Beleidsregel matiging bestuurlijke boete Huisvestingsverordening en Leegstandverordening Amsterdam

Geldend van 11-01-2023 t/m 31-12-2023

Intitulé

Beleidsregel matiging bestuurlijke boete Huisvestingsverordening en Leegstandverordening Amsterdam

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

gelet op artikel 4:81, eerste lid en artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 35 van de Huisvestingswet, artikel 4.2.1 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020, artikel 2.7 en artikel 3.7 van de Leegstandverordening Amsterdam 2022 en artikel 160, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet,

besluit de volgende beleidsregel vast te stellen:

Beleidsregel matiging bestuurlijke boete Huisvestingsverordening en Leegstandverordening Amsterdam

Artikel 1 Begrippen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a)

    Bijstandsnorm: hoogte van de bijstandsuitkering gerelateerd aan de leeftijd en huishouden van de overtreder als geregeld in de Participatiewet;

  • b)

    Boete: de bestuurlijke sanctie die beoogt leed toe te voegen aan de overtreder als bedoeld in artikel 5:2, eerste lid, onderdeel c van de Algemene wet bestuursrecht;

  • c)

    Burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • d)

    Netto maandinkomen: de maandelijkse inkomsten uit werk en woning (bijvoorbeeld loon of uitkering) als bedoeld in de Wet Inkomstenbelasting 2001, na aftrek van belastingen en premies;

  • e)

    Onroerende zaken: onroerend zijn de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de met de grond verenigde beplantingen, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken als bedoeld in artikel 3:3 Burgerlijk Wetboek;

  • f)

    Overtreder: degene die de overtreding pleegt of medepleegt als bedoeld in artikel 5:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • g)

    Overtreding: een gedraging die in strijd is met de regels uit de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 of de Leegstandverordening Amsterdam 2022;

  • h)

    Vermogen: bezittingen die behoren tot de rendementsgrondslag bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel 2 Reikwijdte beleidsregel

Deze beleidsregel is van toepassing op boetes die zijn opgelegd door burgemeester en wethouders voor overtredingen van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 en de Leegstandverordening Amsterdam 2022 na inwerkingtreding van deze beleidsregel.

Artikel 3 Uitgangspunt bij boeteoplegging

  • 1. Het uitgangspunt bij het opleggen van boetes zijn de boetebedragen zoals deze zijn vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam in de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 en de Leegstandverordening Amsterdam 2022.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een boete in geval van bijzondere omstandigheden matigen conform artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. Deze beleidsregel betreft een omschrijving van hoe burgemeester en wethouders in beginsel omgaan met verzoeken van de overtreder om de opgelegde boete te matigen vanwege bijzondere omstandigheden. Burgemeester en wethouders behouden de bevoegdheid om in voorkomende gevallen af te wijken van deze beleidsregel.

Artikel 4 Mate van ernst van de overtreding en verwijtbaarheid

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de op te leggen boete matigen, indien de overtreder aannemelijk maakt dat de ernst van de overtreding beperkt is of indien de overtreder aannemelijk maakt dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid ten aanzien van de overtreding.

  • 2. Burgemeester en wethouders matigen de eerste boete die vanaf 1 oktober 2021 is opgelegd vanwege uitsluitend één of meerdere administratieve overtreding(en) van de vakantieverhuurregels aan een particuliere overtreder, als bedoeld in tabel 4 van bijlage 3 van de Huisvestingsverordening van Amsterdam 2020, tot een bedrag van 3.000 euro.

Artikel 5 Geringe financiële draagkracht van de overtreder

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de op te leggen boete matigen indien de overtreder aannemelijk maakt dat, gelet op de geringe financiële draagkracht van de overtreder, de volledige boete onevenredige gevolgen heeft voor de overtreder.

  • 2. Burgemeester en wethouders matigen de boete niet indien de overtreder direct of indirect eigenaar is van één of meer onroerende zaken. De woning waar de overtreder hoofdverblijf heeft wordt daarbij buiten beschouwing gelaten.

