Beleidsregels ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten 2023

Geldend van 04-02-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten 2023

[Deze publicatie betreft een rectificatie vanwege een onjuiste aanhef en ondertekening. De oorspronkelijke publicatie is op 13 december 2022 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad 2022, 552172.]

Het college van de gemeente Reimerswaal,

Gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht,

Besluit

Vast te stellen het geactualiseerde beleid rond de huisvesting van arbeidsmigranten, versie 2023.

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    Arbeidsmigrant: economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland op eigen initiatief en op vrijwillige basis;

    Agrarische ondernemers in het buitengebied: volwaardig agrarische ondernemers in het buitengebied die hun bedrijfsvoering hebben op gronden met een agrarische bestemming volgens de geldende bestemmingsplannen;

    AAZ: Agrarische Adviescommissie Zeeland;

    Bedrijventerreinen: verzamelterreinen of solitaire terreinen gevormd door één of meerdere bedrijven met een bedrijfsbestemming volgens het geldende bestemmingsplan;

    Cirkelbeleid: Omgevingsvergunningen voor huisvesting in een woning binnen de kernen werden verleend indien geen andere vergunning was verleend binnen 250 meter van de aangevraagde locatie. Het cirkelbeleid is vervallen per 1 januari 2023;

    Beleidsnota: de nota waarin het beleid en de regels staan uitgeschreven en als toelichting op deze beleidsregels;

    Focwa keuring: keuring van kampeermiddelen door een erkend keuringsstation, aangesloten bij de vereniging Focwa;

    Huishouden: bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur, logies voor arbeidsmigranten of een bijzondere woonvorm, van een woning;

    Keurmerken: alle bestaande, gewijzigde, nieuwe en gelijkwaardige keurmerken bedoeld voor huisvesting van arbeidsmigranten;

    SNF: het keurmerk van de Stichting Keurmerk Flexwonen;

    AKF: het keurmerk van Agrarisch Keurmerk Flexwonen;

    Kampeermiddelen: een (sta- of toer)caravan, unit of een zelfstandig verplaatsbaar gebouw bestaande uit 1 bouwlaag; een en ander voor zover deze onderkomens geheel of ten dele zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden geschikt en ingericht ten dienste van logies, dag-, of nachtverblijf van een of meer personen, bedoeld om te gebruiken gedurende meerdere perioden/pieken per jaar;

    Tijdelijke mobiele huisvesting: verplaatsbare units die gehuurd worden tijdens de piekperiode, bijvoorbeeld een Flexotel of Comfotel;

    Flexotel: een inklapbare unit met 2 slaapkamers voor 4 personen met buitenwerkse afmetingen 6 x 2,44 x 2,5 m;

    Comfotel: een unit met 1 slaapkamer en badkamer voor 2 personen met buitenwerkse afmetingen 3,9 x 2,44 x 2,5 m;

    Kruimelgevallenregeling: regeling zoals opgenomen in artikel 4, lid 9 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

    Landschappelijk inpassing: de verplichting volgens het bestemmingsplan Buitengebied en de uitwerking volgens artikel 3.3.9 in de beleidsnota;

    Logies voor arbeidsmigranten: bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen;

    Logiesfunctie: gebruiksfunctie voor het bieden van recreatief verblijf of tijdelijk onderdak aan personen (artikel 1.1, lid 2 Bouwbesluit);

    Uitsterfconstructie arbeidsmigranten: regeling waarbij het huisvesten van arbeidsmigranten wordt verboden, middels de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan, als het bouwwerk een bepaalde tijd niet voor arbeidsmigranten wordt gebruikt. Hierdoor wijzigt de bestemming naar de oorspronkelijk recreatieve bestemming;

    Afstand spuitzones: de afstand van een verblijfsruimte tot aan de boomgaard bedraagt standaard 50 meter;

    Reduceren afstand spuitzones: de afstand à 50 meter mag alleen verkleind worden indien er sprake is van een overgangssituatie (bijvoorbeeld een bestaande bedrijfswoning), er geen gevoelige personen (kinderen, ouderen) verblijven, door een haag volgens de voorwaarden in artikel 3.3.8.2, 3.3.8.3, 3.3.8.4 en 3.3.10 van de beleidsnota;

    Personeel derden: werknemers van een ander bedrijf;

    Woning: gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde arbeidsmigrant;

    'Niveau Roemer’: het advies dat bedoeld wordt in het rapport van 30 oktober 2020: ‘Geen tweederangsburgers’;

    BMI NEN 2535: een brandmeldinstallatie aangelegd volgens de NEN 2535 op grond van het Bouwbesluit;

    NEN 2555: gekoppelde rookmelders op het lichtnet aangelegd volgens de NEN 2555 op grond van het Bouwbesluit;

    Bestaande en nieuwe gevallen: De in 2017 gemelde locaties werden beoordeeld als bestaande locaties en hoefden niet te voldoen aan nieuwbouweisen uit het Bouwbesluit;

    ZLTO: Zuidelijk Land- en Tuinbouw Organisatie;

    VRZ: Veiligheidsregio Zeeland;

    GGD: Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst;

    BRP: Wet Basisregistratie Personen;

    RNI: Registratie Niet-ingezetene;

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    LAA: Landelijke Aanpak Adreskwaliteit;

    LHS: Landelijke Handhaving Strategie;

    VTH beleid: het Zeeuwse beleid Vergunningen, Toezicht en Handhaving;

    Interventiematrix: aan de hand van de matrix wordt de ernst van de overtreding bepaald en de gevolgen. Afhankelijk daarvan kan bestuursrechtelijk of strafrechtelijk worden opgetreden of een combinatie van beiden.

Hoofdstuk 2 Kernen

Artikel 2

  • 1. De regels voor de kernen betreffen de gebieden die overeenkomen met de bestemmingsplannen voor de kernen.

  • 2. Voor de planologische regels wordt verwezen naar de betreffende kernen op www.ruimtelijkeplannen.nl.

  • 3. Het cirkelbeleid en daarmee de regeling voor de kernen komt te vervallen bij inwerkingtreding van deze beleidsregels, dus per 1 januari 2023. Op basis van deze beleidsregel worden dus geen omgevingsvergunningen meer verleend voor huisvesting van arbeidsmigranten in de kernen. Eigenaren van vergunde locaties waarbij de vergunning wordt ingetrokken, kunnen geen nieuwe omgevingsvergunning aanvragen.

  • 4. Voor woningen die een omgevingsvergunning bezitten ten behoeve van huisvesting van arbeidsmigranten, gelden de volgende handhavingsregels:

    • a.

      voor oppervlakte leef- en slaapruimte, aantal werknemers per slaapkamer, sanitaire voorzieningen enzovoorts wordt aansluiting gezocht bij de actuele normen van, door de agrarische branche, erkende keurmerken;

    • b.

      CV, gaskachel, geiser, boiler e.d. dienen jaarlijks aantoonbaar gecontroleerd te zijn door een erkend installateur;

    • c.

      er is brandblusmateriaal aanwezig, waarvan de minimale eisen zijn:

      • 1.

        6 liter brandblusser;

      • 2.

        gebruiksinstructie op brandblusser;

      • 3.

        brandblusser bevindt zich binnen een afstand van 5 meter waar gekookt wordt;

      • 4.

        er is een branddeken aanwezig bij de kookgelegenheid;

    • d.

      er zijn werkende rook- en CO-melders gemonteerd op voorgeschreven plaatsen;

    • e.

      er is een informatiekaart in de woning aanwezig, zichtbaar op een centrale plek, in de taal van de bewoners met daarop tenminste:

      • 1.

        telefoonnummer hulpverlener werkgever;

      • 2.

        telefoonnummer regiopolitie;

      • 3.

        alarmnummer 112 (waarbij in de taal van de bewoners is aangegeven dit nummer alleen te gebruiken in spoedeisende situaties);

      • 4.

        verkorte huis- en leefregels, eveneens in de taal van de bewoners. Deze regels dienen te worden opgesteld en verstrekt door degene die verantwoordelijk is voor het verstrekken van de huisvestingslocatie;

    • f.

      veiligheid en hygiëne dient te zijn gewaarborgd;

    • g.

      huisvuil dient op de reguliere wijze te worden aangeboden en / of afgevoerd;

    • h.

      optreden in geval van vervuiling, mensonwaardig e.d.

  • 5. Vergunningen kunnen ingetrokken worden op grond van artikel 2.33, lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht als:

    • a.

      gedurende 3 jaar geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

    • b.

      de vergunninghouder daarom heeft verzocht.

  • 6. Na het intrekken van de vergunningen worden de cirkels verwijderd op de gepubliceerde kaarten.

Hoofdstuk 3 Buitengebied

Artikel 3

  • 1. De regels voor het buitengebied betreffen de gebieden die overeenkomen met de bestemmingsplannen voor het buitengebied.

  • 2. Voor de planologische regels wordt verwezen naar de bestemmingsplannen op www.ruimtelijkeplannen.nl.

  • 3. Het cirkelbeleid en daarmee de regeling voor de buurtschappen Stationsbuurt en Bath komt te vervallen bij inwerkingtreding van deze beleidsregels, dus per 1 januari 2023. Op basis van deze beleidsregel worden dus geen omgevingsvergunningen meer verleend voor huisvesting van arbeidsmigranten in de buurtschappen. Eigenaren van vergunde locaties waarbij de vergunning wordt ingetrokken, kunnen geen nieuwe omgevingsvergunning aanvragen.

  • 4. Bij nieuwe aanvragen door agrarische ondernemers in het buitengebied wordt getoetst of er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf door de AAZ om een advies te vragen.

  • 5. Bij nieuwe (revisie) aanvragen wordt getoetst of het aantal werknemers nodig is voor de bedrijfsvoering. De ondernemer zal moeten aantonen welke percelen hij in eigendom, pacht en/of huur heeft, aangevuld met kadastrale kaartjes, pacht- en huurovereenkomsten, voorzien van huurperiode, perceelnummers, handtekeningen en namen.

Artikel 4 Kampeermiddelen

  • 1. Voor kampeermiddelen ten behoeve van huisvesting van arbeidsmigranten gelden de volgende handhavingsregels:

    • a.

      maximaal 5 units (gekoppelde units worden niet als 1 kampeermiddel gerekend maar opgeteld);

    • b.

      kampeermiddelen 5 meter uit elkaar;

    • c.

      slapen alleen bij voorkeur in losse units;

    • d.

      gekoppelde slaapunits voorzien van onderlinge brandscheiding;

    • e.

      geen huisvesting in tenten, vouwwagens of soortgelijke;

    • f.

      minimaal 2,7 m² slaapruimte per persoon op gemelde locaties (3,5 m² op nieuwe locaties);

    • g.

      per persoon biedt de beschikbare ruimte in een slapvertrek minimaal ruimte voor 1 één-persoonsbed, een stoel en een kast;

    • h.

      er is minimaal 1 toilet per 8 personen;

    • i.

      er is minimaal 1 douche per 8 personen;

    • j.

      keuring door Focwa bedrijf: certificaat (+ foto) max. 2 jaar oud; als alternatief voor deze Focwa-keuring wordt ook geaccepteerd een (goedkeurende) audit volgende de regels van het AKF (of gelijkwaardig keurmerk), waarvan een actueel en geldig certificaat moet kunnen worden getoond;

    • k.

      afstand huisvesting tot spuitzone 50 meter, tenzij aanvullende maatregelen getroffen worden en als afdoende worden beoordeeld (groenplan indienen volgens artikel 3.3.8.2, 3.3.8.3 en bijlage 1 van de beleidsnota);

    • l.

      landschappelijke inpassing waar benodigd voldoet aan beleid;

    • m.

      veiligheid en hygiëne dient te zijn gewaarborgd;

    • n.

      verbrandingstoestellen dienen jaarlijks aantoonbaar gecontroleerd te zijn door een erkend installateur;

    • o.

      er is brandblusmateriaal aanwezig, waarvan de minimale eisen zijn:

      • 1.

        6 liter brandblusser;

      • 2.

        gebruiksinstructie op brandblusser;

      • 3.

        brandblusser bevindt zich binnen een afstand van 5 meter waar gekookt wordt;

      • 4.

        er is een branddeken aanwezig bij de kookgelegenheid;

    • p.

      er zijn werkende rook- en CO-melders gemonteerd op voorgeschreven plaatsen;

    • q.

      er is een informatiekaart aanwezig, zichtbaar op een centrale plek, in de taal van de bewoners met daarop tenminste:

      • 1.

        telefoonnummer hulpverlener werkgever;

      • 2.

        telefoonnummer regiopolitie;

      • 3.

        alarmnummer 112 (waarbij in de taal van de bewoners is aangegeven dit nummer alleen te gebruiken in spoedeisende situaties);

      • 4.

        verkorte huis- en leefregels, eveneens in de taal van de bewoners. Deze regels dienen te worden opgesteld en verstrekt door degene die verantwoordelijk is voor het verstrekken van de huisvestingslocatie;

    • r.

      huisvuil dient op de reguliere wijze te worden aangeboden en / of afgevoerd;

    • s.

      er wordt opgetreden in geval van vervuiling, mensonwaardig e.d.

