn houden we daarbij het volgende aan:

1e lastgeving: €800,- per geconstateerde overtreding, tot een maximum van €2400,--

2e lastgeving (als maximum 1e lastgeving is bereikt): €1600,-- tot een maximum van €4800,--

3e lastgeving (als maximum 2e lastgeving is bereikt): €2400,-- tot een maximum van €7200,--

Afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval kunnen de bedragen hoger of lager worden gesteld.

4.6 Werkwijze (stroomschema)

Zie bijlage 3.

4.6.1 Dossiervorming

De burgemeester baseert een bevel in de zin van art. 172a of 172b Gemeentewet op een gedocumenteerd dossier. Het dossier beargumenteert de noodzaak van het opleggen van het bevel boven andere interventiemogelijkheden. Dossiervorming vindt plaats onder regie van de burgemeester. De Veiligheidskamer, de lokale zorgnetwerken en het CJG spelen een belangrijke rol. (De veiligheidskamer vormt een informatieknooppunt voor diverse partners op het gebied van veiligheid en zorg zoals de gemeente, politie, Openbaar Ministerie, reclassering en Veilig Thuis etc.)

Het dossier dat ten grondslag ligt aan de bevelen van art. 172a en 172b Gemeentewet dient onder andere te bevatten:

  • 1.

    De contactgegevens van de behandelend politieambtenaar, zorginstantie en/of andere instanties die betrokken zijn bij de overlastgever;

  • 2.

    De contactgegevens van de ordeverstoorder waaronder tenminste naam, leeftijd, woonplaats (adres) en telefoonnummer en indien van toepassing de gegevens van de persoon die het gezag over de minderjarige uitoefent;

  • 3.

    De registraties van de orde verstorende gedragingen die leiden tot het opleggen van de maatregel;

  • 4.

    De onderliggende processen-verbaal en registraties van alle bij de politie bekend zijnde gedragingen van de betrokkene over een redelijke periode. Dit heeft tot doel inzicht te krijgen in de gedragingen van de betrokkene en dient tevens als onderbouwing van het afgegeven bevel;

  • 5.

    Traject dat al doorlopen is met de betreffende groep en/of persoon, dat wil zeggen interventies en het effect daarvan (hulpverleningstrajecten, waarschuwingen etc.). Dit onderdeel is een vereiste indien het gaat om 12-minners.

  • 6.

    Bij een eventuele meldingsplicht gegevens van de locatie waar de persoon zich moet melden;

  • 7.

    Indien er sprake is van een meldingsplicht in een andere gemeente, de toestemming van de burgemeester van de betreffende gemeente;

  • 8.

    Indien er sprake is van een verzoek tot verlenging van de maatregelen, de registraties waaruit de hernieuwde vrees voor verstoring van de openbare orde blijkt.

4.6.2 Verzoek aan de burgemeester

Indien de partners betrokken bij een casus van mening zijn dat aan een bepaalde persoon een bevel als bedoeld in deze beleidsregel moet worden opgelegd, dan doen zij daartoe een verzoek aan de burgemeester. Bij dit verzoek voegen zij bovengenoemd dossier. Daarnaast wordt in het verzoek in ieder geval aangegeven:

  • 1.

    Waarom de burgemeester gevraagd wordt van zijn bevoegdheid gebruik te maken (en niet bijvoorbeeld de officier van justitie);

  • 2.

    Welke bevoegdheid gevraagd wordt in te zetten;

  • 3.

    Een duidelijke omschrijving van het gebied waarvoor de maatregel moet worden opgelegd.

4.6.3 Uitreiken voornemen tot opleggen bevel en tot opleggen last onder dwangsom

Op basis van het aangeleverde dossier beslist de burgemeester of hij van mening is dat de betrokkene in aanmerking komt voor één van de bevelen genoemd in art. 172a of 172b van de Gemeentewet. Zo ja, dan wordt in principe allereerst een voornemen tot het opleggen van het bevel en tot het opleggen van een last onder dwangsom uitgereikt.

