Regeling vervallen per 01-04-2023

Wmo besluit Zoetermeer 2023

Geldend van 27-01-2023 t/m 31-03-2023

Intitulé

Wmo besluit Zoetermeer 2023

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1. In dit Besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Verordening: de Wmo-Verordening Zoetermeer 2015;

    • b.

      Collectief vraagafhankelijk vervoer: het openbaar vervoerssysteem voor de regio Zoetermeer dat op verzoek van de passagier het vervoer regelt van deur tot deur, nader te noemen de Regiotaxi;

    • c.

      Diensten: maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in hoofdstuk 6 van de verordening;

    • d.

      Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 2. Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

  • 3. De indexeringspercentages voor 2023 zijn:

    • consumentenprijsindex (CPI): 10,3%

    • overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (OVA): 4,74%,

    • gewogen prijs indexcijfer CPB: 2,07%

    • NEA-index: 1%

    • landelijke tarievenindex (LTI): 7,24%

HOOFDSTUK 2 - BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 2.1 Afschrijvingsperioden

  • 1. Onverminderd de toepassing van artikel 7.3 achtste lid onder g van de verordening worden de volgende afschrij-vingsperioden gehanteerd:

    • -

      keuken 15 jaar

    • -

      badkamer 25 jaar

    • -

      toilet 15 jaar

  • 2. De economische afschrijving van alle voorzieningen, niet zijnde diensten, is 8 jaar. Vanaf 1 maart 2021 is de afschrij-vingstermijn van Wmo-hulpmiddelen 7 jaar.

Artikel 2.2 Regiotaxi

  • 1. Het recht op het gebruik van de Regiotaxi tegen gereduceerd tarief is maximaal 2400 kilometers per jaar.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het vorige lid wordt het recht op gebruik van de Regiotaxi tegen gereduceerd tarief gesteld op:

    • a.

      maximaal 1200 kilometers per jaar wanneer de cliënt alleen gedeeltelijk, bijvoorbeeld bij minder goed weer, noodzakelijkerwijs gebruik behoeft te maken van de Regiotaxi;

    • b.

      maximaal 800 kilometers per jaar als de cliënt over vervoersvoorziening beschikt zoals een scootmobiel of aan-gepaste fiets;

Artikel 2.3 Ritbijdrage gebruik Regiotaxi

  • 1. Voor gebruik van de Regiotaxi is de cliënt per verreden kilometer een ritbijdrage verschuldigd van € 0,187.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde ritbijdrage is van toepassing op het toegekende maximum aantal kilometers per jaar, zoals genoemd in artikel 2.2 eerste en tweede lid van dit Besluit. Bij gebruik van meer dan het aantal toegekende ki-lometers, komen de kosten voor het gebruik geheel voor eigen rekening.

Artikel 2.4 Stalling van scootmobielen

De aanpassingskosten voor het creëren van een geschikte stallingsplaats voor een scootmobiel bedragen maximaal €2.500,-.

HOOFDSTUK 3 RECHT EN VERPLICHTINGEN MAATWERKVOORZIENING ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 3.1. Verstrekking op verzoek

  • 1. Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de cliënt.

  • 2. De cliënt is verplicht desgevraagd inlichtingen te verstrekken over de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening.

Artikel 3.2 Weigering van een persoonsgebonden budget

Naast de mogelijkheden genoemd in artikel 2.3.6 vijfde lid van de wet bestaat geen recht op een persoons-

gebonden budget indien en zolang een risico bestaat dat beslag kan worden gelegd op het persoonsgebonden budget.

Artikel 3.3 Algemene verplichtingen persoonsgebonden budget

  • 1. De cliënt dient het persoonsgebonden budget binnen zes maanden na toekenning te besteden aan een maatwerk-voorziening waar het persoonsgebonden budget mede gelet op het te bereiken resultaat voor is toegekend.

  • 2. Ingeval het persoonsgebonden budget wordt besteed aan een maatwerkvoorziening als bedoeld in hoofdstuk 6 van de verordening, is het de cliënt toegestaan het persoonsgebonden budget variabel te besteden binnen een door het college te bepalen bandbreedte, mits binnen de periode als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.4 Persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en aanpassingen

  • 1. Indien een met een persoonsgebonden budget aangeschaft hulpmiddel binnen de looptijd waarover het persoons-gebonden budget is verstrekt, niet langer wordt gebruikt, of het recht op het persoonsgebonden budget anderszins is komen te vervallen, dient dit direct aan het College te worden gemeld.

  • 2. Het bedrag van het persoonsgebonden budget dient in situaties als bedoeld in het vorige lid naar rato aan de ge-meente Zoetermeer worden terugbetaald.