  • 3. Van onevenredige gevolgen als bedoeld in het eerste lid kan sprake zijn indien de overtreder aannemelijk maakt dat het netto maandinkomen van de overtreder, bij aflossing van de volledige boete in 60 maandelijkse termijnen, tot onder de geldende bijstandsnorm van de overtreder daalt.

  • 4. Bij de beoordeling of het aannemelijk is dat de situatie bedoeld in het derde lid zich voordoet, kunnen burgemeester en wethouders rekening houden met eventueel aanwezig vermogen, andere inkomsten dan bedoeld in het derde lid, het voordeel dat de overtreder heeft genoten uit de overtreding, draagkracht en vermogen van de andere leden van het huishouden van de overtreder en eventuele andere sancties die zijn opgelegd door bijvoorbeeld een woningcorporaties voor dezelfde overtreding.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen de boete matigen bij geringe financiële draagkracht bij rechtspersonen met een reële onderneming in het geval de boete naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een faillissement of een daarmee vergelijkbare situatie en dit ernstige gevolgen heeft voor de overtreder en/of werknemers van de overtreder.

  • 6. Burgemeester en wethouders matigen de boete niet indien onvolledige, onjuiste of vervalste documenten worden overlegd om de geringe financiële draagkracht aan te tonen.

  • 7. Om burgemeester en wethouders in staat te stellen te beoordelen of de boete gematigd wordt op grond van geringe financiële draagkracht legt de overtreder in ieder geval, voor zover relevant, de volgende documenten over:

    • a.

      de aangiften en definitieve aanslagen Inkomstenbelasting van de Belastingdienst over de drie jaren voorafgaand aan de overtreding van de overtreder en eventueel de andere leden van het huishouden;

    • b.

      een kopie van de huurovereenkomst, in het geval een bewijs nodig is dat aantoont dat de overtreder een woning huurt;

    • c.

      de aanslagen onroerende zaakbelasting van de afgelopen drie jaren in geval de overtreder of een ander lid van het huishouden panden bezit. Dit hoeft niet voor de woning waar de overtreder hoofdverblijf heeft;

    • d.

      bankafschriften van rekeningcourant- en spaarrekeningen van de overtreder en eventueel de andere leden van het huishouden over de periode van drie jaar voor de datum waarop de bestuurlijke boete werd opgelegd;

    • e.

      de meest recente salaris- of uitkeringsspecificatie van de overtreder en eventueel de andere leden van het huishouden;

    • f.

      de aangiften en definitieve aanslagen Toeristenbelasting van de gemeente Amsterdam over de drie jaren voorafgaand aan de overtreding;

    • g.

      jaarrekening en winst- en verliesrekening van de afgelopen drie jaar voorafgaand aan de overtreding; en

    • h.

      de aangiften en definitieve aanslagen Vennootschapsbelasting van de Belastingdienst over de drie jaren voorafgaand aan de overtreding.

Artikel 6 Percentage van matiging

Matiging van de boete, anders dan de boete als bedoeld in artikel 4, tweede lid, vindt in beginsel aan de hand van onderstaande tabel plaats.

Bijzondere omstandigheden

Percentage matiging boete

Beperkte ernst van de overtreding óf verminderde verwijtbaarheid óf geringe financiële draagkracht

0-50%

Combinatie van meerdere bijzondere omstandigheden

0-75%

Artikel 7 Recidive

Burgemeester en wethouders zullen bij herhaling van de overtreding de boete in beginsel niet matigen.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 9 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregel matiging bestuurlijke boete Huisvestingsverordening en Leegstandverordening Amsterdam

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 15 november 2022.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

Algemeen deel

Overtredingen van de regels uit de Huisvestingsverordening van Amsterdam 2020 (hierna: Huisvestingsverordening) en de Leegstandverordening Amsterdam 2022 (hierna: Leegstandverordening) worden door de gemeente gehandhaafd door middel van bestraffende sancties (bestuurlijke boetes) of herstelsancties (o.a. een last onder dwangsom). De boetebedragen zijn vastgesteld in de Huisvestingsverordening en zijn dus wettelijk gefixeerd. Burgemeester en wethouders kunnen niet afwijken van de hoogte van deze boetebedragen. In concrete gevallen kunnen burgemeester en wethouders vanwege bijzondere omstandigheden de boete te matigen. In het derde lid van artikel 5:46 Algemene wet bestuursrecht wordt namelijk bepaald dat indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.

