Bekendmaking besluit vaststelling legger Watersystemen

Geldend van 24-02-2023 t/m 31-12-2023

Intitulé

Bekendmaking besluit vaststelling legger Watersystemen

Het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard heeft op 13 december 2022 besloten de legger watersystemen vast te stellen.

Wat is de legger ?

De legger watersystemen registreert waar een watergang of kunstwerk (waterstaatswerk) ligt en wie deze moet onderhouden. Ook belangrijke gegevens worden geregistreerd, zoals de breedte van een stuw of het profiel van een watergang. De legger watersystemen bestaat uit een stelsel van kaarten, tabellen en een toelichting. Op de leggerkaarten staan de waterstaatswerken die van belang zijn voor de werking van het watersysteem.

Eén legger

De legger watersystemen die is vastgesteld omvat het gehele beheergebied van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en vervangt de verschillende eerder vastgestelde deelleggers voor het watersysteem.

In de vastgestelde legger zijn de normatieve legger op basis van de Waterwet en de onderhoudslegger op basis van de Waterschapswet samengevoegd. De legger treedt 8 dagen na publicatie in werking.

Bent u het niet eens met dit besluit?

Belanghebbenden kunnen tegen het besluit tot vaststelling van de legger beroep instellen. U kunt dit binnen zes weken na de datum van bekendmaking van dit besluit doen bij de rechtbank Rotterdam. Het besluit treedt 8 dagen na bekendmaking ervan in werking. Het instellen van beroep verandert dit niet. Levert dit voor u een probleem op? Dan kunt u de rechtbank vragen om te beslissen dat het besluit niet meteen in werking treedt. Dat heet het aanvragen van een voorlopige voorziening.

U kunt beroep instellen en eventueel een voorlopige voorziening aanvragen bij de rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Hiervoor heeft u ook een DigiD-code of E-herkenning nodig. Op papier gaat dat via Rechtbank Rotterdam, Sector Bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM Rotterdam. Voor de behandeling hiervan betaalt u griffierecht. Het bedrag vindt u op: https://www.rechtspraak.nl/Naar-de-rechter/Kosten-rechtszaak/Griffierecht/Paginas/Griffierecht-bestuursrecht.aspx

Het college van Schieland en de Krimpenerwaard;

B E S L U I T :

Ondertekening

Rotterdam, 13 december 2022

het college voornoemd,

secretaris,

voorzitter,

Toelichting Legger Watersystemen

1.Legger Watersystemen

1.1.Inleiding en leeswijzer

Dit document is de toelichting op de legger Watersystemen. De toelichting vormt samen met de leggerkaarten en leggertabellen de legger. Voorheen waren voor het beheergebied van Schieland en de Krimpenerwaard verschillende, regionale leggers watersystemen vastgesteld. In deze nieuwe legger watersystemen zijn al deze gebieden samengevoegd; er is dus nog maar één legger Watersystemen.

In de legger watersystemen is vastgelegd wat voor het functioneren van het (oppervlakte-)watersysteem van belang is. De keringen en daarvoor belangrijke kunstwerken zijn opgenomen in de Legger(s) Waterkeringen.

Deze toelichting bestaat uit een algemeen Hoofdstuk 1, waarin is toegelicht wat in de legger thuishoort en hoe deze werkt. Ter verduidelijking is ook op genomen wat niet in deze legger thuishoort. In hoofdstuk 2 is vervolgens per type waterstaatswerk uitgeschreven welke kenmerken daarvan zijn vastgelegd en dus op de leggerkaart en in de leggertabellen terugkomen. In hoofdstuk 3 is het wettelijk kader bij de legger beschreven en is de rechtsbescherming en het handelingsperspectief bij leggervaststelling uitgewerkt.

1.2.In de legger: waterstaatswerken

De Waterwet schrijft voor dat het waterschap een (normatieve) legger met overzichtskaart moet opstellen. In principe is het verplicht om alle waterstaatswerken in de legger op te nemen. Voor het watersysteem zijn er verschillende waterstaatswerken:

  • a)

    een oppervlaktewaterlichaam (een sloot, plas of vaart),

  • b)

    een bergingsgebied,

  • c)

    een ondersteunend kunstwerk

Een waterstaatswerk is belangrijk voor de juiste werking van het watersysteem en valt dus onder het bevoegd gezag van de waterbeheerder.

Het is belangrijk om hierbij aan te geven dat niet al het water aan het oppervlak vanzelf een oppervlaktewaterlichaam (en dus een waterstaatswerk) is. Een vijver bij een bedrijfsgebouw, bestaand uit een betonnen bak, en die niet in verbinding staat met de rest van het watersysteem is geen oppervlaktewater. Een toevallige greppel in een agrarisch perceel waar het water verzamelt en na een tijd de grond in zakt (een zogenaamde ‘zaksloot’) ook niet. Een aangelegde greppel of verlaging die meedoet aan de waterberging van de naastgelegen sloten dan juist weer wél.

Op dezelfde manier zijn ook niet alle objecten (‘kunstwerken’) die in of naast een sloot zijn gebouwd vanzelf een ondersteunend kunstwerk. Zo zijn steigers, een brug over de sloot, of een schutting naast de sloot geen ondersteunend kunstwerk. Dit soort kunstwerken zijn dus niet opgenomen in de legger. Voor deze kunstwerken zijn dus de ligging, afmetingen en eventuele afspraken over onderhoud alleen in de vergunning, melding of regels te vinden.

Aan de andere kant zijn er ook kunstwerken die wel ondersteunend kunstwerk zijn, maar je nog niet in de legger zijn verwerkt. Het zijn die typen kunstwerken waarvan we op dit moment nog te weinig informatie hebben om ze in de vaststelling mee te nemen, of we nog een besluit voorbereiden. Een totaaloverzicht van welke kunstwerken we op dit moment definiëren als waterstaatswerk voor het watersysteem is weergegeven in onderstaande tabel 1.

Tabel 1 – Overzicht kunstwerken en waterstaatswerken

Kunstwerken in en voorzieningen bij het watersysteem

Ondersteunend kunstwerk

Type

Kunstwerk

In de legger watersystemen?

