Regeling vervallen per 31-12-2023

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2023

Geldend van 01-01-2023 t/m 30-12-2023

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2023

Nummer 563928/563942

De raad van de gemeente Renswoude;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 1 november 2022;

Gelet op artikel 228 a van de Gemeentewet;

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a.gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

b.verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

c.water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Ondertekening

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam “rioolheffing” wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

a.de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater; en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater;

b.de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht 1. De belasting wordt geheven van:

a.de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

b .Degene die een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersdeel.

2. Voor het gebruikersdeel wordt:

a.gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

b.gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;

c.het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4 Voorwerp voor de belasting

1.Voorwerp van de belasting is een perceel.

2.Als perceel wordt aangemerkt:

a.de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

b.de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

c.een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

d.een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

e.het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Maatstaf en heffing

De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

Artikel 6 Belastingtarieven

De belasting bedraagt gedifferentieerd per perceel:

1. Bedrijven met 10 en meer werkzame personen € 686,50

2. Bedrijven met 1 t /m 9 werkzame personen € 480,40

3. Meerpersoonshuishoudens € 268,20

4. Eénpersoonshuishoudens € 230,30

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing  

1. De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

2. Belastingaanslagen tot € 10 worden niet geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

4. Het in de loop van het belastingjaar verlaten van een perceel of een gedeelte van een perceel door de belastingplichtige en het tegelijkertijd betrekken van een ander pand in de gemeente alwaar de belastingplichtige wederom gebruik maakt van de in artikel 2 bedoelde dienst, worden geacht gedurende dat belastingjaar geen wijziging in de in de omstandigheden te brengen.

Artikel 10 Termijnen van betaling  

In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald:

1.In maximaal vier termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand, volgende op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijnen telkens een maand later.

 2.In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elke van de volgende termijnen telkens één maand later.

3.De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

4. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan €100,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand, volgende op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, terwijl elke volgende termijn één maand na het verstrijken van de daaraan voorafgaande termijn vervalt.

Artikel 10a Kwijtschelding

Bij de invordering van rioolheffing wordt uitsluitend geheel of gedeeltelijke kwijtschelding verleend voor de tarieven zoals genoemd in artikel 6, lid 3 en 4.  

Artikel 11 Vrijstelling

De heffing wordt niet geheven van gebruikers van percelen of gedeelten van percelen die uitsluitend worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van die welke aan derden zijn verhuurd.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.

Artikel 13 Overgangsrecht De “Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2022”, vastgesteld bij raadsbesluit van 7 december 2021 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid van artikel 14 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 14 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2023.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening rioolheffing 2023”.

Aldus besloten in d eopenbrae vergadering van de raad van 6 december 20222 Namens deze,

De griffier en de voorzitter