Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen tot vaststelling van de Beleidsregels Terugvordering en Verhaal Amstelveen

Geldend van 03-02-2023 t/m heden

Intitulé

Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen tot vaststelling van de Beleidsregels Terugvordering en Verhaal Amstelveen

Zaaknummer: Z23-004829

Burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen;

gelezen het advies van Werk & Inkomen van 2 november 2022;

gelet op paragraaf 6.4 en 6.5 van de Participatiewet, paragraaf 5 van de Wet inkomensvoorziening ouder en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, paragraaf 5 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Algemene wet bestuursrecht;

besluiten vast te stellen de:

Beleidsregels Terugvordering en Verhaal Amstelveen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

  • BW: Burgerlijk wetboek;

  • belanghebbende: degene van wie wordt teruggevorderd, dan wel degene op wie wordt verhaald;

  • bruteren: het verhogen van de vordering met loonbelasting en premies volksverzekeringen zoals bedoeld in artikel 58 vijfde lid van de wet of artikel 25 vijfde lid van de IOAW/IOAZ;

  • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen;

  • IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • schuldenproblematiek: er is sprake van een situatie waarin redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;

  • uitkering: de verleende bijstand op grond van de wet of een inkomensvoorziening op grond van de IOAW of de IOAZ;

  • voorliggende voorziening: de voorziening als bedoeld in artikel 5, aanhef en onder e van de wet;

  • wet: de Participatiewet.

Artikel 2 Bevoegdheden algemeen

Het college maakt gebruik van de bevoegdheden zoals vermeld in § 6.4, met uitzondering van artikel 58, zevende lid, van de wet en hoofdstuk ІІ § 5, met uitzondering van artikel 25, zesde lid van de IOAW/IOAZ.

Hoofdstuk 2

Paragraaf 1 Terugvordering

Artikel 3 Brutering van terugvordering

  • 1.

    Vorderingen op grond van artikel 58, eerste lid van de wet of artikel 25 eerste lid IOAW/IOAZ, waarop de loonheffing en premies volksverzekeringen betrekking hebben worden op 31 december van het jaar waarin deze zijn ontstaan, gebruteerd.

  • 2.

    Wanneer een vordering op grond van artikel 58 eerste lid van de wet is verhoogd met de brutering, kan deze ook worden teruggevorderd van degene van wie kosten van bijstand zijn teruggevorderd op grond van artikel 59 tweede en derde lid van de wet. Artikel 26 IOAW/IOAZ is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 2 Invordering

Artikel 4 Verplichtingen met betrekking tot de invordering

  • 1.

    Het aflossingsbedrag zoals medegedeeld in het terugvorderingsbesluit geldt als een opgelegde betalingsverplichting.

  • 2.

    Het college kan de betalingsverplichting ambtshalve toepassen naar aanleiding van een periodiek onderzoek en, op aanvraag, bij gewijzigde omstandigheden ten aanzien van de draagkracht van de belanghebbende.

  • 3.

    Zolang belanghebbende een betalingsverplichting aan het college heeft, kan hij een verzoek indienen, zo mogelijk onder bijvoeging van afschriften van bewijsstukken, tot gespreide betaling, tot verlaging van de maandelijks vastgestelde betalingsverplichting of tot tijdelijk uitstel van de opgelegde betalingsverplichting, indien hij van mening is dat hij niet of niet meer in staat is deze schuld ineens of middels de eerder vastgestelde betalingsverplichting te voldoen.

  • 4.

    Het college neemt binnen vier weken na ontvangst van het verzoek een besluit hierover. Indien ingestemd wordt met termijnbetaling, wordt in het besluit ieder geval vermeld:

    • a.

      de hoogte van de maandelijkse betalingsverplichting;

    • b.

      de ingangsdatum van de aflossingsverplichting;

    • c.

      de rechtsgevolgen die intreden bij gebreke van (tijdige) nakoming van een betalingsverplichting.

    • d.

      de hoogte van het restant van de schuld en de volgorde waarin eventuele andere schulden worden afgelost.

  • 5.

    a. Een ingediend bezwaar tegen het terugvorderingsbedrag of tegen de vastgestelde betalingsverplichting wordt door het college ambtshalve aangemerkt als een verzoek om toepassing van schorsende werking en wordt toegekend tot één week na de dag van verzending van de beslissing op bezwaar.

  • b. Een ingediend beroep of hoger beroep tegen de in 5a bedoelde beslissing op bezwaar kan door het college ambtshalve worden aangemerkt als en verzoek om toepassing van schorsende werking en wordt toegekend tot één week na de dag van de beslissing van de rechtbank in beroep of de beslissing van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep.

Artikel 5 Dwangbevel

  • 1.

    Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om in te vorderen per dwangbevel als bedoeld in artikel 60, tweede lid van de wet of artikel 28, eerste lid van de IOAW/IOAZ.