 

Peilregelend kunstwerk

Gemaal

Ja

 
 

Stuw

Ja

 
 

Vaste dam

Ja

 
 

Inlaat

Ja

 

Waterverbindend kunstwerk

Sluis

Ja

 
 

Sifon

Nog niet

 
 

Duiker

Nog niet

 

Waterkwaliteitsbevorderend kunstwerk

Defosfateringsinstallatie

Nog niet

 
 

Vispassage

Nog niet

Ander kunstwerk

 

Brug

Nooit

 
 

Steiger of vlonder

Nooit

 
 

Remmings- en geleidingswerken

Nooit

Soms is het voor een waterschap niet handig of nodig om alle klein(st)e slootjes of minder belangrijke objecten in de legger te stoppen. Een waterschap mag daarom bij de provincie ontheffing van de leggerplicht uit de wet aanvragen: de genoemde waterstaatswerken hoeven dan niet (meer) in de legger te worden opgenomen.

Nog niet alle waterstaatswerken in het gebied van HHSK zijn in de legger opgenomen. Dat komt bijvoorbeeld omdat de aanleg ervan nog niet is verwerkt. Ook missen er gegevens omdat er in het verleden minder werd vastgelegd. Ontbrekende gegevens kunnen worden bepaald aan de hand van een verleende vergunning, projectplan of overeenkomst. Daarnaast gebruiken we soms de situatie buiten om gegevens aan te vullen: als een kunstwerk er buiten al heel lang zo bij ligt wordt het ingemeten en worden de gegevens overgenomen.

De Legger Watersystemen is dus nog niet compleet: er missen nog waterstaatswerken en van meerdere waterstaatswerken zijn nog niet alle gegevens gevuld. Toch is het niet zo dat er pas regels gelden nádat een waterstaatswerk in de legger is opgenomen. De legger is vooral het register waarin de gegevens worden bijgehouden. Voor waterstaatswerken die nog niet in de legger zijn opgenomen gelden dus gewoon de regels uit de Keur en de voorwaarden zoals in de vergunning, projectplan of overeenkomst zijn opgenomen. Als die niet volledig zijn – omdat bijvoorbeeld over de verdeling van het onderhoud niets is opgenomen – geldt het vangnetartikel uit de keur.

De komende jaren werkt het hoogheemraadschap aan het bijwerken en volledig maken van de gegevens. Deze delen van legger zullen dus steeds worden bijgewerkt en opnieuw worden vastgesteld.

1.3.Wijzigingen in de legger

De legger wordt regelmatig bijgewerkt en opnieuw vastgesteld. Er zijn verschillende manieren waarop de gegevens worden bijgewerkt. De leggeraanpassing kan het gevolg zijn van:

  • a)

    Verwerking van een vergunning

  • b)

    Verwerking van een projectplan of omgevingsplan

  • c)

    Verwerking van een overeenkomst

  • d)

    Ambtelijke wijzigingen

De genoemde ambtelijke wijzigingen zijn verbeteringen die het hoogheemraadschap zelf doorvoert omdat de situatie buiten anders is dan in de legger is opgenomen. De feitelijke situatie en de opname in de legger wordt hiermee gelijk getrokken.

Er zijn verschillende wijzigingen die in de legger worden verwerkt:

  • a)

    Wijzigingen in type of categorie

  • b)

    Wijzigingen in afmeting of vorm

  • c)

    Wijzigingen in ligging of aanwezigheid

  • d)

    Wijzigingen in onderhoudsplicht

1.4.Vastlegging naar ligging, vorm, afmeting en constructie

In de legger onder de Waterwet worden de waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie vastgelegd. Waar een waterstaatswerk ligt blijkt uit de leggerkaart. Bij een waterstaatswerk is ook ter bescherming van het waterstaatswerk, een beschermingszones van toepassing.

De vorm, afmeting en constructie en de beschermingszones van een waterstaatswerk zijn opgenomen in de leggertabellen: daar zijn bijvoorbeeld gegevens als het type, de breedte, de lengte en de capaciteit opgenomen. Welke gegevens van welk waterstaatswerk in de tabellen zijn opgenomen en wat die inhouden, is uitgewerkt in Hoofdstuk 2 van deze toelichting.

1.5.Vastlegging onderhoudsplichtigen per onderhoudsplicht, per waterstaatswerk

Naast de legger onder de Waterwet, volgt uit de Waterschapswet dat het waterschap de onderhoudsplichten (welk onderhoud er moet gebeuren) en onderhoudsplichtigen (wie dat onderhoud moet uitvoeren) per waterstaatswerk mag toewijzen. Welke onderhoudsplichten er zijn staat in de onderhoudsverordening. De toewijzing van die plicht is in de (tabellen van) de legger opgenomen: daar staat ingevuld wie welk type onderhoud aan welk waterstaatswerk moet doen.

1.6.Codering waterstaatwerken

Waterstaatswerken zijn gecodeerd met een uniek kenmerk. De codering uit de tabel komt overeen met de codering op de kaart. Als een waterstaatswerk wordt aangepast naar vorm, ligging, afmeting of constructie wordt de oude registratie uit de legger gehaald en het nieuwe waterstaatswerk weer vastgesteld met een nieuwe code.

1.7.Beschermingszones

Een beschermingszone is een aan een waterstaatswerk grenzende zone, die als zodanig in de legger is opgenomen, waarin ter bescherming van dat waterstaatswerk voorschriften krachtens de keur van toepassing zijn.

1.8.Niet in legger: voorzieningen in of om het waterstaatswerk

De leggerplicht die in de wet is vastgelegd gaat over het vastleggen van waterstaatswerken. In, aan of langs die waterstaatswerken kunnen voorzieningen of objecten worden gebouwd die zélf geen waterstaatswerk zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om een schutting, een steiger of een brug. Deze voorzieningen horen dus niet in de legger thuis. Ook over verplicht onderhoud van deze objecten vind je in de legger niets terug. Als ze met vergunning of onder melding zijn aangelegd gelden de voorwaarden zoals daarin of in de toepasbare regels is opgenomen.

