Verordening nadeelcompensatie gemeente Bronckhorst

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie gemeente Bronckhorst

De raad van de gemeente Bronckhorst;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders (8 november 2022, Z130811/BenW-07675) ;

gelet op de bespreking van de commissievergadering van 15 december 2022;

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor het beoordelen van aanvragen om schadevergoeding en het beoordelen daarvan;

besluit: de Verordening nadeelcompensatie gemeente Bronckhorst vast te stellen.

(Verordening nadeelcompensatie gemeente Bronckhorst)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    gemeente: gemeente Bronckhorst;

  • b.

    bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    aanvrager; de indiener van een verzoek als bedoeld in artikel 4;

  • d.

    verzoek: een verzoek om toekenning van een vergoeding, als bedoeld in artikel 7, dan wel een verzoek om toekenning van een voorschot, als bedoeld in artikel 8 van deze regeling;

  • e.

    schade: schade als bedoeld in titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 15.1 van de Omgevingswet;

  • f.

    adviseur: de onafhankelijk adviseur of adviseurs die door het bestuur zijn aangesteld, als bedoeld in artikel 5 van deze verordening.

Artikel 2. Toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarvan de aanvrager stelt dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

  • 2. Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is.

Artikel 3. Heffen recht

Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding wordt een recht van € 300,- geheven.

Artikel 4. Aanvraag

  • 1. Een verzoek om vergoeding van schade wordt schriftelijk of elektronisch ingediend bij het bestuursorgaan. Indien het verzoek elektronisch wordt ingediend, maakt de aanvrager daarbij gebruik van een door de gemeente voorgeschreven formulier.

  • 2. Het verzoek wordt ondertekend en bevat tenminste:

    • a.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      een aanduiding van het besluit of het handelen dat de schade naar het oordeel van de aanvrager heeft veroorzaakt.

    • d.

      om het recht op eventuele vergoeding verder te onderbouwen, dient de aanvrager in zijn verzoek in ieder geval aandacht te besteden aan het causaal verband tussen de onder punt c bedoelde schadeoorzaak en de geleden schade, zoals bedoeld onder punt f;

    • e.

      de datum of het tijdstip dat de schade zich aan de aanvrager voor het eerst heeft geopenbaard en een onderbouwing daarvan;

    • f.

      een opgave van de aard en omvang van de schade, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is;

    • g.

      een omschrijving van de wijze waarop de schade naar het oordeel van de aanvrager dient te worden vergoed;

    • h.

      in aanvulling op artikel 4:127 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een aanvraag mede een gewaarmerkte specificatie van het schadebedrag voor zover de aanvrager een vergoeding in geld wenst.

    • i.

      De aanvrager verschaft de gegevens en bescheiden die voor het nemen van een besluit op zijn verzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen;

  • 3. Het bestuursorgaan bevestigt binnen twee weken schriftelijk de ontvangst van het verzoek en stelt de aanvrager daarbij in kennis van de te volgen procedure op grond van deze verordening.

  • 4. Indien naar het oordeel van het bestuursorgaan niet of niet voldoende is voldaan aan het gestelde in het tweede of derde lid, stelt deze de aanvrager in de gelegenheid het verzuim te herstellen binnen een door het bestuursorgaan te stellen termijn.

Artikel 5. Onafhankelijk adviseur

  • 1. Het bestuursorgaan kan een advies inwinnen bij een onafhankelijk adviseur (hierna adviseur) voor zover dat naar zijn oordeel noodzakelijk is om op de aanvraag om schadevergoeding te kunnen beslissen.

  • 2. Advies als bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval niet ingewonnen als:

    • a.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan kennelijk ongegrond is, omdat zich kennelijk een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      de schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door het bestuursorgaan genomen besluit of verrichte handeling;

    • c.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende gelijkenis vertoont met andere aanvragen waarvoor al advies is uitgebracht;

    • d.

      de schadevergoeding kennelijk minder bedraagt dan € 2.500, of

    • e.

      naar het oordeel van het bestuursorgaan in de gemeentelijke organisatie voldoende deskundigheid voor de beoordeling van de aanvraag aanwezig is.