Artikel 5 Tijdelijke mobiele huisvesting

  • 1. Tijdelijke mobiele units ten behoeve van huisvesting van arbeidsmigranten zijn mogelijk mits:

    • a.

      de ondernemer een geldig AKF-keurmerk of gelijkwaardig keurmerk heeft;

    • b.

      de units maximaal 10 weken blijven staan;

    • c.

      de units binnen het bouwvlak geplaatst worden;

    • d.

      de onderlinge afstanden en clusterafstanden uit het certificaat van de units worden nageleefd;

    • e.

      de units op minimaal 5 meter van andere gebouwen worden geplaatst;

    • f.

      de units alleen voor eigen personeel worden gebruikt;

    • g.

      het benodigde aantal werknemers is aangetoond;

    • h.

      de units met sanitair aangesloten worden op een riolering (indien aanwezig, anders gelijkwaardig);

    • i.

      de units aangesloten worden op een meterkast met voldoende groepen volgens de NEN1010;

    • j.

      de units afgeschermd worden als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte;

    • k.

      een omgevingsvergunning is verleend voor de mobiele units. Hierbij kan ook worden gekozen voor een vergunning voor meerdere jaren voor seizoensgebonden (piekperiode) bouwwerken, maximaal 5 jaar.

Artikel 6 Gebouwen

  • 1. Voor huisvesting van eigen personeel in gebouwen gelden de volgende handhavingsregels:

    • a.

      huisvesting vindt niet plaats in binnen gebouwen geplaatste units;

    • b.

      minimaal 3,5 m² slaapruimte per persoon;

    • c.

      minimaal 1 m² daglicht per kamer;

    • d.

      per persoon biedt de beschikbare ruimte in een slaapvertrek minimaal ruimte voor 1 één-persoonsbed, een stoel en een kast;

    • e.

      er is minimaal 1 toilet per 8 personen;

    • f.

      er is minimaal 1 douche per 8 personen;

    • g.

      er dient minimaal 30 liter koelruimte per persoon te zijn, bij voorkeur aangevuld met vriesruimte;

    • h.

      er dienen minimaal 4 kookpitten te zijn. Bij meer dan 8 personen dient er 1 pit per 2 personen extra te zijn;

    • i.

      verbrandingstoestellen dienen jaarlijks aantoonbaar gecontroleerd te zijn door een erkend installateur;

    • j.

      er is brandblusmateriaal aanwezig, waarvan de minimale eisen zijn:

      • 1.

        6 liter brandblusser;

      • 2.

        gebruiksinstructie op brandblusser;

      • 3.

        brandblusser bevindt zich binnen een afstand van 5 meter waar gekookt wordt;

      • 4.

        er is een branddeken aanwezig bij de kookgelegenheid;

    • k.

      er zijn werkende rook- en CO-melders gemonteerd op voorgeschreven plaatsen;

    • l.

      er is een informatiekaart in het gebouw, zichtbaar op een centrale plek, in de taal van de bewoners met daarop tenminste:

      • 1.

        telefoonnummer hulpverlener werkgever;

      • 2.

        telefoonnummer regiopolitie;

      • 3.

        alarmnummer 112 (waarbij in de taal van de bewoners is aangegeven het nummer alleen te gebruiken in levensbedreigende situaties);

      • 4.

        verkorte huis- en leefregels, eveneens in de taal van de bewoners. Deze regels dienen te worden opgesteld en verstrekt door degene die verantwoordelijk is voor het verstrekken van de huisvestingslocatie;

    • m.

      afstand huisvesting tot spuitzone 50 meter, tenzij aanvullende maatregelen getroffen worden en als afdoende worden beoordeeld (groenplan indienen volgens artikel 3.3.8.2, 3.3.8.3 en bijlage 1 van de beleidsnota);

    • n.

      veiligheid en hygiëne dient te zijn gewaarborgd;

    • o.

      huisvuil dient op de reguliere wijze te worden aangeboden en / of afgevoerd;

    • p.

      optreden in geval van vervuiling, mensonwaardig e.d;

    • q.

      huisvesting in een dienstwoning maximaal 4 arbeidsmigranten (mits via maatwerk vergund).

  • 2. In afwijking van artikel 3, lid 2 mogen werknemers van derden gehuisvest worden mits:

    • a.

      het een locatie betreft met een omgevingsvergunning voor huisvesting van eigen personeel;

    • b.

      de locatie voldoet aan de voorwaarden uit de vergunning, zoals bedoeld in lid 2 onder a;

    • c.

      de huisvesting plaatsvindt in vaste gebouwen, niet zijnde kampeermiddelen, mobiele huisvesting of tijdelijke gebouwen;

    • d.

      de ondernemer beschikt over een keurmerk en huisvesting conform dat keurmerk (met peildatum januari 2022 kan dat dus alleen met het SNF-keurmerk);

    • e.

      bij huisvesting van werknemers van derden is het totaal aantal nooit meer dan het vergunde maximum aantal eigen werknemers;

    • f.

      er vindt geen uitbreiding van bebouwd oppervlak plaats van de huisvesting;

    • g.

      de werknemers hun hoofdverblijf elders hebben;

    • h.

      de huisvesting wordt niet gebruikt voor recreatieve verhuur;

    • i.

      er geen sprake is van een zodanige verkeersaantrekkende werking die de normale afwikkeling van het verkeer nadelig beïnvloedt;

    • j.

      er een aanvullende omgevingsvergunning aangevraagd wordt, voor zover al niet in de primaire vergunning is vastgelegd dat huisvesting voor derden is toegestaan;

    • k.

      de aangevraagde situatie moet voldoen aan een goede ruimtelijke ordening, per geval te beoordelen;

    • l.

      de huisvesting voor personeel van derden pas start nadat de omgevingsvergunning is verleend én locatie is ingeschreven in het register van een erkend keurmerk.

  • 3. In afwijking van artikel 3, lid 2 mag een huishouden in nood gehuisvest worden mits:

    • a.

      de huisvester per situatie een verzoek richt aan het college van gemeente Reimerswaal;

    • b.

      het een locatie betreft met een omgevingsvergunning voor huisvesting van eigen personeel;

    • c.

      de locatie voldoet aan de voorwaarden uit de vergunning, zoals bedoeld in lid 3, onderdeel b;

    • d.

      de huisvesting plaasvindt in vaste gebouwen, niet zijnde kampeermiddelen, tijdelijke mobiele huisvesting of tijdelijke gebouwen;

    • e.

      de ondernemer beschikt over een keurmerk en huisvest conform dat keurmerk;

    • f.

      het aantal bewoners, plus mogelijk gelijktijdig ook nog gehuisveste eigen werknemers, nooit meer is dan het maximum aantal vergunde werknemers;

    • g.

      er aantoonbaar sprake is van een noodsituatie. Noodsituaties worden niet vooraf vastgelegd omdat per geval wordt bepaald of er sprake is van een noodsituatie;

      • Een voorbeeld van nood kan zijn: brand, huiselijk geweld, overstroming;

      • Een voorbeeld van nood is niet: huis verkocht, onenigheid met verhuurder, scheiding;

    • h.

      er sprake is van een tijdelijke situatie met een vaste einddatum en een onderbouwing van verhuizing naar het vervolgadres;

    • i.

      de vanwege een noodsituatie te huisvesten bewoner(s) staat(n) minimaal een half jaar ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP) van de gemeente Reimerswaal;

    • j.

      er gedurende de huisvesting niet met bestrijdingsmiddelen wordt gespoten in de aangrenzende boomgaard binnen een zone van 50 meter naast de huisvesting;

    • k.

      de aangevraagde situatie voldoet aan een goede ruimtelijke ordening, per geval te beoordelen;

    • l.

      de huisvesting pas start nadat het college positief heeft besloten op het verzoek en de toestemming is verstrekt;

    • m.

      de toestemming van het college een tijdelijk besluit is waarbij geen omgevingsvergunning wordt verleend.

Artikel 7 Spuitzone

  • 1. Huisvesting vindt plaats in gebouwen op minimaal 50 meter afstand van de spuitzone in een boomgaard.

  • 2. In afwijking van artikel 7, lid 1 kan de genoemde afstand verkleind worden mits voldoende maatregelen worden genomen zoals vermeld in artikel 3.3.8.2 van de beleidsnota en tabel 1. In de vergunning worden de te nemen maatregelen vermeld en op tekening duidelijk verbeeld met maatvoering.

Artikel 8 Landschappelijke inpassing

  • 1. Bij de huisvesting van arbeidsmigranten in kampeermiddelen en nieuwe gebouwen dient een adequate landschappelijke inpassing gerealiseerd te worden. Aan de hand van een landschapsplan wordt aangetoond dat wordt voldaan aan het uitgangspunt: het directe zicht vanaf de openbare weg op de caravan of unit weg te nemen. De inpassing volgens de uitgangspunten in artikel 3.3.9 van de beleidsnota.

  • 2. In afwijking van artikel 8, lid 1 is een landschappelijke inpassing niet nodig bij tijdelijke mobiele units. Wel moeten deze units aan het zicht van de openbare ruimte worden onttrokken door een afscherming.

Hoofdstuk 4 Overige gebieden

Artikel 9

  • 1. Op bedrijventerreinen is huisvesting van arbeidsmigranten niet toegestaan.

  • 2. Op recreatieterreinen is huisvesting van arbeidsmigranten niet toegestaan.

  • 3. Recreatieterrein ‘De Kijkuit’ vormt voor een aantal woningen een uitzondering op lid 2. De zogenoemde uitsterfconstructie die hier geldt, is vastgelegd in het geldende bestemmingsplan ‘Buitenplaats Yerseke’.

Hoofdstuk 5 Overige regels

Artikel 10

  • 1. Op grond van dit beleid en de Algemene Plaatselijke Verordening Reimerswaal (APV) is het verplicht om een nachtregister bij te houden en te tonen als een toezichthouder daarom vraagt.

  • 2. In alle nieuwe vergunningen komt de voorwaarde dat, binnen een nader te bepalen redelijke termijn, de verhuurder, danwel het bedrijf, een keurmerk moet bezitten voor de huisvesting.

  • 3. Alle bestaande vergunde locaties moeten uiterlijk 1 januari 2025, de verhuurder, danwel het bedrijf, een keurmerk bezitten voor de huisvesting, of zoveel eerder als nieuwe wetgeving dat vereist.

  • 4. Alle bouwwerken, gebouwen en terreinen voldoen aan de voorschriften uit het Bouwbesluit.

  • 5. Voor alle vormen van huisvesting voor arbeidsmigranten gelden de voorschriften van een ‘Logiesfunctie’ uit het Bouwbesluit.

Hoofdstuk 6 Inwerkingtreding

Artikel 11

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

Hoofdstuk 7 Citeertitel

Artikel 12

Deze beleidsregels worden aangehaald als: ‘Beleidsregels ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten 2023’. De nota ‘Beleidsnota ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten 2023’ maakt onverkort deel uit van deze beleidsregels.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Reimerswaal van 15 november 2022.

Bijlage 1 Beleidsnota ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten 2023

Inleiding

Europese wetgeving en wetgeving van de afzonderlijke Europese Unie landen maakt het mogelijk dat ingezetenen van deze landen binnen de gehele Europese Unie mogen werken, zonder dat hiervoor door het betreffende land nog afzonderlijk toestemming in welke zin ook moet worden verleend aan werkgevers of werknemers.

Al jaren worden arbeidsmigranten in de Gemeente Reimerswaal ingezet, vooral in de agrarische sector en aanverwante sectoren, in de industriële sector, de haven, de schaal- en schelpdiersector en de bouwwereld.

Arbeidsmigranten hebben hier ook huisvesting nodig. Dat leidt in de praktijk soms tot onacceptabele en onveilige vormen van huisvesting, tot ruimtelijk ongewenste situaties en tot problemen in de woonomgeving.

Het college van burgemeester en wethouders stelt al jaren beleid vast, waarin zij aangeeft hoe er in de gemeente Reimerswaal wordt omgegaan met het huisvesten van (tijdelijke) arbeidsmigranten.

Dit beleid vraagt regelmatig om aanpassingen door wetswijzigingen, een toenemende vraag naar huisvesting, wisselingen van colleges en gemeenteraden, veranderende behoeftes, vragen vanuit de markt en gewijzigde inzichten.

In het coalitieakkoord van 2022-2026 is opgenomen dat het cirkelbeleid in de kernen wordt vergroot van 250 meter naar 500 meter.

Leeswijzer wijzigingen

  • -

    Cirkelbeleid vervalt, paragraaf 3.2 en 3.3.3;

  • -

    Keurmerk verplichten, paragraaf 3.4.1;

  • -

    Personeel derden in vaste gebouwen bij agrarische bedrijven, paragraaf 3.4.2;

  • -

    Noodsituaties in vaste gebouwen bij agrarische bedrijven, paragraaf 3.4.3;

  • -

    Tijdelijke mobiele huisvesting, paragraaf 3.4.5.