Het voornemen wordt per aangetekende post naar het huisadres van betrokkene gezonden of indien mogelijk door de politie (bij voorkeur wijkagent) of een gemeentelijk buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) in persoon aan de geadresseerde van het besluit uitgereikt. Dit vergt goede afstemming. Ook dit is maatwerk. (In het geval van uitreiking door de politie legt de politie deze handeling vast in het politiesysteem.)

In het voornemen wordt vermeld:

  • 1.

    Door welke gedragingen en op welke tijdstippen en plaatsen de betrokken persoon herhaaldelijk (groepsgewijs) de openbare orde heeft verstoord dan wel op grond van welke gedragingen de burgemeester tot het oordeel is gekomen dat betrokkene daarbij een leidende rol heeft gehad;

  • 2.

    Indien het gaat om een gebieds- of groepsverbod, de afbakening van het gebied waarvoor de burgemeester voornemens is een bevel op te leggen;

  • 3.

    De voorgenomen ingangsdatum en duur van het bevel;

  • 4.

    De dwangsombedragen

  • 5.

    Op welke wijze de betrokkene kan reageren op het voornemen.

  • 6.

    Indien de betrokkene op het moment van het plegen van het strafbare feit in de voorgaande zes maanden ook al een bevel op grond van art. 172 a en/of b heeft gehad dan wordt opnieuw een voornemen opgelegd en niet direct overgegaan tot het opleggen van een nieuw bevel.

4.6.4 Zienswijze

Betrokkene kan binnen vijf werkdagen na het uitreiken van het voornemen of vijf werkdagen na aangetekende verzending tot het opleggen van een gebiedsverbod, groepsverbod en/of meldingsplicht zijn zienswijze schriftelijk kenbaar maken aan de burgemeester.

4.6.5 Opleggen bevel en lastgeving onder dwangsom

Een bevel als bedoeld in art. 172a en b Gemeentewet en de daarbij behorende lastgeving onder dwangsom wordt opgelegd:

  • 1.

    Na het ontvangen van de schriftelijke zienswijze;

  • 2.

    Na afloop van de zienswijzentermijn als betrokkene geen zienswijze heeft ingediend.

Het besluit wordt per aangetekende post verstuurd of door de politie/boa in persoon uitgereikt (indien mogelijk). De geadresseerde van het besluit wordt gewezen op de mogelijkheid om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen het definitieve besluit.

Ook als de burgemeester besluit om uiteindelijk geen gebieds- of groepsverbod op te leggen, ontvangt de betreffende persoon daarvan schriftelijk bericht.

In de definitieve beschikking is opgenomen:

  • 1.

    Door welke gedragingen en op welke tijdstippen en plaatsen de betrokken persoon herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord dan wel op grond van welke gedragingen de burgemeester tot het oordeel is gekomen dat betrokkene daarbij een leidende rol heeft gehad;

  • 2.

    Een concrete aanduiding van de objecten in of in de omgeving waarvan deze persoon zich niet mag bevinden dan wel van het gedeelte of bepaalde delen van de gemeente waar deze persoon zich niet (al dan niet in groepsverband) mag bevinden;

  • 3.

    De ingangsdatum en duur van het bevel;

  • 4.

    De lastgeving onder dwangsom

  • 5.

    Reactie op de ingediende zienswijze (indien van toepassing);

  • 6.

    Waarom de maatregel in het concrete geval noodzakelijk is (motivering).

Een afschrift van het besluit van de burgemeester wordt gezonden aan de teamchef van politieteam, de officier van justitie, de Veiligheidskamer en het lokale zorgnetwerk.

4.6.6 Specifieke bepalingen voor bevelen met betrekking tot 12-minners

De hierboven genoemde regels omtrent de werkwijze bij het opleggen van bevelen (inclusief lasten onder dwangsom) gelden ook voor bevelen met betrekking tot 12-minners, met dien verstande dat deze bevelen worden opgelegd aan de personen die het gezag uitoefenen over de minderjarige (hierna gemakshalve ouders/voogden genoemd).

Dit betekent dat:

  • 1.

    Het voornemen en het bevel worden geadresseerd en uitgereikt aan de ouders/voogden;

  • 2.

    De ouders/voogden de gelegenheid krijgen hun zienswijze kenbaar te maken;

  • 3.

