Beleidsregel van het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom houdende regels omtrent de Studietoeslag Werk en Inkomen Lekstroom (Beleidsregels studietoeslag WIL 2022)

Geldend van 23-02-2023 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2022

Intitulé

Beleidsregel van het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom houdende regels omtrent de Studietoeslag Werk en Inkomen Lekstroom (Beleidsregels studietoeslag WIL 2022)

Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom,

gelet op:

titel 4.3; de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

artikel 36b Participatiewet; de Algemene Maatregel van Bestuur stb-2022-125;

overwegende dat:

het gewenst is beleidsregels vast te stellen voor klanten die als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek structureel niet in staat zijn naast de studie inkomsten te verwerven. Het dagelijks bestuur wenst niet aan te sluiten bij het standaardbedrag zoals bij Algemene Maatregel van Bestuur is vastgesteld. Zij wenst ten voordele van de klant vast te houden aan hoogte van de studietoeslagen zoals die golden tot 1 april 2022 en wordt geïndexeerd zoals dit op grond van de Participatiewet gebeurt. Dit vanuit de gedachte dat deze klanten er niet op achteruit mogen gaan. Dit geldt zowel voor bestaande klanten die al een studietoeslag ontvangen, als voor nieuwe klanten:

besluit de volgende beleidsregel vast te stellen:

Beleidsregels studietoeslag WIL 2022

Artikel 1. Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      AB: Algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Werk en Inkomen Lekstroom;

    • b.

      DB: het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Werk en Inkomen Lekstroom;

    • c.

      GR WIL: Gemeenschappelijke Regeling Werk en Inkomen Lekstroom;

    • d.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • e.

      Pw: Participatiewet;

    • f.

      Wajong: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

    • g.

      WML: wettelijk minimumloon;

    • h.

      WSF: Wet studiefinanciering 2000;

    • i.

      WTOS: Hoofdstuk 4 Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • j.

      aanvraag: een verzoek om een studietoeslag als bedoeld in artikel 36b lid 1 Pw;

    • k.

      studietoeslag: Een bijdrage aan studenten die wel arbeidsvermogen hebben, maar als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek structureel niet in staat zijn naast de studie inkomsten te verwerven;

    • l.

      klant: een inwoner van de gemeente Houten, IJsselstein, Lopik of Nieuwegein die een voorziening aanvraagt bij of ontvangt van WIL;

    • m.

      belanghebbende: een mentor/bewindvoerder/voogd/gemachtigde/procesvertegenwoordiger die namens de klant een aanvraag kan indienen.

Artikel 2. Structurele medische beperking

  • 1.

    Structurele medische beperking: een fysieke en/of psychische beperking die voortkomt uit een in de klant gelegen ziekte of medisch gebrek die voldoende ernstig is dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het gebrek en het structureel niet in staat zijn van het verdienen van inkomsten door de klant naast de studie.

  • 2.

    Structureel: als er binnen een periode van (12 maanden)] na de aanvraag geen herstel of verbetering is te verwachten in de medische beperking, zodanig dat de klant wel in staat is om naast de studie te werken en daar inkomen mee te verdienen.

  • 3.

    Er is in ieder geval geen sprake van een structurele medische beperking bij:

    • Mantelzorg;

    • gebroken been;

    • kortdurende beperkingen. Denk aan een ziekenhuisopname tot [(6 maanden);

    • beperkingen die niet dusdanig ernstig zijn dat iemand naast de studie niet meer kan werken.

Artikel 3. Structurele medische beperking

  • 1.

    Een aanvraag als bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet wordt ingediend op een door het DB vastgesteld formulier.

  • 2.

    De aanvraag wordt gedaan door de klant zelf. Wanneer dat niet mogelijk is, dan vraagt de belanghebbende aan.

  • 3.

    De voorwaarden voor toekenning van de studietoeslag zijn opgenomen in artikel 36b van de Participatiewet.

  • 4.

    Aanvullend hierop kunnen ook mbo-studenten tussen de 15 en 18 jaar in aanmerking komen voor een studietoeslag.

