Gemeenschappelijke regeling Senzer

Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Senzer

de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Asten, Deurne, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren:

Overwegende dat,

  • -

    de gemeenten al jaren samenwerken bij de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening en de Participatiewet in de vorm van de Gemeenschappelijke regeling Werkbedrijf Atlant De Peel, laatstelijk gewijzigd in 2015;

  • -

    de gemeenten Asten, Deurne, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren deel uitmaken van de arbeidsmarktregio Helmond-De Peel;

  • -

    gemeenten en UWV een aantal taken hebben opgelegd gekregen die zij moeten uitvoeren in de arbeidsmarktregio voor werkgevers en werkzoekenden, welk aanspreekpunt (werkgeversservicepunt) in de arbeidsmarktregio Helmond-De Peel is ondergebracht bij het openbaar lichaam Senzer;

  • -

    de gemeente Helmond als centrumgemeente de rol heeft als trekker in het samenwerkingsproces tussen gemeenten en UWV in de arbeidsmarktregio;

  • -

    gemeenten, UWV en werkgevers gehouden zijn om personen met een arbeidsbeperking aan de slag te helpen bij reguliere werkgevers of via beschut werk;

  • -

    het openbaar lichaam Senzer functioneert hiervoor als uitvoeringsorganisatie van de gemeenten Asten, Deurne, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren;

  • -

    in 2020 in opdracht van de colleges van de deelnemende gemeenten een eindrapport ‘Evaluatie GR Senzer’ is verschenen waarbij de algemene conclusie van het onderzoek luidt dat de uitvoeringsorganisatie buitengewoon goed presteert en een belangrijke publieke waarde levert zowel voor de doelgroep van personen die (nog) geen plek hebben op de reguliere arbeidsmarkt als voor regionale werkgevers;

  • -

    in 2021 de herijking van de positionering van het openbaar lichaam Senzer heeft plaatsgevonden waarbij de raden van de deelnemende gemeenten unaniem hebben ingestemd met de herijkte positionering;

  • -

    de colleges van de deelnemende gemeenten voor uitvoering van de wettelijke regelingen die vallen onder de Participatiewet de bevoegdheden overdragen aan het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Senzer, dit inclusief de bevoegdheid om te beslissen op bezwaar en voorts met de bevoegdheid om mandaat en ondermandaat te verlenen aan medewerkers werkzaam bij het openbaar lichaam;

  • -

    de colleges van de deelnemende gemeenten hun bevoegdheden voor de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening zoals bedoeld in de artikel 1, artikel 2, eerste lid, artikel 4, artikel 5, artikel 6, tweede en derde lid, artikel 7, eerste lid, artikel 11, tweede lid, artikel 12, artikel 14 en artikel 15, derde lid Wet sociale werkvoorziening overdragen aan het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam Senzer;

  • -

    het openbaar lichaam Senzer arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd heeft afgesloten met personen zoals bedoeld in artikel 1 derde lid van de Wet sociale werkvoorziening waarvan de kosten een structureel onderdeel uitmaken van de begroting van het openbaar lichaam Senzer tot het tijdstip dat er geen medewerkers meer in dienst zijn die vallen onder de werkingssfeer van de Wet sociale werkvoorziening;

  • -

    het openbaar lichaam Senzer overeenkomsten heeft gesloten met werkgevers voor plaatsing van personen in een dienstbetrekking zoals bedoeld in artikel 7 van de Wet sociale werkvoorziening waarvan de kosten een structureel onderdeel uitmaken van de begroting van het openbaar lichaam Senzer tot het tijdstip dat er geen personen meer bij deze werkgevers in dienst zijn die vallen onder de werkingssfeer van de Wet sociale werkvoorziening;

  • -

    de Stichting Senzer namens de deelnemende gemeenten arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd heeft afgesloten met personen die vallen onder de werkingssfeer van de voormalige Wet inschakeling werkzoekenden waarvan de kosten een structureel onderdeel uitmaken van de begroting van het openbaar lichaam Senzer tot het tijdstip dat er geen medewerkers meer in dienst zijn die vallen onder de werkingssfeer van de voormalige Wet inschakeling werkzoekenden;

  • -

    gemeenten een beleid voeren voor de hen toegewezen taken in het sociaal domein en de uitvoering van het participatiebeleid door het openbaar lichaam Senzer aan moet sluiten bij dit bredere beleid voor het sociaal domein;

  • -

    de deelnemende gemeenten streven naar een helder en eenduidige verantwoordelijkheidsverdeling tussen de gemeentelijke verantwoordelijkheden voor de hoofdlijnen van het beleid en de verantwoordelijkheid van het openbaar lichaam Senzer voor de uitvoering van de overgedragen taken zodat een effectief, efficiënt en toekomstbestendige uitvoering kan worden gegeven aan alle participatiedoelstellingen;

  • -

    door wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022 meer mogelijkheden zijn voor de raad om de kaderstellende en controlerende taken uit te oefenen;

  • -

    deze heldere verantwoordelijkheidsverdeling en de aanpassing van de Wet gemeenschappelijke regeling een wijziging van de gemeenschappelijke regeling Werkbedrijf Atlant De Peel noodzakelijk maken;

  • -

    de raden, zoals vereist op grond van artikel 1, vierde en vijfde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, aan de colleges van de gemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren toestemming hebben gegeven om de Gemeenschappelijke regeling Werkbedrijf Atlant De Peel 2015 te wijzigen;

  • -

    de raden voorts in de gelegenheid zijn gesteld om zienswijzen te geven op de wijziging van deze regeling;

gelet op artikel 8 eerste lid juncto artikel 1 eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Participatiewet en de Wet sociale werkvoorziening;

besluiten:

de gemeenschappelijke regeling Atlant De Peel 2015 en de titel van deze regeling te wijzigen als volgt waarna deze luidt:

Gemeenschappelijke Regeling Senzer

HOOFDSTUK I (ALGEMENE BEPALINGEN)

Instelling en plaats van vestiging

Artikel 1.

  • 1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd “Senzer”.

  • 2. Het openbaar lichaam Senzer is gevestigd in Helmond.

Begripsbepalingen

Artikel 2.

  • 1. In deze gemeenschappelijke regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • b.

      Gemeenschappelijke regeling: de gemeenschappelijke regeling Senzer;

    • c.

      Openbaar lichaam: het openbaar lichaam bedoeld in artikel 1, eerste lid;

    • d.

      Gemeente(n): de aan de regeling deelnemende gemeente(n) Asten, Deurne, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren behoren;

    • e.

      Colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

    • f.

      Arbeidsmarktregio Helmond De Peel: het gezamenlijk grondgebied van de deelnemende gemeenten;

    • g.

      Wsw: Wet sociale werkvoorziening;

    • h.

      Wiw: de voormalige Wet inschakeling werkzoekenden;

    • i.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • j.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • k.

      Bbz 2004: het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

    • l.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • m.

      RHCe: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven;

    • n.

      Stichting Senzer: De stichting die zich bezig houdt met de uitvoering van de (voormalige) Wiw en fungeert als personeelsstichting waarin medewerkers werkzaam zijn die vallen onder de cao Sociaal Werk.

  • 2. Daar waar in de gemeenschappelijke regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, onderscheidenlijk: het openbaar lichaam, het Algemeen bestuur, het Dagelijks bestuur en de voorzitter.

HOOFDSTUK II (TAAKOPDRACHT, DOELOMSCHRIJVING EN INSTRUMENTEN)

Belang en doel

Artikel 3.