Uit de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat een verminderde verwijtbaarheid, beperkte ernst van een overtreding en een geringe financiële draagkracht aangemerkt kunnen worden als bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om een boete te matigen.1 In deze beleidsregel is beschreven hoe burgemeester en wethouder in beginsel omgaan met verzoeken van de overtreder om de opgelegde boete te matigen. Burgemeester en wethouders behouden de bevoegdheid om in voorkomende gevallen af te wijken van deze beleidsregel. Het is aan de overtreder om aannemelijk te maken dat er bijzondere omstandigheden aan de orde zijn die nopen tot matiging van de boete. De stelplicht en bewijslast ligt dus bij de overtreder, burgemeester en wethouders zullen niet automatisch overgaan tot matiging van de boete. Overigens staat de matiging van de boete los van de invordering van de boete en het kunnen treffen van een betalingsregeling.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begrippen

Artikel 1 bevat definities van begrippen die op meerdere plaatsen in de beleidsregel voorkomen. Indien een begrip uit artikel 1 in een bepaling wordt gebruikt wordt deze met inachtneming van de definitie in artikel 1 toegepast.

a. Bijstandsnorm:

De bijstandsnorm sluit aan bij de hoogte van de bijstandsuitkering als geregeld in de Participatiewet. De bijstandsnorm is afhankelijk van de leeftijd en grootte van het huishouden van de overtreder.

b. Boete:

Met boete wordt bedoeld de bestuurlijke sanctie die beoogt leed toe te voegen aan de overtreder. Deze definitie sluit aan bij de definitie van bestraffende sanctie als bedoeld in artikel 5:2, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht. De bestraffende sanctie onderscheidt zich van de herstelsancties. Bestraffende sancties zijn gericht op het bestraffen van de dader, herstelsancties zijn gericht op het beëindigen of ongedaan maken van de overtreding of de gevolgen daarvan, dan wel het voorkomen van herhaling.

c. Burgemeester en wethouders

Met burgemeester en wethouders wordt in deze beleidsregel bedoeld het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

d. Netto maandinkomen

Met netto maandinkomen wordt bedoeld de maandelijkse inkomsten uit werk en woning na aftrek van belastingen en premies. De definitie sluit aan bij de inkomsten die in box 1 vallen als bedoeld in de Wet Inkomstenbelasting 2001.

e. Onroerende zaken:

De definitie van onroerende zaken sluit aan bij artikel 3:3 Burgerlijk Wetboek. In de praktijk zal het meestal gaan een bedrijfspand, een eigen of tweede woning en/of grond.

f. Overtreder

Met overtreder wordt bedoeld degene die de overtreding pleegt of medepleegt. Het overtredersbegrip omvat zowel de feitelijke dader (degene die de overtreding daadwerkelijk pleegt) als de functionele dader (degene aan wie de overtreding wordt toegerekend). De definitie van overtreder sluit aan bij artikel 5:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

g. Overtreding

Met overtreding wordt bedoeld een gedraging die in strijd is met de regels uit de Huisvestingsverordening en de Leegstandverordening. De definitie sluit aan bij artikel 5:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, maar ziet alleen op gedragingen die in strijd zijn met de regels uit de Huisvestingsverordening en de Leegstandverordening.

h. Vermogen

Het vermogen zijn de bezittingen die behoren tot de rendementsgrondslag waar vervolgens belasting over betaald dient te worden. Het zijn de bezittingen die vallen in box 3 als bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel 2 Reikwijdte beleidsregel

Artikel 2 bepaalt de reikwijdte van deze beleidsregel. Deze beleidsregel is van toepassing op voor boetes die zijn opgelegd door burgemeester en wethouders voor overtredingen van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 en de Leegstandverordening Amsterdam 2022. De beleidsregel geldt dus niet voor boetes die worden opgelegd door burgemeester en wethouders bij overtredingen van andere regelgeving dan de Huisvestingsverordening en de Leegstandverordening. Ook heeft de beleidsregel geen terugwerkende kracht en zal alleen worden toegepast op boetes die na dag van bekendmaking van deze beleidsregel zijn opgelegd.