  • 3. De adviseur heeft tot taak het bestuur van advies te dienen over de op het verzoek te nemen beslissing.

  • 4. De functie van adviseur kan tevens door meerdere personen gezamenlijk worden uitgevoerd. Hiermee dient het bestuursorgaan vooraf mee in te stemmen.

  • 5. Het bestuursorgaan stelt de aanvrager in kennis van het aanstellen van een adviseur. De kennisgeving bevat de naam (namen) van de adviseur(s), hun beroep en de plaats waar zij hun werkzaamheden plegen te verrichten.

  • 6. De adviseur maakt geen deel uit van de bestuurlijke of ambtelijke organisatie van de gemeente. Daarnaast maakt hij geen deel uit van de bezwaarschriftencommissie van de gemeente.

  • 7. De adviseur ontvangt een door het bestuursorgaan vast te stellen vergoeding.

  • 8. De adviseur heeft een geheimhoudingsplicht.

  • 9. De adviseur is een adviseur in de zin van afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 6. Het door de adviseur te verrichten onderzoek

  • 1. Indien een adviseur het onderzoek verricht legt het bestuursorgaan het verzoek om vergoeding na ontvangst van de informatie als bedoeld in artikel 4 in handen van de adviseur.

  • 2. Het bestuursorgaan en de aanvrager verschaffen de adviseur op verzoek aanvullende gegevens en bescheiden die voor het geven van het advies nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De adviseur zelfstandig stelt vast welke gegevens en bescheiden hij nodig acht voor zijn onderzoek.

  • 3. De adviseur doet in elk geval onderzoek naar de punten als genoemd onder artikel 4, lid 2 van deze verordening.

  • 4. De adviseur brengt zijn advies uit na, indien nodig, een onderzoek ter plaatse en voorts nadat het bestuur en aanvrager in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunten mondeling uiteen te zetten.

  • 5. De adviseur kan inlichtingen en adviezen van andere deskundigen inwinnen. Indien met het verstrekken van inlichtingen, of het verlenen van adviezen door derden kosten gemoeid zijn, oefent de adviseur deze bevoegdheid pas uit na verkregen instemming van het bestuursorgaan. De kosten die hier redelijkerwijs uit voortvloeien komen ten laste van de gemeente.

Artikel 7. Horen

  • 1. De adviseur stelt de aanvrager en het bestuursorgaan in de gelegenheid om te worden gehoord.

  • 2. Indien de aanvrager of het bestuursorgaan wenst af te zien van de mogelijkheid te worden gehoord, stellen zij de adviseur daarvan schriftelijk in kennis.

  • 3. Van het horen wordt door de adviseur een verslag opgemaakt.

  • 4. De adviseur deelt tijdens of zo spoedig mogelijk na de hoorzitting aan het bestuursorgaan en de aanvrager mee op welke termijn hij advies zal uitbrengen.

Artikel 8. Advies van de adviseur

  • 1. De adviseur brengt een conceptadvies uit op basis van zijn bevindingen.

  • 2. Het conceptadvies gaat in ieder geval in op:

    • a.

      de verschillende aspecten van het recht op nadeelcompensatie, waaronder de in artikel 6 genoemde onderwerpen;

    • b.

      of er sprake is van een voordeelsverrekening;

    • c.

      over de eventuele deskundigenkosten

    • d.

      de hoogte van de uit te keren vergoeding;

    • e.

      indien het verzoek daartoe aanleiding geeft, dan wel indien het bestuursorgaan een daartoe strekkend verzoek heeft gedaan, voorstellen voor maatregelen of voorzieningen waardoor de schade, anders dan door een vergoeding in geld, kan worden beperkt of ongedaan gemaakt.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid, betrekt de adviseur in zijn conceptadvies, voor zover hij daartoe termen aanwezig acht, mede een beschouwing omtrent de toepassing van:

    • a.

      het voorschot, bedoeld in artikel 10;

    • b.

      de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 13.