1.9.Niet in legger: vaarwegen en zwemwaterlocaties

Sommige waterstaatswerken dienen naast een waterstaatkundig ook een recreatief belang. Het gaat dan bijvoorbeeld om watergangen waarop gevaren wordt, of waterpartijen waarin wordt gezwommen. Sommige van de watergangen zijn daar specifiek voor aangewezen: die aanwijzing gebeurt door de provincie. Dat een watergang zo’n extra functie heeft staat niet in de legger. Eventuele specifieke eisen die een recreatiefunctie aan een watergang stelt zijn niet opgenomen in de legger; meestal is de ruimte in het profiel al genoeg om de nevenfunctie mogelijk te maken en waar dat (nog) niet past is fysieke aanpassing van de watergang nodig. De legger is daarbij niet het juridische middel om deze aanpassing te regelen of af te dwingen. De legger legt vast wat er buiten normatief al aanwezig is, en is dus niet bedoeld om grotere eisen aan een bestaand waterstaatswerk op te leggen.

1.10.Juridische status van de legger

De legger is een juridisch document. HHSK is op basis van de wet verplicht om een legger vast te stellen. In de legger wordt omschreven waaraan de waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Daarnaast is per waterstaatswerk opgenomen wie de onderhoudsplichtige is en wat de onderhoudsverplichting inhoud.

In deze legger zijn de normatieve legger op basis van de Waterwet, en de onderhoudslegger op basis van de Waterschapswet samengevoegd. Zowel de normatieve legger als de onderhoudslegger zijn een concretiserend besluit van algemene strekking. Dit betekent dat een beslissing niet is gericht op een individu of een concreet geval, maar gevolgen heeft voor een groep gevallen.

Ondanks het feit dat allebei de leggers een concretiserend besluit van algemene strekking zijn en zijn samengevoegd tot één legger, verschillen beide leggers van rechtskarakter. Juridisch gezien zijn het twee verschillende instrumenten waarop andere wettelijke voorschriften van toepassing zijn. Dit betreft met name de rechtsbescherming en is verder uitgewerkt in Hoofdstuk 3.

2.Vastlegging per waterstaatswerk

In dit hoofdstuk worden alle waterstaatswerken behandeld die in de legger watersystemen zijn of worden vastgelegd. Er is toegelicht hoe het waterstaatswerk is gedefinieerd en begrensd en welke gegevens er van worden vastgelegd.

2.1.Oppervlaktewater

2.1.1.Waterstaatswerk: Oppervlaktewater

Volgens de wet is oppervlaktewaterlichaam een samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, en de bijbehorende bodem en oevers, alsmede flora en fauna.

Het oppervlaktewaterlichaam is daarmee het gedeelte van lucht, water en aanwezig slib dat er tussen de insteken van de watergang ligt (zie figuur). De insteek is de overgang van het horizontale maaiveld naar de schuine oeverhelling. De grond of harde bodem naast en onder de sloot is dus geen onderdeel van het oppervlaktewaterlichaam.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1 – verbeelding van een oppervlaktewaterlichaam

Het oppervlaktewater dat in de legger is vastgelegd bestaat uit sloten, plassen, vaarten en (voor het watersysteem relevante) greppels. Om het simpel te houden spreken we hierna van ‘watergang’, waar we al deze vormen mee bedoelen. Voor specifieke vastlegging is het watersysteem in eenheden opgeknipt en zijn aan elke watergang eigen kenmerken toegekend. Wat er buiten als één sloot uitziet, kan in de legger dus zijn vastgelegd in meerdere aparte stukken watergang.

2.1.2.Oppervlaktewaterlichaam of nat oppervlak

Het oppervlaktewaterlichaam bestaat dus uit het natte gedeelte en de taluds tussen de insteken. Waar die insteken precies liggen is niet op tekening beschikbaar. Daarom zijn de watergangen in de legger vastgelegd door het tekenen van de waterlijn: de overgang tussen het nat oppervlak en talud. Waar die ligt heeft HHSK wel geografisch vastgelegd. De komende jaren werken we aan de vastlegging van het bovenwatertalud en de insteek om uiteindelijk het hele oppervlaktewaterlichaam te kunnen tekenen.

2.1.3.Vastlegging kenmerken

Elke watergang is vastgelegd met een unieke code die bestaat uit de letters OWA- en een volgnummer.

We leggen de omvang van een oppervlaktewaterlichaam in de leggertabellen vast met profielkenmerken en op de kaart met een weergave van de waterlijn en een middenlijn. Van een oppervlaktewaterlichaam is in de legger vastgelegd:

  • 1.

    De breedte van de watergang (in meters)

    Van elke watergang is in de legger vastgelegd hoe breed die hoort te zijn. Hiervoor is van het geografisch vlak van een watergang geautomatiseerd de representatieve breedte op de waterlijn bepaald. De in de legger vastgestelde waarde is de mediaan van de breedte over de hele lengte van de watergang, in meters.

  • 2.

    De diepte van de watergang (in meters)

    Van elke watergang is in de legger vastgelegd hoe diep die hoort te zijn. Die diepte rekenen we ten opzichte van het schouwpeil van het peilvak, zoals in het peilbesluit is vastgelegd. HHSK werkt vanuit het principe dat de leggermaat de ingreepmaat is: boven die diepte mag geen bagger in de sloot aanwezig zijn en als dat wel het geval is moet worden gebaggerd. Om deze reden is een watergang fysiek meestal dieper dan de diepte die in de legger staat. De in de legger opgenomen diepte is dus de diepte waarop de watergang moet worden onderhouden en die vrij gehouden moet worden van bagger. Als de vaste bodem van de watergang minder diep ligt dan de diepte die in de legger is opgenomen, hoeft de vaste bodem niet aangepast te worden op basis van de onderhoudsplicht. Dan hoeft alleen de bagger weggehaald te worden.

  • 3.

    Het talud van de watergang, per oever (1:x)

    Van elke watergang is in de legger vastgelegd welk talud elke oever hoort te hebben. Het talud is overgenomen uit de vergunning of gebaseerd op de standaard inrichtingsafmetingen in de betreffende polder. Omdat we bij HHSK werken vanuit het principe dat de leggermaat de ingreepmaat is, kan de oever van de fysieke watergang nog wat flauwer zijn dan hier is opgenomen. Steiler is niet toegestaan: daarmee zou het profiel kleiner zijn dan in de legger is vastgelegd als minimum te behouden profiel.

