Beleidsregel beoordeling financiële zelfredzaamheid bij Wmo maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden 2023

Geldend van 04-02-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel beoordeling financiële zelfredzaamheid bij Wmo maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden 2023

Deze beleidsregel geeft nadere invulling aan de begrippen eigen kracht, zelfredzaamheid en eigen mogelijkheden als bedoeld in de Wmo en de gemeentelijke verordening maatschappelijke ondersteuning.

In de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Krimpen aan den IJssel 2021 die met ingang van 1 juli 2021 in werking is getreden, is onder andere een zin aan artikel 3, tweede lid, sub a. toegevoegd die als volgt luidt: “Bij de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden wordt bij de beoordeling van de eigen kracht en eigen mogelijkheden tevens de eigen financiële mogelijkheden (zelfredzaamheid) meegewogen.” Ook is de artikelsgewijze toelichting voor artikel 3, tweede lid aangepast.

1. Financiële zelfredzaamheid bij de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden.

Bij de beoordeling van de mogelijke financiële zelfredzaamheid worden bepaalde inkomensgrenzen gehanteerd die afgeleid zijn van het bruto wettelijk minimumloon. Het bruto wettelijk minimumloon bedraagt voor een persoon van 21 jaar of ouder € 1.934,40 per maand (1-1-2023)).

Wanneer er sprake is van een gezinsinkomen hoger dan:

  • a.

    200% van het bruto wettelijk minimumloon in het geval er sprake is van een niet AOW-gerechtigde; of

  • b.

    150% van het bruto wettelijk minimumloon in het geval er sprake is van een AOW-gerechtigde

wordt in principe geen maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden toegekend omdat er sprake is van financiële zelfredzaamheid waarbij men zelf in een oplossing kan voorzien.

Hiermee komt de grens van het jaarinkomen waarop in principe geen aanspraak meer bestaat op de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden op € 46.425,60 (1-1-2023) voor niet AOW-gerechtigden en op € 34.819,20 (1-1-2023) voor AOW-gerechtigden.

De reden dat er twee inkomensgrenzen worden gehanteerd is omdat een niet AOW-gerechtigde aanzienlijk meer loonheffing van het bruto-inkomen dient af te dragen dan een AOW-gerechtigde en dus netto minder overhoudt.

2. Meewerken aan het onderzoek

Indien een inwoner behoefte heeft aan ondersteuning en aanspraak wil maken op de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden dient hij medewerking te verlenen aan het onderzoek dat daaraan voorafgaat. De onderzoekverplichting is opgenomen in artikel 2.3.2, eerste lid Wmo 2015:

“Indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, voert het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid. Het college bevestigt de ontvangst van de melding.”

Vervolgens kent de Wmo 2015 een medewerkingsplicht en een inlichtingenplicht. Deze verplichtingen zijn opgenomen in artikel 2.3.8 van de Wmo 2015:

  • "1.

    De cliënt doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6.

  • 2.

    De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij regeling van Onze Minister aan te wijzen administraties.

  • 3.

    De cliënt is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.”

De gemeente mag de financiële gegevens van een inwoner in het kader van de Wmo 2015 niet rechtstreeks bij de Belastingdienst opvragen omdat de gemeente daartoe niet wettelijk bevoegd is. Het tweede lid van artikel 2.3.8 is dus niet van toepassing. Om die reden moeten de financiële gegevens bij de inwoner opgevraagd worden. De documenten (zoals een jaaropgave of een aanslag inkomstenbelasting) worden ingezien, maar worden niet gekopieerd en opgeslagen in de gemeentelijke administratie.

3. Volledig onderzoek

Indien er sprake is van een gezinsinkomen dat hoger is dan 150% dan wel 200% van het bruto wettelijk minimumloon dient nog steeds verder onderzocht te worden wat de omstandigheden van de inwoner zijn. Het sec afwijzen van een aanvraag op een te hoog inkomen is niet toegestaan.

In alle gevallen dient er een volledig onderzoek plaats te vinden wat de omstandigheden zijn van de inwoner, welke mogelijke beperkingen er zijn en dit alles dient goed vastgelegd te worden. Wordt dit niet gedaan dan zal het besluit tot afwijzing van de maatwerkvoorziening vanwege een gebrekkige motivering in een juridische procedure (bezwaar of beroep) niet in stand blijven. Want de Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraken keer op keer het

belang benadrukt van het doen van een zorgvuldig onderzoek, eventueel ondersteund door een deskundig advies en een goed onderbouwde motivering in de verslaglegging.

4. Omstandigheden die kunnen leiden tot een toekenning hulp bij het huishouden bij een inkomen hoger dan 150% dan wel 200% van het bruto wettelijk minimumloon

Er zijn omstandigheden waarbij iemand een inkomen heeft dat hoger is dan 150% respectievelijk 200%van het bruto wettelijk minimumloon en dat er toch aanspraak kan zijn op de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden.

Bijvoorbeeld:

  • -

    Er is beslag gelegd op het gezinsinkomen;

  • -

    Er is sprake van grote schulden met een hoge aflossingsverplichting;

  • -

    Men zit in de schuldhulpverlening;

  • -

    Er zijn hoge zorgkosten; of

  • -

    Wanneer de bepalingen van de verordening Wmo tot onbillijkheden van overwegende aard leiden (oftewel de hardheidsclausule, die is opgenomen in artikel 16 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Krimpen aan den IJssel 2021).

Een mogelijk aanwezige hypotheekschuld van de woning waar ook feitelijk verbleven wordt telt hierin niet mee, aangezien de betaling van de rente en aflossing in dat geval tot de reguliere woonlasten behoort.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel in zijn vergadering d.d. 6 december 2022.

De secretaris,

Mr. A. Boele

De burgemeester,

M.W. Vroom