  • De klant verstrekt bij de aanvraag de volgende stukken:

    • a.

      een bewijs van het ontvangen van studiefinanciering op grond van de WSF of een tegemoetkoming op grond van de WTOS;

    • b.

      bij stage: een kopie van de stageovereenkomst waaruit de hoogte van de stagevergoeding blijkt;

    • c.

      de klant kan bij de aanvraag een deskundigenverklaring verstrekken waarin staat waarom de klant niet kan werken naast de studie.

Artikel 4. Advies

  • 1.

    Het DB kan zich door een externe organisatie laten adviseren met betrekking tot het oordeel of de klant niet in staat is tot het verwerven van een inkomen naast de studie, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie.

  • 2.

    Wanneer het eerste advies daartoe aanleiding geeft, kan het DB een nieuw advies opvragen om te beoordelen of de klant nog aan de voorwaarden voldoen.

Artikel 5. Toekennen, de hoogte van de toeslag, het uitbetalen en het beëindigen

  • 1.

    Als door het DB is vastgesteld dat recht op studietoeslag bestaat, wordt de aanvraag toegekend vanaf de datum van aanvraag.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 wordt studietoeslag met terugwerkende kracht ambtshalve toegekend over een periode die ligt voor de aanvraagdatum als de klant over deze periode voldoet aan de voorwaarden voor het recht op studietoeslag.

  • 3.

    In afwijking van lid 2 wordt studietoeslag niet met terugwerkende kracht toegekend over een periode die is gelegen:

    • a.

      voor 1 april 2022;

    • b.

      5 jaar voorafgaand aan de dag waarop de klant de aanvraag om studietoeslag heeft gedaan.

  • 4.

    Een studietoeslag wordt verstrekt zolang de klant voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 36b Pw.

  • 5.

    De studietoeslag wordt in het algemeen voor de duur van de studie toegekend.

  • 6.

    Minimaal eenmaal per 12 maanden volgt een hercontrole of nog aan de voorwaarden wordt voldaan.

  • 7.

    De hoogte van de studietoeslag is leeftijdsafhankelijk en bedraagt 108% van de van de minimumbedragen genoemd in artikel 7a van de AMvB.

  • 8.

    Het percentage genoemd in het zevende lid wordt naar boven afgerond op hele euro’s.

  • 9.

    De studietoeslag wordt maandelijks achteraf uitbetaald. Dit is met de reguliere maandelijkse betaling van de uitkeringen.

  • 10.

    De studietoeslag die met terugwerkende kracht wordt toegekend, wordt na toekenning als een bedrag ineens uitbetaald.

  • 11.

    De studietoeslag wordt beëindigd op het moment dat de klant niet langer studeert, richtinggevend daarbij is de einddatum in de beschikking van DUO.

Artikel 6. Inkomsten

  • 1.

    Klanten met inkomsten voldoen niet langer aan de voorwaarden. Zij hebben niet langer recht op een studietoeslag.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan de studietoeslag tijdelijk worden stopgezet en worden hervat op het moment dat wordt gestopt met werken.

Artikel 7. Inlichtingenplicht en terugvorderen

  • 1.

    De inlichtingenplicht is van toepassing op de studietoeslag (artikel 36b lid 4 Pw) Wijzigingen in de situatie dienen door de klant te worden doorgegeven op een door WIL beschikbaar gesteld mutatieformulier.

  • 2.

    Bij een te hoge - of ten onrechte ontvangen toeslag, dan wordt dit verrekend met de eerstvolgende toeslag. Indien dit niet mogelijk is dan volgt een terugvordering van de ten onrechte ontvangen toeslag op grond van de terugvorderingsbepalingen van paragraaf 6.4 van de Participatiewet.

Artikel 8. Vermogen

  • 1.

    Er is geen vermogenstoets. Indien de klant vermogen heeft of ontvangt dan wordt dit vrijgelaten. Hiervan is sprake bij bijvoorbeeld spaargeld, een erfenis, alimentatie of een maandelijkse bijdrage van de ouders.

Artikel 9. Overgangsrecht

  • 1.