  • 2.

    Het college maakt gebruik van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 60, vijfde lid van de wet of artikel 28, vijfde lid van de IOAW/IOAZ, het dwangbevel middels verzending per post bekend te maken.

Artikel 6 Verrekening en beslaglegging

Na ontstaan van een vordering wordt van de mogelijkheid gebruik gemaakt om onmiddellijke verrekening met de uitkering op te starten op grond van artikel 60, derde lid van de wet, artikel 60a, eerste, tweede en derde lid van de wet, artikel 28, tweede lid, van de IOAW en artikel 28, tweede lid, van de IOAZ, of bij het ontbreken van deze mogelijkheid:

  • a.

    verrekening op grond van artikel 6:127 BW;

  • b.

    een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, of

  • c.

    beslag in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 6a Verrekening met een vordering van belanghebbende

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid uit artikel 60a van de wet om een vordering die de gemeente op belanghebbende heeft, te verrekenen met een vordering op grond van artikel 58 en 59 van de wet of artikel 25 IOAW/IOAZ.

Artikel 7 Vaststelling aflosbedrag bij belanghebbenden met een uitkering

Indien belanghebbende een uitkering ontvangt van de gemeente, bedraagt de aflosverplichting 5% van de relevante uitkeringsnorm per maand, inclusief vakantietoeslag.

Artikel 8 Wettelijke rente en kosten

Bij gebreke van tijdige betaling kan de vordering verhoogd worden met de wettelijke rente en de kosten van invordering.

Artikel 9 Volgorde van betaling

  • 1.

    Indien de belanghebbende meerdere vorderingen aan het college dient te voldoen, dan rekent het college de betaling in de eerste plaats toe aan de vordering wegens een opgelegde boete en in de tweede plaats aan de vordering die het gevolg is van het schenden van de inlichtingenplicht. In de derde plaats worden betalingen toegerekend naar overige vorderingen en leningen, waarbij de oudste schuld als eerste wordt afgelost. Daarbij is de datum van het besluit tot terugvordering respectievelijk tot toekenning van de lening bepalend.

  • 2.

    Van het eerste lid wordt afgeweken wanneer belanghebbende aangeeft dat zijn betaling strekt tot de aflossing van een door hem aangegeven schuld of wanneer dit duidelijk blijkt uit de hoogte van het betaalde bedrag.

  • 3.

    Zolang een vordering wegens ten onrechte of teveel ontvangen uitkering nog niet is verhoogd met de af te dragen belastingen en premies rekent het college, in afwijking van het eerste lid, de betaling in de eerste plaats toe aan de netto vordering.

  • 4.

    Indien een vordering is verhoogd met rente en/of kosten dan strekt een betaling in de eerste plaats tot mindering van de kosten. Vervolgens tot mindering van verschenen rente en tenslotte tot mindering van de hoofdsom.

Paragraaf 3 Afzien van (verdere) invordering

Artikel 10 Afzien van invordering in verband met gering bedrag

Ambtshalve kan worden afgezien van terugvordering indien het nog terug te vorderen bedrag, of het restant daarvan, na verrekening van eventueel beschikbare tegoeden, minder bedraagt dan €100,00, gerekend over een periode van 12 aaneensluitende maanden tenzij het een vordering betreft op grond van artikel 58, eerste lid, van de wet, op grond van artikel 25, eerste lid van de IOAW/IOAZ (schending inlichtingenplicht).

Artikel 11 Afzien van (verdere) invordering wegens schuldenproblematiek

  • 1.

    Het college besluit bij schuldenproblematiek tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde uitkering indien:

    • a.

      redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en;

    • b.

      redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen en;

    • c.

      de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde inkomensvoorziening ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 2.

    Het besluit tot kwijtschelding als bedoeld in het eerste lid treedt niet eerder in werking dan dat een schuldregeling tot stand is gekomen.

  • 3.

    Voordat het besluit tot kwijtschelding als bedoeld in het eerste lid in werking treedt, kan het college besluiten om tijdelijk van invordering af te zien.

Artikel 12 Intrekking besluit tot afzien van (verdere) invordering wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk kwijtschelden van een vordering kan worden ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

  • a.

    mede door toedoen van of nalatigheid van belanghebbende binnen twaalf maanden geen schuldregeling tot stand is gekomen; of

  • b.

    de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

  • c.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 13 Afzien van (verdere) invordering op aanvraag na het voldoen aan de betalingsverplichting

Het college besluit op aanvraag kwijtschelding te verlenen, indien belanghebbende:

  • a.

    gedurende drie jaar volledig, naar draagkracht en onafgebroken aan zijn betalingsverplichtingen ten aanzien van een schuld heeft voldaan;

  • b.

    gedurende drie jaar niet volledig, onafgebroken en naar draagkracht aan zijn betalingsverplichtingen ten aanzien van een schuld heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

  • c.

    gedurende drie jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten, of

  • d.

    een bedrag, overeenkomend met ten minste 50 % van de restsom in één keer aflost.