    De ouders/voogden bezwaar en beroep kunnen aantekenen tegen een definitieve beschikking.

4.7 Overleg tussen partijen

In de lokale driehoek vindt afstemming plaats tussen politie, officier van justitie en de burgemeester over de inzet van de bevoegdheden op grond van de wet MBVEO. Daarnaast worden concrete gevallen via de Veiligheidskamer en/of het lokale zorgnetwerk cq andere casusoverleggen besproken. De Veiligheidskamer en het lokale zorgnetwerk geven bij de dossiers advies aan de burgemeester voor het opleggen van een maatregel.

In art. 172a, derde lid, Gemeentewet is een samenloopregeling opgenomen. Deze houdt in dat indien de officier van justitie een gedragsaanwijzing heeft gegeven in de vorm van een gebiedsverbod, de burgemeester aan dezelfde persoon geen gebieds- of groepsverbod mag opleggen voor hetzelfde gebied.

Het is dus van belang dat de burgemeester en officier over en weer van elkaar weten welke bevelen zij opleggen. De burgemeester neemt daarom contact op met de officier van justitie voordat hij een bevel in de zin van art. 172a Gemeentewet geeft. De officier van justitie informeert de burgemeester indien hij een gedragsaanwijzing geeft of intrekt. Door het actief vastleggen van de 'afspraak op persoon' vanaf de waarschuwingsbrief is het mogelijk om samenloop te voorkomen.

4.8 Toezicht en handhaving

In principe houdt de politie toezicht op de naleving van de in art. 172a en 172b Gemeentewet genoemde burgemeestersbevelen. Ook kunnen buitengewoon opsporingsambtenaren of andere toezichthouders in dienst van de gemeente toezien op de naleving. Het niet naleven van een burgemeestersbevel als bedoeld in artikel 172a en 172b van de Gemeentewet is strafbaar op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht (WSr).

5. Citeertitel

Deze beleidsregel zal worden aangehaald als “Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast 2023 gemeente Hattem”.

6. Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze beleidsregel wordt bekendgemaakt in de Huis aan Huis en treedt in werking één dag na bekendmaking.

Ondertekening

Hattem, februari 2023

M. Sanderse

Burgemeester van Hattem

Bijlage 1 Checklist dossier

  • 1.

    Telecommunicatie- en internetgegevens en soortgelijke voor communicatie benodigde gegevens;

  • 2.

    Volledige personalia, geboortegegevens, titulatuur, aliassen, adresgegevens en waar mogelijk een pasfoto;

  • 3.

    De contactgegevens van de behandelend politieambtenaar, zorginstantie en/of andere instanties die betrokken zijn bij de overlastgever;

  • 4.

    De onderliggende processen-verbaal en registraties van alle bij de politie bekend zijnde gedragingen zoals opgenomen in de feitentabel in het beleid van de betrokkene over een periode van 13 maanden die leiden tot het opleggen van de maatregel;

  • 5.

    Het gaat om een verstoring van de openbare orde;

  • 6.

    Die verstoring vindt herhaaldelijk plaats: minimaal 2 in 13 maanden;

  • 7.

    Er is een ernstige vrees voor verdere verstoringen van de openbare orde;

  • 8.

    De overlast is gepleegd door een individu of door een groep dan wel door een persoon die bij groepsgewijze overlast een leidende rol heeft gehad;

  • 9.

    En specifiek voor de groep 12-minners: het gaat om groepsgewijze orde verstorende gedragingen. gegevens over reeds opgelegde verboden of aanwijzingen van justitie, burgemeester of BVO;

  • 10.

    Advies van Veiligheidskamer en/of lokale zorgnetwerk; 6 Korte weergave van de uitkomsten uit casusoverleg;

  • 11.

    Traject wat al doorlopen is met de betreffende groep en/of persoon, dat wil zeggen interventies en het effect daarvan (hulpverleningstrajecten, waarschuwingen en dergelijke. Dit onderdeel is een vereiste indien het gaat om 12-minners *).

  • 12.