    In het geval van een voor het onderwaterprofiel van de watergang nodige beschoeiing is het talud opgenomen als 1:0.

  • 4.

    De bodembreedte van een watergang (in meters)

    Van een watergang is de bodembreedte berekend op basis van de diepte, vastgelegde helling van de taluds en de breedte van de watergang op de waterlijn. Deze theoretische maat wordt gebruikt als minimaal te maken bodembreedte op delen van de watergang waar die breder is dan de representatieve breedte zoals opgenomen in deze legger.

  • 5.

    De categorie van de watergang

    HHSK heeft de watergangen onderverdeeld in categorieën om het belang van de watergang in het watersysteem aan te geven. De categorie wordt gebruikt om te bepalen welke regels waar gelden en wie in de basis het onderhoud zou moeten uitvoeren.

  • 6.

    De onderhoudsplichtige(n) voor het type onderhoud aan de watergang

    Voor een watergang is in de leggertabellen opgenomen aan wie het gewoon en buitengewoon onderhoud aan de watergang is toegewezen.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2 – weergave van de kenmerken van een oppervlaktewaterlichaam zoals in de leggertabellen is vastgelegd.

2.1.4.Methodiek bepalen afmetingen

De waterlijn wordt in ons gebied vooral ingetekend op basis van luchtfoto’s. De ambitie is daarbij een nauwkeurigheid tot 20cm. Daarnaast werkt HHSK met strikte tekenregels om te zorgen dat watergangen in relevante gelijke stukken worden verdeeld voor de vastlegging van kenmerken.

2.2.Bergingsgebieden

2.2.1.Waterstaatswerk: Bergingsgebied

In de wet staat een bergingsgebied gedefinieerd als gebied waaraan op grond van de wet een functie voor waterstaatkundige doeleinden is toegedeeld, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en dat ook als bergingsgebied in de legger is opgenomen.

Binnen het bergingsgebied kunnen dus wel watergangen aanwezig zijn, maar die horen niet bij de juridische vastlegging van het bergingsgebied zelf: het bergingsgebied dat we vastleggen ligt eigenlijk over aanwezige watergangen heen. De watergangen zelf zijn dan als oppervlaktewater in de legger opgenomen. In figuur 3 is dit weergegeven met de rode lijn in de dwarsdoorsnede: het bergingsgebied ligt dus boven de watergangen.

Ook betekent de definitie dat voorzieningen die wel water bergen, maar geen onderdeel zijn van het watersysteem dus geen waterberging zijn in de zin van de wet. Inrichtingen voor vasthouden, infiltreren of vertragen van afvoer op het riool zijn dus geen waterberging.

Daarnaast is een waterberging niet hetzelfde als een noodoverloopgebied: dat is gebied dat op besluit van de Veiligheidsregio (Burgemeester) onder water wordt gezet bij uitzonderlijke wateroverlast. Een waterberging zoals in de legger is vastgelegd is bedoeld om met herhaling en frequent te worden ingezet, is als zodanig bestemd en is hiervan dus verschillend.

Een bergingsgebied wordt meestal ingezet voor de tijdelijke opvang en daarna afvoer van het teveel aan oppervlaktewater in een gebied. Toch kan een waterberging ook ingezet worden om bijvoorbeeld water te bergen als watervoorziening in droge perioden. Dit kan, omdat dit past binnen de doelstellingen van de wet.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 3 – verbeelding van een bergingsgebied.

2.2.2.Vastlegging kenmerken

Een waterberging is vastgelegd met een unieke code die bestaat uit de letters WBE- en een volgnummer.

De omvang van een waterberging leggen we vast door de grootte van het gebied te tekenen. Van een waterberging is daarnaast in de legger vastgelegd:

  • 1.

    De bergingscapaciteit (in m3)

  • Hiermee leggen we het volume water vast dat in de waterberging kan worden opgevangen.

  • 2.

    Het oppervlak (in m2)

  • Hiermee leggen we het oppervlak vast waaruit de berging bestaat. Door het volume op te vangen water te delen door het oppervlak ligt vast hoe hoog het water in het bergingsgebied bij volledig gebruik zou mogen komen te staan.

  • 3.

    De onderhoudsplichtige(n) voor het onderhoud aan de waterberging

    Voor een waterberging is in de leggertabellen opgenomen aan wie het onderhoud aan bergingsgebied is toegewezen.

2.2.3. Methodiek bepaling afmetingen

Een bergingsgebied kan niet (goed) worden getekend op basis van een luchtfoto: op het moment van de foto is de berging meestal niet (of in ieder geval niet volledig) in gebruik. De omvang van een bergingsgebied tekenen we dus op basis van de gegevens uit de projectdocumenten bij aanleg: die bepalen de maximale waterhoogte tot waar de berging wordt gevuld. Op die hoogte wordt de waterberging geometrisch begrensd. Ook het te bergen volume leggen we hieruit vast. Het oppervlak van de waterberging is bepaald met een automatische berekening.

2.3.Ondersteunende kunstwerken

2.3.1.Waterstaatswerk: gemaal

Een gemaal verpompt het water van een gebied met het ene waterpeil naar het andere waterpeil. Dat kan zijn om een teveel aan water af te voeren, of om bij een watertekort juist water aan te voeren. Daarnaast kan een gemaal soms midden in een peilgebied staan en het water doorpompen: hierdoor komt het water in beweging, waarmee het wordt ververst en kan de waterkwaliteit worden verbeterd. Omdat watermolens het water óók van het ene naar het andere vak kunnen verplaatsen zijn ze in de legger opgenomen als gemaal.

2.3.2. Vastlegging kenmerken gemalen

Een gemaal is vastgelegd met een unieke code die bestaat uit de letters KGM- en een volgnummer.

De locatie van een gemaal is vastgelegd met een punt op de kaart. Van een gemaal is daarnaast in de leggertabellen vastgelegd:

  • 1.

    Naam

  • De kenmerkende naam van het gemaal, bedoeld als referentie.

  • 2.

    Gemaalcapaciteit

  • De capaciteit die het gemaal in volume per tijdseenheid kan verpompen (het debiet, in m3/min).