Artikel 3 Uitgangspunt bij boeteoplegging

In artikel 3 wordt het uitgangspunt bij boeteoplegging verduidelijkt. Het eerste lid bepaald dat het uitgangspunt bij de oplegging van boetes de hoogte van de boetebedragen is zoals deze is vastgesteld in de Huisvestingsverordening en de Leegstandverordening. Alleen in geval van bijzondere omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders de boete matigen, zoals volgt uit artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (tweede lid). Onder bijzondere omstandigheden wordt verstaan verminderde verwijtbaarheid, beperkte ernst van de overtreding en geringe financiële draagkracht. Het derde lid verduidelijkt dat deze beleidsregel een omschrijving betreft van hoe burgemeester en wethouders in beginsel omgaan met verzoeken van de overtreder om de opgelegde boete te matigen. In individuele gevallen kunnen allerlei omstandigheden spelen die relevant zijn voor de matigingsvraag. In die gevallen behouden burgemeester en wethouders de bevoegdheid om af te wijken van deze beleidsregel.

Artikel 4 Mate van ernst van de overtreding en verwijtbaarheid

In artikel 4 is geregeld dat burgemeester en wethouders rekening kunnen houden met de beperkte ernst van de overtreding en mate van verwijtbaarheid bij boeteoplegging. De mate van ernst van de overtreding is al verdisconteerd in de hoogte van de boetebedragen. In geval de overtreder een beroep doet op matiging van de boete omdat de ernst van de overtreding beperkt is beoordelen burgemeester en wethouders of de aangevoerde gronden niet al verdisconteerd zijn in de hoogte van de boetebedragen en in hoeverre de ernst van de overtreding daadwerkelijk beperkt is en relevant is om de boete te matigen. Relevante omstandigheden kunnen zijn (maar niet beperkt tot):

  • Legaliseerbaarheid van de overtreding;

  • Duur van de overtreding;

  • Hoe snel de overtreding na constatering ongedaan is gemaakt.

Daarnaast bepaalt artikel 4 dat burgmeester en wethouders de boete kunnen matigen indien de overtreder aannemelijk maakt dat hij verminderd verwijtbaar was ten tijde van de overtreding. Relevante omstandigheden hierbij kunnen zijn (maar niet beperkt tot):

  • Overtreder verkeert in een zodanige geestelijke toestand dat de overtreding hem niet of in mindere mate kan worden verweten;

  • Overtreder heeft er alles aan gedaan om de overtreding te voorkomen en heeft dat ook aannemelijk gemaakt (voor functionele overtreders geldt de vraag of is voldaan aan de eigenaarsverantwoordelijkheid);

  • Het is aannemelijk dat de overtreder een eenmalige vergissing heeft gemaakt. Hierbij is ook relevant of het gaat om een professionele partij/bedrijfsmatige verhuur of een particulier.

Alle omstandigheden van een concrete zaak zullen in relatie tot elkaar worden gewogen voordat wordt overgegaan tot een matiging van de boete. Overigens wordt geen boete opgelegd als de overtreding helemaal niet aan de overtreder kan worden verweten (artikel 5:5 Awb).

In het tweede lid is aangegeven dat burgemeester en wethouders de eerste boete die is opgelegd vanwege een administratieve overtreding bij vakantieverhuur aan een particuliere overtreder matigen tot een bedrag van 3.000 euro. Het tweede lid wordt toegepast op boetes die zijn opgelegd vanaf 1 oktober 2021. Dit is de datum dat de registratieplicht is ingevoerd in de gemeente Amsterdam. Met de registratieplicht kan moeilijker anoniem worden verhuurd, waardoor handhaving gerichter kan plaatsvinden. Zonder registratienummer kan ook moeilijker op de grote platforms als Airbnb worden geadverteerd. Platforms zijn namelijk verplicht om advertenties zonder nummer te verwijderen. Het aantal advertenties is naar aanleiding van de invoering van deze regel fors gedaald en overtreders zijn steeds vaker particulieren. In dat licht wordt de mate van ernst van de overtreding beperkter geacht en wordt gerechtvaardigd gevonden om in het specifieke geval van particuliere bewoners de boete voor overtreding van de administratieve voorwaarden bij vakantieverhuur in beginsel te matigen naar 3.000 euro. Wel volgt altijd een individuele beoordeling of in een individueel geval matiging naar het oordeel van burgemeester en wethouders gerechtvaardigd is.

Artikel 5 Geringe financiële draagkracht van de overtreder

Artikel 5 regelt dat burgemeester en wethouders de boete kunnen matigen indien de overtreder aannemelijk maakt dat gelet op de geringe financiële draagkracht van de overtreder de volledige boete onevenredige gevolgen heeft voor de overtreder.

Indien de overtreder (in)direct eigenaar is van één of meer onroerende zaken is er voor burgemeester en wethouders in beginsel geen aanleiding om de boete te matigen op grond van geringe financiële draagkracht (tweede lid). Dit geldt niet voor de woning waar de overtreder hoofdverblijf heeft (hierna: de eigen woning).

Is de overtreder geen eigenaar van onroerende zaken dan beoordelen burgemeester en wethouders vervolgens of het netto maandinkomen van de overtreder voldoende is om de boete te betalen (derde lid). Hiervoor wordt rekening gehouden met een aflossingstermijn van 5 jaar (60 maandelijkse termijnen). Indien bij aflossing van de volledige boete in vijf jaar het netto maandinkomen daalt tot onder de bijstandsnorm is er aanleiding voor burgemeester en wethouders om de boete te matigen. Er is niet gekozen om rekening te houden met de beslagvrije voet. De bijstandsnorm is altijd gelijk aan of hoger dan de beslagvrije voet.

Het vierde lid bepaalt dat bij deze berekening burgemeester en wethouders rekening kunnen houden met eventueel aanwezig vermogen anders dan onroerende zaken, andere belastbare inkomsten dan bedoeld in het derde lid, het voordeel dat de overtreder heeft genoten uit de overtreding, draagkracht en vermogen van de andere leden van het huishouden van de overtreder en eventuele andere sancties die zijn opgelegd door bijvoorbeeld woningcorporaties voor dezelfde overtreding. Bij de beoordeling van de financiële draagkracht van de overtreder kunnen burgemeester en wethouders rekening houden met gegevens van de afgelopen drie jaar. Zo wordt anticipatiegedrag van de overtreder en het vormen van kunstmatige constructies om de boete te matigen voorkomen.

Bij rechtspersonen matigen burgemeester en wethouders de boete alleen indien het een rechtspersoon betreft met een reële onderneming en de boete kan leiden tot een faillissement of een daarmee vergelijkbare situatie en dit ernstige gevolgen heeft voor de overtreder of medewerkers van de overtreder. Met reële onderneming wordt bedoeld dat de rechtspersoon daadwerkelijk een bedrijf uitoefent en werknemers in dienst heeft. Het betreft aldus geen lege BV.

Het zesde lid bepaald dat in het geval de overtreder onjuiste of vervalste documenten overlegd om aan te tonen dat de draagkracht gering is burgemeester en wethouders de boete niet matigen. Hieronder valt ook het achterhouden van relevante documenten.

Fictief rekenvoorbeeld 1

Er wordt een boete voor illegale vakantieverhuur opgelegd aan de overtreder van 21.750 euro.