Doelstelling

Deze beleidsnota vormt een toelichting op de beleidsregels. Deze beleidsnota bevat een nadere uitwerking van het in 2020 vastgestelde ‘beleid ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten’ en vervangt het beleid uit 2020. Marktontwikkelingen, vragen van ondernemers en de gemeenteraad en voortschrijdend inzicht dwingen ons om dit beleid regelmatig te updaten. Deze nota is bedoeld om onverantwoorde vormen van de huisvesting tegen te kunnen gaan en aan te kunnen pakken middels de (gemeentelijke) handhavingsinstrumenten. Deze nota voorziet met name in een beleidskader voor de huisvesting van arbeidsmigranten in het buitengebied en de kernen. Een ‘humane’ huisvesting van de arbeidsmigranten is een primaire doelstelling van de gemeente Reimerswaal. Dit is een primaire taak van de personen of ondernemers die huisvesting voor arbeidsmigranten aanbieden. Echter de gemeente moet ook haar verantwoordelijkheid nemen om een ‘humane’ huisvesting te faciliteren binnen diverse beleidsvelden. Deze nota biedt concrete kaders waarbinnen de huisvesting op een goede wijze kan plaatsvinden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in tijdelijke en structurele huisvesting van arbeidsmigranten in het buitengebied. Daarnaast wordt er een onderscheid gemaakt tussen het beleidskader voor de kernen, het buitengebied en overige gebieden zoals recreatieterreinen en bedrijventerreinen.

Bij ‘humane’ huisvesting gaat het om de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Geen mensonwaardige situaties. Denk hierbij aan bijvoorbeeld teveel personen in een verblijfsruimte, overnachten alleen op matrassen, vervuilde omstandigheden, etc.

  • 2.

    Veilige omstandigheden voor de arbeidsmigranten. Het gaat hierbij om veiligheid in brede zin, waarbinnen brandveiligheid een hoofdonderdeel is.

  • 3.

    Gezonde verblijfsomstandigheden. Het verblijf van de arbeidsmigranten mag geen gezondheidsrisico’s opleveren.

Hoofdstuk 1 Huidig beleid

§1.1 Inleiding

2006

Eind 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders voor het eerst beleid rond de huisvesting van arbeidsmigranten vastgesteld en gepubliceerd. In dit beleid heeft het college bepaald dat:

Het oprichten van nieuwe logiesgebouwen of het veranderen van bestaande objecten voor logiesdoeleinden in Reimerswaal niet is toegestaan, tenzij daarvoor vooraf toestemming is verleend door middel van het voeren van een ’planologische procedure’.

2008

Op 5 februari 2008 heeft het college aan aanvullend standpunt ingenomen over de handhaving van het beleid. Wanneer gebouwen na 5 februari 2008 in gebruik worden genomen als logiesgebouw, dan zal direct handhavend worden opgetreden. Ook deze beleidsregel is gepubliceerd.

2009

Het beleid, dat in 2009 is vastgesteld, voorziet met name in een regeling voor de kernen, het zogenaamde cirkelbeleid*.

In 2012 is het beleid nog uitgebreid met bepalingen voor recreatieterrein ‘De Kijkuit’.

De afgelopen 12 jaar is dit beleid in de praktijk toegepast. De regeling voor de huisvesting van arbeidsmigranten in de kernen is geëffectueerd in de actuele bestemmingsplannen als binnenplanse afwijkmogelijkheid.

De regeling voor de huisvesting van arbeidsmigranten in ‘De Kijkuit’ is bedoeld als uitsterfconstructie*.

2016

In 2016 is het beleid uitgebreid met de huisvesting van arbeidsmigranten bij de ‘agrarische ondernemers in het buitengebied’*. Argumenten voor deze uitbreiding waren:

  • -

    Er is nog steeds onverminderd/dringend behoefte aan huisvesting voor arbeidsmigranten;

  • -

    Er zijn in de kernen nagenoeg geen woningen meer beschikbaar als logiesgebouw voor arbeidsmigranten op basis van het 250 meter afstandscriterium;

  • -

    De opvang van arbeidsmigranten door de ondernemer, die gebruik maakt van arbeidsmigranten, is effectief en efficiënt;

  • -

    De ondernemers zijn aangeschreven om een omgevingsvergunning aan te vragen.

2020

De eerste aanvragen om omgevingsvergunning voor huisvesting in het buitengebied brachten een aantal knelpunten aan het licht. Aan de hand van bedrijfsbezoeken en in nader overleg met de betrokken ondernemers zijn deze knelpunten in beeld gebracht. Het ging hierbij met name om:

  • -

    Het aantal te huisvesten arbeidsmigranten per oppervlakte-eenheid (een oneven aantal voor een standaard-kamer is niet praktisch gezien het gebruik van stapelbedden);

  • -

    De afstand tot de spuitzones van minimaal 50 meter. In de praktijk bevindt de huisvesting zich soms letterlijk tussen de fruitbomen;

  • -

    De verplichting om bij kampeermiddelen / units een landschappelijke inpassing op te laten maken door een deskundig bureau;

  • -

    De brandveiligheidseisen, met name bij het realiseren van huisvesting in een agrarisch gebouw/schuur.

In gesprekken met ondernemers, de ZLTO*, de VRZ* en de GGD* is gezocht naar oplossingen. Die zijn gedeeltelijk gevonden. Dit heeft geresulteerd in een update van dit beleid in 2020.

2022

Na een amendement en een motie heeft de gemeenteraad op 23 november 2021 besloten dat verruiming mogelijk moet worden voor huisvesting van arbeidsmigranten van derden bij ‘agrarische ondernemers in het buitengebied’*, een keurmerk wordt verplicht en de opdracht bij het college wordt neergelegd om het cirkelbeleid van de kernen af te bouwen.

2022 nieuw college

In het nieuwe coalitieakkoord ‘Samen verder bouwen’ (vanaf juli 2022) staat het volgende:

  • -

    Cirkels in cirkelbeleid vergroten van 250 naar 500 meter;

  • -

    Rapport ‘Geen tweederangsburgers’ van de commissie Roemer niet als uitgangspunt nemen zolang hier geen wettelijke basis voor bestaat;

  • -

    Grootschalige voorziening aan de westkant van Reimerswaal is mogelijk.

Aanvullend heeft de gemeenteraad de volgende wens:

  • -

    Alle huisvesting heeft een verplicht keurmerk.

§1.2 Praktijk

Aanvankelijk werd gedacht dat, door de komst van enkele grootschalige locaties (meer dan 25 arbeidsmigranten), de druk op de kernen zou verminderen. Toch blijkt in de praktijk dat er regelmatig woningen gekocht dan wel gehuurd worden voor huisvesting van arbeidsmigranten. Uit controles blijkt bovendien dat er regelmatig gezinnen naar Reimerswaal komen, waarvoor huisvesting in een woning logisch is. Maar ook komen groepen werknemers om kort of langer te werken. Dat levert soms vragen en klachten op. Uit controles blijkt dat de huisvesting van de migranten niet altijd in orde is.

Dit beleid richt zich niet op permanente gezinshuisvesting, maar op de (samengestelde) groepen werknemers ’ver van huis‘. Het huisvesten van tijdelijke werknemers geldt volgens het ministerie van VROM (zie handreiking van de (toenmalige) minister S.M. Dekker van 5 september 2006) als het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf. Bij het gebruik van bestaande woonhuizen voor deze tijdelijke werknemers kan volgens het departement worden gesproken van kamerverhuur. Deze activiteit valt niet onder de definitie van ’wonen‘, omdat deze mensen geen afzonderlijk huishouden zijn en elders hun hoofdverblijf hebben. Onder ’wonen‘ wordt immers verstaan dat een woning wordt bewoond door één afzonderlijk huishouden. Nachtverblijf anders dan binnen een huishouden vindt plaats in een logiesgebouw, en een dergelijk gebouw vraagt om een bestemming of een vergunning die dat gebruik mogelijk maakt c.q. toestaat.

§1.3 Woonfunctie

Bij huisvesting binnen de kernen (lees: de bestemmingsplannen voor de kernen) moet onderscheid worden gemaakt tussen huisvesting van arbeidsmigranten die naar Nederland zijn gekomen met het oogmerk zich hier definitief te vestigen met hun gezin, en werknemers die naar Nederland zijn gekomen met het oogmerk hier slechts gedurende een bepaalde periode te werken en daarna weer terug te keren. Hierna wordt hierop onder 1.3.1 respectievelijk 1.3.2 nader ingegaan.

1.3.1 Huisvesting van ’definitieve’ arbeidsmigranten

Voor deze gezinnen geldt dat zij zich op de reguliere woningmarkt kunnen begeven, door een huis te kopen of een huis te huren, bijvoorbeeld van een corporatie. De woningcorporaties staan ook op het standpunt dat zij in dergelijke gevallen een woning willen verhuren, werknemers die zich hier blijvend willen vestigen vallen in hun doelgroep. Werknemers kunnen dit rechtstreeks regelen dan wel door tussenkomst / via bemiddeling van werkgevers en makelaars. Het voorliggende beleid betreft dus geen regeling voor deze gevallen.

1.3.2 Huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten

In eerste instantie is de werkgever verantwoordelijk voor de huisvesting van zijn tijdelijke medewerkers. Indien de eigenaar van een bedrijf rechtstreeks arbeidscontracten sluit met tijdelijke arbeidsmigranten, dan wordt hij in het kader van dit beleid gezien als werkgever en dan is hij het dus die deze verantwoordelijkheid heeft. Als er sprake is van een uitzend- of bemiddelingsbureau dat als tussenschakel fungeert, dan wordt dat bureau in het kader van dit beleid gezien als werkgever en dan is zij verantwoordelijk voor de huisvesting van de arbeidsmigrant.

Huisvesting in (bestaande) volwaardige hotels is een voor de hand liggende optie om tijdelijke arbeidsmigranten te huisvesten. Dat vraagt wel om een bestemming die die vorm van logies toelaat. Er moet, met andere woorden, sprake zijn van een positieve bestemming. Hetzelfde geldt ook voor pensions.

In sommige woonwijken hebben werkgevers (bedrijven dan wel uitzend- of bemiddelingsbureaus) woningen voor hun tijdelijke werknemers gekocht. Het is in strijd met het bestemmingsplan om panden met de bestemming ’Wonen‘ te gebruiken voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten. De kern van dit verbod zit niet alleen in het tijdelijke van de huisvesting, maar ook in de samenstelling van de te huisvesten werknemers en dus is er geen sprake van een huishouden.

Panden met de bestemming ’Wonen‘ of andere bestemmingen voor zover die het gebruik ’wonen‘ toestaan, zijn bestemd voor de ’huisvesting van één afzonderlijk huishouden‘. Bewoning van tijdelijke werknemers is niet de huisvesting van een huishouden in de gewone zin van het woord en is daarmee ook niet gelijk te stellen. Er is bij de huisvesting van tijdelijke werknemers immers geen sprake van continuïteit in de samenstelling, deze zal per definitie wisselen. Ook is er in veruit de meeste gevallen geen sprake van onderlinge verbondenheid, ook al verrichten de tijdelijke werknemers hetzelfde werk, hebben zij dezelfde nationaliteit en doen zij het huishouden gezamenlijk.

1.3.3 Regels afwijken bestemmingsplan

Voor het verlenen van een afwijking van het bestemmingsplan binnen de ‘kernen’ zijn sinds 2016 de volgende voorwaarden gebruikt:

  • a.

    de huisvesting vindt plaats in een bestaand gebouw;

  • b.

    het karakter van het gebouw mag niet veranderen;

  • c.

    er dient sprake te zijn van gebruik door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;

  • d.

    afwijken is niet mogelijk binnen een afstand van 250 m van een gebouw in gebruik en/of bestemd voor logies voor arbeidsmigranten;

  • e.

    er mag geen sprake zijn van een zodanige verkeersaantrekkende werking die de normale afwikkeling van het verkeer nadelig beïnvloedt, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leidt;

  • f.

    de omgevingsvergunning mag worden verleend indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;

  • g.

    het gebruik mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

  • h.

    de gebouwde voorziening voldoet aan de eisen van de betreffende gemeentelijke verordening, het bouwbesluit of andere van toepassing zijnde regelgeving alsmede aan het SNF-keurmerk en aan de volgende voorwaarden:

    • 1.

      beschikbaar bewoonbaar vloeroppervlakte per persoon ten minste 12 m² als bedoeld in het Bouwbesluit;

    • 2.

      voldoende privacy;

    • 3.

      toereikende sanitaire voorzieningen;

    • 4.

      toereikende verwarming;

    • 5.

      keukenvoorzieningen;

    • 6.

      toereikende brandveiligheidssituatie;

  • i.

    ongeacht het vorenstaande mogen in geen geval meer dan 4 (bestemming wonen) of 10 personen (bestemming horeca/maatschappelijk/centrum) worden gehuisvest.