  • 3.

    Type gemaal

  • Een aanduiding voor de functie van het kunstwerk: aanvoeren, afvoeren of doorvoeren van water.

  • 4.

    Het aantal pomplijnen

  • Uit hoeveel aparte pomplijnen het gemaal bestaat. Een gemaal dat bestaat uit meerdere pompen biedt bij weinig neerslag de mogelijkheid om ook met één pomp en dus met minder capaciteit de polder te bemalen.

  • 5.

    Onderhoudsplichtige(n)

  • Voor een gemaal is in de leggertabellen opgenomen aan wie het onderhoud aan het gemaal is toegewezen.

2.3.3. Waterstaatswerk: stuw

Een stuw is een peilscheidende constructie in een watergang, die in bij neerslag of andere instellingen water afvoert, van een gebied met een hoger naar een gebied met een lager waterpeil. Omdat dit object het waterpeil regelt en invloed heeft op de waterafvoer en -verdeling beschouwen we dit object als een ondersteunend kunstwerk en is deze (dus) in de legger opgenomen.

2.3.4. Vastlegging kenmerken stuwen

Een stuw is vastgelegd met een unieke code die bestaat uit de letters KST- en een volgnummer.

De locatie van een stuw is vastgelegd met een punt op de kaart. Van een stuw is daarnaast in de leggertabellen vastgelegd:

  • 1.

    Type stuw

  • Het type van een stuw is bepalend voor hoe deze werkt: bij sommige stuwen is de doorstroombreedte waarover water wordt afgevoerd over de hele hoogte gelijk, bij andere stuwen loopt die toe of is vanaf een bepaalde hoogte juist beperkt. Ook zorgt de inrichting er (mede) voor dat een stuw water gaat afvoeren op basis van de waterhoogte in het bovenstroomse, of het benedenstroomse peilvak. Daarom leggen we het stuwtype vast. We onderscheiden daarbij 7 typen:

    • a.

      Schotbalkstuw

      Bij deze stuw worden schotbalken in de doorstroomopening geplaatst om zo de drempelhoogte voor waterafvoer te verhogen of verlagen.

    • b.

      Stuw met schuif

      Bij deze stuw is de doorstroomopening voorzien van een verticaal te bewegen schuif om zo de drempelhoogte voor waterafvoer te verhogen of verlagen .

    • c.

      Stuw met klep

    • Bij deze stuw is de doorstroomopening voorzien van een klep die draait om een rotatiepunt. Door de rotatie wordt het eind van de klep verhoogd of verlaagd en zo wordt de drempelhoogte voor waterafvoer ingesteld.

    • d.

      Overlaat

    • Een vaste overlaat is een stuw waarbij de drempelhoogte niet kan worden ingesteld: de hoogste en laagste instelhoogte zijn dus gelijk. Bij dit type stuw kan de hele constructiebreedte meedoen aan de afvoer (over de hele breedte dezelfde hoogte), of alleen het verlaagd doorvoergedeelte water afvoeren.

    • e.

      Drijverstuw

    • Een drijverstuw is een stuw die voorzien is van een drijver op de benedenstroomse watergang. Als het waterpeil daar zakt, zakt de klep van deze stuw vanzelf mee en zal de stuw vanuit het hogere vak water gaan afvoeren.

    • f.

      Knijpstuw

    • Een knijpstuw is een stuw met verschillende doorstroombreedten op verschillende hoogte. Hierdoor wordt bij verschillend waterpeil een andere hoeveelheid water doorgelaten.

    • g.

      Brievenbusstuw

      Een brievenbusstuw is een stuw met een ‘gesloten bovenkant’ waarmee eigenlijk een gat in de constructie de afvoer bepaalt. Als de waterstand in het bovenste peilvak hoger stijgt dan de bovenkant van de brievenbus, remt deze stuw de waterafvoer.

  • 2.

    Regelbaarheid

  • Bij verschillende typen stuwen kan de drempelhoogte worden ingesteld. Hoe dit wordt geregeld leggen we vast: het is voor het functioneren van een stuw van belang hoe die moet (kan) worden ingesteld, dus bijvoorbeeld automatisch of niet. We onderscheiden 5 typen:

    • a.

      Niet regelbaar (vast)

    • Dit geldt voor niet instelbare stuwen

    • b.

      Regelbaar, niet automatisch

    • Stuwen met schuiven en kleppen, handmatig in te stellen

    • c.

      Regelbaar, automatisch

    • Stuwen met schuiven en kleppen, op afstand geautomatiseerd instelbaar

    • d.

      Handmatig

    • Stuwen waarbij het toevoegen of wegnemen van onderdelen de instelling bepaalt (schotbalkstuwen)

    • e.

      Overig

    • Alle stuwen die niet in één van bovengenoemde categorieën thuishoren.

  • 3.

    De doorstroombreedte (in meters)

  • Dit is de breedte waarover water wordt afgevoerd. Bij een stuw die over de hele breedte van de watergang dezelfde hoogte heeft, is dit dus de hele breedte tot de taluds van de watergang. Bij een stuw met een doorlaat of klep is dit de breedte daarvan.

  • 4.

    Laagste doorstroomhoogte (in meters NAP)

  • Dit is de hoogte van de onderkant van de doorstroomopening, of het draaipunt van de klep. Bij een stuw zonder verlaging is deze hoogte hetzelfde als de hoogste doorstroomhoogte.

  • 5.

    Hoogste doorstroomhoogte (in meters NAP)

  • Dit is de hoogst mogelijk in te stellen hoogte van de stuw. Dat kan zijn de bovenkant van de doorstroomopening (brievenbusstuw), de hoogte van de klep bij volledig optrekken (klepstuw) of de hoogst instelbare hoogte van een schuif. Bij een stuw zonder verlaging of doorstroomopening is deze hoogte hetzelfde als de laagste doorstroomhoogte.

  • 6.

    Hoogte constructie (in meters NAP)

  • De hoogste hoogte van de constructie.

  • 7.

