Regeling vervallen per 04-01-2024

Reductieregeling 2023 Land van Cuijk

Geldend van 20-01-2023 t/m 03-01-2024 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2023

Intitulé

Reductieregeling 2023 Land van Cuijk

HOOFDSTUK 1 – ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze regeling worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      regeling: deze beleidsregels inzake de bijzondere bijstand voor kosten van sociaal culturele en educatieve activiteiten;

    • b.

      de wet: de Participatiewet;

    • c.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van Land van Cuijk;

    • d.

      de raad: de gemeenteraad van Land van Cuijk;

    • e.

      sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteit: een maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken;

    • f.

      maatschappelijke participatie: het meedoen aan maatschappij met als oogmerk het voorkomen c.q. doorbreken van een sociaal isolement;

    • g.

      studenten: studerenden van 18 jaar en ouder die recht hebben op studiefinanciering op grond van de Wet Studiefinanciering (WSF) of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) een tegemoetkoming krijgen;

    • h.

      peildatum: de eerste dag van de maand waarin de aanvraag voor deelname aan de Reductieregeling is ingediend;

    • i.

      kalenderjaar: het tijdvak van een jaar lopend van 1 januari tot 1 januari.

HOOFDSTUK 2 – RECHT OP TEGEMOETKOMING REDUCTIEREGELING

Artikel 2. Rechthebbenden

  • 1. Recht op een tegemoetkoming bestaat voor de in Nederland woonachtige Nederlander of een daarmee gelijkgestelde vreemdeling als bedoeld in artikel 11, lid 2 en 3 Participatiewet.

  • 2. Geen recht op tegemoetkoming bestaat voor studenten, zoals bedoeld in artikel 1 lid 2 sub g van deze regeling.

  • 3. Recht op een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4 van deze regeling bestaat voor een alleenstaande, een alleenstaande ouder of een gezin, met een inkomen dat op de peildatum kleiner of gelijk is aan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 4. Recht op een tegemoetkoming bestaat voor een alleenstaande, een alleenstaande ouder of een gezin, welke een vermogen heeft dat op de peildatum lager is dan de toepasselijke vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, lid 2 Participatiewet.

Artikel 3. Voorwaarden

  • 1. Uitsluitend een belanghebbende zoals bedoeld in artikel 2 van deze regeling komt in aanmerking voor tegemoetkoming op grond van deze regeling.

  • 2. Uitsluitend kosten voor sociaal-culturele, educatieve, respectievelijk sportieve activiteiten in verband met ‘maatschappelijke participatie’ zoals bedoeld in artikel 1 komen in aanmerking voor tegemoetkoming op grond van deze regeling.

Artikel 4. Maximale tegemoetkoming

  • 1. De hoogte van de tegemoetkoming voor maatschappelijke participatie bedraagt maximaal per gezinslid per kalenderjaar € 186,00.

  • 2. Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden op hele euro’s naar boven afgerond.

HOOFDSTUK 3 – SLOTBEPALINGEN

Artikel 5. Uitvoering

  • 1. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de uitvoering van deze regeling.

  • 2. De nadere regels bevatten duidelijkheid over de exacte aard van de kosten welke voor een tegemoetkoming in verband met sociaal-culturele, educatieve en sportieve activiteiten in aanmerking komen.

  • 3. Verstrekking van een tegemoetkoming geschiedt op vertoon van kosten als bedoeld in artikel 3 lid 2 van deze regeling. De tegemoetkoming moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.

  • 4. Aan een persoon die geen recht heeft op een tegemoetkoming, kan het college, gelet op de omstandigheden, in afwijking van deze regeling, in het individuele geval beoordelen of iemand in aanmerking komt voor een tegemoetkoming, indien zeer dringende redenen hiertoe noodzaken.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na publicatie en geldt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023.

Artikel 7. Vervallen beleid

De volgende beleidsdocumenten komen te vervallen. Dit zijn:

  • -

    De Reductieregeling 2018 Cuijk.

  • -

    De Reductieregeling 2015 Mill en St. Hubert.

  • -

    De Reductieregeling 2015 Grave.

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Reductieregeling 2023 Land van Cuijk

Ondertekening

Burgemeester en wethouders Land van Cuijk,

de secretaris,

J. Postma

(waarnemend) burgemeester,

W.A.G. Hillenaar

TOELICHTING

Algemeen

Maatschappelijke participatie van kinderen

Het college heeft gemeend dat de maatschappelijke participatie van kinderen van groot belang is met het oog op een zelfredzame toekomst. In dat verband blijft het gewenst dat inkomensondersteuning ten behoeve van die participatie rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede komt.

Kinderen mogen nooit de dupe zijn van financiële omstandigheden binnen het gezin. Zij moeten zorgeloos mee kunnen doen met leeftijdsgenootjes en deelnemen aan (sport)activiteiten die voor kinderen heel normaal zijn. Ook op school, zowel tijdens - en na schooltijd moet ieder kind kunnen meedoen.

Als maatschappelijke participatie goed is geregeld lopen kinderen geen risico op achterstand en/of sociale uitsluiting. Alle kinderen moeten onbezorgd zichzelf en hun talenten kunnen ontwikkelen.

De gemeente ontvangt van de overheid structureel Rijksmiddelen ter bestrijding van kinderarmoede. De insteek is dat het geld ‘in natura’ voor deze doelgroep wordt ingezet.

Samenwerking met Stichting Leergeld Land van Cuijk

Sinds 2017 werken de gemeenten binnen het Land van Cuijk samen met Stichting Leergeld en worden de Rijksmiddelen voor kinderarmoede door Leergeld in natura ingezet voor de doelgroep kinderen.

Stichting Leergeld Land van Cuijk werkt volgens de “Leergeldmethode”. Deze methode houdt in dat bij iedere aanvraag om hulp een huisbezoek plaatsvindt bij het betreffende gezin. Stichting Leergeld Land van Cuijk heeft een breed netwerk en onderhoudt contacten met lokale maatschappelijke organisaties.

Leergeld werkt samen met de andere landelijk bekende kinderfondsen en fungeert voor de gemeente als toegangspoort tot deze fondsen indien nodig.

De gemeente Land van Cuijk zet de samenwerking door en heeft daarvoor per 1 januari 2023 een overeenkomst met Stichting Leergeld Land van Cuijk gesloten. De kinderen kunnen zodoende mee blijven doen op verschillende vlakken zoals sport, school en cultuur.

De doelgroep betreft kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar.

Enkele voorbeelden waarbij Leergeld kan ondersteunen zijn:

  • Fiets (gebruikt) voor schooldoeleinden (eenmalig vanaf het 1e jaar voortgezet onderwijs)

  • Laptop (eenmalig vanaf het 1e jaar voortgezet onderwijs)

  • Schoolbenodigdheden (via o.a. een Hema-bon)

  • Schoolsportkleding

  • Contributie sport- of muziekvereniging

  • Zwemlessen vanaf 6 jaar tot behalen A, B en C-diploma

  • Muzieklessen, dans of ballet

De hulp wordt ‘in natura’ aangeboden. Leergeld maakt daarvoor afspraken met scholen, ondernemers en onderhoudt contacten binnen het netwerk.

Op de website www.leergeldlandvancuijk.nl kan direct een aanvraag worden ingediend.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Begrippen

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze regeling. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook deze regeling moet worden gewijzigd.

Ten aanzien van het beleid met betrekking tot de voorzieningen voor maatschappelijke participatie geldt dat deze uitsluitend betrekking mogen hebben op sociaal-culturele, educatieve of sportieve activiteiten. In artikel 1 lid 2 onderdeel d van deze regeling is bepaald dat onder sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteit wordt verstaan: een maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken.

Er kan worden gedacht aan een lidmaatschap van een sportvereniging of toneelvereniging. Maar ook aan internet-, krant- of tijdschriftenabonnementen voor bijvoorbeeld senioren, waarmee deze op de hoogte blijven van de actualiteiten in- en om hen heen. Het college stelt een limitatieve lijst op met activiteiten waarvoor een tegemoetkoming gegeven kan worden. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 5 van deze regeling

Artikel 1, lid 2 sub e van deze regeling ziet erop toe dat uitsluitend kosten in verband met maatschappelijke participatie in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van deze regeling. Het doel van maatschappelijke participatie is het tegengaan of voorkomen van een sociaal isolement.

Artikel 2. Rechthebbenden

In dit artikel is de kring van rechthebbenden beschreven. Voor bepaling van het recht op tegemoetkoming zijn de bepalingen uit de Wet werk en bijstand van overeenkomstige toepassing. De belangrijkste daarvan zijn de leefvorm, inkomen, vermogen en rechtmatig verblijf in Nederland. Studenten komen niet in aanmerking voor een tegemoetkoming, omdat ze door hun studie al voldoende meedoen aan de maatschappij.

Ten aanzien van het inkomen, geldt dat er een inkomensgrens is waarboven men van deelname aan de Reductieregeling uitgesloten is. Deze inkomensgrens is voor wat betreft artikel 2 lid 3 van deze regeling gemaximeerd op 120% van de geldende bijstandsnorm, hetzelfde percentage dat geldt voor nagenoeg alle andere vormen van individuele bijzondere bijstand.

Ten aanzien van vermogen, geldt er een vermogensgrens gelijk aan artikel 34 lid 2 Participatiewet. Mensen met een vermogen dat hoger ligt dan de toepasselijke vermogensgrens worden in principe uitgesloten van deelname aan de Reductieregeling.

Artikel 3. Voorwaarden

In artikel 3 zijn de voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor de deelname aan de Reductieregeling. Hierbij wordt de doelgroep nader gespecificeerd en aan welke voorwaarden deze moet voldoen. In artikel 3 lid 2 van deze regeling is voorts bepaald dat uitsluitend kosten voor sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten in verband met ‘maatschappelijke participatie’ zoals bedoeld in artikel 1 in aanmerking komen voor tegemoetkoming op grond van deze regeling. Zie in dit verband ook de toelichting bij artikel 1 van deze regeling.

Artikel 4. Maximale tegemoetkoming

Om de kosten van de Reductieregeling enigszins te kunnen beheersen is in artikel 4 onder lid 1 van deze regeling de maximale tegemoetkoming per gezinslid per kalenderjaar vastgelegd voor gezinnen, alleenstaande ouders en alleenstaanden. In lid 2 is een indexeringsbepaling opgenomen.

Artikel 5. Uitvoering

Omdat de uitvoering van het verstrekken van een tegemoetkoming is opgedragen aan het college worden ten behoeve van de uitvoering nadere beleidsregels gesteld. Deze beleidsregels dienen als handvat voor de uitvoering.

In artikel 5 lid 2 van deze regeling is bepaald dat de beleidsregels in ieder geval bepalingen van de te verstrekken kosten bevatten. Hierbij kan worden gedacht aan de kosten van:

  • de contributie van een sportvereniging;

  • de contributie van een zangvereniging;

  • een bibliotheekabonnement;

  • een telefoon- of internetabonnement;

  • een kranten- of tijdschriftabonnement;

  • een zwemabonnement;

  • muziekonderwijs;

  • sportattributen;

  • sportkleding;

  • vakantiekamp;

  • culturele activiteiten zoals theater, bioscoop, musea.

In artikel 5 lid 3 is neergelegd dat een tegemoetkoming enkel verstrekt wordt op vertoon van bewijs van de kosten. Hierdoor wordt er gericht een tegemoetkoming verstrekt voor daadwerkelijke kosten en wordt het doel van de regeling, het maatschappelijke participeren, ook meetbaar en controleerbaar.

Artikel 5 lid 4 betreft een hardheidsclausule, onder verwijzing naar artikel 16 Participatiewet, waarbij het college bevoegd blijft om, in afwijking van deze regeling, indien de situatie daartoe noodzaakt, alsnog een tegemoetkoming te verstrekken op grond van deze regeling. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd voor het college om maatwerk te leveren in situaties die als zeer schrijnende betiteld kunnen worden en er in beginsel eigenlijk geen recht is op een tegemoetkoming. Dit wordt altijd individueel beoordeeld aan de hand van de situatie

Artikel 6. Inwerkingtreding

Spreekt voor zich.

Artikel 7. Vervallen beleid

Spreekt voor zich.

Artikel 8. Citeertitel

Spreekt voor zich.