Op dit moment zijn er 45 omgevingsvergunningen in de kernen verleend voor huisvesting van arbeidsmigranten in woningen met een woonbestemming waarvan 8 locaties een andere gebruiksbestemming hebben, maar het bestemmingsplan daar wel wonen toestaat.

Hoofdstuk 2 Evaluatie van het huidige beleid (peildatum jan. 2023)

§2.1 Cijfers & Feiten

In 2009 is het ‘beleid ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten’ vastgesteld. In 2010 is de afdeling Bouwen, Milieu en Handhaving (BMH) gestart met het uitvoeren van controles en zijn er in dat jaar 13 vergunningen verleend. In de daaropvolgende jaren zijn met name in de drukke periodes (lees: pluk- en oogstseizoen) controles uitgevoerd. Deze controles zijn zowel in de dorpen als in het buitengebied uitgevoerd. In 2020 en 2021 zijn vooral de binnencontroles beperkt gebleven vanwege Covid-19.

Vanaf 2010 tot 2023 zijn er 640 locaties bezocht en zijn in totaal 72 vergunningen verleend in de kernen en het buitengebied. Hierbij zijn ook meerdere locaties vergund waarvoor maatwerk is geleverd. Op deze locaties gaat het om aantallen tussen de 30 en 300 arbeidsmigranten. De 72 vergunde locaties bieden de mogelijkheid om 1.078 arbeidsmigranten te huisvesten. Met enige regelmaat worden locaties aangetroffen, die onbekend en niet vergund zijn. Tevens komt het voor dat arbeidsmigranten zich niet melden conform de Basisregistratie Personen* (BRP) of zich vergeten uit te schrijven. Het blijkt in de praktijk lastig om te bepalen hoeveel arbeidsmigranten er in werkelijkheid gehuisvest zijn binnen de gemeentegrenzen. Wij streven ernaar om alle locaties in beeld te krijgen en er voor te zorgen dat een ‘humane’ huisvesting gewaarborgd kan worden.

§2.2 Huisvesting in bestaande woningen

Er zijn 45 omgevingsvergunningen verleend in de kernen op basis van het cirkelbeleid*. In een aantal kernen is het maximale aantal vergunningen bereikt. Er is momenteel sprake van een oververhitte woningmarkt met een flink tekort aan beschikbare woningen voor permanente bewoning. Controle op vergunde locaties en niet vergunde locaties is zeer arbeidsintensief. Tijdens controles blijkt dat bij ongeveer de helft van de vergunde adressen er zaken niet in orde zijn. Betreft dit brandveiligheid, dan heeft dat de hoogste prioriteit.

§2.3 Ervaringen met handhaving

Via tips, klachten, BRP-inschrijvingen of directe waarnemingen ontstaat een lijst van mogelijk verdachte locaties. Aan de hand van deze lijst worden er door medewerkers van de afdeling BMH (avond)controles uitgevoerd. Na de controles wordt de eigenaar c.q. verhuurder van de panden waar overtredingen zijn geconstateerd, aangeschreven. Dit resulteert in legalisatieaanvragen en handhavingsacties op locaties waar geen legalisatie mogelijk is. Over het algemeen zijn de arbeidsmigranten niet op de hoogte van de regels rondom huisvesting. Van de ondernemers, die arbeidsmigranten huisvesten, en de verhuurders van woningen mag dit wel worden verwacht.

§2.4 Intrekken van vergunningen

In het huidige beleid, in de bestemmingsplannen en in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht* (lees: de Wabo) is een mogelijkheid opgenomen om een omgevingsvergunning in te trekken.

De verleende vergunningen kunnen alleen worden ingetrokken op grond van artikel 2.33, lid 2 van de Wabo:

  • -

    Als gedurende 3 jaar geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

  • -

    De vergunninghouder daarom heeft verzocht.

Wanneer het bestemmingsplan via de wijzigingsbevoegdheid wordt gewijzigd voor huisvesting, kan deze wijziging geschrapt worden nadat het gebruik ten minste 2 jaar onderbroken is of zoveel eerder als met de belanghebbenden is overeengekomen, conform de voorwaarde uit het bestemmingsplan.

§2.5 Keurmerken

Voor het flexwonen bestaan momenteel twee keurmerken*.

Het keurmerk Stichting Normering Flexwonen* (SNF) is bedoeld voor alle vormen van huisvesting met uitzondering van toer- en (sta)caravans.

Het keurmerk Agrarisch Keurmerk Flexwonen* (AKF) is bedoeld voor alle vormen van huisvesting inclusief mobiele huisvesting bij agrarische ondernemers voor maximaal 4 maanden in de periode 15 maart tot 15 oktober.

Het verschil tussen deze 2 keurmerken is dat AKF de arbeidspieken accepteert in tijdelijke mobiele huisvesting. Bij het SNF moet het slapen, wonen, koken en sanitair onder 1 dak zijn en bij het AKF niet. Het SNF staat open voor alle werkgevers en het AKF werkt alleen voor bedrijven in de agrarische sector en eist dat de werknemers bij de agrarische werkgever, die de huisvesting aanbiedt, zelf in dienst zijn.

De keurmerken kennen verschillende eisen maar toch lijkt er sprake te zijn van onderlinge afstemming, bij de organisaties erachter. Door voortschrijdend inzicht of vragen vanuit de markt zien we dat de eisen van de keurmerken met enige regelmaat wijzigen. Ons doel is om aan te sluiten bij deze eisen. Daarom noemen we geen aantallen in dit beleid.

Er kunnen keurmerken bijkomen en bestaande keurmerken kunnen een naamsverandering ondergaan. Zolang dit landelijke, door de branche erkende keurmerken zijn voor huisvesting van arbeidsmigranten, zoeken we aansluiting bij deze keurmerken.

Een keurmerk, bijvoorbeeld SNF of AKF, wordt verplicht voor alle vormen van huisvesting. Die verplichting wordt het eerst ingevoerd bij nieuwe huisvesting middels een voorwaarde in de omgevingsvergunning. Bij bestaande huisvesting geldt een overgangstermijn van 5 jaar, dus uiterlijk 1 januari 2025.

Indien wetgeving een keurmerk vereist binnen de overgangstermijn dan zoveel eerder.

§2.6 Inschrijving arbeidsmigranten

2.6.1 Basisregistratie Personen (BRP)

Jaarlijks komen een paar duizend arbeidsmigranten naar Reimerswaal. Een groot deel van deze groep schrijft zich niet in als ingezetene in de Wet basisregistratie personen (BRP). Hierdoor zijn veel arbeidsmigranten ‘onzichtbaar’ voor de gemeente. Daardoor loopt de gemeente belastinginkomsten mis en heeft de gemeente geen goed overzicht van de mensen die gebruik maken van voorzieningen als huisvesting, riolering en afvalverwerking. Na het vertrek van de arbeidsmigrant is er nog steeds geen goed overzicht doordat men zich vaak ‘vergeet’ uit te schrijven uit de BRP. Wanneer een arbeidsmigrant binnen een half jaar, langer dan 4 maanden in onze gemeente verblijft, heeft deze persoon een meldplicht in het kader van de BRP (is landelijke regelgeving). Om een beter overzicht te houden van de arbeidsmigranten wisselen de verschillende afdelingen onderling de noodzakelijke informatie uit. Het betreft met name de afdelingen BMH en Dienstverlening. Wat bijdraagt aan een beter overzicht, is de gemeentelijke aansluiting sinds 2018 bij de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA)*.

2.6.2 Nachtregister

Degene die bedrijfsmatig nachtverblijf verstrekt, is verplicht om doorlopend een register bij te houden waarin vermeld staan: de naam/woonplaats/land en de dag van aankomst en vertrek van de arbeidsmigrant. Op verzoek moet dit register (analoog of digitaal) getoond kunnen worden aan het bevoegd gezag, brandweer en politie.

§2.7 Klachten

Bij de gemeente komen met enige regelmaat klachten binnen over de huisvesting van arbeidsmigranten. Dit betreffen meestal klachten over parkeren door buitenlandse kentekens, dat een bewust pand niet aan de afstandseis van 250 meter voldoet en soms ook geluidsoverlast.

Alle meldingen en klachten worden genoteerd en onderzocht. In ongeveer de helft van de gevallen blijkt het om een buitenlands gezin te gaan dat zich hier permanent gaat vestigen of al heeft gevestigd.

Voor vragen, opmerkingen en klachten over huisvesting van arbeidsmigranten wordt op de website verwezen naar het algemene emailadres: handhaving@reimerswaal.nl.

Hoofdstuk 3 Huisvestingsregels

§3.1 Kernen

Uit de controles in kernen blijkt dat er een groot gebrek is aan woningen voor arbeidsmigranten, dat door het strenge cirkelbeleid* de vergunde locaties bijna op zijn, dat we met enige regelmaat illegale woningen aantreffen en er te weinig capaciteit is voor een adequaat controleniveau. Zonder het cirkelbeleid zou het probleem groter zijn omdat er een gebrek is aan grootschalige huisvesting. Maar er is ook een groot gebrek aan woningen voor de permanente woningmarkt.

De regeling waaraan getoetst wordt voor de huisvesting van arbeidsmigranten in de kernen is bijgevoegd in bijlage ‘beleid in artikelen’.

§3.2 Update beleid kernen (januari 2023)

Het zogenaamde cirkelbeleid* komt te vervallen. Als er een nieuwe aanvraag komt, zal de aanvraag geweigerd worden. Op locaties waar een bestaande vergunning wordt ingetrokken, kan geen nieuwe omgevingsvergunning verleend worden. Deze keuze wordt gemaakt in het kader van de bestuurlijke wens om woningen zoveel mogelijk beschikbaar te houden voor de functie wonen. Bij een keuze voor een cirkelafstand van 500 meter blijft het in bepaalde situaties mogelijk een vergunning voor een logie-functie aan te vragen.

§3.3 Vigerend bestemmingsplan ‘Buitengebied’

3.3.1 Drie regelingen

In het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2020’ zijn drie regelingen opgenomen ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten bij een agrarisch bedrijf. In het kort zijn de volgende opties in het bestemmingsplan opgenomen:

1. Tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten in kampeermiddelen* (afwijkingsbevoegdheid)

In het bestemmingsplan is een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten in maximaal 5 kampeermiddelen/units op een agrarisch bouwvlak opgenomen. Volgens de voorschriften in het bestemmingsplan op www.ruimtelijkeplannen.nl. Deze kampeermiddelen/units mogen het hele jaar blijven staan, onder andere rekening houdend met:

  • -

    de spuitzone;

  • -

    een landschappelijke inpassing;

  • -

    onderlinge afstanden;

  • -

    een Focwa keuring, of het hebben van het AKF-keurmerk; zie ook paragraaf 4.1 en 4.2

In het beleid 2020 en de actuele bestemmingsplannen laat de tekst soms ruimte voor de suggestie dat er alleen tijdelijk gehuisvest kan worden in kampeermiddelen. In het raadsvoorstel is voorgesteld om huisvesting in kampeermiddelen alleen mogelijk te maken tijdens de piek en niet meer jaarrond. Dit voorstel is niet aangenomen door de gemeenteraad op 23 november 2021. Als een huisvester vanaf 1 januari 2025 (einde overgangsperiode, zie paragraaf 3.4, onderdeel 3.4.1) wil huisvesten in de ‘overige categorie’, waaronder stacaravans zonder hoogwaardige voorzieningen en zich aansluit bij het keurmerk AKF (conform huidige kenmerken) wordt de duur van huisvesting gedurende het jaar door dit keurmerk beperkt tot maximaal 4 maanden in de periode 15 maart tot 15 oktober.

2. Permanente huisvesting van arbeidsmigranten in een bestaand/nieuw gebouw (afwijkingsbevoegdheid)

In het bestemmingsplan is een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor de permanente huisvesting van maximaal 25 personen in een bestaand of nieuw gebouw. Dit gebouw dient te staan binnen het agrarisch bouwvlak. Zie ook de voorschriften in de ‘beleidsregels’.

3. Maatwerk

Voor andere initiatieven, anders dan hiervoor genoemd, zijn er diverse maatwerk-initiatieven denkbaar. Bijvoorbeeld een grootschalige huisvesting van arbeidsmigranten (meer dan 25 personen) in het buitengebied waarvoor een oppervlakte van meer dan 300 m² benodigd is. Dit kan plaatsvinden in zowel bestaande als nieuwe gebouwen. Bij voorkeur worden dergelijke initiatieven planologisch mogelijk gemaakt door het bestemmingsplan te wijzigen, wat vaak zal gebeuren in een veegplan (een aantal initiatieven worden dan verwerkt in een nieuwe versie van het bestemmingsplan Buitengebied). Met betrekking tot de handhavings- en planologische regels wordt aangesloten bij de regels zoals opgenomen in bijlage ‘beleid in artikelen’ onder ‘permanente huisvesting van arbeidsmigranten’, met uitzondering van de aantallen arbeidsmigranten en de totale maximale vloeroppervlakte van 300m².