    Onderhoudsplichtige(n)

  • Voor een stuw is in de leggertabellen opgenomen aan wie het onderhoud aan de stuw is toegewezen.

    afbeelding binnen de regeling

    Figuur 4 – verbeelding van een stuw. Nummers komen overeen met tekst hierboven.

2.3.5.Waterstaatswerk: vaste dam

Een dam voert geen water af, aan of door en is waterscheidend én peilscheidend. Het is een constructie in de watergang die twee watergangen van elkaar scheidt. We beschouwen een dam daarom als een ondersteunend kunstwerk.

Een gronddam (zonder duiker daarin) scheidt watergangen ook. Deze gronddammen horen niet bij het waterstaatswerk dam maar zijn onderdeel van de peilscheiding; de begrenzing rondom een peilvak, zoals vastgelegd in de legger waterkeringen.

2.3.6.Vastlegging kenmerken dammen

Een dam is vastgelegd met een unieke code die bestaat uit de letters KST- en een volgnummer.

De locatie van een dam is vastgelegd met een punt op de kaart. Van een dam is daarnaast in de leggertabellen vastgelegd:

  • 1.

    Kerende hoogte (in m NAP)

  • De hoogte van de damwand of constructie, als kenmerk van de hoogte tot waar doorvoer van water wordt voorkomen.

  • 2.

    Breedte (in meters)

  • De breedte van de damwand of constructie binnen het oppervlaktewaterlichaam, als kenmerk over welke breedte op de kerende hoogte afvoer wordt voorkomen.

  • 3.

    Onderhoudsplichtige(n)

  • Voor een vaste dam is in de leggertabellen opgenomen aan wie het onderhoud aan de dam is toegewezen.

    afbeelding binnen de regeling

    Figuur 5 – verbeelding van een vaste dam. De nummers komen overeen met tekst hierboven.

2.3.7.Waterstaatswerk: inlaat

Een inlaat is een afsluitbare, kokervormige verbinding tussen een gebied met een hoger en een gebied met een lager gelegen waterpeil, waarmee water het gebied kan worden ingelaten. Omdat dit object invloed heeft op de wateraanvoer en -verdeling beschouwen we dit object als een ondersteunend kunstwerk en is deze (dus) in de legger opgenomen.

2.3.8. Vastlegging kenmerken inlaten

Een inlaat is vastgelegd met een unieke code die bestaat uit de letters INL- en een volgnummer.

De locatie van een inlaat is vastgelegd met een lijn op de kaart, van instroom- tot uitstroomopening. Van een inlaat is daarnaast in de leggertabellen vastgelegd:

  • 1.

    De vorm van de leiding

  • De vorm van de leiding van een inlaat beïnvloedt de weerstand van de leiding en dus de stroomsnelheid. Hierom leggen we de vorm van de leiding vast. We onderscheiden daarbij 5 typen:

    • a.

      Rond

    • Een leiding met in de dwarsdoorsnede een symmetrisch rond profiel.

    • b.

      Rechthoekig

    • Een leiding met in de dwarsdoorsnede een profiel met vier hoeken. Een vierkant profiel hoort ook in de categorie rechthoekig.

    • c.

      Eivormig

    • En leiding met in de dwarsdoorsnede een profiel zonder hoeken, waarbij de hoogte groter is dan de breedte.

    • d.

      Muilprofiel

    • Een leiding met in de dwarsdoorsnede een profiel zonder hoeken, waarbij de breedte groter is dan de hoogte.

    • e.

      Onbekend

    • Een leiding die niet in de andere klassen hoort.

  • 2.

    Breedte opening (in meters)

  • De breedte van de opening, gemeten op het breedste punt.

  • 3.

    Hoogte opening (in meters)

  • De hoogte van de opening, gemeten waar die het grootst is.

  • 4.

    Lengte (in meters)

  • De lengte van de inlaat, gemeten van de instroom tot de uitstroom.

  • 5.

    Hoogte Binnenonderkant Benedenstrooms (in m NAP)

  • De NAP-hoogte van de onderzijde van de inlaat, gemeten aan de binnenkant van de buis, aan de benedenstroomse kant van de inlaat. Dan gaat het dus om de kant van de inlaat waar het water naartoe stroomt (het lagere peilvak).

  • 6.

    Hoogte Binnenonderkant Bovenstrooms (in m NAP)

  • De NAP-hoogte van de onderzijde van de inlaat, gemeten aan de binnenkant van de buis, aan de bovenstroomse kant van de inlaat. Dan gaat het dus om de kant van de inlaat waar het water vandaan stroomt (het hogere peilvak).

  • 4.

    Onderhoudsplichtige(n)

  • Voor een inlaat is in de leggertabellen opgenomen aan wie het onderhoud aan de inlaat is toegewezen.

    afbeelding binnen de regeling

    Figuur 6 – verbeelding van een inlaat. Nummers komen overeen met de tekst hierboven.

2.3.9.Waterstaatswerk: sifon

Een sifon is een verbinding tussen twee watergangen met een gelijk waterpeil, die een andere watergang of constructie kruist en waardoor de hoogteligging verspringt of verloopt. Een sifon kan zijn aangelegd als gebogen leiding, of als (horizontale) verbinding tussen twee of meerdere putten. Omdat dit object de waterverbinding tussen twee watergangen tot stand brengt, beschouwen we dit object als een ondersteunend kunstwerk en is deze (dus) in de legger opgenomen.

2.3.10. Vastlegging kenmerken sifons

Een sifon is vastgelegd met een unieke code die bestaat uit de letters KSY- en een volgnummer.

De locatie van een sifon is vastgelegd met een lijn op de kaart, van instroom- tot uitstroomopening. Van een sifon is daarnaast in de leggertabellen vastgelegd:

  • 1.

    De vorm van de leiding

  • De vorm van de leiding van een inlaat beïnvloedt de weerstand van de leiding en dus de stroomsnelheid. Hierom leggen we de vorm van de leiding vast. We onderscheiden daarbij 5 typen:

    • a.

      Rond

    • Een leiding met in de dwarsdoorsnede een symmetrisch rond profiel.

    • b.

      Rechthoekig

    • Een leiding met in de dwarsdoorsnede een profiel met vier hoeken. Een vierkant profiel hoort ook in de categorie rechthoekig.

    • c.