  • 3. In afwijking van het vorige lid kan alleen op verzoek van het College het met het persoonsgebonden budget aange-schafte maatwerkvoorziening ook in eigendom worden overgedragen aan de gemeente Zoetermeer.

  • 4. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een maatwerkvoorziening kunnen, voor zover van toe-passing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

    • -

      de cliënt dient een maatwerkvoorziening van goede kwaliteit aan te schaffen, volgens de door het college daar-aan gestelde eisen;

    • -

      de cliënt dient een maatwerkvoorziening aan te schaffen die voldoet aan het op zijn situatie afgestemde eisen-pakket;

    • -

      de cliënt wordt, een relevante wijziging in diens omstandigheden daargelaten, geacht de maatwerkvoorziening aan te schaffen voor de duur van acht jaar, zijnde de economische afschrijvingstermijn van de maatwerkvoorzie-ning;

    • -

      de cliënt dient bij de aanschaf van een maatwerkvoorziening een onderhoudscontract af te sluiten met een leve-rancier voor de duur van acht jaar, waarin zijn opgenomen de kosten van reparaties (inclusief onderdelen, voor-rijkosten en arbeidsloon), 24-uurs-service, recht op gebruik van leenvoorziening bij reparaties die langer duren dan 16 uur, jaarlijks onderhoud en keuring;

    • -

      de cliënt dient bij aanschaf van een elektrisch verplaatsings- of vervoermiddel een wettelijke aansprakelijkheids-verzekering af te sluiten;

    • -

      de cliënt dient goed voor de aangeschafte maatwerkvoorziening te zorgen en er voor te zorgen dat de normale levensduur gewaarborgd wordt;

    • -

      de cliënt dient een vertegenwoordiger van het College in de gelegenheid te stellen de met het persoonsgebon-den budget aangeschafte maatwerkvoorziening te bezichtigen dan wel te laten beoordelen.

  • 5. De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.

  • 6. Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn, voor zover van toepassing, voor de normale afschrijvingstermijn die geldt voor de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen hulpmiddelen of te realiseren aanpassingen.

Art. 3.5 Persoonsgebonden budget voor diensten

Aan de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor diensten kunnen, voor zover van toepassing in de indivi-duele situatie, de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a.

    de cliënt besteedt het persoonsgebonden budget aan het inhuren van hulp van goede kwaliteit;

  • b.

    de cliënt dient bij inhuur van particuliere hulp een overeenkomst af te sluiten met de hulpverlener;

  • c.

    de cliënt dient op verzoek van het College mee te werken aan evaluatiegesprekken waarin wordt bezien hoe het persoonsgebonden budget is besteed, en waarbij een vertegenwoordiger van het College toegang wordt verleend tot diens woning ter beoordeling van de vraag of de ingekochte begeleiding adequate compensatie biedt.

HOOFDSTUK 4 HOOGTE PERSOONSGEBONDEN BUDGET DIENSTEN, KORTDUREND VERBLIJF EN DAGBESTE-DING

Artikel 4.1 differentiatie tarieven

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 6 van de verordening is afhankelijk van de gedifferentieerde tarieven en de kwaliteitseisen, waaronder begrepen de eisen die mogen worden gesteld aan de door het college gecontracteerde aanbieders

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten geleverd:

    • a.

      door een gekwalificeerde zorgorganisatie met overheadkosten bedraagt 100% van het tarief waarvoor het colle-ge aanbieders heeft gecontracteerd;

    • b.

      door een zelfstandig werkende gekwalificeerde aanbieder bedraagt 85% van het tarief waarvoor het college aanbieders heeft gecontracteerd.

    • c.

      door een persoon uit het sociale netwerk van de cliënt of aan een persoon die niet als gekwalificeerde aanbieder wordt aangemerkt bedraagt maximaal 50% van het tarief waarvoor het college aanbieders heeft gecontracteerd.

Artikel 4.2 hoogte van het budget

Uit artikel 4.1 kunnen de volgende tarieven worden afgeleid per 1 januari 2023:

 

Voorziening

100%

85%

50%

a

Individuele begeleiding basis

€ 52,68 per uur

€ 44,78 per uur

€ 26,34 per uur

b

Individuele begeleiding extra

€ 52,68 per uur

€ 44,78 per uur

€ 26,34 per uur

c

Individuele begeleiding specialistisch

€ 72,35 per uur

€ 61,50 per uur

€ 36,17 per uur

d

Dagbesteding basis

€ 37,47 per dagdeel*

€ 31,85 per dagdeel*

n.v.t

e

Dagbesteding specialistisch

€ 55,04 per dagdeel*

€ 46,78 per dagdeel*

n.v.t

f

Vervoer dagbesteding basis

€ 12,45 retour

g

Vervoer dagbesteding rolstoel

€ 24,91 retour

h

Kortdurend verblijf

€ 199,05 per etmaal

€ 169,19 per etmaal

€ 99,52 per etmaal

*een dagdeel is 4 aaneengesloten uren

Tarieven Huishoudelijk Hulp per 1 januari 2023:

 

Voorziening

100%

85%

50%

i

Huishoudelijke hulp categorie 1

€ 32,97 per uur

€ 28,03 per uur

€ 16,49 per uur

j

Huishoudelijke hulp categorie 2

€ 32,70 per uur

€ 27,79 per uur

€ 16,35 per uur

k

Huishoudelijke hulp categorie 3

€ 36,59 per uur

€ 31,10 per uur

€ 18,29 per uur

Artikel 4.3 hoogte van het budget voor beschermd wonen

Voor de hoogte van het persoonsgebonden budget voor beschermd wonen sluit Zoetermeer aan bij de regionale tarie-ven, vastgesteld door centrumgemeente Den Haag.

HOOFDSTUK 5 VERPLICHTINGEN MAATWERKVOORZIENING IN NATURA

Artikel 5.1 Bruikleen of in eigendom

Bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening in bruikleen of in eigendom kunnen, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

  • -

    de cliënt dient goed voor een maatwerkvoorziening te zorgen en er voor te zorgen dat de normale levensduur ge-waarborgd wordt;

  • -

    de cliënt dient een door gemeente aangewezen (rechts)persoon in de gelegenheid te stellen de maatwerkvoorzie-ning te controleren;

  • -

    de cliënt dient aan het periodiek preventief onderhoud mee te werken wanneer het servicebedrijf dat met dit werk is belast, contact opneemt voor een afspraak;

  • -

    de cliënt dient onderhoud en noodzakelijke reparaties tijdig te laten verrichten;

  • -

    de cliënt dient aanpassingen aan de maatwerkvoorziening die technisch noodzakelijk zijn, te accepteren als deze voor een goed, duurzaam en veilig gebruik nodig zijn;

  • -

    de cliënt dient het College onmiddellijk te informeren over schade aan de maatwerkvoorziening alsmede over aan anderen toegebrachte schade door gebruik daarvan;

  • -

    de cliënt dient het College direct te informeren als de maatwerkvoorziening niet meer wordt gebruikt;

  • -

    de cliënt dient bij aflevering van de maatwerkvoorziening te tekenen voor ontvangst daarvan;

  • -

    de cliënt dient de voorschriften zoals deze door de fabrikant of leverancier zijn bijgeleverd met betrekking tot het gebruik, de bediening en het onderhoud van de maatwerkvoorziening stipt na te komen;

  • -

    de cliënt dient de maatwerkvoorziening in dezelfde staat terug te geven als waarin het aan hem verstrekt is. Bij be-oordeling van de staat van de maatwerkvoorziening na inlevering blijven normale slijtage en veroudering buiten be-schouwing;

  • -

    de cliënt mag de maatwerkvoorziening niet aan derden in gebruik geven of verhuren;

  • -

    de cliënt mag de maatwerkvoorziening alleen gebruiken voor het doel waarvoor het verstrekt is;

  • -

    de cliënt mag geen wijzigingen of aanpassingen aan de maatwerkvoorziening aanbrengen, tenzij het College hiervoor schriftelijk toestemming verleend heeft;

  • -

    de cliënt die jonger is dan 16 jaar dient, voor zover van toepassing, over een ontheffingsbewijs voor het gebruik van een elektrische vervoersvoorziening te beschikken.

HOOFDSTUK 6 TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN

Artikel 6.1 Toepassing primaat verhuizing

  • 1. Het bedrag waarboven toepassing van het primaat van de verhuizing, zoals bedoeld in artikel 7.3 tweede lid van de verordening kan worden toegepast bedraagt bij huurwoningen € 5.000,-.

  • 2. Het bedrag waarboven toepassing van het primaat van de verhuizing, zoals bedoeld in artikel 7.3 tweede lid van de verordening kan worden toegepast bedraagt bij koopwoningen € 12.500,-

Artikel 6.2 Hoogte tegemoetkoming meerkosten

  • 1. De hoogte van de tegemoetkomingen zijn gebaseerd op de geïndexeerde bedragen van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zoetermeer 2013.

