Verordening rechtspositie raadsleden gemeente Lelystad 2022

Geldend van 10-01-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening rechtspositie raadsleden gemeente Lelystad 2022

De raad van de gemeente Lelystad,

gelezen het voorstel van de Agendacommissied.d. 5 december 2022 ;

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 98, 99 van de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers;

BESLUIT:

  • I.

    De Verordening rechtspositie raadsleden gemeente Lelystad 2022 vast te stellen:

Verordening rechtspositie raadsleden gemeente Lelystad 2022

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • b.

    raadslid: lid van de gemeenteraad.

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, wordt toegekend ongeacht het aantal vergaderingen en maandelijks door de gemeente uitbetaald op een bankrekeningnummer dat op naam is gesteld van het desbetreffende raadslid.

Artikel 3. Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissies

  • 1. Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de gemeente, wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een maandelijkse toelage toegekend van 25% van de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Een raadslid dat lid is van een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend ten hoogte van het maximaal daartoe bij ministeriële regeling bepaalde bedrag.

  • 3. Als bijzondere commissies bedoeld in het tweede lid van dit artikel worden verstaan, de agendacommissie en de commissie van de rekening.

Artikel 4. Reiskosten raadsleden voor reizen binnen de gemeente

Voor de vergoeding van de in artikel 3.1.7. lid 1 sub a en b van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers genoemde reiskosten, wordt een vaste vergoeding per maand aan de raadsleden verstrekt. Voor de bepaling van de vaste reiskostenvergoeding wordt de wijze van berekening als volgt bepaald: de 214 dagen regeling x 2/5e (gemiddeld 2 reisdagen per week) gedeeld door 12 maanden x de enkele reisafstand x 2 x het bedrag dat maximaal door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

Artikel 5. Reis- en verblijfkosten raadsleden voor reizen buiten de gemeente

  • 1. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur of een raadsbesluit dat voorligt als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raadslid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur of een raadsbesluit dat voorligt, wordt aan een raadslid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed.

  • 3. Boetes en naheffingsaanslagen worden niet vergoed.

  • 4. Als een raadslid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed, of ter beschikking gesteld.

  • 5. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden ten laste van de gemeente vergoed, waarbij voor de maximale vergoeding de bedragen gelden genoemd in de Reisregeling Binnenland, vanaf 1 januari 2020 de Cao Rijk.

  • 6. De reis- en verblijfskosten worden alleen vergoed als deze vooraf aan de agendacommissie zijn voorgelegd en de agendacommissie daar vooraf toestemming voor heeft verleend.

Artikel 6. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raadsleden

  • 1. Een raadslid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3. De maximale vergoeding van de scholing bedraagt € 1000,- per jaar per raadslid;

  • 4. De opleidingskosten worden alleen vergoed als deze vooraf aan de griffier zijn voorgelegd en de griffier daar toestemming voor heeft verleend.

  • 5. Bij twijfel beslist de agendacommissie op basis van de overgelegde stukken.

Artikel 7. Informatie- en communicatievoorzieningen raadsleden

  • 1. Een raadslid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente, voor de duur van de uitoefening van zijn functie, informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2. Een raadslid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel 8. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

  • 1. Een raadslid heeft een aanspraak op een bruto bedrag per jaar ten grootte van de vergoeding voor de werkzaamheden voor één maand, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, waarmee het raadslid voorzieningen kan treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

  • 2. De in het eerste lid genoemde vergoeding wordt maandelijks bruto uitbetaald en bedraagt 1/12e deel van de dan geldende raadslidvergoeding. Bij een raadslidvergoeding over een gedeelte van de maand, wordt de in het eerste lid genoemde vergoeding eveneens naar evenredigheid aangepast.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op een raadslid dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van tijdelijk ontslag van een raadslid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, op grond van artikel X12 van de Kieswet.

Artikel 9. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964, waaronder ook de vaste vergoeding genoemd in artikel 4 van deze verordening.

Artikel 10. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, of de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur;

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen één maand na factuurdatum, of betaling door raadsleden, ingediend bij de griffier.

  • 4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raadsleden indien mogelijk bij de eerst volgende betalingsronde plaatsvindt.

Artikel 11. Intrekking vorige verordening en inwerkingtreding

  • 1. De Verordening rechtspositie raadsleden gemeente Lelystad 2019, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 3 december 2019, wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

Artikel 12. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raadsleden gemeente Lelystad 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Lelystad op 20 december 2022 ;

de griffier,

L.A. Wieringa

Toelichting Verordening rechtspositie raadsleden gemeente Lelystad 2022

ALGEMEEN DEEL

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raadsleden, alsmede de financiële voorzieningen, moeten worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden, zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers, is er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, is een aantal regels van belang.

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’,

ontvangen de leden van de raad als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij, of krachtens de, wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964, maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raadsleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing, door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

Als de raadsleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raadslid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden.

De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raadsleden, die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn, op grond van deze verordening aan de Belastingdienst door te geven middels een formulier IB-47. Omdat raadsleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (APPA) is niet van toepassing op raadsleden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

De hoogte van de raadsvergoeding is verplichtend bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse. Vanaf de dag van beëdiging hebben de raadsleden recht op de vergoedingen die verbonden zijn aan hun functie. Wat betreft de vergoeding voor de werkzaamheden is dit geregeld in artikel 3.1.1, eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Het raadslid kan de vergoeding niet weigeren en de gemeente is verplicht de raadsvergoeding aan het raadslid over te maken op zijn of haar bankrekeningnummer. Het raadslid mag zelf (een deel) van de raadsvergoeding afdragen aan de politieke partij, maar is in beginsel juridisch niet verplicht mee te werken aan een overdracht van (een deel) van zijn of haar raadsvergoeding. Een akte van cessie, waarbij de raadsvergoeding direct aan een politieke groepering wordt overgemaakt, is juridisch niet toegestaan. De reden hiervoor is dat het raadslid een onafhankelijke positie heeft en niet financieel afhankelijk mag zijn van de politieke groepering.

Artikel 3. Toelage lid onderzoekscommissie (en bijzondere commissies) van raadsleden

Dit artikel betreft de toelagen voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde ‘zware commissies’. Hiermee wordt gedoeld op de vertrouwenscommissie en de onderzoekscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek zijn omschreven. De vaststelling dat er sprake is van een dergelijke bijzondere commissie, met deze financiële gevolgen, moet bij verordening plaatsvinden.

Wat betreft de hoogte van de toelagen voor het lidmaatschap van de vertrouwenscommissie geldt een vergoeding die bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast. Zolang een commissie «slapend» is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.

Artikel 4. Reiskosten raadsleden voor reizen binnen de gemeente

Raadsleden hebben op grond van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers aanspraak op vergoeding van reiskosten voor het bijwonen van raadsvergaderingen en reizen binnen de gemeente voor de uitoefening van de functie. Hiervoor dienen zij achteraf, maandelijks, deze kosten te declareren.

Praktisch gezien is dit voor raadsleden erg bewerkelijk. Ook dient de declaratie ambtelijk te worden gecontroleerd en uitbetaald door de salarisadministratie. De administratieve last staat nauwelijks in verhouding tot de uit te keren reiskosten.

Gekozen is daarom een maandelijkse vaste vergoeding uit te keren die voor elk raadslid gebaseerd is op de afstand woonadres-stadhuis, maal een aantal (gemiddeld twee) vaste bijeenkomsten per week.

Artikel 5. Reis- en verblijfkosten raadsleden voor reizen buiten de gemeente

Ingevolge artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raadsleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd, komen ook voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. In deze verordening is gekozen voor de hoogte van de vergoedingen aan te sluiten bij de Reisregeling Binnenland, vanaf 1 januari 2020 is dit als gevolg van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren de Cao Rijk. Deze vergoedingen worden landelijk als redelijk erkend.

Artikel 6. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raadsleden

Voor raadsleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven, dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.

Artikel 7. Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt, ten laste van de gemeente aan een raadslid voor de duur van de uitoefening van zijn functie, de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking op basis van een gebruikersovereenkomst. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone, een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts één computer verstrekt worden. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer.

Artikel 8. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Raadsleden zijn vaak een significant deel van de werkweek voor de gemeenteraad bezig en kunnen daardoor vaak in hun hoofdfunctie minder pensioen opbouwen. Raadsleden hebben bovendien niet allemaal een hoofdfunctie in loondienst. In artikelen 3.1.9 is daarom de grondslag gecreëerd om bij verordening te bepalen dat de raadsleden een bedrag per jaar ontvangen ter hoogte van één maandbedrag van hun vergoeding voor de werkzaamheden, waarmee zij voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

Dit bedrag zal maandelijks naar rato aan het raadslid worden uitgekeerd.

Artikel 9. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 is een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt; anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking, of vergoeding, onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihilwaarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking, of vergoeding in de vrije ruimte tot 1,2% fiscale loonsom, onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 10. Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raadsleden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden, of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreekse facturering aan de gemeente.

Hiervoor wordt een declaratieformulier beschikbaar gesteld.