Een andere maatwerkvariant is de huisvesting van arbeidsmigranten in vrijkomende agrarische bebouwing. In het buitengebied komt zo nu en dan agrarische bebouwing leeg te staan, omdat de agrarische bedrijfsvoering stopt of vanwege andere oorzaken. De eigenaar of erfgenaam zoekt vaak naar een mogelijkheid om deze bebouwing een andere functie te geven. De huisvesting van arbeidsmigranten in voormalige agrarische bebouwing kan in bepaalde gevallen een goede invulling zijn om de gebouwen en de bedrijfswoning functioneel te houden. De mogelijkheden van dergelijke initiatieven zullen per geval beoordeeld worden. Er zal wel met betrekking tot de handhavings- en planologische regels aansluiting gezocht worden bij de voorwaarden zoals opgenomen in bijlage ‘beleid in artikelen’ onder ‘permanente huisvesting van arbeidsmigranten’. Deze variant kan planologisch mogelijk gemaakt worden met de z.g. kruimelgevallenregeling.

Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet (mogelijk 1 juli 2023) zijn veegplannen niet meer mogelijk. Alle bestemmingsplannen vallen dan van rechtswege onder één omgevingsplan van de gemeente Reimerswaal. De nieuwe Omgevingswet zorgt voor andere wettelijke procedures.

3.3.2 Afwijking middels de kruimelgevallenregeling

Op 1 november 2014 is de kruimelgevallenregeling zoals opgenomen in artikel 4, lid 9 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht gewijzigd. De landelijke invoering van deze nieuwe regelgeving heeft als gevolg dat de huisvesting van arbeidsmigranten met toepassing van een kruimelgevallenregeling vergund kan worden waarvoor de reguliere procedure volstaat. Bij een aanvraag die aansluit op de voorwaarden zoals opgenomen in bijlage ‘beleid in artikelen’, kan afgeweken worden van het bestemmingsplan voor de huisvesting van arbeidsmigranten, met gebruikmaking van de kruimelgevallenregeling.

Het huisvesten van arbeidsmigranten in reguliere burgerwoningen in het buitengebied is conform het bestemmingsplan niet toegestaan. Het is echter denkbaar dat -bijvoorbeeld gezien de ligging van de woning- de huisvesting passend is in een specifieke situatie. Hiervoor moet maatwerk geleverd kunnen worden. Per situatie zal de wenselijkheid en de mogelijkheden afgewogen worden. Ook hier geldt dat er aansluiting wordt gezocht bij de handhavings- en planologische regels zoals opgenomen in bijlage ‘beleid in artikelen’ onder ‘permanente huisvesting van arbeidsmigranten’, waarbij maximaal 4 arbeidsmigranten per woning gehuisvest mogen worden. Deze variant kan planologisch mogelijk gemaakt worden met de kruimelgevallenregeling.

3.3.3 Cirkels in het buitengebied, Stationsbuurt en Bath

Voor nieuwe aanvragen in de buurtschappen Stationsbuurt en Bath geldt hetzelfde als in paragraaf 3.2. Dat betekent dat geen nieuwe omgevingsvergunningen worden verleend.

3.3.4 Bestaande of nieuwe huisvesting en Bouwbesluit

In het beleid van 2020 werd onderscheid gemaakt tussen gemelde en niet gemelde locaties. De in 2017 gemelde locaties werden beoordeeld als bestaande locaties en hoefden niet te voldoen aan nieuwbouweisen.

Alle bestaande en gemelde locaties zijn inmiddels vergund en voor 2 gemelde locaties loopt een bestemmingsplanprocedure, waarna een omgevingsvergunning aangevraagd moet worden.

Vanaf nu is er dus geen sprake meer van bestaande situaties, worden alle aanvragen behandeld als nieuwe huisvesting en moeten deze voldoen aan de nieuwbouweisen uit het Bouwbesluit, dan wel het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BBL) dat onder de Omgevingswet in werking treedt.

3.3.5 Aantallen per kamer en oppervlaktes

In vorige versies van het beleid werden er aantallen en oppervlaktes genoemd. Maar omdat we aansluiting zoeken bij de keurmerken welke hun eisen regelmatig wijzigen, noemen we alleen de belangrijkste zaken, zoals die op dit moment (peildatum december 2022) gelden bij de keurmerken SNF en AKF.

Oppervlakte in m²

SNF

AKF

Gebruiksoppervlakte per persoon:

 
 
  • -

    woningen, wooneenheden in gebouwen

12

12

  • -

    woonunits

12

10

  • -

    stacaravans

nvt

10

Oppervlakte slaapkamer per persoon

3,5

nvt

Aantal personen per kamer

nvt

2

 
 

Bij nieuwe aanvragen worden de actuele eisen van de keurmerken* geraadpleegd.

3.3.6 Logiesfunctie of Woonfunctie volgens Bouwbesluit

Een logiesfunctie is een functie voor het tijdelijk onderdak bieden, anders dan in een huishouden, waarbij het hoofdverblijf op een andere plaats is en men zich niet registreert in de BRP. Ook het bestemmingsplan stelt deze eis: ‘er is geen sprake van een hoofdverblijf’.

Er is sprake van een woonfunctie wanneer de bewoner zijn hoofdverblijf daar heeft, dus wel een BRP registratie, het samenleven in een vast verband plaatsvindt en wanneer er sprake is van continuïteit in de samenleving en onderlinge verbondenheid.

Conclusie: ook al verblijven de arbeidsmigranten meerdere weken op dezelfde locatie en komen elk jaar dezelfde personen terug, valt deze huisvesting onder logies.

Meer informatie is te lezen in de handreiking ‘Wonen of logies’ uit 2015 van het ministerie van Binnenlandse Zaken.

3.3.7 Brandveiligheid

Ondernemers stelden in 2018 de vraag of de brandscheidingen mogen vervallen en als alternatief daarvoor het installeren van een volledige brandmeldinstallatie* (BMI). Het Bouwbesluit biedt immers de ruimte voor gelijkwaardige oplossingen. Uit overleg met de Veiligheidsregio Zeeland (VRZ) bleek dat een BMI geen gelijkwaardige oplossing is voor een veilige brandscheiding. Een BMI is een gevoelige installatie en kan storing vertonen. Een goede brandscheiding heeft in tegenstelling tot een installatie nauwelijks onderhoud nodig. Ook het financiële aspect van een volledige BMI (onderhoud en abonnement) mag op lange termijn niet onderschat worden.

Als de huisvesting plaatsvindt op een verdieping, dan is een BMI conform de NEN2535* verplicht volgens het Bouwbesluit. Voor het huisvesten van een gering aantal personen op de verdieping, kan van de eis worden afgeweken, op basis van gelijkwaardigheid, door een NEN2555* installatie toe te passen. Dit zijn gekoppelde rookmelders op het lichtnet aangesloten, gemonteerd in de vluchtweg en alle verblijfsruimten. Deze gelijkwaardigheid moet altijd aangevraagd worden en betreft maatwerk waarvoor een positief advies van de VRZ en de goedkeuring van het college nodig is.

Ten aanzien van andere aspecten rond de brandveiligheid is het Bouwbesluit altijd leidend.

Hoewel initiatiefnemers ervaren dat de gebruikelijke brandveiligheidseisen in agrarische gebouwen op een relatief hoog niveau liggen, moet aan deze eisen worden voldaan. Ondanks dat de opvang van arbeidsmigranten in agrarische gebouwen een veel betere oplossing is dan opvang in kampeermiddelen, worden hierin geen concessies gedaan. Wel staat het de ondernemer vrij om op basis van gelijkwaardigheid met alternatieve oplossingen te komen. Indien aan de doelstelling van een brandveilige huisvesting wordt voldaan, is een alternatieve oplossing bespreekbaar/haalbaar.

3.3.8 Spuitzones

3.3.8.1. Inleiding en uitgangspunten

Op basis van jurisprudentie wordt ten aanzien van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het kader van goede ruimtelijke ordening al jaren uitgegaan van een afstand van 50 meter tussen een gevoelige functie en de rand van een fruitboomgaard. Hoewel de tijdelijke huisvesting voor arbeidsmigranten niet een-op-een vergeleken kan worden met permanente, langdurige woonsituaties, willen we de risico’s ook voor arbeiders minimaliseren ten aanzien van de spuitactiviteiten in de boomgaard. Door het toepassen van extra maatregelen zou de afstand van 50 meter verkleind kunnen worden. Over deze maatregelen en randvoorwaarden is overleg gevoerd met en advies ingewonnen bij de GGD Zeeland. De brief die de GGD heeft gezonden naar aanleiding van het concept-beleid is toegevoegd als bijlage 2. Enkele door de GGD aangestipte verbeterpunten zijn in het beleid opgenomen. Bij de afstandsverkleining gelden een aantal uitgangspunten:

Uitgangspunten bij de verkleining van de afstand van een verblijfsruimte tot aan de boomgaard naar minder dan 50 meter:

  • -

    Het moet gaan om huisvesting van seizoenarbeiders / arbeidsmigranten, dus volwassen personen werkzaam op het bedrijf. Verkleining van de afstand bij het (tijdelijk) huisvesten van gevoelige groepen, zoals (gezinnen met) kinderen of ouderen of recreatieve huisvesting is dus uitgesloten;

  • -

    Het risico-aspect ten aanzien van huisvesting is beperkt in de tijd. Bijvoorbeeld: plukarbeiders worden (tijdelijk) gehuisvest in een periode waarin weinig tot geen bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, op het moment dat er geen bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, is er geen risico. Mochten arbeiders aanwezig zijn ten tijde van bespuitingen, dan zal naar verwachting de beroepsmatige blootstelling van groter belang zijn (uitvoeren van bespuitingen);

  • -

    Mee mag wegen dat huisvesting plaatsvindt in een bedrijfsmatige omgeving. De Raad van State acht het van belang dat bij huisvesting op agrarische percelen, zoals bedrijfswoningen, veelal sprake is van een minder goed woon- en leefklimaat dan bij burgerwoningen vanwege de hinder van het eigen agrarische bedrijf.

Waar niet of onvoldoende wordt voldaan aan de uitgangspunten, bijvoorbeeld als een huisvester de opvang van arbeidsmigranten in afwijkende gevallen wil combineren met de aanbieding van huisvesting voor recreatief gebruik of voor noodsituaties, dient de huisvester de afstand van 50 meter tussen huisvesting en boomgaard in principe onverkort in acht te nemen.

3.3.8.2. Verkleining van afstand van 50 meter

De mogelijkheid tot verkleining van de afstand van de huisvestingsvoorziening tot aan de spuitzone is bepaald op basis van het onderzoek met de titel: “Driftblootstelling van omstanders en omwonenden door boomgaard bespuitingen” dat is opgemaakt door Plant Research International, onderdeel van Wageningen UR in mei 2015. In het onderzoek wordt het volgende voorstel gedaan met betrekking tot benodigde afstanden van spuitzones (tabel 1). De in de tabel aangeduide afstanden geven geen veilige zone aan (buiten de aangegeven afstand), maar een zone waar het gezondheidsrisico (op basis van onderzoek) acceptabel wordt geacht, gegeven de in het bovenstaande kader genoemde uitgangspunten.

Tabel 1. Benodigde afstand vanaf de laatste bomenrij (m) om in de kale boom en in de volblad situatie voor de stof captan geen overschrijding van het dermale blootstellingseindpunt (AEL) te krijgen op de hoogten 0-3 m en 3-6 m in de lucht.

Praktijk situatie

Teeltvrije zone (m)

Spuittechniek

Windhaag

0 – 3 meter

3 – 6 meter

Kale boom

Volblad

Kale boom

Volblad

1

3

Standaard

Geen

35

30

35

30

2

3

Standaard

Eén

25

5

25

10

3

3

Standaard

Twee

15

51

15

51

4

3

Standaard

Groen

15

5

15

5

5

3

DRT75

Geen

30

20

25

15

6

3

DRT75

Eén

20

5

15

5

7

3

DRT75

Twee

51

51

51

51

8

3

DRT75

Groen

5

5

5

5

9

3

DRT90

Geen

25

15

15

10

10

3

DRT90

Eén

15

5

5

5

11

3

DRT90

Twee

51

51

51

51

12

3

DRT90

Groen

5

5

5

5

1 een dubbele windhaag of houtwal heeft ook ruimte nodig, 5 m wil zeggen direct achter haag is geen overschrijding

In de tabel zijn 12 onderzochte praktijksituaties beschreven, uitgaande van een teeltvrije zone of strook langs de dichtstbijzijnde fruitbomenrij van 3 meter (onder andere zodat de laatste bomenrij vanaf deze strook kan worden bespoten). Afhankelijk van de spuittechniek ‘standaard’, ‘DRT75’ (75% driftreducerend) of ‘DRT90’ (90% driftreducerend), het type windhaag en de begroeiing van de boomgaard (kaal of volblad) zijn afstanden gedefinieerd, waarbuiten de blootstellingsrisico’s aan bestrijdingsmiddelen door drift beperkt worden geacht. Het gebruik van driftarme bespuiting kan verplicht zijn gesteld op basis van o.a. het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij wanneer een watervoerende sloot aanwezig is.