    Klanten die al een individuele studietoeslag ontvangen, behouden de hoogte van de toeslag tot het einde van de toekenningsdatum zoals genoemd in de beschikking.

Artikel 10. Hardheidsclausule en onvoorziene situaties

  • 1.

    In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel, indien de onverkorte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 11. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na die van de dag van bekendmaking en werkt terug tot 1 april 2022.

Artikel 12. Citeertitel

  • 1.

    De beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregels studietoeslag WIL 2022’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom, gehouden op 15 september 2022.

De voorzitter, De secretaris,

Mevrouw W. Eggengoor De heer R.H. Esser

TOELICHTING STUDIETOESLAG WIL 2022

Algemeen

Sinds de invoering van de Participatiewet is de individuele studietoeslag opgenomen. Regels over de toekenning zijn vastgelegd in Verordening individuele studietoeslag WIL, vastgesteld op 24 juni 2015 door het algemeen bestuur en afzonderlijk door de gemeenten Houten en Nieuwegein. De huidige individuele studietoeslag vervalt van rechtswege per 1 april 2022 en daarmee ook de geldigheid van de verordening. In plaats daarvan is er een nieuw artikel 36b in de Participatiewet opgenomen. De minimum standaardbedragen per leeftijdscategorie zijn in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) opgenomen.

Voor wie is de studietoeslag

De studietoeslag is uitdrukkelijk bedoeld om een compensatie te bieden aan studenten die – in tegenstelling tot personen in de Wajong – wel arbeidsvermogen hebben maar vanwege hun beperking niet in staat zijn om aanvullende inkomsten uit arbeid te verwerven naast een voltijd studie. Het betreft dus wezenlijk een andere doelgroep dan personen in de Wajong.

Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. De studietoeslag stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk dan wel niet mogelijk is om de studie te combineren met een bijbaan.

Na het afronden van een studie met een diploma versterkt het de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.

Waarom een nieuwe studietoeslag/lokaal maatwerk mogelijk

Landelijk was er sprake van grote verschillen in de bedragen die werden uitgekeerd. Om de bedragen te standaardiseren is ervoor gekozen om hiervoor standaard minimum bedragen per leeftijdsgroep vast te stellen middels een AMvB. Met deze AMvB is er sprake van rechtsgelijkheid voor klanten en is een ondergrens gegarandeerd.

Gedurende de totstandkoming van de studietoeslag heeft de regering dit besluit zodanig aangepast zodat de colleges van de gemeenten (lees het DB van WIL) -indien lokaal wenselijk wordt geacht – de hoogte van de studietoeslag hoger kunnen vaststellen dan de minimumbedragen uit de AMvB.

Het algemeen en dagelijks bestuur hebben in haar vergadering van 19 mei 2022 aangegeven te willen afwijken van de minimumbedragen en deze hoger te willen vaststellen. Zij hebben aangegeven dat bestaande klanten en nieuwe klanten die gebruik (gaan) maken van de studietoeslag minimaal hetzelfde bedrag moeten ontvangen als gold voor 1 april 2022.

Mbo-studenten jonger dan 18 jaar

Om een aanmerking te komen voor een studietoeslag moet een mbo-student 18 jaar of ouder zijn. Voor studenten die een hbo- of wo studie volgen, geldt deze grens niet. Indien zijn aan de voorwaarden voldoen, hebben zij recht vanaf 15 jaar. Hoewel dit wettelijk voor mbo-studenten niet is geregeld, vindt het bestuur van WIL dit niet wenselijk. WIL streeft naar rechtsgelijkheid en zij willen mbo-studenten tegemoet komen. Daarom hebben mbo-studenten tussen de 15 en 18 jaar recht op een studietoeslag mits zij aan de overige voorwaarden voldoen. Hiermee voert WIL buitenwettelijk begunstigend beleid.