Overtreder heeft een inkomen van 1200 euro en 4000 euro op de bankrekening. De overtreder heeft verder geen ander vermogen en er spelen geen andere omstandigheden waar burgemeester en wethouders rekening mee kunnen houden. De geldende bijstandsnorm voor overtreder is 1200 euro. Bij een betalingstermijn van vijf jaar zou overtreder 362,5 euro moeten betalen per maand (21.750/60= 362,5). Overtreder heeft geen inkomen boven de bijstandsnorm en een vermogen van 4000 euro. Overtreder kan slechts 66 euro afbetalen per maand (4000/60=66). In deze situatie is er aanleiding voor burgemeester en wethouders om de boete matigen.

Fictief rekenvoorbeeld 2

Er wordt een boete voor illegale kamerverhuur opgelegd aan de overtreder van 12.570 euro.

Overtreder heeft een inkomen van 1600 euro en 4000 euro op de bankrekening. De overtreder heeft verder geen ander vermogen en er spelen geen andere omstandigheden waar burgemeester en wethouders rekening mee kunnen houden De geldende bijstandsnorm voor overtreder is 1200 euro. Bij een betalingstermijn van vijf jaar zou overtreder 209,5 euro moeten betalen per maand (12.570/60= 209,5). Overtreder verdient 400 euro boven de bijstandsnorm en heeft een vermogen van 4000 euro. Overtreder kan 466 euro afbetalen per maand (4000/60 + 400= 466). In deze situatie is er geen aanleiding voor burgemeester en wethouders om de boete matigen.

Het is aan de overtreder om een beroep te doen op matiging van de boete op grond van geringe financiële draagkracht. De overtreder overlegt daarbij in ieder geval, indien relevant, de volgende stukken:

  • de aangiften en definitieve aanslagen Inkomstenbelasting van de Belastingdienst over de drie jaren voorafgaand aan de overtreding van de overtreder en eventueel de andere leden van het huishouden;

  • een kopie van de huurovereenkomst, in het geval een bewijs nodig is dat aantoont dat de overtreder een woning huurt;

  • de aanslagen onroerende zaakbelasting van de afgelopen drie jaren in geval de overtreder of een ander lid van het huishouden panden bezit. Dit hoeft niet voor de eigen woning van de overtreder;

  • bankafschriften van rekeningcourant- en spaarrekeningen van de overtreder en eventueel de andere leden van het huishouden over de periode van drie jaar voor de datum waarop de bestuurlijke boete werd opgelegd;

  • de meest recente salaris- of uitkeringsspecificatie van de overtreder en eventueel de andere leden van het huishouden;

  • de aangiften en definitieve aanslagen Toeristenbelasting van de gemeente Amsterdam over de drie jaren voorafgaand aan de overtreding;

  • jaarrekening en winst- en verliesrekening van de afgelopen drie jaar voorafgaand aan de overtreding;

  • de aangiften en definitieve aanslagen Vennootschapsbelasting van de Belastingdienst over de drie jaren voorafgaand aan de overtreding.

Burgemeester en wethouders matigen de boete niet indien de overtreder geen volledige inzage geeft in diens financiële situatie en gevraagde stukken die relevant zijn om de financiële draagkracht te beoordelen niet overlegt.

Artikel 6 Percentage van matiging

In dit artikel is aangegeven dat burgemeester en wethouders in beginsel de boete kunnen matigen tot 50%, indien er sprake is van een bijzondere omstandigheid om de boete te matigen. Het kan voorkomen dat een overtreder aannemelijk maakt dat sprake is van meer bijzondere omstandigheden om de boete te matigen. In dat geval kunnen burgemeester en wethouders de boete in beginsel matigen tot 75%

Artikel 7 Recidive

Artikel 8 bepaalt dat in geval dezelfde overtreding wordt herhaald in beginsel geen rekening wordt gehouden met bijzondere omstandigheden om de boete te matigen. Een boete wordt opgelegd om de overtreder af te schrikken van het opnieuw plegen van de overtreding. Burgmeester en wethouders zullen bij overtreders die ondanks de eerste boeteoplegging toch de regels opnieuw overtreden de boete in beginsel niet matigen.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt dat deze beleidsregel op de dag na bekendmaking in werking treedt.


Noot
1

ABRvS 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:317.