Nieuwe regels driftreductie gewasbeschermingsmiddelen in open teelt

Per 1 januari 2018 zijn de regels aangescherpt om de drift van gewasbeschermingsmiddelen in open teelt te beperken. Bij het bespuiten van gewassen met gewasbeschermingsmiddelen waren vóór 1 januari 2018 alleen driftreducerende maatregelen nodig in de nabijheid van oppervlaktewater. Dit geldt sinds 1 januari 2018 voor het gehele perceel, ongeacht de aanwezigheid van een sloot of de afstand tot een sloot. De aangescherpte regels zijn bedoeld om het oppervlaktewater te beschermen.

Bij het bespuiten van gewassen moet ingevolge art. 3.78a van het Activiteitenbesluit milieubeheer een techniek worden gebruikt die een driftreductie bereikt van 75% ten opzichte van een vastgestelde lijst van vier referentietechnieken.

Het onderscheid tussen kale boom en volblad-situatie is van toepassing op de fruitbomen, maar ook op de groenhaag. De ‘kale’ periode van de fruitbomen is vóór 1 mei, de ‘volblad’ periode na 1 mei. Dit komt grofweg overeen met de ontwikkeling van de hagen. Uit praktijkonderzoek blijkt dat op 1 mei de elzenhagen voor 63% tot 88% gesloten zijn. Omstreeks medio mei waren de meeste hagen volledig gesloten. Een aantal andere haagsoorten is begin april meer gesloten dan de elzenhagen. Dit werd enerzijds veroorzaakt door een vroege bladgroei, anderzijds hadden deze hagen vaak een hoge dichtheid aan takken. Op 1 mei waren deze hagen veelal geheel gesloten. Met name Spaanse aak, Meidoorn en Haagbeuk bleken snel sluitende soorten (WUR rapport 2004-06).

Concreet betekent dit dat bij huisvesting van arbeidsmigranten het hele jaar rond getoetst wordt aan de kale boom-situatie en de daarbij behorende minimale afstand. Indien de arbeidsmigranten alleen na 1 mei van ieder jaar worden gehuisvest, geldt de minimale afstand op basis van de volblad-situatie.

Een aanduiding van 5 meter in de tabel, betekent dat de risicozone voor driftblootstelling tot 5 meter vanaf de laatste rij van de boomgaard is gelegen. Op meer dan 5 meter begint in dit voorbeeld de zone waar geen overschrijding is van het blootstellingsniveau, de huisvesting kan vanaf deze afstand worden geplaatst.

Uitgangspunt bij de afstanden in de tabel is dat de windhaag dichtbij de boomgaard staat, dus (vrijwel) direct na de vrije zone van 3 meter.

3.3.8.3. Windhagen

Het type windhaag heeft grote invloed op de minimale afstand. Een enkele windhaag heeft een dikte van ca. 1 meter en een hoogte van circa 1 meter boven de fruitbomen (dus ca. 3,5 meter), dit wordt in de kolom ‘Windhaag’ met ‘Eén’ aangeduid. Een dubbele windhaag (met een tussen afstand van ca. 4 meter, aangeduid met ‘Twee’ in de tabel) heeft een hogere afvangcapaciteit voor drift, waardoor de risicozone kleiner is. Ook is het type windhaag met de aanduiding ‘Groen’ onderzocht, het gaat hierbij om een windhaag die het gehele jaar bladhoudend is. De eerder genoemde enkele en dubbele windhaag (aangeduid met ‘Eén’ en ‘Twee’) zijn dat niet.

Windhagen dienen de juiste afmetingen en voldoende dichtheid te hebben en in goede staat van onderhoud te verkeren.

Groene (bladhoudende) windhagen betreffen windhagen met onder andere de volgende inheemse plantensoorten. Alle soorten coniferen en laurierkersen vallen ook onder de categorie groene windhagen, maar zijn niet inheems.

  • -

    hulst - Ilex aquifolium (traaggroeiend/duur)

  • -

    taxus - Taxus baccata (duur/giftige bessen)

  • -

    liguster - Ligustrum ovalifolium (half-bladhoudend)

  • -

    beuk - Fagus sylvatica (dor blad blijft in winter aan de struik)

Niet groene (en dus bladverliezende) windhagen betreffen windhagen met onder andere de volgende (inheemse) plantensoorten (hiermee kunnen de situaties ‘Eén’ en ‘Twee’ uit de tabel worden gevormd):

  • -

    sleedoorn - Prunus spinosa

  • -

    vuilboom - Frangula alnus

  • -

    liguster - Ligustrum vulgare

  • -

    kornoelje - Cornus sanguinea/mas

  • -

    hazelaar - Corylus avellana

  • -

    haagbeuk - Carpinus betulus

  • -

    veldesdoorn - Acer campestre

  • -

    krent - Amelanchier lamarckii

  • -

    olijfwilg - Elaeagnus angustifolia

  • -

    kardinaalsmuts - Euonymus europaeus

  • -

    boswilg - Salix caprea

  • -

    vlier - Sambucus nigra

  • -

    gelderse roos - Viburnum opulus

Het is aan de huisvester van arbeidsmigranten (dus de beoogde vergunninghouder) welk type windhaag rond de huisvesting van de arbeidsmigranten wordt geplaatst. Dit dient in de vergunningaanvraag te worden beschreven. Uiteraard dient de huisvester de in de tabel genoemde afstanden aan te houden. Caravans en units hebben in de regel een hoogte van minder dan 3 meter. In dat geval gelden de afstanden uit de tabel van 0 - 3 meter. Bij het huisvesten van arbeidsmigranten op bovenetages van bedrijfsgebouwen gelden - indien er sprake is van open verbindingen met de buitenlucht (bijvoorbeeld via een te openen raam of ander luchtinbrengende voorziening) - de afstanden uit de tabel van 3 - 6 meter, gemeten via de kortste afstand van het open geveldeel tot aan de dichtstbijzijnde eerste rij van de boomgaard. De gegeven afstanden beschouwen we niet van toepassing op gevelvlakken zonder open verbindingen met de buitenlucht. Heeft de gevel ‘de hoek om’ echter wel een open verbinding, dan geldt ten aanzien van dat punt wel de afstandseis volgens de tabel. Opgemerkt wordt dat de huisvesting ook voor de eisen rond gezondheid (daglicht, ventilatie) moet voldoen aan het Bouwbesluit.

Alternatieve oplossingen zijn niet ondenkbaar. Denk bijvoorbeeld aan een afrastering of vlechtscherm waarlangs al dan niet groenblijvende planten groeien. Dit soort oplossingen wordt getoetst op basis van het gelijkwaardigheidsprincipe en (voor zover het een bouwwerk betreft) of het vergunbaar is.

3.3.8.4. Maatregelen ter bescherming 

Ter bescherming van de arbeidsmigrant in relatie tot de huisvesting gelden de volgende regels:

  • 1.

    De huisvester dient faciliteiten te regelen waardoor onderscheid bestaat tussen ‘vuile’ en ‘schone’ ruimten. In vuile ruimten komt de arbeidsmigrant met werkkleding en kan de arbeidsmigrant zich douchen en verkleden. Schone ruimten blijven te allen tijden schoon. Hieronder valt de huisvestingslocatie (recreatie-, verblijf- en slaapruimten).

  • 2.

    Handelingsperspectief tijdens het spuiten:

    • a.

      Geen verblijf in/om de huisvesting

    • b.

      Ramen en deuren van de huisvesting sluiten

    • c.

      Mechanische ventilatie uit

Uit informatie van de GGD Zeeland (oktober 2022) blijkt dat er twijfel is over de grootte van de risico’s van spuitzones voor de mens bij verkleining van de afstand van 50 meter. Deze twijfel is nog onvoldoende voor wijzigingen in het beleid. Het geeft echter wel aan dat het niet aanwezig zijn van personen binnen 50 meter afstand bij spuitwerkzaamheden en hygiënische maatregelen (vertrekken schoon maken, handen wassen etc.) als bedoeld in dit artikel het beste zijn om risico’s te voorkomen.

3.3.9 Landschappelijke inpassing

Algemeen

Bij de huisvesting van arbeidsmigranten in kampeermiddelen en units en in bepaalde gevallen ook bij nieuwe gebouwen dient een adequate landschappelijke inpassing gerealiseerd te worden. Een landschapsdeskundige kan hiervoor een plan opstellen. Om te komen tot een uniforme uitvoering van de landschappelijke inpassing, zijn gemeentelijke geformuleerde uitgangspunten noodzakelijk. Om deze uitgangspunten te formuleren is het noodzakelijk om een landschapsdeskundige te consulteren. Zolang er geen maatwerkvisie door een landschapsdeskundige is opgesteld, dienen we de uitgangspunten van het provinciale beleid te volgen. Het uitgangspunt van de provincie Zeeland bij nieuwe gebouwen is een 5 tot 10 meter brede zone rondom het initiatief. Op basis van een rapport van een landschapsdeskundige is de breedte van de zone te verkleinen. Bij het gebruik van caravans of qua omvang gelijksoortige units zou aan de hand van een aantal voorwaarden met een minder brede zone kunnen worden volstaan. Het gaat er hierbij met name om het directe zicht vanaf de openbare weg op de caravan of unit weg te nemen of in ieder geval zodanig te breken, dat de caravan of unit een onopvallend karakter krijgt. Van minder belang is het zicht uit het achterland met uitzondering van woonlocaties of boerderijen. Bij een adequate landschappelijke inpassing van caravans of units dient er tevens sprake te zijn van een afscherming die hoger is dan de bouwhoogte van de bouwwerken.

De landschappelijke inpassing en driftreducerende haag kunnen als één haag aangeplant worden.

Combinatie met windhagen

Landschappelijke inpassingen en de aanleg van windhagen kunnen samen gaan. Hoewel een landschappelijke inpassing met alleen streekeigen (Zeeuwse) plantensoorten vanuit provinciale uitgangspunten de voorkeur heeft, omdat dit landschappelijk en natuurlijk meerwaarde creëert voor de Zeeuwse omgeving, kunnen ook andere, niet-streekeigen soorten worden toegepast. Belangrijk is dat ongeacht de gekozen soort het doel van inpassing (zicht wegnemen) en driftreductie (gezond en veilig leefklimaat) moet worden gehaald.

In de vergunningaanvraag dient de initiatiefnemer -indien van toepassing- te beschrijven welke landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd (eventueel in combinatie met de verkleining van de spuitzone). Indien een ondernemer bijvoorbeeld een ligusterhaag (Ligustrum ovalifolium) realiseert met de juiste afmetingen, dichtheid en staat van onderhoud ter afscherming van de spuitdrift, onttrekt deze het zicht aan de caravan of unit, waardoor (voor het deel waar de haag zich bevindt) deze haag voldoet aan de uitgangspunten van een adequate landschappelijke inpassing.

3.3.10 Tijdelijke maatregelen

Voor nagenoeg alle hagen die gebruikt worden om de afstand tussen huisvesting en spuitzone te verkleinen is (groei)tijd benodigd om de haag de juiste afmetingen en dichtheid te laten krijgen om te functioneren voor de afvang van drift als bedoeld in dit beleid. Om in de overgangssituatie van jonge aanplant naar volwaardige afscherming van spuitdrift de arbeidsmigranten niet bloot te stellen aan gezondheidsrisico’s dienen tijdelijke maatregelen te worden gerealiseerd. Dit is een keuze van de huisvester, doelmatigheid in lijn met de regels voor windhagen geldt als uitgangspunt. Gedacht kan worden aan een tijdelijk scherm van natuurlijke aard. Indien dit als een bouwwerk zou moeten worden aangemerkt, moet ook worden bezien of zo’n tijdelijke oplossing tijdelijk vergund kan worden.

§3.4 Update beleid buitengebied (januari 2023)

3.4.1 Keurmerken

Het eerder genoemde rapport van de commissie Roemer noemt het belang van keurmerken. Commissie Roemer pleit voor 1 keurmerk, een betere kwaliteit van huisvesting, betere toezicht, certificering van uitzendbureaus, verhuurdersvergunningen, enzovoorts. Hoewel de aanbevelingen van commissie Roemer nog niet vertaald zijn in wetgeving, onderschrijven wij het belang van een keurmerk. Momenteel bestaan er 2 keurmerken voor huisvesting van personeel, zie paragraaf 2.5.

Nieuwe vergunningen

In alle nieuwe vergunningen zullen we de voorwaarde opnemen dat de ondernemer een keurmerk moet bezitten. We zullen handhaven op het ontbreken van een keurmerk. Als de ondernemer het keurmerk niet bezit binnen een redelijke termijn (in afstemming met de certificerende instanties) na vergunningverlening en vóór ingebruikname van de huisvesting, zullen we handhavend optreden wegens het handelen in strijd met de voorwaarden van de verleende vergunning. Op last van een dwangsom kan een verbod opgelegd worden op huisvesten en/of beëindiging van de huisvesting.