Stagevergoeding

In de studietoeslag (artikel 36b lid 5 van de Participatiewet) is een vrijlating op genomen voor de stagevergoeding. Deze is per 1 juli 2022 vastgesteld op € 181,67 per maand. Dit bedrag is gebaseerd op een gemiddelde mbo-stagevergoeding van 4 dagen. De regering is van mening dat een hoger minimumbedrag of een hogere vrijlating van stagevergoeding niet past in het compenserende karakter van de studietoeslag. Is de stagevergoeding hoger dan moet het meerdere gekort worden op de studietoeslag. Opgemerkt dient te worden dat goed moet worden gekeken naar de opbouw van de stagevergoeding, exclusief reiskostenvergoeding en/of andere onkostenvergoedingen waar tegenover daadwerkelijk gemaakte kosten tegenover staan1. Hier wordt maatwerk toegepast.

Stage is vaak een verplicht onderdeel van de opleiding en ook al is het niet verplicht, het draagt wel bij aan het vergroten van de toekomstige kansen op de arbeidsmarkt. Onverplichte stages of niet formeel door de onderwijsinstelling erkende stages vallen dus ook onder de vrijlating. Vereist is alleen dat de stage wel plaatsvindt in het kader van de studie.2

Geen bijstand meer maar toeslag

De studietoeslag is geen bijstand meer. Daarom is er geen vermogenstoets. Ook de gegevens over de woon/leef situatie (gezinssamenstelling) zijn niet van invloed op het recht. Er geldt geen leeftijdsgrens. Het recht is gekoppeld aan het recht op studiefinanciering op grond van de WSF of een tegemoetkoming op grond van de WTOS.

Indexering

De minimumbedragen voor de studietoeslag, zoals neergelegd in Artikel I. Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021 artikel 7a, zijn ontleend aan het (jeugd-)WML. Het ligt in de rede dat deze bedragen meebewegen met de ontwikkeling van het WML. In dit artikel is dan ook neergelegd dat de bedragen voor de studietoeslag op overeenkomstige wijze als de bijstandsnormen op grond van de verandering van het nettominimumloon worden herzien. Dit betekent dat de bedragen tweemaal per jaar kunnen veranderen, per 1 januari en 1 juli. Het is aannemelijk dat de gemiddelde stagevergoeding zich grosso modo op dezelfde wijze zal ontwikkelen als de lonen. Daarom wordt de vrijlating voor de stagevergoeding op dezelfde wijze herzien. Net als de wijziging van bedragen in de Participatiewet, worden de gewijzigde bedragen in de Staatscourant medegedeeld.

Heeft de studietoeslag gevolgen voor de studiefinanciering

Bij voorbereiding van de wetswijziging en normering van de minimumbedragen is de vraag gesteld of dit gevolgen heeft voor het recht op studiefinanciering. Het antwoord van de regering hierop is nee. De studietoeslag is een aanvullende inkomensondersteuning en heeft geen gevolgen voor het recht op studiefinanciering of WTOS3.

Verordeningen vervallen/nieuwe beleidsregels en bedragen

De bestaande verordeningen individuele studietoeslag WIL vervallen van rechtswege. Op grond van de GR WIL heeft het AB deze verordening ingetrokken voor de gemeenten IJsselstein en Lopik op 19 mei 2022. De gemeenten Houten en Nieuwegein dragen hiervoor zelf zorg.

Het is niet mogelijk de regels over de studietoeslag in een verordening op te nemen. De verordening die is geschreven voor de oude individuele studietoeslag geldt niet meer. Die verordening was immers gebaseerd op artikel 8 lid 1 onderdeel c Pw. Die bepaling is vervallen per 1april 2022. Daarmee is het maken van een nieuwe verordening voor de nieuwe studietoeslag ook niet mogelijk. De nieuwe studietoeslag is namelijk uitputtend in de wet geregeld. Daarmee is ook op grond van de Gemeentewet geen verordenende bevoegdheid meer. De wet heeft het college (lees het DB van de GR WIL) de gebonden bevoegdheid gegeven de studietoeslag uit te voeren. Het is daarom aan het DB om in beleidsregels aan te geven hoe om te gaan met deze bevoegdheid. Het DB kiest voor het opstellen van beleidsregels.

De nieuwe minimum standaardbedragen zijn ingegaan per 1 april 2022. Gelet op de wens van de Tweede Kamer mag worden afgeweken van de standaard minimumbedragen. Daarbij wordt geadviseerd dit vast te leggen in beleidsregels. De bevoegdheid voor het vaststellen van beleidsregels ligt bij het DB.

Tot 1 april 2022 was het bedrag voor 21 jaar en ouder € 323,- netto per maand. Het nieuwe minimumbedrag is € 300,- netto per maand. Hiermee gaan klanten er op achteruit en dat vindt het bestuur niet wenselijk. Het bestuur heeft te kennen gegeven te willen afwijken van de minimumbedragen en wenst aan te sluiten bij de bedragen die golden voor 1 april 2022.

Tevens wil het bestuur geen onderscheid maken tussen klanten die al een studietoeslag ontvangen en nieuwe aanvragers. Dit zou immers rechtsongelijkheid in de hand werken en dat is niet wenselijk.

De hoogte van de stagevrijlating is per 1 juli 2022 vastgesteld op € 181.67,- per maand. Hierin zit geen ruimte om hiervan af te wijken, immers de regering is van opvatting dat een hoger minimumbedrag of een hogere vrijlating van stagevergoeding niet past in het compenserende karakter van de studietoeslag.4

Overige bepalingen

Zoals omschreven in artikel 36b lid 4 Pw zijn de artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Pw niet van toepassing bij het verlenen van de studietoeslag. Bij de studietoeslag is artikel 12, de onderhoudsplicht niet van toepassing. De aanvrager hoeft de ouders niet om financiële ondersteuning te vragen. Bij artikel 43 zou rekening moeten worden gehouden met de gezinssamenstelling. Dat is eveneens niet van toepassing. De klant vraagt zelf aan. WIL hoeft geen rekening te houden met de gezinssamenstelling/inkomen. Een studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een klant met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de studietoeslag. Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de studietoeslag. Dit maakt dat de studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2. Structurele medische beperking

Voor het recht op studietoeslag is een voorwaarde dat klant als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek structureel niet in staat is om naast de studie inkomen te verwerven. Zie artikel 36b lid 1 Participatiewet. Het DB legt in dit artikel vast wat wordt verstaan onder een structurele medische beperking.

Begrip inkomsten kunnen verwerven

Gelet op de toelichting bij artikel 36b Participatiewet wordt hier bedoeld in het geheel geen inkomen te kunnen verwerven. Beoordeeld moet worden of een student met een structurele medische beperking al dan niet voldoende kan werken zonder dat dit ten koste gaat van de studie.

Het DB mag geen regels stellen over wanneer een beperking dusdanig is dat iemand naast de studie niet meer kan werken. Dit is een individuele beoordeling die in principe door de medisch adviseur wordt gedaan. Een arbeidsdeskundige mag ook.

Volgens de wet moet iemand (medisch) geen inkomsten naast de studie kunnen verwerven. Dit wordt met een medisch advies vastgesteld. Voor de rest is er geen inkomenstoets. Dit impliceert dat inkomsten op zichzelf niet relevant zijn voor het recht op studietoeslag. Denk aan alimentatie, giften en inkomsten uit vermogen. Bepalend is of iemand door zijn medische beperking niet in staat is naast de studie inkomen te verwerven.

Werkt iemand wel? Ook al is dat zeer gering, dan vervalt het recht op studietoeslag. WIL kiest ervoor de studietoeslag tijdelijk stop te zetten. Als de vakantiebaan voorbij is, hoeft geen nieuw aanvraag te worden gedaan, immers de bestaande studietoeslag kan weer worden verstrekt. Mocht de situatie veranderd zijn of er anderszins aanleiding voor zou zijn, dan kan een nieuw medisch advies worden opgevraagd.

Economische omstandigheden, bijvoorbeeld hoge werkloosheid, spelen bij de bepaling of iemand structureel niet in staat is inkomen te verdienen uitdrukkelijk geen rol.