Artikel 13a Ambtshalve afzien van (verdere) invordering

Het college kan indien belanghebbende geen kwijtschelding aanvraagt, in afwijking van het bepaalde in artikel 13, ambtshalve kwijtschelding verlenen indien belanghebbende voldoet aan het bepaalde in artikel 13 onder a, b of c en kwijtschelding volgens het college doelmatig of wenselijk is.

Artikel 13b Bijzondere bepalingen bij het afzien van (verdere) invordering

  • 1.

    Het besluit om af te zien van invordering, wordt voor elke schuld afzonderlijk genomen.

  • 2.

    Wanneer aan een belanghebbende een geldlening is verstrekt voor inrichtingskosten, en de belanghebbende voldoet aan het bepaalde in artikel 13, aanhef en onder a of b, wordt ook afgezien van verdere invordering van een aanvullende geldlening voor inrichtingskosten, die na hereniging met zijn gezin, aan de belanghebbende en diens gezinsleden is verstrekt.

Artikel 14 Aparte bepalingen betreffende het afzien van (verdere) invordering

  • 1.

    De bepalingen in artikel 10, 11 en 13 worden buiten beschouwing gelaten als:

    • a.

      de terugvordering betrekking heeft op een vordering op grond van artikel 58, eerste lid, van de wet, op grond van artikel 25, eerste lid van de IOAW/IOAZ en deze vordering het gevolg is van opzet of grove schuld en vanwege deze gedraging een boete of een strafrechtelijke sanctie is opgelegd. Waar in artikel 13 een termijn van 3 jaar wordt genoemd, geldt voor deze vorderingen een termijn van 10 jaar, zoals bedoeld in artikel 58 zevende lid van de wet en artikel 25, zesde lid IOAW/IOAZ;

    • b.

      indien de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.

  • 2.

    Het bepaalde in lid 1 onder a is niet van toepassing indien belanghebbende een voorstel doet tot afkoop zoals bedoeld in artikel 13 onder d.

  • 3.

    Wanneer van belanghebbende gedurende een periode van 5 jaar geen aflossing is ontvangen en van hem geen adres bekend is, dienst de verjaring van de schuld te worden gestuit, tenzij het door belanghebbende terug te betalen bedrag lager is dan €5.000.

Hoofdstuk 3 Verhaal

Artikel 15 Verhaal

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om de kosten van de uitkering te verhalen op grond van artikel 61 tot en met 62i van de wet, voor zover zich daar geen andere wettelijke regeling tegen verzet, tenzij:

  • a.

    het op te leggen verhaalsbedrag lager is dan € 50,00 per maand of lager dan totaal €600,-; of

  • b.

    sprake is van een schenking of nalatenschap lager dan € 1.000,00; of

  • c.

    aan de onderhoudsgerechtigde die recht heeft op een uitkering op grond van de wet uitsluitend bijzondere bijstand is verleend.

Artikel 16 Onderzoek

Bij verhaal past het college de betalingsverplichting ambtshalve of op aanvraag en naar aanleiding van een periodiek onderzoek, aan op gewijzigde omstandigheden ten aanzien van de draagkracht van de belanghebbende.

Artikel 17 Kwijtschelding

Bij verhaal zijn de artikelen 10, tot en met 14 van deze beleidsregels met betrekking tot afzien van (verdere) invordering van vorderingen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18 Verhaal in rechte

Indien de belanghebbende de verhaalsbijdrage na aanmaning niet heeft betaald en/of niet uit eigen beweging bereid is het te verhalen bedrag aan de gemeente te betalen dan wel niet, of niet tijdig, tot betaling daarvan overgaat, kan het college besluiten tot verhaal in rechte, tenzij het te verhalen bedrag naar verwachting een totaalbedrag van €600,00 niet te boven gaat.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 19 Bijstellen aflossingsbedragen

De aflossingsbedragen worden ambtshalve bijgesteld bij een wijziging van de uitkeringsnormen overeenkomstig artikel 38 van de wet en artikel 5 van de IOAZ/IOAW.

Artikel 20 Onvoorziene situaties

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.

Artikel 21 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.

Artikel 22 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na de bekendmaking.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Terugvordering en Verhaal Amstelveen.

  • 3.

    Per datum inwerkingtreding van deze beleidsregels, worden de beleidsregels terugvordering en verhaal gemeente Amstelveen, zoals vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 19 november 2019, ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 24 januari 2023.

De secretaris,

Bert Winthorst

De voorzitter,

Tjapko Poppens