  • 1. De colleges treffen deze regeling ter behartiging van de sturing en beheersing van uitvoeringstaken en van ondersteunende processen van de deelnemende gemeenten.

  • 2. De colleges richten een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie op in de vorm van een openbaar lichaam voor de uitvoering van gemeentelijke taken in het bijzonder op het terrein van de Participatiewet, de Wsw, de IOAW, de IOAZ, het Bbz 2004 en aanverwante wet- regelgeving voor deze taken, zorgen tezamen voor de besturing ervan en houden daarbij rekening met de bevoegdhedenverdeling over de gemeentelijke organen en de zelfstandigheid van ieder van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Het openbaar lichaam bundelt middelen en menskracht voor het effectief en efficiënt uitvoeren van de aan haar overgedragen taken. Zij doet dit op basis van een gezamenlijke, samenhangende en regionaal geharmoniseerde taakopdracht van en voor de deelnemende gemeenten en verwerkt deze taakopdracht in een meerjarenplan. Deze taakopdracht gaat uit van het solidariteitsprincipe en stelt de openbaar lichaam in staat haar uitvoerende en beleidsvoorbereidende taken alsmede haar expertiserol bedrijfsmatig, professioneel en kostenefficiënt in te richten.

  • 4. Het openbaar lichaam kan op schriftelijk verzoek van een of meer deelnemende gemeenten in opdracht additionele taken uitvoeren mits daarbij minimaal dezelfde voorwaarden en condities gehanteerd worden als voor de overgedragen taken bedoeld in lid 2 van dit artikel. Het openbaar lichaam en de gemeente of gemeenten sluiten een dienstverleningsovereenkomst over de uitvoering van opgedragen additionele taken voor zover deze zijn gerelateerd aan de taken bedoeld in lid 2 van dit artikel.

Bevoegdheden

Artikel 4.

  • 1. Het Algemeen bestuur en Dagelijks bestuur hebben verordenende en regelgevende bevoegdheden voor de aangelegenheden die de bedrijfsvoering van het openbaar lichaam betreffen.

  • 2. Het Algemeen bestuur respectievelijk het Dagelijks bestuur kunnen afzonderlijk of te zamen, ieder voor zover zij bevoegd zijn, deelnemen in een gemeenschappelijke regeling ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van het openbaar lichaam. Het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur gaan niet over tot het treffen van een gemeenschappelijke regeling dan nadat zij vooraf zienswijzen van de raden van de deelnemende gemeenten hebben ingewonnen.

  • 3. Het Algemeen bestuur is bevoegd te besluiten tot de oprichting van of deelname in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, coöperaties en verenigingen, op voorwaarde dat de raden van de deelnemende gemeenten vooraf in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijzen met betrekking tot het voorgenomen besluit aan het Algemeen bestuur kenbaar te maken.

  • 4. Het Dagelijks bestuur is bevoegd met een of meer al dan niet deelnemende gemeenten samenwerkingsovereenkomsten te sluiten voor ondersteunende dienstverlening voor taken waarmee het openbaar lichaam belast is.

  • 5. De collegebevoegdheden als neergelegd in de Wsw de daarop gebaseerde regelingen en de collegebevoegdheden betreffende de uitvoering van de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de het Bbz 2004 en aanverwante wetgeving worden integraal overgedragen op basis van delegatie aan het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam.

  • 6. Zowel het Algemeen bestuur als het Dagelijks bestuur kunnen nadere regels en beleidsregels vaststellen voor de aan hen gedelegeerde bevoegdheden.

Taken

Artikel 5.

  • 1. Het openbaar lichaam houdt ten behoeve van de deelnemende gemeenten een uitvoeringsorganisatie in stand ten behoeve van de uitvoering van taken op het gebied van de Participatiewet, de Wsw, de IOAW, de IOAZ, het Bbz2004, aanverwante wet- en regelgeving en additionele taken bedoeld in art. 3 lid 4 (rol uitvoeringsorganisatie).

  • 2. Het openbaar lichaam houdt tevens een uitvoeringsorganisatie in stand ten behoeve van beleidsvoorbereiding en -advisering op het gebied van de Participatiewet en daarmee samenhangende inclusiviteit op de arbeidsmarkt. Het openbaar lichaam vervult daarbij coördinerende en afstemmende taken tezamen met de deelnemende gemeenten ter borging van de regionale aanpak (rol kennis en expertisecentrum).

  • 3. Het openbaar lichaam werkt samen met Stichting Senzer binnen één organisatorische eenheid.

  • 4. Bij wijziging van landelijke, of gemeentelijke wetgeving betrekking hebben op het takenpakket zoals vermeld in het eerste lid verzoekt in voorkomend geval het Algemeen bestuur de colleges om over te gaan tot aanpassing van gedelegeerde bevoegdheden aan een bestuursorgaan van het openbaar lichaam.

  • 5. Andere taken dan de taken bedoeld het eerste lid kunnen worden overgedragen aan het Algemeen bestuur en/of Dagelijks bestuur indien daartoe eensluidende delegatiebesluiten door de colleges van alle deelnemende gemeenten zijn genomen.

HOOFDSTUK III (Organen)

Organen

Artikel 6.

Het openbaar lichaam kent de volgende organen:

  • a.

    het Algemeen bestuur;

  • b.

    het Dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter;

  • d.

    de door het bestuur ingestelde commissies.

HOOFDSTUK IV (Algemeen bestuur)

Samenstelling Algemeen bestuur

Artikel 7.

  • 1. De colleges van de deelnemende gemeenten wijzen ieder uit hun midden twee leden van het Algemeen bestuur aan.

  • 2. De leden van het Algemeen bestuur worden aangewezen voor een zittingsduur van 4 jaar en treden af op de dag waarop in het kader van een nieuwe zittingsperiode van de gemeenteraad een nieuw geïnstalleerd college een besluit neemt tot aanwijzing van de leden van het Algemeen bestuur. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.

  • 3. Indien een lid van het Algemeen bestuur ophoudt burgemeester of wethouder te zijn, eindigt het lidmaatschap van het Algemeen bestuur van rechtswege.

  • 4. Een lid van het Algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Dit gebeurt door mededeling aan het Algemeen bestuur.

  • 5. Indien tussentijds de plaats van een lid vacant komt, wijst het daartoe bevoegde college zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

  • 6. Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen, onverminderd het bepaalde in artikel 7 eerste lid.

  • 7. Het lidmaatschap van het Algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één van de deelnemende gemeenten dan wel door of vanwege het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit lid gelijkgesteld zij die aangesteld zijn bij één der deelnemende gemeenten dan wel daar op een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn, of bij Stichting Senzer in dienst zijn of op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

Werkwijze Algemeen bestuur

Artikel 8.

  • 1. Het Algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement, en de daarin aangebrachte wijzigingen, worden aan de colleges van de deelnemende gemeenten gezonden. De artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 t/m 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het Algemeen bestuur vergadert minimaal twee maal per jaar. Meerdere vergaderingen kunnen ingelast worden wanneer de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig acht, wanneer ter voldoening aan het bepaalde in artikel 12, eerste lid van deze regeling een of meer leden van het Dagelijks bestuur moeten worden benoemd of wanneer tenminste 2 leden van het Algemeen bestuur, onder opgave van redenen, dit schriftelijk verzoekt.