Medische beperking moet structureel zijn

Onder een medische beperking wordt in het kader van de beoordeling van het recht op een studietoeslag zowel een fysieke als psychische beperking verstaan van de aanvrager in kwestie. Van belang is dat de medische beperking langdurig is en er geen verbetering te verwachten valt binnen een afzienbare termijn. In lid 1 legt het DB vast wat wordt verstaan onder een medische structurele medische beperking. In lid 2 staat wat wordt gezien als structureel. Lid 3 bevat een opsomming van situaties waarbij op zichzelf geen sprake is van een structurele medische beperking.

Een individuele sociale beperking – zoals het verlenen van mantelzorg – valt niet onder reikwijdte van deze regeling aangezien deze niet voortkomt uit een in de persoon gelegen ziekte of medisch gebrek.5

Een gebroken been of een medische ingreep met bijvoorbeeld een hersteltermijn van een half jaar is volgens de regering geen structurele medische beperking. Hieruit kan worden afgeleid dat als de medische beperking langer duurt dan een half jaar er wel sprake kan zijn van een structurele medische beperking. Ook zijn er medische beperkingen die wel structureel zijn, maar niet voldoende ernstig. In dat geval kan de klant naast zijn studie inkomsten verdienen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan iemand met een schildklierafwijking die geen last heeft van complicaties of iemand met een milde vorm, enkelvoudige vorm van dyslexie. Zo iemand is goed in staat met deze chronische ziekte - die wel structureel is - inkomsten uit arbeid verdienen naast de studie. Natuurlijk moet er altijd in het licht van de omstandigheden van het geval moeten worden gekeken of voldaan is aan de wettelijke vereisten.

Er is in ieder geval geen sprake van een structurele medische beperking bij:

  • Mantelzorg;

    • gebroken been;

    • kortdurende beperkingen. Denk aan een ziekenhuisopname tot [(6 maanden);

    • beperkingen die niet dusdanig ernstig zijn dat iemand naast de studie niet meer kan werken. Denk aan een milde, enkelvoudige vorm van dyslexie.

Deze opsomming is niet limitatief. Hierbij een aanvullende toelichting op het bovenstaande.

Ook kan het zo zijn dat iemand met een gebroken been ook een andere medische beperking heeft, waardoor er toch recht op studietoeslag bestaat. Stel nu dat er bij iemand met een gebroken been heftige complicaties optreden, waardoor deze klant een jaar lang niet in staat is om te werken naast de studie. In dat geval kan worden bekeken of er na een half jaar binnen een periode van 6 maanden geen verbetering valt te verwachten. Zo nee, dan kan dit worden aangemerkt als structureel. Dit is een redelijke termijn, ook gelet op de duur van een studie. Voor wat betreft de termijn van 6 maanden is aansluiting gezocht bij artikel 10 lid 2 en lid 3 Ontslagregeling. Bij ontslag vanwege langdurige ziekte moet ook aannemelijk gemaakt worden dat er na die langdurige ziekte (meestal 2 jaar) geen herstel te verwachten is binnen 6 maanden.

Artikel 3. De aanvraag en de voorwaarden

De klant als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet vraagt de studietoeslag aan. Wanneer de klant dit niet kan, kan de belanghebbende voor hem een aanvraag indienen. De aanvraag wordt schriftelijk gedaan. Deze wordt ondertekend door de aanvrager en bevat de naam, het adres, de datum van ondertekening en de beschrijving waarover de klant een beschikking vraagt (artikel 1:3 derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 4:1 Awb).

De voorwaarden voor toekenning zijn opgenomen in artikel 36b van de Pw en haar toelichting op dit artikel. Volledigheidshalve wordt hierna verwezen.

In aanvulling op de algemene voorwaarden is in lid 4 opgenomen dat ook mbo-studenten tussen de 15 en 18 jaar recht hebben op een studietoeslag. Voor meer informatie wordt kortheidshalve verwezen naar de algemene toelichting mbo-studenten jonger dan 18 jaar.

Artikel 4. Advies

Het DB beoordeelt aan de hand van beschikbare gegevens van eventuele eerdere medische keuringen en informatie vanuit het netwerk, zoals bijvoorbeeld school, of een klant niet in staat is om het wettelijk minimumloon te verdienen. Dit draagt in grote mate bij aan de uitvoerbaarheid van de studietoeslag. Pas als dit onvoldoende uitsluitsel geeft, wordt advies ingewonnen bij, bij voorkeur een interne arbeidsdeskundige of bij het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen (UWV) dan wel een onafhankelijk medisch adviseur.