      Eivormig

    • En leiding met in de dwarsdoorsnede een profiel zonder hoeken, waarbij de hoogte groter is dan de breedte.

    • d.

      Muilprofiel

    • Een leiding met in de dwarsdoorsnede een profiel zonder hoeken, waarbij de breedte groter is dan de hoogte.

    • e.

      Onbekend

    • Een leiding die niet in de andere klassen hoort.

  • 2.

    Breedte opening (in meters)

  • De breedte van de leiding, gemeten op het breedste punt. Bij een getrokken leiding wordt dit gemeten aan de in- en uitstroomzijde. Bij een leiding tussen twee putten wordt dit gemeten bij de opening van de leiding in de put.

  • 3.

    Hoogte opening (in meters)

  • De hoogte van de opening, gemeten waar die het grootst is. Bij een getrokken leiding wordt dit gemeten een de in- en uitstroomzijde. Bij een leiding tussen twee putten wordt dit gemeten bij de opening van de leiding in de put.

  • 4.

    Lengte (in meters)

  • De lengte van de sifon in horizontaal vlak, gemeten van de instroom tot de uitstroom.

  • 5.

    Hoogte Binnenonderkant Benedenstrooms (in m NAP)

  • De NAP-hoogte van de onderzijde van de sifon, gemeten aan de binnenkant van de buis, aan de benedenstroomse kant van de sifon. Dan gaat het dus om de kant van de sifon waar het water naartoe stroomt in een afvoersituatie.

  • 6.

    Hoogte Binnenonderkant Bovenstrooms (in m NAP)

  • De NAP-hoogte van de onderzijde van de sifon, gemeten aan de binnenkant van de buis, aan de bovenstroomse kant van de sifon. Dan gaat het dus om de kant van de inlaat waar het water vandaan stroomt in een afvoersituatie.

  • 5.

    Onderhoudsplichtige(n)

  • Voor een sifon is in de leggertabellen opgenomen aan wie het onderhoud aan de sifon is toegewezen.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 7 – Verbeelding van sifon. De nummers komen overeen met de tekst hierboven.

2.3.11.Waterstaatswerk: sluis

Een sluis is een doorlaat in de waterkering, waarbij het ter plaatse de functie van die waterkering vervangt. Om die reden staan (de waterkerende delen van) sluizen ook in de leggers waterkeringen. Een sluis kan daarbij ook dienen als vaarverbinding (een schutsluis), als inlaatwerk, als aflaatwerk, of een combinatie hiervan.

De normatieve diepte van het water in de schutkolk van de sluis (het gedeelte tussen de sluisdeuren) is vastgelegd als kenmerk van de watergang.

2.3.12.Vastlegging kenmerken sluizen

Een sluis is vastgelegd met een unieke code die bestaat uit de letters KSL- en een volgnummer.

De locatie van een sluis is vastgelegd met een punt op de kaart. Van een sluis is daarnaast in de leggertabellen vastgelegd:

  • 1.

    Type sluis

  • De soort van de sluis. Er zijn alleen type opgenomen die voorkomen in de legger

    • a.

      Schutsluis naar een zijde

    • b.

      Schutsluis naar twee zijden

  • 2.

    Onderhoudsplichtige(n)

  • Voor een sluis is in de leggertabellen opgenomen aan wie het onderhoud aan de sluis is toegewezen.

2.4.Beschermingszones

Een beschermingszones is een aan een waterstaatswerk grenzende zone, waarin ter bescherming van het waterstaatswerk voorschriften vanuit de keur van toepassing zijn.

2.4.1. Vastlegging beschermingszones

De beschermingszones zijn opgenomen in de tabel van de waterstaatswerken oppervlaktewater met categorien hoofd en overig. Het betreft de kolom Beschermingszone Links en de kolom Beschermingszone Rechts gemeten in meters. Links en recht wordt gezien vanuit de stroomrichting van de watergang.

In figuur 8 zijn de beschermingszones van het oppervlaktewater schematisch weergegeven. De beschermingszone wordt gemeten vanaf de insteek van de watergang.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 8 Beschermingszones

3.Wettelijk kader

HHSK is op grond van de wet verplicht twee leggers vast te stellen; een normatieve legger en een onderhoudslegger. In de normatieve legger omschrijft HHSK waaraan de waterstaatswerken die bij haar in beheer zijn naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Ook de beschermingszones maken deel uit van de normatieve legger. In de onderhoudslegger wordt vastgelegd wie belast is met het onderhoud van de waterstaatswerken en wat die onderhoudsverplichting inhoudt. In deze legger combineert HHSK beide leggers (de normatieve legger en de onderhoudslegger) tot één legger.

3.1De wijzigingen als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet

Algemeen

De legger maakt deel uit van het zogenaamde keurkwartet. Het keurkwartet bestaat uit de Keur met toelichting, de algemene regels, beleidsregels en de leggers. Samen vormen zij de set regels waaraan een derde zich moet houden. De belangrijkste rechtsgrondslagen van de Keur en de legger staan in de Waterwet en de Waterschapswet.

Met de komst van de Omgevingswet verandert dit plaatje. De Keur en de Algemene Regels worden met uitzondering van de onderhoudsbepalingen overgezet naar de Waterschapsverordening. De onderhoudsbepalingen uit de Keur gaan over naar de Onderhoudsverordening. De beschermingszones uit de Legger worden beperkingengebieden en ook onderdeel van de Waterschapsverordening. Het plaatje komt er dan voor HHSK als volgt uit te zien:

afbeelding binnen de regeling

De normatieve leggerplicht

De normatieve leggerplicht voor waterschappen is vastgelegd in artikel 5.1 van de Waterwet. Op grond van artikel 5.1 van de Waterwet zorgt het “voor de vaststelling van een legger, waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Van de legger maakt deel uit een overzichtskaart, waarop de ligging van waterstaatswerken en daaraan grenzende beschermingszones staat aangegeven.”.

Omdat de Waterwet betrekking heeft op de fysieke leefomgeving, gaat de Waterwet voor het grootste gedeelte op in de Omgevingswet. Artikel 5.1 van de Waterwet wordt dan artikel 2.39 van de Omgevingswet.