  • 3. De vergaderingen van het Algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer 1/5 gedeelte der aanwezige leden hierom verzoekt en het Algemeen bestuur hiertoe besluit of de voorzitter dit nodig acht en het Algemeen bestuur dienovereenkomstig besluit. Voor het overige is ten aanzien van de openbaarheid artikel 23 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing

  • 4. In een besloten vergadering van het Algemeen bestuur kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over:

    • a

      de vaststelling en wijziging van de begroting;

    • b

      de vaststelling van de rekening;

    • c

      de vaststelling van het liquidatieplan;

    • d

      de vaststelling of wijziging van regelingen;

    • e

      het verlenen van ontslag aan een lid van het dagelijks bestuur;

    • f

      de vaststelling of wijziging van een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere openbare lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;

    • g

      de oprichting van of deelname in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperaties en verenigingen, dan wel de ontbinding daarvan of beëindiging van deelneming daaraan;

  • 5. Op verzoek van de voorzitter geschiedt de in artikel 3:42 van de Awb bedoelde openbare kennisgeving voor zijn vergaderingen op de gebruikelijke wijze.

  • 6. Derden kunnen worden uitgenodigd om als adviseur de vergaderingen van het Algemeen bestuur bij te wonen.

  • 7. Het Algemeen bestuur stelt eenmaal in de vier jaar een meerjarenplan vast. Het ontwerp hiervan wordt minimaal 12 weken voordat het wordt aangeboden aan het Algemeen bestuur aan de raden gezonden om hen in de gelegenheid te stellen daarop hun zienswijze kenbaar te maken.

Besluitvorming

Artikel 9.

  • 1. Bij het nemen van besluiten door het Algemeen bestuur brengen de leden per lid één stem uit.

  • 2. De besluitvorming vindt met uitzondering van het bepaalde in het derde lid plaats bij volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 3. Besluiten betreffende vaststelling van de begroting, begrotingswijzigingen en jaarstukken worden genomen met een gekwalificeerde meerderheid van minimaal tien goedkeurende stemmen.

  • 4. Het Algemeen bestuur vergadert en besluit slechts indien meer dan de helft van het aantal leden van het Algemeen bestuur aanwezig is.

  • 5. Jaarlijks wordt een vergaderschema vastgesteld van de data waarop begroting en rekening worden behandeld.

  • 6. Indien het vereiste aantal leden als bedoeld in het vierde lid niet aanwezig is bij een vergadering, kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen, welke binnen twee weken dient plaats te vinden. Het gestelde in het vierde lid is alsdan niet van toepassing.

  • 7. Het Algemeen bestuur kan bij toepassing van het zesde lid over alle onderwerpen met uitzondering van de begroting, een begrotingswijziging en de jaarstukken, beraadslagen en besluiten nemen ongeacht het aantal aanwezige leden.

Bevoegdheden

Artikel 10.

  • 1. Aan het Algemeen bestuur behoren met betrekking tot de verwezenlijking van de doelstelling van het openbaar lichaam alle bevoegdheden, die bij deze regeling niet aan het Dagelijks bestuur of de voorzitter zijn overgedragen.

  • 2. Het Algemeen bestuur kan de uitoefening van door hem te bepalen bevoegdheden volgens door hem te stellen regelen overdragen aan het Dagelijks bestuur of aan een commissie als bedoeld in artikel 25 van de wet, met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de rekening;

    • c.

      het aangaan van geldleningen, het uitlenen van geld, het aangaan van rekening-courantovereenkomsten of de regeling van hetgeen verder de geldmiddelen van het openbaar lichaam aangaat;

    • d.

      het nemen van besluiten over het instellen van commissies, als bedoeld in de artikelen 24, 24a en 25 van de wet.

    • e.

      het oprichten en deelnemen in een rechtspersoon als bedoeld in artikel 31a van de wet.

Geheimhouding

Artikel 11.

Het Algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid, over het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het Algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het Algemeen bestuur haar opheft.

HOOFDSTUK V (Dagelijks bestuur)

Samenstelling Dagelijks bestuur

Artikel 12.

  • 1. Het Dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en zes andere leden elk afkomstig uit een van de colleges van de deelnemende gemeenten, aan te wijzen door en uit de leden van het Algemeen bestuur.

  • 2. De zittingsperiode van de leden van het Dagelijks bestuur is gelijk aan de zittingsperiode van de colleges van burgemeester en wethouders. De leden kunnen opnieuw worden benoemd. Zij blijven hun functie waarnemen totdat voorzien is in hun opvolging.

  • 3. Het lidmaatschap eindigt zodra een lid ophoudt lid te zijn van het Algemeen bestuur dan wel ontslag neemt als lid van het Dagelijks bestuur.

  • 4. Het lid van het Dagelijks bestuur dat ontslag neemt blijft in functie tot de eerstvolgende vergadering van het Algemeen bestuur.

  • 5. Een lid kan worden ontslagen, indien hij het vertrouwen niet meer bezit van het Algemeen bestuur.

  • 6. Indien tussentijds een plaats van een lid openvalt, wordt zo spoedig mogelijk een nieuw lid aangewezen.

Taak Dagelijks bestuur

Artikel 13.

  • 1. Het Dagelijks bestuur stelt in zijn eerste vergadering na zijn verkiezing een portefeuilleverdeling vast en deelt zijn besluit hierover mee aan het Algemeen bestuur.

  • 2. Het Dagelijks bestuur stelt voor de uitvoering van zijn taken een reglement van orde vast. Op het houden van de orde van de vergadering van het Dagelijks bestuur zijn de artikelen 52, 53 en 54 tot en met 60 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Bevoegdheden Dagelijks bestuur

Artikel 14.

  • 1. Het Dagelijks bestuur oefent de taken en bevoegdheden die in deze gemeenschappelijke regeling aan het Dagelijks bestuur zijn overgedragen uit.

  • 2. Voorts is het Dagelijks bestuur belast met:

    • a.

      het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het Algemeen bestuur hiermee is belast;

    • b.

      beslissingen van het Algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

    • d.

      medewerkers te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

    • e.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de wet en het bepaalde in artikel 10 tweede lid onder c;

    • f.

      te besluiten namens het openbaar lichaam, het Dagelijks bestuur of het Algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het Algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

    • g.

      het behartigen van de belangen van het openbaar lichaam bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor het openbaar lichaam van belang is;

    • h.

      de zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam;

    • j.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

  • 3. Het Dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

Vergaderingen Dagelijks bestuur

Artikel 15.

  • 1. Het Dagelijks bestuur vergadert minimaal zesmaal per jaar en zo dikwijls de voorzitter het nodig oordeelt of tenminste twee leden de voorzitter schriftelijk en met redenen omkleed hierom verzoeken. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na een zodanig verzoek gehouden.

  • 2. Besluiten van het Dagelijks bestuur vinden plaats op basis van gewone meerderheid van stemmen.

  • 3. Het bepaalde in artikel 28, eerste tot en met derde lid, 29 en 30 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing evenals het bepaalde in artikel 52 tot en met 60 van de Gemeentewet.

Geheimhouding

Artikel 16.

  • 1. Het Dagelijks bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1 Wet Open Overheid, over het in een besloten vergadering behandelde en over de inhoud van de stukken die aan het Dagelijks bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding over het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens de vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het Dagelijks bestuur haar opheft.

  • 2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1 van de Wet Open Overheid, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het Dagelijks bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, of het Dagelijks bestuur haar opheft.

HOOFDSTUK VI (De voorzitter en vice-voorzitter)

De voorzitter en de vice-voorzitter

Artikel 17.