Artikel 5. Toekennen, de hoogte van de toeslag, het uitbetalen en het beëindigen

Het verstrekken van een studietoeslag is een gebonden bevoegdheid. Dat betekent dat als je aan de wettelijke voorwaarden voldoet, er recht op studietoeslag bestaat. Dit is het moment waarop is voldaan aan de voorwaarden voor studietoeslag. Dit is niet de datum van ontvangst van studiefinanciering of WTOS van belang, maar de datum vanaf wanneer het recht ontstaat. (Voorbeeld: De klant begint op 1 september 2022 met een opleiding. Hij heeft recht op studiefinanciering met ingang van 1 december 2022 en ontvangt deze voor het eerst op 22 december 2022. Dan bestaat er recht op een studietoeslag met ingang van 1 december 2022).

De wet voorziet niet in een verbod om met terugwerkende kracht studietoeslag te verlenen. Artikel 44 lid 1 Pw is immers niet van overeenkomstige toepassing verklaard voor de studietoeslag.

Dit betekent dat de klant recht op studietoeslag heeft tot 5 jaar voorafgaand aan de dag waarop hij zijn aanvraag heeft ingediend. Dat komt omdat financiële aanspraken jegens de overheid op grond van de rechtszekerheid tot een termijn van vijf jaren in rechte afdwingbaar zijn. De terugwerkende kracht kan niet verder gaan dan 1 april 2022 aangezien vanaf die datum de nieuwe regels voor de studietoeslag gelden. Dit is vastgelegd in lid 3. Het DB onderzoekt vervolgens of een aanvrager met terugwerkende kracht recht heeft op studietoeslag. Dit is neergelegd in lid 2 van dit artikel. De gedachte hierachter is dat het in lijn is met het doel van de regeling om studietoeslag toe te kennen en maatwerk te leveren. Het doel is namelijk het bieden van een steuntje in de rug van mensen met een medische beperking zodat zij zich op het studeren kunnen focussen, omdat de combinatie met een bijbaan niet mogelijk is. Bij dergelijke aanvragen moet uit het medisch advies naar voren komen dat de klant in het verleden (ook) niet in staat was naast de studie te werken en uiteraard ook niet gewerkt heeft. In de praktijk zal dit niet of nauwelijks voorkomen.

De toeslag wordt toegekend voor de duur van de studie. Minimaal 1 x per 12 maanden vindt een hercontrole plaats in hoeverre de klant nog aan de voorwaarden voldoet of dat nog sprake is van bijzonderheden. Mochten er wijzigingen zijn dan gaan we ervan uit dat de klant dit zelf doorgeeft aan WIL via een mutatieformulier. Het is raadzaam de hercontrole uit te voeren aan het einde van het schooljaar, zo kunnen tijdig wijzigingen worden verwerkt. Mocht WIL geen wijzigingen van de klant ontvangen dan kunnen meldingen uit Suwinet over inkomsten en meldingen van Burgerzaken over adreswijzigingen behulpzaam zijn bij het vaststellen van het recht op de studietoeslag In individuele situaties kan WIL zelf Suwinet raadplegen. Bij bijzonderheden kan de klant altijd contact met WIL opnemen.

De hoogte van de toeslag bedraagt, maandelijks 108% van de in de AMvB6 opgenomen minimum bedragen per leeftijdscategorie. Dit komt overeen met het bedrag dat gold voor klanten van 21 jaar en ouder. Dit was € 323,- per maand. Het standaardbedrag is per 1 april 2022 € 300,- per maand. Met het percentage van 108% is het bedrag € 324,- per maand per 1 april 2022. Vanaf 1 juli 2022 is dit bedrag € 328,- per maand. De studietoeslag is een netto toeslag en kent geen reservering voor vakantiegeld. De studietoeslag is wel belast. Hierop zijn de rekenregels van de Pw van toepassing. Er is sprake van een loonbelastings- en werkgeversheffing die WIL moet afdragen.