In artikel 2.39 eerste lid van de Omgevingswet staat: “De beheerder van waterstaatswerken stelt een legger vast, waarin is omschreven waaraan die waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen.”.

Het grootste verschil tussen de leggerplicht onder de Waterwet en de Omgevingswet is dat de leggerplicht onder de Omgevingswet alleen betrekking heeft op de zogenoemde normatieve toestand (ligging, vorm, afmeting en constructie) van de waterstaatswerken. De aan de waterstaatswerken grenzende beschermingszones worden onder de Omgevingswet beperkingsgebieden. Deze beperkingsgebieden zijn opgenomen in de Waterschapsverordening.

Onderhoudslegger

In de praktijk wordt de normatieve legger van artikel 5.1 Waterwet veelal gecombineerd met de onderhoudslegger van artikel 78 lid 2 Waterschapswet. In de onderhoudslegger staat wie belast is met het onderhoud van bepaalde waterstaatswerken en wat die onderhoudsverplichting inhoudt. De onderhoudslegger is een nadere concretisering van de regels over de aanwijzing van onderhoudsplichtigen en onderhoudsverplichtingen die in de Keur staan. In het geval dat er in de onderhoudslegger geen onderhoudsplichtige voor een waterstaatswerk is opgenomen, is artikel 2.12 van de Keur van toepassing.

Deze onderhoudsbepalingen uit de Keur mogen op grond van artikel 2.2, tweede lid, onder a, van het Omgevingsbesluit niet in de waterschapsverordening worden opgenomen. De toelichting bij deze bepaling stelt dat de onderhoudsbepalingen al worden afgedekt door de onderhoudslegger. HHSK heeft ter voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet de onderhoudsbepalingen uit de Keur overgezet in een onderhoudsverordening. Op basis van deze onderhoudsverordening worden de algemene onderhoudsbepalingen nader geconcretiseerd per waterstaatswerk.

De belangrijkste punten :

  • De wettelijke kader voor de normatieve legger die wordt vastgesteld is de Waterwet.

  • Het wettelijk kader van de normatieve leggerplicht wijzigt op het moment van de invoering van de Omgevingswet.

  • De beschermingszones verdwijnen uit de legger en komen terug in de Waterschapsverordening als werkingsgebieden.

3.2Juridische status van de legger

De legger is een juridisch document. HHSK is op basis van de wet verplicht om een legger vast te stellen. In de legger wordt omschreven waaraan de waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Daarnaast is per waterstaatswerk opgenomen wie de onderhoudsplichtige is en wat de onderhoudsverplichting inhoud.

Zowel de normatieve legger als de onderhoudslegger zijn een concretiserend besluit van algemene strekking. Dit betekent dat een beslissing niet is gericht op een individu of een concreet geval, maar gevolgen heeft voor een groep gevallen.

Ondanks het feit dat allebei de leggers een concretiserend besluit van algemene strekking zijn en zijn samengevoegd tot één legger, verschillen beide leggers van rechtskarakter. Juridisch gezien zijn het twee verschillende instrumenten waarop andere, met name wat betreft de rechtsbescherming betreft, wettelijke voorschriften van toepassing zijn. Dit verschil wordt hieronder nader toegelicht.

3.3Rechtsbescherming

Inspraakverordening Schieland en de Krimpenerwaard

Op grond van de inspraakverordening is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, ook wel de uniforme openbare voorbereidingsprocedure genoemd, van toepassing. Dit betekent dat belanghebbenden tijdens de periode van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit hun zienswijze met betrekking tot de legger kunnen indienen.

Normatieve legger

Een besluit tot vaststelling van de legger is een besluit als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Normaal gesproken staat er tegen een dergelijk besluit beroep open. Sinds 1 juli 2014 is beroep tegen de normatieve legger echter niet meer mogelijk. De normatieve legger is toegevoegd aan de zogenoemde negatieve lijst van bijlage 2 van de Awb. De reden hiervoor is dat de legger volgens de wetgever slechts een beschrijvend karakter heeft en zelf niet gericht is op een rechtsgevolg. De belangen van derden worden voldoende geborgd doordat een leggerwijziging vaak het gevolg is van een omgevingsvergunning of een projectbesluit. Tegen deze besluiten staat wel rechtsbescherming open.

In bijlage 2 van de Awb wordt echter een uitzondering gemaakt voor het vaststellen van een waterbergingsgebied. Wanneer een waterbergingsgebied in de legger wordt vastgesteld is dit wel een appellabel besluit. Het vaststellen kan namelijk beperkingen opleggen aan de eigendommen van derden. Een derde kan daarom tegen de vaststelling van een waterbergingsgebied na het indienen van een zienswijze beroep aantekenen.

Onderhoudslegger

De vaststelling van de onderhoudslegger is ook een besluit als bedoeld in de Awb. Het wordt gezien als een verzamelbeschikking waarmee aan aangrenzend eigenaren van waterstaatswerken in beheer bij een waterschap publiekrechtelijke onderhoudsverplichtingen uit de onderhoudsverordening worden opgelegd. Tegen dit besluit staat in tegenstelling tot de normatieve legger wel beroep open.

3.4Handelingsperspectief na vaststelling legger

Wanneer de legger (normatieve legger en onderhoudslegger) is vastgesteld, kunnen derden aan de legger niet (direct) rechten ontlenen. De legger bevat namelijk geen normen, maar uitsluitend een concretisering van de gewenste fysieke kenmerken van het waterstaatswerk, wie het onderhoud moet doen en wat deze onderhoudsverplichting inhoudt. Als een waterstaatswerk niet aan de fysieke kenmerken voldoet, kan een derde een handhavingsverzoek indienen. Dit verzoek wordt gebaseerd op zowel de waterschapsverordening of onderhoudsverordening als de legger. In de legger wordt namelijk de norm van de verordening geconcretiseerd. Een reactie op het verzoek is dan een besluit in de zin van artikel 1.3 Awb. Tegen dit besluit kan de derde dan in bezwaar en beroep.

Daarnaast kan de vastgestelde legger een rol hebben in juridische procedures. Bij geschillen kan de legger een bewijsmiddel zijn, tenzij er een (rechtsgeldige) vergunning of overeenkomst is.