  • 1. De voorzitter van het openbaar lichaam wordt door en uit het Algemeen bestuur aangewezen. Het Algemeen bestuur wijst het lid afkomstig uit de op grond van het inwoneraantal grootste gemeente tot voorzitter aan.

  • 2. Door het Algemeen bestuur wordt een ander lid van het Dagelijks bestuur aangewezen als vice-voorzitter.

  • 3. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen bestuur en Dagelijks bestuur en draagt er zorg voor dat de besluiten van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur naar behoren worden uitgevoerd.

  • 4. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging na overleg met het Dagelijks bestuur in rechtsgedingen en bij buitengerechtelijke rechtshandelingen opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

  • 5. De voorzitter tekent samen met de secretaris de stukken die van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur uitgaan.

Hoofdstuk VII (De secretaris)

De secretaris

Artikel 18.

  • 1. De secretaris wordt aangewezen door het Algemeen bestuur uit de leden van het Dagelijks bestuur.

  • 2. De secretaris is secretaris van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur en wordt bij de uitvoering van zijn taken bijgestaan door een medewerker van het openbaar lichaam.

  • 3. Alle stukken uitgaande van het Algemeen bestuur of het Dagelijks bestuur worden door hem mede ondertekend.

  • 4. De secretaris wordt bij ziekte of ontstentenis vervangen door een door het Dagelijks bestuur aan te wijzen medewerker van het openbaar lichaam, die als plaatsvervangend secretaris fungeert.

HOOFDSTUK VIII (Commissies, participatie, tegemoetkoming)

Commissies van advies (artikel 24 Wgr)

Artikel 19.

  • 1. Het Algemeen bestuur kan besluiten commissies van advies in te stellen ten behoeve van de uitvoering van de hen overgedragen taken conform artikel 24 van de wet.

  • 2. De instelling van vaste commissies van advies aan het Dagelijks bestuur en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschieden door het Algemeen bestuur op voorstel van het Dagelijks bestuur.

  • 3. Bij de instelling wordt in ieder geval geregeld:

    • a.

      de samenstelling;

    • b.

      de bevoegdheid /bevoegdheden;

    • c.

      de werkwijze;

    • d.

      de openbaarheid van vergaderingen;

    • e.

      het toezicht van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur;

    • f.

      de verhouding van de toegekende bevoegdheden tot die van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur;

    • g.

      de verantwoording aan het Algemeen bestuur.

  • 4. Andere commissies van advies aan het Dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden door het Dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.

Raadsadviescommissie (artikel 24a Wgr)

Artikel 20.

  • 1. Het Algemeen bestuur stelt op voorstel van de raden van de deelnemende gemeenten een commissie in als bedoeld in artikel 24a van de wet.

  • 2. De commissie stelt voor haar vergaderingen een reglement van orde vast over de werkwijze van de raadsadviescommissie.

Bestuurscommissies (artikel 25 Wgr)

Artikel 21.

  • 1. Het Algemeen bestuur kan, conform artikel 25 van de wet commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Het algemeen bestuur stelt vooraf de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte en stelt hen in de gelegenheid hun zienswijzen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

  • 2. Een lid van het Dagelijks bestuur is voorzitter van een commissie als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Bij de instelling wordt in ieder geval geregeld:

    • a.

      de samenstelling;

    • b.

      de bevoegdheid of bevoegdheden;

    • c.

      de werkwijze;

    • d.

      de openbaarheid van vergaderingen;

    • e.

      het toezicht van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur;

    • f.

      de verhouding van de toegekende bevoegdheden tot die van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur;

    • g.

      de verantwoording aan het Algemeen bestuur;

    • h.

      wanneer de commissie is ingesteld voor bepaalde tijd, wordt tevens de einddatum van de commissie geregeld.

Cliëntenparticipatie

Artikel 22

  • 1. Het Algemeen bestuur stelt conform het bepaalde in artikel 47 Participatiewet en de Wet sociale werkvoorziening regels over de wijze waarop ingezetenen die cliënt zijn en andere belanghebbenden bij de voorbereiding van beleid en bij de evaluatie daarvan worden betrokken.

  • 2. Het Dagelijks bestuur betrekt, ter voorbereiding van de besluitvorming in het Algemeen bestuur, ingezetenen die cliënt zijn en andere belanghebbenden bij de voorbereiding van beleid op de wijze zoals voorgeschreven in de door de regeling uit voeren wetten als bedoeld in artikel 5. en overeenkomstig de door het Algemeen bestuur gestelde regels.

  • 3. Het Dagelijks bestuur betrekt, ter voorbereiding van de besluitvorming door het Algemeen bestuur, ingezetenen die cliënt zijn en andere belanghebbenden bij de evaluatie van de uitvoering van de in het tweede lid bedoelde onderwerpen overeenkomstig de door het Algemeen bestuur gestelde regels.

Tegemoetkoming

Artikel 23.

  • 1. Het Algemeen bestuur kan voor zijn leden, de leden van het dagelijks bestuur, de voorzitter bij verordening een tegemoetkoming in de kosten vaststellen. Deze verordening bevat regels over de hoogte en de toekenning van de tegemoetkoming in de kosten.

  • 2. De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten bedraagt niet meer dan de werkelijke kosten, mede rekening houdende met de tegemoetkoming in de kosten welke de bestuurder ontvangt uit hoofde van diens functie als burgemeester of wethouder van een van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Over de werkzaamheden en de kosten van de leden van de commissies, ingesteld met het oog op de behartiging van bepaalde belangen, is het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De leden van commissies van advies die geen burgemeester, wethouder of raadslid zijn, kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ontvangen. De artikelen 96 tot en met 99 van de Gemeentewet, alsmede de op grond daarvan gestelde nadere regelen, zijn alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat, wanneer daarin sprake is van een onderverdeling in gemeenteklassen, het bepaalde voor de gemeenteklasse van 50 001-100 000 inwoners van toepassing is.

  • 5. Leden van de raadsadviescommissie bedoeld in artikel 20 maken aanspraak op een (op hun tegemoetkoming voor het raadslidmaatschap aanvullende) tegemoetkoming gebaseerd op het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

HOOFDSTUK IX (Informatie en verantwoordingsplicht)

Interne inlichtingenplicht en verantwoordingsplicht lid dagelijks bestuur

Artikel 24.

  • 1. Het Dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het Algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het Dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2. Het Dagelijks bestuur geeft het Algemeen bestuur alle inlichtingen die het Algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3. Het Algemeen bestuur regelt van welke besluiten van het Dagelijks bestuur in ieder geval kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het Algemeen bestuur. Daarbij kan het Algemeen bestuur de gevallen bepalen waarin met ter inzage legging kan worden volstaan. Het Dagelijks bestuur laat de kennisgeving of ter inzage legging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

  • 4. Het Algemeen bestuur kan een lid van het Dagelijks bestuur, indien dit lid het vertrouwen van het Algemeen bestuur niet meer bezit, ontslag verlenen.

Externe inlichtingen- en verantwoordingsplicht

Artikel 25.

  • 1. Het Algemeen bestuur geeft aan de colleges en raden van de deelnemende gemeenten gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen, waaronder periodieke beleidsrapportages, die voor een juiste beoordeling van het door het Algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.

  • 2. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden in een vergadering van dat college of schriftelijk verstrekt.

  • 3. Inlichtingen worden schriftelijk verstrekt. Het Algemeen bestuur stelt nadere regels over de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde inlichtingen worden verstrekt.