Uitbetaling van de studietoeslag vindt maandelijks achteraf plaats. Hierbij wordt aangesloten bij de reguliere maandbetalingen van de uitkeringen. Dit is ten tijde van vaststelling van deze beleidsregels de 20ste van iedere maand. Bijvoorbeeld: over de maand september ontvangt de klant de studietoeslag op 20 september.

Gehuwden

Bij gehuwden moet in ogenschouw genomen worden dat het recht op studietoeslag voor beiden kan gelden. Dit betekent dat als zij afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen, zij ook afzonderlijk in aanmerking komen voor de toeslag.

Lid 11 spreekt over de beëindigingsdatum. Dit is in de regel de datum dat de studiefinanciering stopt. Dit blijkt uit de beëindigingsbeschikking van DUO. Dat is in de regel de eerste van de maand waarop de studie is gestopt. (Voorbeeld: De klant stop de studie op 15 oktober, dan is de eerst van de volgende maand 1 november). Mocht er sprake zijn van het heel laat melden door de klant dan kan gemotiveerd een eerdere datum gekozen worden, namelijk die van het daadwerkelijk stoppen van de opleiding. Hiervan kan de klant een bewijs overleggen of indien de klant niet meewerkt of kan meewerken, kan WIL dit opvragen bij de onderwijsinstelling.

Artikel 6. Inkomsten

In enkele situaties komt het voor dat klanten tijdelijk gaan werken. Wanneer de klant gaat werken voldoet hij niet meer aan de voorwaarden en bestaat er geen recht op studietoeslag. Er bestaat de mogelijkheid de studietoeslag tijdelijk stop te zetten. Deze kan daarna worden hervat zonder medische keuring.

Artikel 7. Inlichtingenplicht en terugvorderen

Op grond van artikel 36b lid 4 Participatiewet geldt een aparte inlichtingenplicht voor de studietoeslag. Artikel 17 Participatiewet is niet van toepassing, omdat de studietoeslag geen bijstand betreft. Als niet aan de inlichtingenplicht wordt voldaan en achteraf blijkt dat op basis van onjuiste informatie ten onrechte of tot een te hoog bedrag studietoeslag is verstrekt, dan mag het college overgaan tot terugvordering op grond van artikel 58 lid 2 en artikel 36b lid 4 Participatiewet. Dit is een bevoegdheid, geen verplichting. WIL maakt gebruik van deze bevoegdheid omdat dit past bij het beleid van WIL terug te vorderen als er evident sprake is van te veel verstrekte bijstand.

Artikel 8. Vermogen

In toelichting op de studietoeslag is opgenomen dat Indien de klant vermogen heeft of ontvangt dan wordt dit vrijgelaten. Hiervan is sprake bij bijvoorbeeld spaargeld, een erfenis, alimentatie of een maandelijkse bijdrage van de ouders. Deze opsomming is niet limitatief.

In de oude gemeentelijke verordeningen was deze bepaling wel opgenomen. Om de lastendruk voor gemeenten te verlagen is de vermogenstoets niet meer opgenomen.

Artikel 9. Overgangsrecht

Klanten behouden bestaande toeslag tot de einddatum genoemd in de beschikking. Door de vaststelling van deze beleidsregel wordt de studietoeslag opnieuw berekend voor bestaande klanten. Zij ontvangen zo nodig een nabetaling. Hiermee ontvangen ze iets meer dan in de oude situatie.

Artikel 10. Hardheidsclausule en onvoorziene situaties

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.


Noot
1

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2022-125.html blz. 7 1e alinea (pdf-versie)

Noot
2

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35394-5.html Tweede kamer, 2019-2020, 35394, nr. 5, p. 8. 2e alinea (pdf-versie)

Noot
3

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2022-125.html blz. 8 2e alinea (pdf-versie)

Noot
4

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2022-125.html blz. 7 4e alinea (pdf-versie)

Noot
5

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35394-5.html onder Ad 1

Noot
6

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2022-125.html blz. 1 artikel 7a bedragen studietoeslag (pdf-versie)