    De onderliggende processen-verbaal en registraties van alle bij de politie bekend zijnde gedragingen van de betrokkene over een redelijke periode. Dit heeft tot doel inzicht te krijgen in de gedragingen van de betrokkene en dient tevens als onderbouwing van het afgegeven bevel;

  • 13.

    Indien er sprake is van een verzoek tot verlenging van de maatregelen, de registraties waaruit de hernieuwde vrees voor verstoring van de openbare orde blijkt.

  • 14.

    Bij een meldingsplicht gegevens van de locatie waar betrokkene zich moet melden;

  • 15.

    Indien er sprake is van een meldingsplicht in een andere gemeente, de toestemming van de burgemeester van de betreffende gemeente;

  • 16.

    Detentiegegevens;

  • 17.

    Voertuiggegevens;

  • 18.

    Overige relevante gegevens

*) verplicht in dossier

Bijlage 2 Instructie vervolging OM

Of het OM tot vervolging zal overgaan op grond van art. 184 WvSr wordt per zaak beoordeeld. Onderstaande criteria dienen hierbij als richtlijn.

Bij drugsrunners en straatdealers:

  • Sfeerverbaal over de buurt moet aanwezig zijn (inzoomen op drugs[runner]overlast in de wijk)

  • Strafrechtelijke en bestuurlijke aanpak moeten onvoldoende hebben opgeleverd (gebiedsgerichte aanpak)

  • Individuele antecedenten moeten er zijn, bestaande uit:

    • -

      2 keer veroordeling/ overtreding 184 WvSr voor drugsgerelateerd (overtreding of misdrijf) delict over afgelopen 4 jaar

    • -

      2 keer in het afgelopen jaar (na veroordeling) mutaties in het politiesysteem betreffende drugsgerelateerde delicten.

Zwervers, alcoholisten:

  • Indien uit de mutaties onvoldoende duidelijk wordt wat de ernstige en herhaaldelijke overlast is in de buurt, is een sfeerverbaal noodzakelijk (inzoomen op drankgebruik en zwervers).

  • Strafrechtelijke en bestuurlijke aanpak van het probleem moeten niet voldoende hebben opgeleverd (gebiedsgerichte aanpak)

    • De individuele hulpverlening bij deze persoon heeft de situatie niet verbeterd.

    • 4 veroordelingen afgelopen 4 jaar (overtredingen)

    • 2 mutaties het afgelopen jaar betreffende drank/zwerver

Jeugd:

  • Sfeerverbaal over de buurt waaruit blijkt dat het een wijk/buurt betreft waar sprake is van stelselmatige ernstige overlast, tenzij er zodanige mutaties aanwezig zijn waaruit deze signalen duidelijk naar voren komen.

  • Er moet vastgesteld worden dat het gaat om een overlastgevende persoon; de jeugdige moet zich in elk geval 2 afzonderlijke keren zich schuldig hebben gemaakt aan overlast gerelateerde (strafbare) feiten (in de afgelopen 13 maanden) in een bepaald gebied/wijk.

  • De afweging moet gemaakt zijn of handhaving op grond van APV zinvol is of niet tot het gewenste resultaat heeft geleid.

  • Hulpverlening is aangeboden en/of opgestart en heeft het overlastgevende/ strafbare gedrag niet doen ophouden.

Veelplegers:

  • Indien uit de mutaties onvoldoende duidelijk wordt wat de ernstige en herhaaldelijke overlast is in de buurt, is een sfeerverbaal noodzakelijk.

  • Er moet vastgesteld worden dat het gaat om een overlastgevende persoon; de veelpleger moet zich in elk geval 2 afzonderlijke keren (in de afgelopen 13 maanden) hebben schuldig gemaakt aan overlast gerelateerde strafbare feiten in een bepaald gebied/wijk.

  • Eerdere/andere (gedrags)interventies hebben niet geleid tot het stopzetten van overlastgevende gedragingen.

Hooligans:

  • Als er een eerdere persoonsgerichte aanpak heeft plaatsgehad op grond van een andere aandachtsgroep, bijv. jeugd, zijn de resultaten daarvan in het dossier neergelegd.

  • Duidelijk moet worden dat betrokkene zijn ordeverstorend gedrag zal voortzetten als niet wordt ingegrepen en dat deze aanwijzingen kunnen zijn gelegen in het gedrag van betrokkene in de afgelopen periode.