  • 4. Een lid van het Algemeen bestuur geeft aan het college die hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door het college, of één of meer leden daarvan, worden gevraagd.

  • 5. Een lid van het Algemeen bestuur is aan het college dat hem heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd voor het door hem in het Algemeen bestuur gevoerde beleid.

Informatieplicht rekenkamer(commissies)

Artikel 26.

De rekenkamer(commissie)s van de deelnemende gemeenten, afzonderlijk en in samenwerking met elkaar, worden door het Dagelijks bestuur in staat gesteld om alle informatie te verkrijgen die voor de wettelijke taakuitoefening nodig is, dit onverminderd het bepaalde in artikel 184 Gemeentewet.

HOOFDSTUK IX (Uitvoeringsorganisatie)

De algemeen directeur

Artikel 27.

  • 1. Met de leiding van de uitvoeringsorganisatie van het openbaar lichaam is, met inachtneming van het gestelde in of krachtens deze regeling, belast de algemeen directeur. Dit omhelst in het bijzonder:

    • -

      het ontwikkelen en in stand houden van een doeltreffende en doelmatige uitvoeringsorganisatie

    • -

      inclusief een gezonde (financiële) huishouding;

    • -

      het direct leiding geven aan de leden van het managementteam;

    • -

      het voorzitten van het managementteam;

    • -

      het ontwikkelen en in stand houden van een zodanige relatie met het Dagelijks bestuur dat

    • -

      het Dagelijks bestuur haar verantwoordelijkheid daadwerkelijk kan invullen;

    • -

      het vertegenwoordigen van de uitvoeringsorganisatie in het maatschappelijk verkeer.

  • 2. Het Dagelijks bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de algemeen directeur.

  • 3. Het Dagelijks bestuur stelt voor de algemeen directeur een instructie vast.

  • 4. De algemeen directeur staat de bestuursorganen en de commissies van het openbaar lichaam bij in de vervulling van hun taak en woont de vergaderingen van de bestuursorganen als adviseur bij. Hij kan medewerkers van het openbaar lichaam aanwijzen, die hem daarin bijstaan.

  • 5. Bij ziekte of ontstentenis van de algemeen directeur kan door het Dagelijks bestuur een waarnemer worden aangewezen.

  • 6. De algemeen directeur is bestuurder inzake de zin van de Wet op de ondernemingsraden en vertegenwoordigt de uitvoeringsorganisatie in het overleg met de ondernemingsraad.

  • 7. De algemeen directeur kan, voor zover hij daartoe bevoegd is, binnen de uitvoeringsorganisatie gebruik maken van het verlenen van ondermandaten.

HOOFDSTUK XI (Personeel, Rechtspositie)

Personeel

Artikel 28.

  • 1. Bij het openbaar lichaam zijn medewerkers werkzaam.

  • 2. Het openbaar lichaam kent:

    • a.

      Ambtelijk personeel dat op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam is bij het openbaar lichaam;

    • b.

      Werknemers met wie ingevolge de Wsw en de daarbij horende regelgeving een dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan;

    • c.

      Regulier personeel met wie Stichting Senzer een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan en dat werkzaam is bij het openbaar lichaam;

    • d.

      Werknemers met wie Stichting Senzer ingevolge de voormalige Wiw een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan;

  • 3. Aanstelling, schorsing en ontslag van ambtelijk personeel alsmede werknemers met wie ingevolge de Wsw een arbeidsovereenkomst wordt of is aangegaan, geschiedt door het Dagelijks bestuur, behoudens het gestelde in artikel 27 met betrekking tot de algemeen directeur.

  • 4. In dienst name, schorsing en ontslag van regulier personeel met wie Stichting Senzer een arbeidsovereenkomst wordt of is aangegaan, geschiedt door het bestuur van Stichting Senzer, behoudens het gestelde in artikel 27 met betrekking tot de algemeen directeur

  • 5. Het Dagelijks bestuur kan de in het derde lid bedoelde bevoegdheden tot het aanstellen, schorsen en ontslaan van personeel van het openbaar lichaam mandateren aan de algemeen directeur met de bevoegdheid van ondermandaat aan de overige leden van het managementteam, tenzij het de concerncontroller betreft.

Rechtspositie

Artikel 29.

  • 1. De bezoldiging en overige arbeidsvoorwaarden van het ambtelijk personeel met wie het openbaar lichaam een arbeidsovereenkomst is aangegaan worden door het Dagelijks bestuur vastgesteld met inachtneming van het bepaalde daarover in vigerende collectieve arbeidsovereenkomsten.

  • 2. De bezoldiging en overige arbeidsvoorwaarden van de werknemers met wie ingevolge de Wsw en de daarbij horende regelgeving een dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst is aangegaan worden door het Dagelijks bestuur vastgesteld met in achtneming van het bepaalde daaromtrent in vigerende collectieve arbeidsovereenkomsten.

  • 3. De bezoldiging en overige arbeidsvoorwaarden van de werknemers met wie Stichting Senzer een arbeidsovereenkomst is aangegaan worden door het bestuur van Stichting Senzer vastgesteld met inachtneming van het bepaalde daaromtrent in vigerende collectieve arbeidsovereenkomsten.

HOOFDSTUK XII (Financiële bepalingen)

Financiële informatieplicht

Artikel 30.

Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zendt voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Begroting

Artikel 31.

  • 1. Het Dagelijks bestuur stelt elk jaar een ontwerp begroting op van het openbaar lichaam overeenkomstig het bepaalde in artikel 186 tot en met 213 Gemeentewet alsmede het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2. De ontwerp begroting geeft inzicht in de kosten, de te ontvangen bijdragen van de deelnemende gemeenten en overige opbrengsten.

  • 3. De ontwerp begroting en begrotingswijzigingen worden minimaal 12 weken voordat deze worden aangeboden aan het Algemeen bestuur aan de raden gezonden om hen in de gelegenheid te stellen daarop hun zienswijze kenbaar te maken.

  • 4. Het Dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp begroting zoals deze aan het Algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5. Het Dagelijks bestuur stuurt de door het Algemeen bestuur vastgestelde begroting vóór 15 september van het jaar voorafgaand aan dat jaar waarvoor de begroting dient op aan gedeputeerde staten.

  • 6. Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het einde van het betreffende begrotingsjaar worden genomen.

  • 7. In afwijking van het onder het derde lid vermelde, kunnen begrotingswijzigingen, die niet leiden tot een aanpassing van de gemeentelijke bijdragen, direct worden vastgesteld door het Algemeen bestuur.

Rekening

Artikel 32.

  • 1. Het Algemeen bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vast vóór 1 juli van het jaar dat volgt op het verslagjaar.

  • 2. Het Dagelijks bestuur stuurt de door het Algemeen bestuur vastgestelde jaarrekening en het jaarverslag vóór 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft aan gedeputeerde staten en aan de colleges.

  • 3. Het Dagelijks bestuur informeert de colleges per kwartaal over de gerealiseerde resultaten.

Geldmiddelen

Artikel 33.

  • 1. In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage iedere deelnemer, met inachtneming van artikel 34 lid 1 van deze regeling, verschuldigd is voor de uitvoering van de taken van het openbaar lichaam.

  • 2. De deelnemende gemeenten zullen er te allen tijde zorg voor dragen dat het openbaar lichaam over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 3. Indien aan het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam blijkt dat een deelnemende gemeente weigert de onder lid 1 genoemde uitgaven op de begroting op te nemen, doet het Algemeen bestuur onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van hetgeen hiertoe bepaald in artikel 194 van de Gemeentewet.