Overgangsrecht

Vanaf 1 januari 2025, dus 5 jaar na het van kracht worden van het beleid, zoals dat vanaf 1 januari 2020 gold, zullen alle vergunde locaties een keurmerk* (SNF, AKF of gelijkwaardig) moeten bezitten.

Indien wetgeving een keurmerk vereist binnen de overgangstermijn dan vervalt de overgangstermijn en gaat de verplichting van een keurmerk zoveel eerder in.

De Focwa keuring* voor kampeermiddelen blijft een eis zolang een huisvester van arbeidsmigranten niet over een AKF keurmerk of gelijkwaardig keurmerk beschikt.

Ook voor de ondernemers die nu een vergunning bezitten, geldt dat we handhavend optreden als het keurmerk vanaf 1 januari 2025 ontbreekt.

Als we bij controles twijfelen aan de juistheid van het keurmerk, zullen we contact en afstemming zoeken met de certificerende instanties.

3.4.2 Personeel derden

Onder personeel van derden* wordt verstaan, werknemers van een ander bedrijf. Leegstaande huisvesting voor arbeidsmigranten mag gebruikt worden voor verhuur aan arbeidsmigranten van derden mits wordt voldaan aan ten minste de volgende voorwaarden:

  • -

    Het betreft een locatie met een omgevingsvergunning voor huisvesting van eigen personeel;

  • -

    De locatie voldoet aan de voorwaarden uit die vergunning;

  • -

    De huisvesting vindt plaats in vaste gebouwen, niet zijnde kampeermiddelen, mobiele huisvesting of tijdelijke gebouwen;

  • -

    De ondernemer beschikt over een keurmerk;

  • -

    Bij huisvesting van werknemers van derden is het totaal aantal nooit meer dan het vergunde maximum aantal eigen werknemers;

  • -

    Er vindt geen uitbreiding van bebouwd oppervlak plaats van de huisvesting;

  • -

    De werknemers hebben hun hoofdverblijf elders;

  • -

    De huisvesting wordt niet gebruikt voor recreatieve verhuur;

  • -

    Er is geen sprake van een zodanige verkeersaantrekkende werking die de normale afwikkeling van het verkeer nadelig beïnvloedt;

  • -

    Er wordt een aanvullende omgevingsvergunning aangevraagd, voor zover al niet in de primaire vergunning is vastgelegd dat huisvesting voor derden is toegestaan;

  • -

    De aangevraagde situatie moet voldoen aan een goede ruimtelijke ordening, per geval te beoordelen;

  • -

    De huisvesting voor personeel van derden mag pas starten nadat de omgevingsvergunning is verleend én de locatie is ingeschreven in het register van een erkend keurmerk.

3.4.3 Noodsituaties

Leegstaande huisvesting voor arbeidsmigranten mag gebruikt worden voor verhuur aan één huishouden per locatie mits wordt voldaan aan tenminste de volgende voorwaarden:

  • -

    De huisvester richt per situatie een verzoek aan het college van gemeente Reimerswaal;

  • -

    Het betreft een locatie met een omgevingsvergunning voor huisvesting van eigen personeel;

  • -

    De locatie voldoet aan de voorwaarden uit die vergunning;

  • -

    De huisvesting vindt plaats in vaste gebouwen, niet zijnde kampeermiddelen, mobiele huisvesting of tijdelijke gebouwen;

  • -

    De ondernemer beschikt over een keurmerk en huisvest conform dat keurmerk;

  • -

    Het aantal bewoners, plus mogelijk gelijktijdig ook nog gehuisveste eigen werknemers, is nooit meer dan het maximum aantal vergunde werknemers;

  • -

    Er is aantoonbaar sprake van een noodsituatie. Noodsituaties kunnen we vooraf niet vastleggen omdat per geval wordt bepaald of er sprake is van een noodsituatie; 

    Een voorbeeld van nood kan zijn: brand, huiselijk geweld, overstroming; 

    Een voorbeeld van nood is niet: huis te vroeg verkocht, onenigheid met verhuurder, scheiding;

  • -

    Er is sprake van een tijdelijke situatie met een vaste einddatum en een onderbouwing van verhuizing naar het vervolgadres;

  • -

    De vanwege een noodsituatie te huisvesten bewoner(s) staat(n) minimaal een half jaar ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP) van de gemeente Reimerswaal;

  • -

    Er wordt gedurende de huisvesting niet met bestrijdingsmiddelen gespoten in de aangrenzende boomgaard binnen een zone van 50 meter naast de huisvesting;

  • -

    De aangevraagde situatie moet voldoen aan een goede ruimtelijke ordening, per geval te beoordelen;

  • -

    De huisvesting mag pas starten nadat het college positief heeft besloten op het verzoek;

  • -

    De toestemming van het college is een tijdelijk besluit waarbij geen omgevingsvergunning wordt verleend.

3.4.4 Aantallen werknemers

Bij nieuwe aanvragen van agrarische ondernemers zullen wij toetsen of er sprake is van een volwaardig agrarische ondernemer en of het aantal gewenste werknemers in verhouding staat tot de bedrijfsgrootte.

De Agrarische Adviescommissie Zeeland (AAZ) zullen wij om advies vragen over de onderneming.

De ondernemer zal moeten aantonen welke percelen hij in eigendom, pacht en/of huur heeft, aangetoond met kadastrale kaartjes, pacht- en huurovereenkomsten, voorzien van huurperiode, perceelnummers, handtekeningen en namen.

3.4.5 Tijdelijke mobiele huisvesting

Sinds een paar jaar worden steeds vaker verplaatsbare units gehuurd tijdens de piekperiode. Bekende voorbeelden hiervan zijn de Flexotels* en Comfotels*. Deze huisvesting wordt gebracht, geplaatst voor tijdelijk gebruik, weer opgehaald door de verhuurder en gecontroleerd en gereed gemaakt voor de volgende huurder. De huisvesting is voorzien van een certificaat. Deze constructie zorgt ervoor dat hier sprake is van een kwalitatief hoogwaardige vorm van huisvesting, ondanks dat dit een mobiele vorm is. De mobiele units hebben hun afmetingen afgestemd op de normen van de keurmerken, waardoor die voldoen.

De markt voorziet zo in een vraag van de ondernemers die in een korte periode huisvesting nodig hebben. Steeds vaker wordt deze mobiele huisvesting ingezet als aanvulling op de bestaande eigen huisvesting. Het ‘vaste’ personeel gebruikt de eigen huisvesting en de werknemers in de piekperiode gebruiken de mobiele huisvesting. Ook verwachten we een toename van bedrijven die alleen nog tijdelijke mobiele huisvesting gaan huren. De huurperiode is van tijdelijke aard, meestal tijdens de pluk, welke 4-8 weken duurt. Het voordeel van deze vorm is dat de verkeersbewegingen minimaal zijn, omdat de werknemers op de eigen bedrijfslocatie zijn gehuisvest, vaak aansluitend of in de buurt van de boomgaarden.

Omdat het vaak om meerdere units gaat, en de ondernemer vaak al eigen units heeft, komt het totale aantal mobiele kampeermiddelen al snel boven de 5 uit, en dat is in strijd met de beleidsnota, zie paragraaf 3.3.1.

Vanwege de hoge kwaliteit en de relatief korte huurperiode vormt dit een uitzondering op het beleid mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • -

    De ondernemer heeft een geldig AKF-keurmerk of gelijkwaardig keurmerk;

  • -

    De units blijven maximaal 10 weken staan;

  • -

    De units worden binnen het bouwvlak geplaatst;

  • -

    De onderlinge afstanden en clusterafstanden uit het certificaat worden nageleefd;

  • -

    De units worden op minimaal 5 meter van andere gebouwen geplaatst;

  • -

    De units worden alleen voor eigen personeel (aantoonbaar) gebruikt;

  • -

    De units met sanitair worden aangesloten op een riolering (indien aanwezig, anders gelijkwaardig);

  • -

    De units worden aangesloten op een meterkast met voldoende groepen volgens de NEN1010;

  • -

    De units worden afgeschermd van de openbare ruimte;

  • -

    Een omgevingsvergunning is verleend voor de mobiele units. Hierbij kan worden gekozen voor een vergunning voor meerdere jaren voor seizoensgebonden (piekperiode) bouwwerken, maximaal 5 jaar.

§3.5 Overige gebieden

3.5.1 Bedrijventerreinen

Bij de vaststelling van het arbeidsmigrantenbeleid in 2009 en 2016 is besloten dat de huisvesting van arbeidsmigranten op bedrijventerreinen* niet wenselijk en niet toegestaan is (in geen enkele vorm). Bedrijventerreinen zijn bedoeld voor de vestiging van bedrijven en daarbij behorende milieuzoneringen. Hierbij kan gedacht worden aan diverse milieucontouren zoals bijvoorbeeld van een nabijgelegen (snel)weg, spoorweg, hoogspanningsleiding etc. De huisvesting van arbeidsmigranten binnen zo’n contour kan consequenties hebben voor de milieuruimte van nabij gelegen bedrijven. Dit is niet wenselijk voor de reeds gevestigde bedrijven. Daarnaast is bewoning uit het oogpunt van gezondheid niet raadzaam op een bedrijventerrein.

3.5.2 Recreatieterreinen

Binnen de gemeentegrenzen zijn diverse recreatieterreinen gelegen. In het natuurgebied Den Inkel nabij het dorp Kruiningen is camping ’Den Inkel‘ gesitueerd. Aan de Burenpolderweg in Yerseke is camping ’Zon en Zee‘ gelegen. In Yerseke is het bungalowpark de ’Buitenplaats Yerseke‘ naast de Kijkuit gelegen. Daarnaast zijn er in het buitengebied kleinschalige minicampings aanwezig.

Het is niet wenselijk om op recreatieterreinen arbeidsmigranten te huisvesten. Huisvesting van dergelijke groeperingen komt niet ten goede aan de recreatieve beleving van de toerist. Arbeidsmigranten hebben een ander leefritme en gewoontes, dit kan voor onwenselijke situaties zorgen op een recreatieterrein.

In de bestemmingsplannen waarbinnen de bovengenoemde recreatieterreinen vallen is de huisvesting van arbeidsmigranten niet toegestaan. Op ’De Kijkuit‘ in Yerseke wonen in een aantal bungalows momenteel arbeidsmigranten. In het bestemmingsplan van ’Buitenplaats Yerseke‘ is voor dit recreatieterrein een uitsterfconstructie opgenomen, zodat alle bungalows op termijn weer een recreatieve bestemming krijgen.

§3.6 Bestemmingsplannen

De bestemmingsplannen voor de kernen en het buitengebied worden aangepast aan de ruimtelijk relevante wijzigingen van dit beleid. Zolang de wijzigingen nog niet zijn verwerkt in de bestemmingsplannen, en er wordt een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend, kan er buitenplans worden afgeweken van het Besluit omgevingsrecht, bijlage II (Bor).

Nieuwbouw

In geval van nieuwbouw kan dat op basis van artikel 4, lid 11 van het Bor. Nadat het gewijzigde bestemmingsplan zijn rechtskracht heeft, moet de definitieve omgevingsvergunning aangevraagd worden.

Bestaande bouwwerken

In geval van nieuwe huisvesting in bestaande gebouwen kan dat op basis van artikel 4, lid 9 van het Bor.

Omgevingswet

Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet (mogelijk 1 juli 2023) zijn veegplannen niet meer mogelijk. Alle bestemmingsplannen vallen dan van rechtswege onder één omgevingsplan van de gemeente Reimerswaal. De nieuwe Omgevingswet zorgt voor andere wettelijke procedures.

§3.7 Regionale en landelijke regelgeving

3.7.1 Regionale regels

In september 2020 is een regionaal afsprakenkader vastgesteld door de 5 Bevelandse gemeenteraden. Hierin worden enkele regionale afspraken gemaakt voor huisvesting op agrarische erven, in woningen en grootschaliger opvang.

In het afsprakenkader staat dat huisvesting alleen bedoeld is voor de eigen bedrijfsvoering, plaatsvindt in (semi)permanente gebouwen, 1 persoon per kamer (tenzij stellen of bekenden), en alleen tijdelijk (2 à 3 pieken) in hoogmobiele vormen.

Door de besluitvorming in de besluitraad van 23 november 2021 wijkt de gemeenteraad hiermee gedeeltelijk af van de regionale afspraken door personeel van derden wel toe te staan en jaarronde huisvesting in kampeermiddelen toe te staan.

3.7.2 Landelijke aanbevelingen

In 2020 verscheen het rapport van de commissie Roemer* “Geen tweederangsburgers” waarin aanbevelingen staan om misstanden bij arbeidsmigranten tegen te gaan. Hoewel de aanbevelingen nog niet zijn omgezet in landelijke beleid, onderstrepen we wel het belang van een keurmerk.

Aanbevelingen die we wel invoeren zijn: een verplicht keurmerk, betere kwaliteit van de huisvesting, registratie beter afstemmen/monitoren.