  • Indien er ernstige bezwaren bestaan tegen de verdachte (bijv. bij verdenking van een misdrijf waarop voorlopige hechtenis is toegelaten) en aanleiding bestaat voor een gedragsaanwijzing door de OvJ, volgt bespreking van de persoon in een casusoverleg waarbij gemeente (in casu de coördinator Veiligheidskamer), politie en OM zijn vertegenwoordigd.

12-minners:

  • Sfeerverbaal over de buurt waaruit blijkt dat het een wijk/buurt betreft waar sprake is van stelselmatige ernstige overlast en wat hiervan de gevolgen zijn voor de omgeving. Indien er zodanige mutaties aanwezig zijn waaruit deze signalen duidelijk naar voren komen kan het sfeerverbaal achterwege gelaten worden.

  • Er moet vastgesteld worden dat het gaat om een overlastgevende persoon; de 12minner moet zich in elk geval 2 afzonderlijke keren (in de afgelopen 13 maanden) groepsgewijs hebben schuldig gemaakt aan overlast gerelateerde strafbare feiten in een bepaald gebied/wijk.

  • Kindgedrag zoals joelen, stoeien en belletje trekken worden in beginsel niet als overlastgevend beschouwd.

  • Hulpverlening is aangeboden en/of opgestart en heeft het overlastgevende/ strafbare gedrag niet doen ophouden.

  • Er is contact gezocht met ouders en hen is verzocht in te grijpen. Dit heeft niet tot het gewenste resultaat geleid.

Bijlage 3 Werkwijze

STROOMSCHEMA

stappen gebiedsverbod en meldingsplicht

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Stappenplan

Stap

Toelichting

Uitvoering door:

1

Constatering

Constatering door politievan minimaal 2 ordeverstoringen in de afgelopen periode van 13 maanden. Voorbeelden van ordeverstorend gedrag zijn:

  • -

    opruien

  • -

    het rennen, al dan nietin groepsverband, richting politie

  • -

    joelen

  • -

    naroepen

  • -

    bespugen

  • -

    intimiderend overkomen

  • -

    wildplassen

  • -

    plakken, kladden, graffiti

  • -

    hinderlijk drankgebruik

  • -

    openbaar dronkenschap

  • -

    schelden

  • -

    aanhoudende vernielingen

Politie

2

Afstemmingsoverleg met gemeente

De politie bespreekt de casus metde AOV’er. Hier wordtbepaalt of een bestuurlijk gebiedsverbod en meldingsplicht hier de juiste maatregel is.

Politie Gemeente

3

Dossiervorming doorpolitie

De politie zorgt vooreen goede dossiervorming. De volgende gegevens moeten in het dossier zitten:

  • alle relevante gedragingen noteren waarvan minimaal 2 registraties overorde verstorende gedragingen die individualiseerbaar zijn.

  • Uitleg van de orde verstorende gedragingen (aardbelediging, wat voor intimidatie, etc.)

  • Aangeven dat er vreesis voor verdere herhaling en waarom.

  • Duidelijke omschrijving van het gebied waar de overlast wordt ervaren.

  • In groepsgerelateerdeoverlast: rol van het individu beschrijven (leider?).

  • Indien uit de registraties onvoldoende blijkt wat het effectis op de buurt, is een sfeerrapportage noodzakelijk.

  • Contactgegevens ordeverstoorder en indien minderjarig: contactgegevens verzorger.

  • Contactgegevens behandelend ambtenaar van de politie.

Politie

4

Besluitvorming driehoek

Depolitie adviseert de burgemeester om een gebiedsverbod en/of meldingsplicht in te stellenen draagt het dossier over aan de gemeente. Het dossier wordtin de driehoek besproken en hier wordt bepaald of de maatregel wordt ingezet.

Politie

5

Locatie, tijdstip, duur,gebied.

Bijeen meldingsplicht wordt bepaaldwat de meldlocatie en tijdenzijn. Hierover zijn de volgende regionaleafspraken gemaakt.