  • 2. De hoogte van de tegemoetkoming voor:

    • a.

      de verhuis- en herinrichtingskosten als bedoeld in artikel 10.1 vierde lid onder a van de verordening bedraagt € 3545,11;

    • b.

      de verhuis- en herinrichtingskosten als bedoeld in artikel 10.1 vierde lid onder b van de verordening bedraagt € 3136,13;

    • c.

      het bezoekbaar maken van de woning als bedoeld in artikel 10.1 eerste lid onder d van de verordening bedraagt maximaal € 7622,04;

    • d.

      het gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal € 1827,13 per jaar;

    • e.

      de kosten van vervoer buiten de leefomgeving als bedoeld in artikel 10.1 eerste lid onder e van de verordening bedraagt maximaal € 586,29 per jaar;

    • f.

      het gebruik van een taxi bedraagt maximaal € 1827,13 per jaar;

    • g.

      het gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 2795,21 per jaar;

    • h.

      de aanschaf van een sportvoorziening bedraagt maximaal € 3408,80 welk bedrag is bedoeld voor de aanschaf (€ 2863,39), onderhoud en reparatie (€ 545,41) van een sportvoorziening voor een periode van minimaal drie jaar.

  • 3. Het college kan de hoogte van de tegemoetkoming in het tweede lid onder d, f of g afstemmen op de samenvallende vervoersbehoeften van de echtgenoten of daarmee gelijkgestelden.

  • 4. Indien beide echtgenoten of daarmee gelijkgestelden in aanmerking komen voor een tegemoetkoming meerkosten zoals genoemd in het tweede lid onder d, f of g dan kan,

    • a.

      bij volledig samenvallende vervoersbehoeften, aan elke bedoelde persoon een tegemoetkoming worden ver-strekt welke tezamen niet meer bedragen dan 1 maal het bedrag genoemd in het eerste lid onder d, f of g;

    • b.

      wanneer de vervoersbehoeften niet of slechts ten dele samenvallen, aan elke bedoelde persoon een tegemoet-koming worden verstrekt welke tezamen niet meer bedragen dan 1,5 maal het bedrag genoemd in het eerste lid onder d, f of g.

  • 5. Indien de cliënt beschikt over een scootmobiel of andere vervoersvoorziening, wordt de tegemoetkoming vastge-steld op 1/3 van het totale bedrag.

  • 6. Het college kan in individuele gevallen afwijken van de bedragen genoemd in het tweede lid onder d tot en met g indien de vervoersbehoefte als bedoeld in artikel 6.1 van dit Besluit daartoe aanleiding geeft.

Artikel 6.3 Uitbetaling tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 6.2 tweede lid onder a en b van dit Besluit worden uitbetaald nadat het college heeft vastgesteld dat de persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend binnen twee jaar na toekenning is verhuisd naar de voor hem meest geschikte beschikbare woning.

  • 2. De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 6.2 tweede lid onder c van dit Besluit wordt uitbetaald op basis van een door het college goedgekeurde offerte of op basis van nota’s.

  • 3. De tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 6.2 tweede lid onder d en e van dit Besluit worden uitbetaald nadat het college de aanvraag om de tegemoetkoming heeft toegekend.

  • 4. De tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 6.2 tweede lid onder f en g van dit Besluit worden uitbetaald op basis van declaratie.

  • 5. De tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 6.2 tweede lid onder h van dit Besluit worden uitbetaald op basis van een door het college goedgekeurde offerte of op basis van nota’s.

HOOFDSTUK 7 EIGEN BIJDRAGE ALGEMENE VOORZIENING DAGBESTEDING EN MAATWERKVOORZIENIN-GEN

Artikel 7.1 Duur en start eigen bijdrage en waarde voorziening

  • 1. De cliënt is een eigen bijdrage verschuldigd zo lang hij gebruik maakt van de voorziening, of tot de volledige kost-prijs van de voorziening door de cliënt is betaald.

  • 2. De eigen bijdrage is verschuldigd vanaf de maand volgend op de datum waarop het college de voorziening heeft toegekend (=datum toekenningsbeschikking).

  • 3. De eigen bijdrage kan tijdelijk worden gepauzeerd als de client door overmacht minimaal 1 maand geen gebruik maakt van de voorziening. De eigen bijdrage kan maximaal 6 maanden worden gepauzeerd.

  • 4. Met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid is de eigen bijdrage voor hulpmiddelen, woon- en vervoers-voorzieningen verschuldigd over de aanschaf- of de restwaarde van de maatwerkvoorziening inclusief - indien van toepassing - de kosten voor onderhoud, keuring, verzekering en de kosten van de aanpassing(en).

HOOFDSTUK 8 BLIJK VAN WAARDERING MANTELZORGERS

De hoogte van de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers in de vorm van een financiële tegemoetkoming bedraagt € 200,-

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 9 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit wordt aangehaald als "Wmo Besluit Zoetermeer 2023".

  • 2. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2023, onder gelijktijdige intrekking van het "Wmo Besluit Zoetermeer 2022 versie 2 d.d. 1 maart 2022".

Ondertekening