  • 4. Het conceptadvies wordt voorgelegd aan bestuursorgaan en verzoeker. Verzoeker en bestuursorgaan kunnen binnen 2 weken hun zienswijze geven op het conceptadvies.

  • 5. De adviseur brengt, vanwege de beslistermijn genoemd in artikel 4:130 van de Algemene wet bestuursrecht, binnen 16 weken na ontvangst van de opdracht daartoe een schriftelijk en gemotiveerd definitief advies uit aan het bestuursorgaan.

Artikel 9. De beslissing op het verzoek

  • 1. Het bestuursorgaan beslist binnen acht weken of, indien er een advies van adviescommissie is ingesteld, binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag op het verzoek.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken of, indien een adviescommissie als bedoeld in eerste lid is ingeschakeld, met zes maanden verlengen.

  • 3. De beslissing wordt zo spoedig mogelijk aan de aanvrager toegezonden.

  • 4. Het bestuursorgaan kan het besluit bedoeld in het eerste lid éénmaal voor ten hoogste zes weken verdagen.

  • 5. Indien het bestuursorgaan voornemens is het verzoek geheel of gedeeltelijk af te wijzen, wordt, alvorens een beslissing op het verzoek wordt genomen, de verzoeker in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht naar voren te brengen.

  • 6. Bij de toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht wordt naast de aanvrager voor zover van toepassing betrokken:

    • a.

      degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, en,

    • b.

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet, de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht, tenzij:

      • 1°.

        de schadevergoeding redelijkerwijze voor rekening behoort te blijven van het bestuursorgaan, of

      • 2°.

        de schadevergoeding voldoende op een andere manier is verzekerd.

Artikel 10. Aanvraag voorschot

  • 1. Het bestuursorgaan kan op een daartoe strekkende aanvraag beslissen een voorschot te verlenen op een uit te betalen geldsom.

  • 2. Het voorschot bedraagt maximaal 50% van de in het conceptadvies opgenomen geldsom.

  • 3. De artikelen 4:95 en 4:96 van de Algemene wet bestuursrecht zijn op dit voorschot van toepassing.

  • 4. Met het verlenen van een voorschot wordt geen recht op vergoeding erkend.

  • 5. Het bestuursorgaan kan aan het verlenen van een voorschot voorwaarden verbinden.

  • 6. Het voorschot wordt uitsluitend verleend indien de aanvrager schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling wanneer op grond van het besluit van het bestuursorgaan omtrent het verzoek en de bij dat besluit behorende gegevens blijkt dat het voorschot geheel of gedeeltelijk ten onrechte is verstrekt

  • 7. Onverschuldigd betaalde voorschotten kunnen door het bestuursorgaan worden teruggevorderd.

Artikel 11. Uitbetaling

  • 1. Bij geheel of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding, wordt de toegewezen schadevergoeding uiterlijk betaald bij het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag.

  • 2. De betaling vindt plaats onder verrekening van eventueel verleende voorschotten als bedoeld in artikel 4:95, eerste lid Algemene wet bestuursrecht en artikel 10 van deze verordening.

Artikel 12. Intrekking oude regeling

Met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze verordening wordt de planschadeverordening gemeente Bronckhorst, vastgesteld door de raad op 25 september 2008 en in werking getreden op 8 oktober 2008, ingetrokken.

Artikel 13 Overgangsbepaling

Onverminderd het bepaalde in artikel 12, blijft de aldaar bedoelde regeling in voorkomende gevallen onverkort van toepassing op de behandeling en afwikkeling van verzoeken als bedoeld in die regeling, indien en voor zover deze bij het bestuur zijn ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening. Daarnaast blijft de regeling als bedoeld in artikel 12 van toepassing op de behandeling en afwikkeling van verzoeken die zijn ingediend binnen 5 jaar na het onherroepelijk worden van schadeveroorzakende besluiten, waarbij de aanvraag om dat schadeveroorzakende besluit of het ontwerp van het schadeveroorzakende besluit ter inzage is gelegd voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet (artikel 4.18 en artikel 4.19 van de Invoeringswet Omgevingswet).

Artikel 14. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie gemeente Bronckhorst.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 december 2022.

De plv. griffier,

H.M.P. Smits

De voorzitter,

M. Besselink

TOELICHTING

Algemeen

Titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorziet in een algemene regeling in de Awb van de vergoeding (of tegemoetkoming) van schade door rechtmatig overheidshandelen. Daarbij kan worden gedacht aan verzoeken wegens winst- of inkomstenderving, gederfde huurinkomsten, of de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak.

In afdeling 15.1 van de Omgevingswet is een nadeelcompensatieregeling opgenomen die aansluit op de generieke regeling uit de Awb.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die toelichting behoeven, worden hieronder nader behandeld.

Artikel 2, tweede lid

Deze verordening is niet op toepassing op nadeelcompensatieverzoeken waarvoor een specifieke nadeelcompensatieverordening of nadeelcompensatieregeling is vastgesteld. Voor Bronckhorst is deze verordening niet van toepassing op nadeelcompensatieverzoeken voor kabels en leidingen deze volgen de Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen UNOG 2018.

Artikel 3

Dit artikel regelt het heffen van een recht voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding. Artikel 4:128 van de Awb geeft de mogelijkheid een recht te heffen tot maximaal € 500,-. De bevoegdheid tot het heffen van dit recht kan alleen bij wettelijk voorschrift bepaald worden. Het recht bedraagt € 300,-. Voor dit bedrag is gekozen omdat het een voortzetting is van het recht dat voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet geheven werd voor een verzoek om planschade en voor een aanvraag van nadeelcompensatie.

Artikel 4

In het eerste lid van artikel 4 is bepaald dat de aanvrager voor het indienen van zijn verzoek om nadeelcompensatie gebruik maakt van het formulier dat door het bevoegd gezag is vastgesteld. Dit formulier is de te vinden op de website van de gemeente Bronckhorst of op de website is een link naar de vindplaats van dit formulier opgenomen. Als er geen formulier beschikbaar is gesteld, kan de aanvrager zijn verzoek voorzien van een motivering schriftelijk indienen bij de gemeente.

In het tweede lid van artikel 4 is opgenomen welke stukken bij de aanvraag moeten worden ingediend in geval verzoeker schadevergoeding eist vanwege winst- of inkomstenderving, dan wel vanwege gederfde huurinkomsten. Voor zover in artikel 4, lid 2, onder h, gevraagd wordt om gewaarmerkte jaarrekeningen en maandcijfers, wordt tevens verzocht deze te voorzien van een handtekening.

Artikel 5

In beginsel zal het bestuursorgaan een onafhankelijk adviseur (als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb) aanwijzen voor het beoordelen van de aanvraag om schadevergoeding. Als daar behoefte aan is, worden bij de behandeling van de aanvraag om schadevergoeding een of meerdere adviseurs betrokken om advies uit te brengen over de verschuldigdheid van een schadevergoeding en de hoogte ervan.

Het bestuursorgaan kan op grond van de in het tweede lid genoemde gevallen besluiten geen adviseur aan te wijzen. Dit kan onder andere als duidelijk is dat het besluit van het bestuursorgaan geen schade heeft veroorzaakt. Bijvoorbeeld als de weg niet (geheel) is afgesloten en de bereikbaarheid van de onroerende zaak van aanvrager niet nadelig is gewijzigd. Een ander voorbeeld is als het bestuursorgaan reeds over voldoende informatie beschikt om te beslissen op de aanvraag. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er eerder al een onderzoek is uitgevoerd naar mogelijke schade voor derden als gevolg van beleidsvoornemen.

Artikel 6, vierde lid

Met de opname van de situatie ter plaatse wordt bedoeld dat de situatie ter plaatse wordt vastgelegd om deze te beoordelen. Soms is het nodig dat een adviseur zelf ter plaatse gaat voor een opname. Bij de opname kan bijvoorbeeld de situatie fotografisch worden vastgelegd ten behoeve van de aard en de omvang.

Artikel 8, vierde lid

De werkzaamheden van de adviseur kunnen worden aangemerkt als de werkzaamheden van een adviescommissie als bedoeld in artikel 4:130 van de Awb zie memorie van toelichting 1 . Dat betekent dat de beslistermijn voor het afhandelen van aanvragen waarbij een adviseur is aangewezen zes maanden betreft, in plaats van de reguliere termijn van acht weken.

Omdat bij een advies van adviescommissie het bestuursorgaan binnen 6 maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit moet nemen, is een adviseringstermijn van 16 weken voor de adviseur afdoende geacht.

Artikel 9, eerste en tweede lid

De beslistermijn en eventuele verlenging is geregeld in artikel 4:130 van de Awb.

Artikel 10

De aanvrager die naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor nadeelcompensatie kan bij het bestuursorgaan een aanvraag indienen om een voorschot op die nadeelcompensatie. Het verlenen van voorschotten is gebaseerd op artikel 4:95 Awb. In beginsel dient er sprake te zijn van een spoedeisend belang, dat de aanvrager zal moeten onderbouwen naast de aannemelijkheid dat hij voor nadeelcompensatie in aanmerking komt. Er is voor een 50% gekozen, omdat het voorschot bedoeld is om de continuering van de bedrijfsvoering te vergemakkelijken. Daarnaast kan het verlenen van een voorschot onder meer strekken om te voorzien in de kosten die zijn gemoeid met het treffen van maatregelen ter beperking van het nadeel. Indien het bestuursorgaan beslist tot toekenning van een voorschot, wordt daarmee geen aansprakelijkheid erkend. De termijn waarbinnen het voorschot betaald moet worden, wordt geregeld in artikel 4:87 van de Awb.

Ten einde het bestuursorgaan direct een titel te geven tot terugvordering van ten onrechte betaalde voorschot moet de aanvrager schriftelijk verklaren het achteraf ten onrechte betaalde voorschot terug te betalen. Het bestuursorgaan kan bij het verlenen van een voorschot een zekerheidsstelling verlangen, bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie, ten behoeve van een eventueel ten onrechte uitbetaald voorschot. Deze voorschotten worden renteloos teruggevorderd.

Artikel 11

De betaling vindt plaats door overschrijving naar de door de aanvrager aangegeven rekening, onder gelijktijdige (terug)betaling van de in artikel 4.129 van de Awb geregelde bedragen en verminderd met een aan aanvrager betaald voorschot. De in artikel 4.129 van de Awb genoemde vergoedingen hebben betrekking op:

  • a. redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade;

  • b. redelijke kosten ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand of andere deskundige bijstand bij de vaststelling van de schade;

  • c. indien voor de indiening van de aanvraag een recht is geheven, het betaalde recht;

  • d. de wettelijke rente vanaf de ontvangst van de aanvraag, of indien de schade op een later tijdstip ontstaat, vanaf dat tijdstip.

Artikel 13

De Verordening nadeelcompensatie gemeente Bronckhorst treedt in de plaats van de Planschadeverordening gemeente Bronckhorst. Deze verordening wordt ingetrokken. Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt, kan op grond van het overgangsrecht als bepaald in artikel 4.18 en 4.19 van de Invoeringswet Omgevingswet bestemmingsplannen die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet als ontwerp ter inzage zijn gelegd nog worden vastgesteld door de gemeenteraad. Op deze vaststellingsbesluiten blijft het oude recht van toepassing. Daarnaast kunnen ook nog verzoeken om tegemoetkoming in planschade worden ingediend op bestemmingsplannen die nog geen 5 jaar onherroepelijk zijn. Voor deze verzoeken geldt dat deze afgehandeld zullen worden conform het oude recht. Deze verzoeken zullen afgehandeld worden conform de Planschadeverordening gemeente Bronckhorst 2008.


Noot
1

Kamerstukken II 2010/11 32 621 nr.3, p.28-29