  • Gemeente

    Meldingslocatie

    Putten, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Elburg, Oldebroek, Heerde, Hattem Epe

    Politiebureau Harderwijk

    Apeldoorn

    Politiebureau Apeldoorn

    Zutphen, Lochem, Brummen-Eerbeek, Voorst

    Politiebureau Zutphen

    Doetinchem, Winterswijk, Oude IJsselstreek, Oost Gelre, Bronkhorst Berkelland, Montfortland

    Politiebureau Doetinchem

Bijeen gebiedsverbod wordt bepaaldwat de duur en het exactegebied is.

Politie

5

Toestemming vragen

Bijeen intergemeentelijke meldingsplicht wordt om toestemming gevraagd. (bijv. de burgemeester van Apeldoorn legt aan een burgervan Harderwijk een meldingsplichtop. Deze moet zich melden op het politiebureau in Harderwijk. Hiervoor moetde burgemeester van Harderwijk toestemming geven)

Gemeente

6

Voornemen bekend maken / gelegenheid zienswijze

Deburgemeester maakt hetvoornemen tot het opleggen van de maatregel bekend aan betrokkene en stelt betrokkene in de gelegenheid om (schriftelijk of mondeling) zienswijze in te dienen.

Gemeente

7

Belangenafweging

Op basis van de zienswijze en hetdossier beslist de burgemeester of en zo ja welkemaatregel wordt opgelegd.

Deburgemeester stelt de politie, het OM en andere betrokkenen in kennisvan zijn beslissing.

Gemeente

9

Besluit

  • -

    Een afschrift van het besluit gaatnaar de politie en het OM.

Politie

 
  • -

    De teamchef en wijkagent worden geïnformeerd.

  • -

    Het besluit gaataangetekend naarbetrokkene of besluit in persoonaan betrokkene laten uitreiken.

  • -

    Na uitreiking het bewijs van uitreiking in het dossier opnemen.

  • -

    Beheer het dossier t.b.v.evt. bezwaar- of beroepsprocedures, t.b.v.verlenging van de maatregel of anderebestuurlijke maatregelen.

Gemeente

10

Informeren

Indien deordeverstoorder uit een andere gemeente komt dan wordt de burgemeester van die gemeente geïnformeerd.

Gemeente

11

Uitvoering

  • -

    De politie doet melding aan het CIV van het besluit. Het CIV legt het vast.

  • -

    De functionaris op het politiebureau registreert de persoon die zich komt meldenen zet een stempel op de meldkaart die de meldingsplichtige bij zich heeft.

Politie

12

Niet naleven meldingsplicht/gebiedsverbod

  • -

    De medewerker van de politiedie constateert dat de meldingsplicht wordt overtreden geeft dat binnen48 uur permail door binnen de politie.

  • -

    De politie informeert de juridisch medewerker van de gemeente

  • -

    De politieneemt contactop met het Openbaar Ministerie.

  • -

    Door dezeofficier/secretaris wordtbeslist of er vervolging wordtingesteld en of er proces- verbaal moet wordenopgemaakt. Bij deze afweging wordt ondermeer bekeken of de betreffende verdachte eenreden heeft opgegeven voor hetniet-melden. Indiende officier/secretaris beslist dater een PV moet worden opgemaakt, dan gebeurt dit onder verantwoordelijkheid van de clusterchef van de politie. Hij zorgtervoor dat het dossier wordt opgemaakt, dat het volledig is en tijdigbij hetparket Arnhem wordtingeleverd.

  • -

    De officier/secretaris bepaaltof er eventueel toestemming tot aanhouding buiten heterdaad wordtverleend (in gevalvan artikel 184a WvSr). Het OM bericht hetCIV over de vervolgingsbeslissing en de afloop van de betreffende strafzaak.

Politie 

OM

Gemeente


Noot
1

In eerste aanleg was de last onder dwangsom ook al in stand gebleven, zie Rb. Gelderland 25 april 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:1781, Gst. 2019/115 m.nt. J.M.H.F. Teunissen. Ook in Rb. Midden-Nederland 8 maart 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:991 bleef de last onder dwangsom in stand.

Noot
2

Zie bijvoorbeeld ABRvS 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:321, r.o. 4.2.