Aanbevelingen die we niet invoeren zijn: vergunningplicht voor verhuurders, 1 persoon per kamer.

In de besluitraad van 23 november 2021 geeft de gemeenteraad aan nog niet aan te willen sluiten bij het niveau ‘Roemer’ doordat aanbevelingen nog niet zijn omgezet in wetgeving. Toch blijkt uit bovenstaande dat er op een aantal aanbevelingen wel aansluiting plaatsvindt bij het niveau ‘Roemer’. In het rapport staan aanbevelingen over: loskoppelen van arbeidscontract en huurcontract, huurbescherming, zorgverzekering, enzovoorts. Dat zijn allemaal zaken die een gemeente niet kan regelen of eisen.

We sluiten niet volledig aan bij het regionale beleid en ‘Niveau Roemer’ (hoewel elementen daaruit al wel worden gehanteerd) maar wachten op landelijke regelgeving.

Hoofdstuk 4 Handhaving

Handhaving is een belangrijk aspect bij de huisvesting van arbeidsmigranten. In de kernen worden er regelmatig controles uitgevoerd. Door de economische groei neemt de huisvesting toe en blijkt dat er meer locaties bijkomen. De handhaving binnen de kernen blijkt effectief, maar intensivering ervan is wenselijk. De afgelopen jaren is de huisvesting van arbeidsmigranten goed in kaart gebracht en zijn de woonomstandigheden sterk verbeterd.

Geconstateerd is dat in het buitengebied vooral mobiele kampeermiddelen/units/caravans (lees: kampeermiddelen) worden geplaatst waarin arbeidsmigranten gehuisvest worden. Deze onderkomens zijn vaak van een ondermaatse kwaliteit. Kampeermiddelen, die een camping moeten verlaten omdat ze afgekeurd worden, worden voor weinig geld verkocht aan een agrarische ondernemer, die er vervolgens arbeidsmigranten in onderbrengt. Om eenduidig onderscheid te maken tussen goede en slechte kampeermiddelen is in het beleid van 2020 een verplichte keuring ingesteld.

In dit hoofdstuk wordt de handhaving nader toegelicht.

§4.1 Goede en slechte kampeermiddelen

Bij handhaving blijft de nadruk liggen op een menswaardige huisvesting. Alle kampeermiddelen, van bestaande en nieuwe huisvesting, zullen aantoonbaar de benodigde kwaliteit daarvoor moeten hebben. Een middel daarvoor is het aansluiten bij (en voldoen aan) een keurmerk, voor kampeermiddelen, momenteel het AKF-keurmerk. Besluit een ondernemer zich niet aan te sluiten bij dit keurmerk, dan zal de kwaliteit aantoonbaar goedgekeurd moeten worden middels een Focwa-certificaat van maximaal 2 jaar oud. Kampeermiddelen die worden afgekeurd en niet door de herkeuring komen (binnen een hersteltermijn), mogen niet meer voor huisvesting gebruikt worden en dienen te worden afgevoerd.

§4.2 Focwa keuring

Focwa is een onafhankelijke brancheorganisatie met meerdere aangesloten (erkende) keuringsstations in Zeeland. Voor zover de ondernemer die huisvest in de categorie units/kampeermiddelen zich niet aansluit bij het volwaardige keurmerk AKF of een vergelijkbaar keurmerk, moet deze de units/kampeermiddelen periodiek op locatie laten keuren via een Focwa-keuring. Deze keuring betreft een veiligheidsinspectie. Globaal wordt het kampeermiddel op de volgende onderdelen gekeurd: brandveiligheid, verwarming-, gas- elektra-, waterinstallatie, de bodem en de opbouw (exterieur). De kosten voor een dergelijke keuring bedragen circa € 100 per kampeermiddel. Onderdelen die Focwa niet keurt, betreffen ‘harde regels’ uit het Bouwbesluit, het bestemmingsplan en de mobiliteit (er van uitgaande dat de caravans niet meer op de openbare weg komen). De Focwa keuring vormt samen met de gemeentelijke controle op het Bouwbesluit en het bestemmingsplan een totaalbeeld over een veilige en menswaardige huisvesting. Voor zover de keuring van de verschillende installaties niet volledig zou worden gedekt door de Focwa-keuring, wordt dit aangevuld met de jaarlijks verplichte keuring van eventuele verwarming, warmwatertoestellen e.d. door een erkend installateur (opgenomen in de beleidsregels).

§4.3 Bestuurlijke Boete

Een bestuurlijke boete is een boete die door het bestuursorgaan zonder tussenkomst van een rechter aan een overtreder kan worden opgelegd als deze een bepaalde, hiertoe bij wet aangewezen overtreding, begaat. Het is een bestraffende sanctie en daarom wezenlijk anders dan een last onder dwangsom, een herstelsanctie die beoogt een onrechtmatige situatie te doen herstellen en dus niet wordt ingevorderd als de overtreder binnen een bepaalde termijn deze onrechtmatige situatie ongedaan maakt. De boete is vooral een middel om overtredingen te voorkomen door zijn afschrikwekkende werking, maar de overtreding wordt met een boete niet ongedaan gemaakt. Afwijkend van de boete uit het strafrecht wordt de boete geheel via de bestuurlijke weg afgehandeld. Toezichthouders van de gemeente constateren de overtreding, het college van burgemeester en wethouders legt de boete op en de bezwaar- en beroepsprocedure is conform die bij normale overheidsbesluiten en is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. Politie en Openbaar Ministerie spelen dus geen rol en het is niet de rechter die de boete oplegt. De mogelijkheden voor het invoeren van de bestuurlijke boete in relatie tot overtredingen van dit beleid worden nader onderzocht en indien mogelijk doorgevoerd.

§4.4 Bestuursrechtelijke handhaving

Een overheid die de verantwoordelijkheid neemt voor het stellen van regels voor de huisvesting van arbeidsmigranten dient er ook voor te zorgen dat die regels worden nageleefd. Het ambitieniveau van de handhaving concentreert zich op:

  • -

    Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

  • -

    Woningwet;

  • -

    Bestemmingsplan (is het betreffende gebruik toegestaan?);

  • -

    Bouwbesluit 2012 (constructieve - en brandveiligheid, gezondheid, brandveilig gebruik, overlast);

  • -

    Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), verwacht vanaf 1 juli 2023;

  • -

    Wet basisregistratie personen (BRP).

Naast bovengenoemde wetgeving zijn er in dit beleid criteria geformuleerd. Ook deze vormen basis voor toezicht / controle en handhaving. Dit betekent dat, indien niet wordt voldaan aan regelgeving zoals hierboven weergegeven of aan de criteria uit deze beleidsregel, er sprake is c.q. kan zijn van een handhavingssituatie.

Samenwerking met externe partners zoals politie, Vreemdelingendienst, Belastingdienst en Arbeidsinspectie verdient de voorkeur. Ook dan is een regierol vanuit de gemeente gewenst. In vele gevallen zullen de bouwinspecteurs van de afdeling BMH degenen zijn die een overtreding constateren.

Bij controles geldt het gebruikelijke handhavingstraject. Indien er sprake is van een exces op het gebied van veiligheid, bijvoorbeeld indien de constructieve veiligheid of brandveiligheid in gevaar komt of indien er sprake is van overbevolking van het betreffende pand, dan wordt er spoedeisend opgetreden. Niet spoedeisende situaties worden projectmatig aangepakt op basis van een werklijst, zo mogelijk op aflopend niveau van onveiligheid en / of strijd met beleid en regelgeving. In die gevallen wordt een redelijke termijn gegeven tot het beëindigen van de strijdige situatie, afgestemd op de concrete omstandigheden.

Wanneer een overtreding wordt aangepakt, gebeurt dat volgens de Landelijke Handhaving Strategie* (LHS), het vigerende Handhavingsbeleid van gemeente Reimerswaal, het Zeeuwse VTH beleid* (Vergunningen, Toezicht en Handhaving) en de bijbehorende interventiematrix*. Aan de hand van de matrix wordt de ernst van de overtreding bepaald en de gevolgen. Afhankelijk daarvan kan bestuursrechtelijk of strafrechtelijk worden opgetreden of een combinatie van beiden.

Bij bestuursrechtelijk optreden wordt eerst een waarschuwingsbrief verzonden naar de overtreder, al dan niet in combinatie met een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom, waarin wordt toegelicht waarom legalisatie niet mogelijk is en welke maatregelen de overtreder moet treffen, binnen een bepaalde termijn, om de geconstateerde overtreding ongedaan te maken.

Als de overtreding voortduurt en de zienswijze niet tot andere inzichten heeft geleid, volgt een besluit waarin de last onder dwangsom wordt opgelegd. Als de overtreding binnen de genoemde termijn nog voortduurt, verbeurt de overtreder van rechtswege de dwangsom(men) en zal de dwangsom vervolgens worden geïnd.

§4.5 Strafrechtelijke handhaving

Naast bestuurlijk optreden kan ook strafrechtelijk opgetreden worden om een einde te maken aan een overtreding van een wettelijk voorschrift. Aangezien bestuursrechtelijke sancties een ander doel en karakter hebben dan de strafrechtelijke sancties kunnen deze beide vormen van handhaving naast elkaar worden gebruikt. De ene vorm van handhaving sluit de andere niet uit, maar kan juist als aanvulling een stimulerende werking hebben. Bij de handhaving van milieuregelgeving kan de strafrechtelijke handhaving een grote rol spelen, afhankelijk van de interventiematrix.

Strafrechtelijk optreden is als middel geschikt bij opzet, grove schuld van de dader, (dreigende) schade van enige betekenis, indien overtredingen onomkeerbaar zijn, bij recidive en bij ‘hardnekkigheid’ van de overtreder.

§4.6 Onvoorziene omstandigheden

Ondanks dat ten behoeve van dit beleid afstemming met betrokken partijen is gezocht om te komen tot een menswaardig, veilig en gezond huisvestingsbeleid voor arbeidsmigranten, kan het zijn dat er zich situaties voordoen waarbij dat de beleidsregels tegenstrijdig zijn of het beleid strijdig is met andere gemeentelijke doelstellingen. In dergelijke gevallen beslist het college van burgemeester en wethouders.

§4.7 Voortschrijdend inzicht en onderzoek

In opdracht van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) vindt nader onderzoek plaats naar de volksgezondheidsaspecten van spuitzones. Het is daardoor niet uit te sluiten dat adviezen of regels in de (nabije) toekomst worden bijgesteld. Het spreekt haast voor zich dat wijzigingen door voortschrijdend inzicht en onderzoek van invloed kunnen zijn op het thans voorliggende beleid, waarbij als uitgangspunt geldt dat regels of adviezen vanuit het RIVM (of een andere hogere overheid) het voorliggende beleid overrulen.

§4.8 Verantwoordelijkheid ondernemer 

Het huisvesten van arbeidsmigranten in de nabijheid van een boomgaard kan onder bepaalde voorwaarden op minder dan 50 meter afstand. De afstanden genoemd in tabel 1 (zie paragraaf 3.3.8.2) vormen geen hard onderbouwde getallen. Feitelijk gaat het om het totale pakket aan maatregelen (o.a. niet spuiten onder bepaalde omstandigheden, vasthouden aan gedragsregels) en komt het erop neer dat de ondernemer zich verantwoordelijk voelt voor de gehuisveste arbeidsmigranten en zich als zodanig gedraagt. Dit beleid zet in op en gaat volledig uit van een ondernemer die zich verantwoordelijk voelt voor de op zijn terrein gehuisveste arbeidsmigranten.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke toetsing

Het vaststellen van kaders is een bevoegdheid van de gemeenteraad. De uitwerking van de kaders in beleid is een bevoegdheid van het college. Op grond van de Inspraakverordening is er geen verplichting om het beleid ter inzage te leggen. Er heeft geen maatschappelijke toetsing plaatsgevonden. Omdat de meeste wijzigingen gevolgen hebben voor het buitengebied worden de bekende huisvesters van arbeidsmigranten in het buitengebied van Reimerswaal en enkele adviseurs van huisvesters op de hoogte gebracht middels de toezending van een brief.

De beleidsregels en beleidsnota zijn op 13 december 2022 gepubliceerd op www.overheid.nl en Reimerswaal Informatie en is in werking getreden met ingang van 1 januari 2023. Het tot op heden geldende beleid, vastgesteld op 1 januari 2020, is met de inwerkingtreding van het op 1 januari 2023 vastgestelde beleid komen te vervallen.

Bijlage 1 Driftreducerende maatregelen en landschappelijke inpassing

Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning kan een windhaag of groenplan een vereiste zijn. Houdt hierbij rekening met de tabel in paragraaf 3.3.8 en/of de vereisten voor een inpassingsplan in paragraaf 3.3.9. Afwijken van dit kader mag alleen als er een plan wordt ingediend dat is opgesteld door een deskundig landschapsbureau.

In onderstaande schets worden een aantal praktijksituaties schematisch weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Brief GGD 

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling