Beleidsregel noodfonds Energiekosten huishoudens Maastricht 2022/2023

Geldend van 17-01-2023 t/m 22-03-2023

Intitulé

Beleidsregel noodfonds Energiekosten huishoudens Maastricht 2022/2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht

Gelet op:

  • -

    Titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    Artikel 12 en 35 van de Participatiewet;

Overwegende dat:

  • -

    Het college het wenselijk vindt aan te geven in welke situaties en onder welke voorwaarden huishoudens in Maastricht die buiten regelingen vallen zoals de energietoeslag, de tegemoetkoming energiekosten studenten gemeente Maastricht of het landelijk Tijdelijk Noodfonds Energie, toch een beroep kunnen doen op een eenmalige tegemoetkoming in de energiekosten winterseizoen 2022/2023 uit het gemeentelijk noodfonds Energiekosten huishoudens gemeente Maastricht 2022/2023;

  • -

    Het daarom wenselijk is voor dit doel een aanvullende beleidsregel vast te stellen op de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Maastricht 2018.

Besluit de volgende beleidsregel vast te stellen:

Beleidsregel noodfonds Energiekosten huishoudens Maastricht 2022/2023

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

De wet:

De Participatiewet;

Bijstandsnorm

De norm zoals bedoeld in artikel 21 t/m 30 van de Wet exclusief vakantietoeslag;

College:

College van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht;

Huishouden:

De alleenstaande die zelfstandig een huishouden voert, de alleenstaande ouder met een of meer ten laste komende kinderen die zelfstandig een huishouden voert en de in gezinsverband levende gehuwden of daarmee gelijkgestelden als bedoeld in artikel 3 lid 1 en 4 van de wet al dan niet met kinderen (allen niet student);

Zelfstandige woning:

Een zelfstandige woning is een woning met eigen toegang en eigen keuken, douche en toilet. Een zelfstandig woning is of in eigendom van de bewoner of wordt door de bewoner in zijn geheel gehuurd opbasis van een schriftelijke overeenkomst met een derde en tegen een commerciële prijs;

Kamer:

Een kamer is een onzelfstandige woning zonder eigen toegang, waarbij keuken of douche en toilet worden gedeeld met de bewoners van andere woningen/kamers;

Student:

een persoon van 18 jaar of ouder die onderwijs volgt in het kader van het Wo, Hbo of Mbo en in verband daarmee aanspraak heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000.

Inkomen:

Het inkomen zoals omschreven in artikel 32 van de wet, onder aftrek van hetgeen op grond van artikel 31 lid 2 van de wet niet tot de middelen wordt gerekend. Bij inkomen op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op grond van een buitenlandse studiebeurs wordt aangesloten bij artikel 33 lid 2 van de wet; er wordt uitgegaan van het maximale bedrag dat bij DUO voor levensonderhoud kan worden verkregen dan wel geleend, inclusief de eenoudertoeslag indien van toepassing.

Kostendelersnorm:

De norm bedoeld in artikel 22a van de wet.

Tegemoetkoming:

Tegemoetkoming noodfonds Energiekosten huishoudens gemeente Maastricht 2022/2023;

Peildatum:

Datum van aanvraag;

Peilmaand:

De kalendermaand voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag wordt ingediend.

Budgetplafond:

Een bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak maximaal beschikbaar is voor deze regeling.

Tijdelijk Noodfonds:

Het Tijdelijke Noodfonds Energie dat wordt uitgevoerd door energieleveranciers.

Noodfonds:

Het noodfonds Energiekosten huishoudens gemeente Maastricht 2022/2023.

Alle andere begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet en in de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Doelgroep

  • 1. De regeling is bedoeld als vangnet voor huishoudens in Maastricht die door de energiecrisis aantoonbaar hogere energiekosten hebben en die geen beroep kunnen doen op voorliggende voorzieningen zoals de gemeentelijke energietoeslag, de tegemoetkoming energiekosten studenten gemeente Maastricht of een financiële ondersteuning vanuit het Tijdelijk Noodfonds dat door energieleveranciers wordt uitgevoerd.

  • 2. Niet tot de doelgroep worden gerekend:

    • a)

      In een inrichting verblijvende personen van 21 jaar of ouder die in aanmerking komen voor de inrichtingsnorm van artikel 23 van de wet (de zak- en kleedgeldnorm);

    • b)

      Personen die uitsluitend met een briefadres ingeschreven staan in de basisregistratie personen (BRP);

    • c)

      Personen met een verlaging van de bijstand wegens het ontbreken van woonkosten.

Artikel 3. Tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming is een vorm van individuele bijzondere bijstand, waarop de daarop betrekking hebbende bepalingen uit de wet van overeenkomstige toepassing zijn, met dien verstande dat het drempelbedrag als bedoeld in artikel 35 tweede lid van de wet niet van toepassing is.

  • 2. De tegemoetkoming wordt eenmalig voor energiekosten 2022/2023 verstrekt.

  • 3. Voor het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming voor huishoudens die een zelfstandige woning bewonen, wordt uitgegaan van de volgende maximale bedragen:

    • a.

      650,- euro voor een alleenstaande;

    • b.

      950,- euro voor een alleenstaande ouder;

    • c.

      1.300,- euro voor gehuwden.

  • 4. De hoogte van de tegemoetkoming voor kamerbewoners bedraagt maximaal 325,- euro.

Artikel 4. Voorwaarden

Het college verstrekt een eenmalige tegemoetkoming aan een huishouden uit de doelgroep, genoemd in artikel 2, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a)

    De aanvrager staat op de peildatum ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP) van de gemeente Maastricht;

  • b)

    De aanvrager is op de peildatum 18 jaar of ouder;

  • c)

    De aanvrager die in een zelfstandige woning woont, heeft een energiecontract op zijn/haar naam en de energiekosten worden door hem/haar betaald;

  • d)

    De energiekosten van de aanvrager die in een zelfstandige woning woont, laten tussen maart 2022 en maart 2023 een stijging zien van tenminste 100,- euro per maand, wat moet blijken uit het energiecontract en/of uit voorschotbetalingen.

  • e)

    De energiekosten van de aanvrager die een kamer bewoont, laten tussen maart 2022 en maart 2023 een stijging zien van ten minste 50,- euro per maand, wat moet blijken uit een toename van de servicekosten en/of voorschotbetalingen als onderdeel van de kamerhuur.

  • f)

    Het (gezamenlijk) inkomen van de aanvrager (en partner) is in de peilmaand niet meer dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in artikel 6.

  • g)

    Het (gezamenlijk) vermogen van aanvrager (en partner) is op de peildatum niet meer dan de vermogensgrens als bedoeld in artikel 8.

  • h)

    De student-aanvrager die in het kader van een uitwisselingsprogramma in Maastricht studeert, moet dit onderwijs hier een half jaar of langer volgen.

  • i)

    De aanvrager of een eventuele medebewoner heeft geen gemeentelijke energietoeslag of een tegemoetkoming energiekosten studenten gemeente Maastricht ontvangen en kan ook geen aanspraak maken op die voorliggende voorzieningen.

  • j)

    De aanvrager kan geen aanspraak maken op een bijdrage uit het Tijdelijk Noodfonds.

Artikel 5 Aanvullende voorwaarde jongeren 18 tot 21 jaar

In aanvulling op artikel 4 geldt voor jongeren die op de peildatum 18, 19 of 20 jaar zijn dat hij/zij aantoonbaar moet maken dat zijn/haar ouders hun onderhoudsplicht niet kunnen nakomen en niet kunnen bijdragen in zijn/haar levensonderhoud. Hiervan kan onder meer van worden uitgegaan wanneer de jongere van 18 tot 20 jaar aantoont dat:

  • a.

    de ouders een inkomen hebben gelijk aan het sociaal minimum;

  • b.

    de ouders in de schuldsanering zitten;

  • c.

    de ouders overleden zijn; of

  • d.

    sprake is van een ernstig verstoorde relatie met de ouders, waardoor er geen contact meer is.

Artikel 6. Inkomen

  • 1) Het in aanmerking te nemen (gezamenlijk) inkomen is het netto-inkomen in de peilmaand exclusief het gereserveerde vakantiegeld voor zover dit niet meer bedraagt dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm. De kostendelersnorm wordt buiten beschouwing gelaten.

  • 2) Bij het (gezamenlijk) inkomen van studenten tellen in ieder geval mee:

    • a)

      Het toepasselijke normbedrag voor de kosten van levensonderhoud als bedoeld in artikel 33, tweede lid van de wet en genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000 én, indien een toeslag als bedoeld in artikel 3.5 van die wet van toepassing is, het bedrag aan toeslag, genoemd in artikel 3.18 van die wet;

    • b)

      Inkomen uit werk, bijvoorbeeld van een (bij)baan of een eigen bedrijf;

    • c)

      Bijdragen van ouders, bijvoorbeeld als ouders de zorgverzekering betalen of bepaalde woonlasten zoals de huur.

Artikel 7. Vermogen

Onder het beschikbare privévermogen wordt in deze beleidsregel uitsluitend verstaan:

  • a.

    contant geld;

  • b.

    tegoeden op bank- en spaarrekeningen;

  • c.

    geld in de vorm van cryptovaluta; en

  • d.

    beleggingen op een effectenrekening of in een effectendepot, met uitzondering van aandelen in het eigen bedrijf en overige aandelen op naam.

Artikel 8. Draagkracht uit inkomen en vermogen

  • 1. Indien het (gezamenlijk) inkomen in de peilmaand gelijk is of lager ligt dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm, wordt geen draagkracht uit inkomen aanwezig geacht. Het (gezamenlijk) inkomen, voor zover dat meer bedraagt dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, wordt voor 50% als draagkracht uit inkomen in aanmerking genomen.

  • 2. De aanvrager wordt geacht een toereikende financiële draagkracht te hebben, wanneer het beschikbare privévermogen op de peildatum meer bedraagt dan de op hem toepasselijke vermogensgrens genoemd in artikel 34, derde lid van de wet.

Artikel 9. De aanvraag

  • 1. Huishoudens kunnen digitaal een aanvraag indienen of gebruik maken van een papieren aanvraagformulier dat op telefonisch verzoek kan worden toegezonden, zelf kan worden gedownload en uitgeprint of kan worden afgehaald bij de balie van SZMH of Mosae Forum.

  • 2. Een aanvraag voor een tegemoetkoming 2022/2023 kan worden ingediend tot uiterlijk 1 juli 2023.

Artikel 10. Budgetplafond

  • 1. Er geldt voor dit noodfonds een budgetplafond van 1 miljoen euro.

  • 2. Aanvragen worden op volgorde van binnenkomst beoordeeld.

  • 3. Bij het bereiken van het budgetplafond kan niet meer worden aangevraagd. Op aanvragen die dan nog in behandeling zijn maar die nog niet zijn beoordeeld, zal afwijzend worden beslist vanwege het bereiken van het budgetplafond.

Artikel 11. Hardheidsclausule

Als de aanvrager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming kan het college, gelet op alle omstandigheden, in het individuele geval bepalen dat de aanvrager in afwijking van de beleidsregel alsnog in aanmerking komt voor een tegemoetkoming, indien dringende redenen hiertoe noodzaken.

Artikel 12. Inwerkingtreding, duur en citeertitel

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na publicatie en vervalt op 1 juli 2023. De beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel noodfonds Energiekosten huishoudens Maastricht 2022/2023’.

Ondertekening

Aldus besloten door het College van Burgemeester en Wethouders van Maastricht d.d. 10 januari 2023.

De Secretaris,

G.J.C. Kusters

De Burgemeester,

J.M. Penn-te Strake

Toelichting

Algemeen

Het Maastrichts noodfonds is er voor huishoudens met een inkomen tot 130% die aantoonbaar worden geraakt door de energiecrisis maar buiten andere regelingen vallen zoals de gemeentelijke energietoeslag of het landelijk Tijdelijk Noodfonds waaraan vanaf januari 2023 door energieleveranciers uitvoering wordt gegeven.

Specifiek voor Maastricht is er ook nog de regeling tegemoetkoming energiekosten studenten gemeente Maastricht, voor studenten die een zelfstandige woning bewonen.

Kunnen Maastrichtse huishoudens geen aanspraak maken op deze voorliggende voorzieningen dan kunnen ze een aanvraag indienen voor het noodfonds. Dit noodfonds biedt een eenmalige financiële tegemoetkoming voor 6 maanden (winter 2022/2023). Het is een tegemoetkoming en dus geen volledige compensatie. Voor uitzonderlijke situaties, is er nog altijd de reguliere individuele bijzondere bijstand als laatste vangnet. Dat geldt ook wanneer het inkomen hoger is dan 130%.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepaling

Kamer

Omdat ook kamerbewoners onder bepaalde voorwaarden aanspraak kunnen maken op het noodfonds, is hier de definitie van een Kamer toegevoegd.

Budgetplafond

Binnen het gemeentelijk noodfonds Energiekosten is voor huishoudens 1 miljoen euro beschikbaar. Vandaar een budgetplafond.

Artikel 2. Doelgroep

Het noodfonds richt zich op alle huishoudens in Maastricht met een (gezamenlijk) inkomen tot 130% die te maken hebben met hogere energiekosten, maar buiten eerdergenoemde regelingen/voorliggende voorzieningen vallen. Dit betekent onder meer dat ook kamerbewoners waaronder studenten een beroep op het noodfonds kunnen doen. Bovendien kan het hierbij ook gaan om jongeren van 18 tot 21 jaar. Deze moeten wel aantonen dat ouders geen bijdrage in hun levensonderhoud kunnen leveren. Er geldt immers een onderhoudsplicht voor ouders.

Artikel 3. Tegemoetkoming

  • 1.

    Voor het begrip ‘inkomen’ is aansluiting gezocht bij het beleid dat al in de gemeente geldt in de eigen Beleidsregels bijzondere bijstand. Er wordt echter geen drempelbedrag toegepast als bedoeld in artikel 35 van de wet. Wel vindt er een draagkrachttoets plaats. De beleidsregel vormt hier in feite een kader voor de specifieke individuele bijzondere bijstand voor energiekosten voor de geschetste doelgroep.

  • 2.

    Voor de hoogte van de tegemoetkoming wordt uitgegaan van gemaximeerde bedragen. Deze zijn afgestemd op het huishoudtype (alleenstaande, alleenstaand ouder en gehuwden). De laagste tegemoetkoming is voor kamerbewoners omdat die relatief minder kosten hebben. De tegemoetkoming is dan maximaal de helft van het bedrag voor een alleenstaande die een zelfstandige woning bewoont.

Artikel 4. Voorwaarden

  • d)

    De aanvrager die in een zelfstandige woning woont zal moeten aantonen dat de energiekosten tussen maart 2022 en maart 2023 met tenminste 100,- euro per maand zijn gestegen. Dat moet met bewijsstukken worden gestaafd bijvoorbeeld via het energiecontract en/of uit voorschotbetalingen.

  • e)

    Voor de aanvrager die een kamer bewoont geldt dat de energiekosten tussen maart 2022 en maart 2023 met ten minste 50,- euro per maand zijn gestegen. Ook dit moet uit bewijsstukken blijken. Dan kan het gaan om een toename van de servicekosten en/of voorschotbetalingen als onderdeel van de kamerhuur.

  • g)

    Er geldt in het kader van dit noodfonds een vermogenstoets. Het (gezamenlijk) vermogen van aanvrager (en partner) is op de peildatum niet meer dan de vermogensgrens als bedoeld in artikel 8. E.e.a. wordt verderop bij artikel 7 meer toegelicht.

  • h)

    Het gaat hier om het gebruikmaken van een voorliggende voorziening. Wanneer de aanvrager of een eventuele medebewoner een gemeentelijke energietoeslag of een tegemoetkoming energiekosten studenten gemeente Maastricht heeft ontvangen of daar nog aanspraak op kan maken bestaat er geen recht op een tegemoetkoming uit het noodfonds. Dit om stapeling van toeslag en tegemoetkomingen te voorkomen.

  • i)

    Wanneer de aanvrager een energierekening heeft die meer bedraagt dan 13% van het (gezamenlijk) bruto-inkomen kan hij in beginsel terecht bij het Tijdelijk Noodfonds dat energieleveranciers met ingang van januari 2023 gaan uitvoeren. Er kan dan geen aanspraak worden gemaakt op het noodfonds. Wanneer meer bekend is over de precieze voorwaarden van het Tijdelijk Noodfonds zal daarover direct op gemeentelijke website nader worden gecommuniceerd.

Artikel 5. Aanvullende voorwaarde jongeren 18 tot 21 jaar

Voor jongeren van 18 tot 21 jaar geldt voor de ouders een wettelijke onderhoudsplicht. Uitgangspunt is dus dat ouders die onderhoudsplicht ook nakomen of kunnen nakomen. Ook als dit feitelijk niet gebeurt. Pas wanneer de jongere aantoont dat ouders op geen enkele manier kunnen bijdragen in het levensonderhoud of dat het aanspraak maken op een ouderlijke bijdrage vanwege persoonlijke omstandigheden niet in redelijkheid van hem/haar kan worden gevergd, bijvoorbeeld vanwege een ernstig verstoorde relatie met de ouders, kan door de jongere een beroep op het noodfonds worden gedaan.

Er moeten dus duidelijke argumenten worden aangevoerd ondersteund door bewijzen. Een eenzijdige verklaring van de jongere zelf is dan onvoldoende, tenzij e.e.a. door de gemeente kan en mag worden geverifieerd. Onder a. t/m d. worden niet limitatieve voorbeelden genoemd van situaties waarbij helder is dat geen beroep op een ouderlijke bijdrage mogelijk is.

Artikel 6. Inkomen

  • 1.

    Bedraagt het (gezamenlijk) netto-inkomen van het huishouden, exclusief het gereserveerde vakantiegeld in de peilmaand meer dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm, dan kan geen aanspraak op het noodfonds worden gemaakt. In uitzonderlijke situaties kan een beroep worden gedaan op de reguliere individuele bijzondere bijstand.

  • 2.

    • a)

      Bij studenten wordt bij het bepalen van de hoogte van het inkomen rekening gehouden met het maximale bedrag voor levensonderhoud dat via DUO kan worden verkregen dan wel kan worden geleend. Het maakt niet uit wat werkelijk wordt ontvangen.

      Dit is bepaald in artikel 33, tweede lid van de wet. Voor de hoogte van de normbedragen wordt in het artikel verwezen naar artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000 én, indien een toeslag als bedoeld in artikel 3.5 van die wet van toepassing is, het bedrag aan toeslag, genoemd in artikel 3.18 van die wet.

      Ook voor een buitenlandse student wordt uitgegaan van dit maximale bedrag. Er wordt niet gekeken naar de daadwerkelijk ontvangen buitenlandse studiebeurzen.

      Voor mbo- studenten is het maximale bedrag voor levensonderhoud in 2023 889,84 euro, voor hbo- en wo-studenten 932,87 euro. De toeslag eenoudergezin bedraagt zowel voor het hoger onderwijs als het beroepsonderwijs 277,13 euro.

    • b)

      Bij studenten wordt ook gekeken naar inkomen uit werk, bijvoorbeeld van een (bij)baan of een eigen bedrijf;

    • c)

      Bij studenten die 21 jaar of ouder zijn tellen bijdragen van ouders, bijvoorbeeld als deze de zorgverzekering betalen of bepaalde woonlasten zoals de huur ook mee bij het inkomen.

      Voor jongeren en dus ook voor studenten tussen 18 en 21 jaar geldt de onderhoudsplicht van de ouders. De situatie is dan anders (zie toelichting voorgaand artikel).

Artikel 7. Vermogen

Het gaat hier om privé-vermogen dat redelijk liquide is. Vermogen in bijvoorbeeld de eigen woning wordt buiten beschouwing gelaten.

Artikel 8. Draagkracht uit inkomen en vermogen

In het noodfonds wordt een draagkrachtberekening en vermogenstoets toegepast.

  • 1.

    Is het (gezamenlijk) inkomen in de peilmaand gelijk of lager dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm, dan wordt geen draagkracht uit inkomen aanwezig geacht. Het (gezamenlijk) inkomen, voor zover dat meer bedraagt dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, wordt daarvan 50% als draagkracht uit inkomen in aanmerking genomen.

    Gelet op de maximale tegemoetkomingen uit het noodfonds en de van toepassing zijnde draagkrachttoets wordt de tegemoetkoming bij meer draagkracht geringer.

  • 2.

    Wie op de peildatum nog een bepaald (liquide) privévermogen heeft dat de vermogensgrens van artikel 34, derde lid van de wet te boven gaat, kan geen aanspraak maken op het noodfonds.

    De vermogensgrens is voor een:

    • -

      alleenstaande € 7.605

    • -

      alleenstaande ouder € 15.210

    • -

      gehuwden € 15.210

Artikel 10. Budgetplafond

  • 1.

    Er is vanuit het gemeentelijk noodfonds Energiekosten 1 miljoen euro beschikbaar voor huishoudens. Daarom is sprake van een budgetplafond van 1 miljoen euro.

  • 2.

    Aanvragen worden met het oog op het budgetplafond bij volgorde van binnenkomst beoordeeld.

  • 3.

    Is het budgetplafond bereikt dan kan niet meer worden aangevraagd. Op aanvragen die voor die tijd zijn ingediend en nog in behandeling zijn maar die nog niet zijn beoordeeld, zal een afwijzende beslissing volgen vanwege het bereiken van het budgetplafond.