  • 4. In de begroting wordt aangegeven hoe het weerstandsvermogen wordt vastgesteld en welke maatregelen voor risicobeheersing worden getroffen. Nadere regels hierover worden door het Algemeen bestuur bij verordening vastgelegd en uitgewerkt in nadere kaderstelling.

  • 5. Het openbaar lichaam draagt zorg voor adequate monitoring op én verantwoording over de in de begroting opgenomen activiteiten en daarmee gepaard gaande kosten en de doelmatigheid van handelen.

  • 6. Bij onderuitputting of dreigende overschrijding van de budgetten bedoeld onder 1, treedt hetgeen in werking wat daarover door het Algemeen bestuur in de verordening bedoeld in lid en nadere kaderstelling is vastgelegd. Bij dreigende overschrijding geldt de hieronder vastgelegde volgorde:

    • a.

      het openbaar lichaam vangt de overschrijding binnen haar financiële mogelijkheden op;

    • b.

      het Algemeen bestuur besluit met een begrotingswijziging dat de deelnemende gemeenten een aanvullende bijdrage verschuldigd zijn.

  • 7. De deelnemende gemeenten betalen de in het eerste lid bedoelde totale bijdrage bij wijze van voorschot. Het Dagelijks Bestuur stelt de frequentie van betaling vast, waarbij geldt dat de totale bijdrage in ten minste 2 halfjaarlijkse termijnen wordt betaald.

  • 8. Het Algemeen bestuur is bevoegd de van andere dan de deelnemende gemeenten ontvangen inkomsten te gebruiken als dekkingsmiddel voor de uitvoeringskosten van het openbaar lichaam.

Bijdrageverordening

Artikel 34.

  • 1. De baten en lasten die het openbaar lichaam aan de deelnemende gemeenten toerekent, zijn gebaseerd op een financieel verdeelprincipe en een verdeelsleutel. De financiële verdeelprincipes- en sleutels worden op voorstel van het Dagelijks bestuur vastgesteld door het Algemeen bestuur met een gekwalificeerde meerderheid van minimaal tien goedkeurende stemmen en vastgesteld in een bijdrageverordening.

  • 2. Indien de verordening bedoeld in het eerste lid nog niet is vastgesteld, gelden de financiële (verdelings)uitgangspunten op grond van artikel 33 van de gemeenschappelijke regeling Atlant De Peel 2015 zoals deze tot 1 januari 2023 luidde.

Verplichte uitgaven

Artikel 35. (vervallen)

Financiële gegoedheid

Artikel 36. (vervallen)

Financiële voorschriften

Artikel 37.

  • 1. Het Algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten vast voor het financieel beleid alsmede het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Deze verordening als bedoeld in het eerste lid bevat in elk geval regels over:

    • a.

      waardering en afschrijving van activa;

    • b.

      algemene doelstellingen en te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie, alsmede de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

  • 3. Het Algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 4. Het Algemeen bestuur wijst de accountant aan die belast wordt met de controle op de in artikel 32 genoemde jaarrekening.

  • 5. De accountant zendt de accountantsverklaring en een verslag van bevindingen aan het Algemeen bestuur.

  • 6. De verordeningen als bedoeld in het eerste en derde lid van dit artikel worden na vaststelling gezonden aan gedeputeerde staten en aan de colleges.

  • 7. Het openbaar lichaam verzekert zich tenminste tegen:

    • a.

      burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor schade aan personen en goederen;

    • b.

      wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade.

    • c.

      Als de verzekering een voor rekening van het openbaar lichaam komende schade niet dekt wordt deze gedragen door het openbaar lichaam.

HOOFDSTUK XIII (Archief)

Archiefbescheiden

Artikel 38.

  • 1. Het Dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam. Dit overeenkomstig een door het Algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995, vast te stellen regeling, de Archiefverordening, die aan Gedeputeerde Staten moet worden medegedeeld.

  • 2. Het Dagelijks bestuur is tevens belast met de zorg voor de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de aan het openbaar lichaam gedelegeerde taken.

  • 3. Met het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van het openbaar lichaam bedoeld in lid 1 en 2 van dit artikel is belast de streekarchivaris van het RHCe.

  • 4. Met het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de opgedragen additionele taken bedoeld in artikel 3 lid 4 van deze regeling is belast de archivaris van de deelnemende gemeente(n).

  • 5. Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4 lid 1 van de Archiefwet 1995.

Archiefbewaarplaats

Artikel 39.

  • 1. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van het openbaar lichaam is aangewezen de archiefbewaarplaats van het RHCe.

  • 2. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de opgedragen taken bedoeld in artikel 3 lid 4 van deze regeling is aangewezen de archiefbewaarplaats van de deelnemende gemeente(n).

Ter beschikkingstelling archiefbescheiden

Artikel 40.

  • 1. Van de terbeschikkingstelling van archiefbescheiden van deelnemende gemeenten wordt een verklaring opgemaakt, die ten minste bevat een specificatie van de terbeschikkinggestelde archiefbescheiden. Een exemplaar van deze verklaring wordt bewaard door het overheidsorgaan waaronder de archiefbescheiden zouden berusten, indien zij niet ter beschikking waren gesteld.

  • 2. Het openbaar lichaam dat de archiefbescheiden tot zijn beschikking krijgt van deelnemende gemeenten, brengt slechts wijzigingen aan in de staat van ordening en toegankelijkheid van en vernietigt slechts uit de bescheiden na machtiging door het ter beschikking stellende overheidsorgaan.

  • 3. De kosten van het beheer van de terbeschikkinggestelde archiefbescheiden komen ten laste van het openbaar lichaam, dat de archiefbescheiden ter beschikking heeft gekregen.

  • 4. De zorgdrager voor de archiefbescheiden van het overheidsorgaan dat de archiefbescheiden ter beschikking heeft gesteld, blijft in alle andere aangelegenheden, onder meer bedoeld in artikel 3 lid 4 van deze regeling, de zorgdrager voor de archiefbescheiden.

  • 5. Uitlening van terbeschikkinggestelde archiefbescheiden is slechts toegestaan aan functionarissen binnen het openbaar lichaam die zijn belast met behandeling van een aangelegenheid waarvoor uitlening noodzakelijk is.

Hoofdstuk XIV (Evaluatie)

Evaluatie

Artikel 41.

  • 1. Het Algemeen bestuur zal het functioneren van het openbaar lichaam en de dienstverlening aan de deelnemende gemeenten per 1 juli 2027 extern laten evalueren. Het resultaat van deze evaluatie wordt uiterlijk voor 1 januari 2028 ter kennis gebracht aan de colleges.

  • 2. Het Algemeen bestuur zal daarnaast periodiek het functioneren van het openbaar lichaam en de dienstverlening aan de deelnemende gemeenten evalueren. Dat gebeurt in het kader van de reguliere planning en controlcyclus, waarbij onder meer het verstrekken van middelen bedoeld in artikel 33 van deze regeling wordt betrokken.

  • 3. Het Algemeen bestuur rapporteert periodiek aan de colleges het resultaat van de uitgevoerde evaluaties als bedoeld in het tweede lid onder vermelding van de daaruit getrokken conclusies.

Hoofdstuk XV (toetreding, uittreding, wijziging, opheffing)

Toetreding

Artikel 42

  • 1. Voor de uitvoering van specifiek overgedragen taken als bedoeld in artikel 5, kunnen ook andere dan de in de aanhef genoemde gemeenten alsmede andere publiekrechtelijke lichamen toetreden tot deze regeling. Het Dagelijks Bestuur zendt in dat geval een verzoek tot toetreding van een andere gemeente of publiekrechtelijk lichaam tot deze regeling aan de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Toetreding tot de regeling kan plaatsvinden na besluitvorming met volstrekte meerderheid van de colleges van de deelnemende gemeenten, met inbegrip van het college van de toetredende gemeente.

  • 3. Het Algemeen Bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en kan aan die toetreding voorwaarden verbinden.

  • 4. De toetreding gaat in op de in het toetredingsbesluit genoemde datum.

  • 5. Terstond na de toetreding worden door het college van de toetredende gemeente of door het algemeen bestuur van het publiekrechtelijk lichaam de leden van het Algemeen Bestuur aangewezen. Behoudens eerdere beëindiging van het lidmaatschap treden de benoemde leden af op het tijdstip waarop de dan zitting hebbende leden van het Algemeen Bestuur aftreden.

Uittreding

Artikel 43

  • 1. Een college kan geheel of gedeeltelijk uit de regeling treden door een daartoe strekkend besluit van het betreffende college en na verkregen toestemming van de betreffende raad. Onder gedeeltelijk uittreden wordt verstaan het vanaf een bepaalde datum niet langer afnemen van diensten van c.q. niet langer delegeren van tot dan toe gedelegeerde taken en bevoegdheden aan de gemeenschappelijke regeling.

  • 2. In het geval diensten, taken en bevoegdheden door alle colleges die de betreffende diensten, taken en bevoegdheden afnemen hebben gedelegeerd met ingang van dezelfde datum niet langer worden afgenomen c.q. niet langer worden gedelegeerd, stellen de colleges met elkaar een plan op waarin alle aspecten en gevolgen daarvan worden geregeld, zodat er geen sprake is van achterblijvende kosten en achterblijvend personeel.

  • 3. Een college zendt het besluit tot uittreding aan het Algemeen Bestuur. De procedure voor uittreding vangt aan de dag nadat het Algemeen Bestuur het besluit heeft ontvangen.

  • 4. Tenzij het Algemeen Bestuur een kortere termijn bepaalt, kan de (gedeeltelijke) uittreding niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het tweede kalenderjaar volgend op de datum van de in het tweede lid bedoelde ontvangstdatum.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur zendt een besluit tot (gedeeltelijke) uittreding van een college aan de colleges van de overige Gemeenten.

  • 6. De colleges van de overige Gemeenten kunnen gedurende een periode van 3 maanden na de toezending als bedoeld in het vorige lid een zienswijze toezenden aan het Algemeen Bestuur. Het Algemeen Bestuur betrekt de zienswijzen bij het opstellen van het uittredingsplan.

Uittredingsplan

Artikel 44

  • 1. Het Algemeen bestuur stelt een uittredingsplan vast. Het uittredingsplan regelt de gevolgen van de uittreding.

  • 2. Onder de gevolgen van de uittreding worden verstaan de financiële -, juridische -, personele - en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.

  • 3. Het uittredingsplan bepaalt de systematiek voor berekening van de financiële gevolgen van de uittreding.

  • 4. De voorlopige respectievelijk de definitieve uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten en de waarde van de formatie die de uittredende gemeente overneemt, als bedoeld in artikel 47, lid 1.

  • 5. Onder frictiekosten worden verstaan alle incidentele kosten te maken door het openbaar lichaam die het directe gevolg van de beslissing tot uittreding van een deelnemer zijn.

  • 6. Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig, te maken dan wel te dragen door het openbaar lichaam die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.

  • 7. Het openbaar lichaam brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten en de waarde van de formatie die de uittredende gemeente overneemt, als bedoeld in artikel 47, lid 1, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom.

  • 8. Kosten die de uittredende deelnemer maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van de deelnemer.

  • 9. De in het derde lid bedoelde systematiek wordt gebaseerd op:

    • a.

      Relevante regelgeving;

    • b.

      Relevante jurisprudentie;

    • c.

      Feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding.

    Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.

  • 10. Het openbaar lichaam alsmede de uittredende deelnemer is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.

  • 11. Bij de berekening van de kosten voor uittreding zoals bedoeld in het vierde lid wordt een risico-opslag van tien procent toegepast om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen.

  • 12. Het uittredingsplan bevat een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de uittredende deelnemer, hierna te noemen de voorlopige uittreedsom.

Externe deskundige

Artikel 45

  • 1. Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan wijst het Algemeen bestuur een onafhankelijke externe deskundige aan die in opdracht van het Algemeen bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De onafhankelijke deskundige kan, in overleg met het Algemeen bestuur, voor specifieke onderdelen van het Uittredingsplan andere deskundigen inschakelen.

  • 2. De kosten voor het inschakelen van de onafhankelijke externe deskundige en overige ingeschakelde deskundigen vallen onder de frictiekosten als bedoeld in artikel 44, lid 5.

  • 3. Het Algemeen bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en het Dagelijks bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het Algemeen bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van meerderheid van stemmen in het Algemeen bestuur.

Uittreedsom

Artikel 46

  • 1. Ten minste 12 maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het Algemeen bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het Algemeen bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 44, derde lid en op de jaarrekening van het openbaar lichaam over het meest recent verstreken begrotingsjaar.

  • 2. Uiterlijk 6 maanden na het moment van uittreding stelt het Algemeen bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het Algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 44, derde lid en op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding.

  • 3. Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het Algemeen bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het Algemeen bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen. Als de uittredende deelnemer kiest voor betaling in termijnen kan het Algemeen bestuur een rentevergoeding in rekening brengen.

Verplichtingen uittreder

Artikel 47

  • 1. De uittredende deelnemer is gehouden zich in te spannen om de formatie van het openbaar lichaam die als gevolg van de uittreding boventallig is geworden met behoud van arbeidsvoorwaarden in dienst te nemen of anderszins in stand te doen houden. De waarde van de formatie die de uittredende deelnemer overneemt van het openbaar lichaam wordt gekapitaliseerd en in mindering gebracht op de uittreedsom.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op alle andere verplichtingen van het openbaar lichaam die als gevolg van de uittreding overtollig zijn geworden dan wel verminderd of beëindigd dienen te worden.

Wijziging

Artikel 48

  • 1. Wijziging van de regeling kan plaatsvinden bij daartoe strekkende eensluidende besluiten van de colleges van alle deelnemende gemeenten en dagelijks besturen van alle deelnemende publiekrechtelijke lichamen en verkregen toestemming van de raden bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. Indien één of meerdere van de colleges van de deelnemende gemeenten of dagelijks besturen van de deelnemende publiekrechtelijke lichamen een of meer veranderingen aanbrengt in de in het wijzigingsbesluit geformuleerde wijzigingen, gelden uitsluitend de eensluidend vastgestelde wijzigingen.

  • 3. Zowel het Algemeen bestuur, als de colleges van de deelnemende gemeenten aan deze regeling kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 4. Een besluit tot wijziging dat conform het gestelde in de wet en het eerste lid tot stand is gekomen, treedt in werking op de in het wijzigingsbesluit genoemde datum.

Opheffing

Artikel 49

  • 1. De regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende eensluidende besluiten van de colleges van alle gemeenten en dagelijks besturen van de alle deelnemende publiekrechtelijke lichamen.

  • 2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid kan niet worden genomen dan nadat het Algemeen bestuur daarover is gehoord.

  • 3. De opheffing gaat in op de in het opheffingsbesluit genoemde datum.

  • 4. In geval van opheffing van de regeling stelt het Algemeen bestuur ter regeling van de financiële en andere gevolgen van de opheffing een liquidatieplan vast, gehoord het Dagelijks bestuur, de colleges van de deelnemende gemeenten en dagelijks besturen van de deelnemende publiekrechtelijke lichamen. Hierbij kan van bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 5. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam over de deelnemende gemeenten te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

  • 6. Het liquidatieplan voorziet in ieder geval ook in de financiële en overige gevolgen die de opheffing voor het personeel heeft. Het plan bevat een personeelsplan als bedoeld in artikel 108 van de Wgr.

  • 7. Het Dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie conform het liquidatieplan.

  • 8. Zo nodig blijven de bestuursorganen en commissies van de Gemeenschappelijke Regeling Senzer ook na het tijdstip van opheffen in functie totdat de liquidatie is beëindigd.

  • 9. Alle rechten en verplichtingen van de regeling die resteren na uitvoering van het liquidatieplan gaan bij vereffening over naar de deelnemende gemeenten, naar evenredigheid van de grootte van hun bijdrage aan de regeling in het jaar voorafgaande aan de opheffing.

HOOFDSTUK XVI (Geschillen, klachten)

Geschillen

Artikel 50

  • 1. Voordat over een geschil, als bedoeld in artikel 28 van de Wet , de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, legt het Algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

  • 2. De commissie, genoemd in lid 1 wordt als volgt samengesteld:

    • a.

      één lid aan te wijzen door de colleges van de deelnemende gemeenten die in geschil zijn;

    • b.

      één lid, aan te wijzen door het Algemeen bestuur;

    • c.

      één lid, aan te wijzen door de leden, bedoeld onder a. en b., met dien verstande, dat bij het ontbreken van overeenstemming tussen hen gedeputeerde staten dat lid zal aanwijzen.

  • 3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4. De geschillencommissie brengt advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

Klachten

Artikel 51

Voor de behandeling van klachten als bedoeld in titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt door het Algemeen bestuur een voorziening getroffen.

HOOFDSTUK XVII (OVERGANGS-EN SLOTBEPALINGEN)

Inwerkingtreding

Artikel 52

Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op de dag waarop de regeling door het college van de gemeente Helmond bekend is gemaakt.

Toezending

Artikel 53

De bij de wet voorgeschreven toezending van deze regeling aan gedeputeerde staten geschiedt door het college van de gemeente Helmond.

Aanhaling

Artikel 54

Deze regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Senzer

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 30 augustus 2022

Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Asten d.d. 4 oktober 2022

Burgemeester en wethouders van Asten,

De burgemeester

de secretaris

Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 6 september 2022

Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Deurne d.d. 8 november 2022

Burgemeester en wethouders van Deurne

De burgemeester

de secretaris

Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 6 september 2022

Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Geldrop-Mierlo d.d. 17 oktober 2022

Burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo

De burgemeester

de secretaris

Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 6 september 2022

Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Gemert-Bakel d.d. 6 oktober 2022

Burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel

De burgemeester

de secretaris

Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 19 september 2022

Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Helmond d.d. 1 november 2022

Burgemeester en wethouders van Helmond

De burgemeester

de secretaris

Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 13 september 2022

Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Laarbeek d.d. 3 november 2022

Burgemeester en wethouders van Laarbeek

De burgemeester

de secretaris

Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 20 september 2022

Na verkregen toestemming van de gemeenteraad van Someren d.d. 3 november 2022

Burgemeester en wethouders van Someren

De burgemeester

de secretaris

Toelichting

De cursieve tekst betreft de tekst die betrekking heeft op de wijziging van de gemeenschappelijke regeling zoals deze in werking treedt per 1 januari 2023.

Algemeen

De gemeenschappelijke regeling Werkbedrijf Atlant De Peel wordt bij deze wijziging aangepast en krijgt een andere titel: gemeenschappelijke regeling Senzer . De gemeenschappelijke regeling is een collegeregeling. Dat betekent dat geen raadsbevoegdheden zijn ingebracht. Voor de taakuitvoering van het openbaar lichaam wordt gewerkt met overgedragen bevoegdheden (delegatie).

Het openbaar lichaam werkt al sinds de oprichting op basis van solidariteit. De colleges van de deelnemende gemeenten hebben ervoor gekozen beleid, middelen en uitvoering te bundelen, zodat een optimale dienstverlening voor de doelgroep kan worden gerealiseerd en een efficiënte bedrijfsvoering kan worden gerealiseerd. De gemeenschappelijke regeling is nu aangepast naar aanleiding van de herijking van de positionering van openbaar lichaam Senzer . Het principe van solidariteit wordt in de regeling nog steviger verankerd. Daarnaast vormen de in het kader van het interbestuurlijke toezicht gemaakte opmerkingen door de provincie en de controlerend accountant over de mengvorm van opgedragen taak (mandaat) en overgedragen taken (delegatie) reden om de regeling aan te passen. Voor de Participatiewet hebben de colleges hun formele verantwoordelijkheden nog niet overgedragen voor de Wsw wel. Deze mengvorm zorgde ervoor dat de budgetverantwoordelijk tussen gemeenten en het openbaar lichaam onduidelijk is belegd en sturingsmogelijkheden op dat budget onvoldoende helder waren.

Nu is gekozen voor delegatie omdat dit het beste aansluit bij de Wet gemeenschappelijke regelingen. In de praktijk werd bovendien nooit gebruikt gemaakt van de verantwoordelijkheid die gemeenten aan zich hebben gehouden. Delegatie biedt voor Senzer en voor de gemeenten de meest efficiënte werkwijze. De aanpassingen in de gemeenschappelijke regeling hebben zich dan ook beperkt tot bovenstaande aanpassingen en actualisatie van de regeling op grond van de op 1 juli 2022 aangepaste Wet gemeenschappelijke regelingen. Op grond van de wetswijziging zijn onder meer instrumenten toegevoegd die bijdragen aan de versterking van de democratische controle van raden op gemeenschappelijke regelingen. Zo kan een raadsadviescommissie worden ingesteld en zijn bepalingen opgenomen over evaluatie en het verstrekken van inlichtingen aan de raden(die overigens in de bestaande regeling ook al waren opgenomen). Ook is een uitvoeriger regeling voor uittreding voorgeschreven en opgenomen. Daarnaast zijn enkele ondergeschikte actualisaties en tekstuele aanpassingen doorgevoerd die aansluiten bij de bestaande uitvoeringspraktijk.

In de bevoegdheden van het Algemeen bestuur en Dagelijks bestuur zijn geen wijzingen aangebracht. Ook is de stemverhouding niet gewijzigd.

Positie raden

De positie van de gemeenteraad bij het treffen van een collegeregeling is in de wet geregeld. De Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalt in artikel 1 tweede lid dat de gemeenteraad voor het treffen van zo’n regeling toestemming moet geven. Dat geldt bij het aangaan, wijzigen, toetreden en uittreden. De door het college gevraagde toestemming kan alleen worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Dat impliceert een beperkte toetsing. Die toetsing is wel nodig omdat met het aangaan van een nieuwe gemeenschappelijke regeling de gemeente er een verbonden partij bij krijgt en de financiële gevolgen van de regeling opgenomen worden in de begroting van de gemeente. De hieruit voortvloeiende verplichtingen zijn zelfs verplichte uitgaven als bedoeld in artikel 193 Gemeentewet. Als zodanig heeft het aangaan en het functioneren van een gemeenschappelijke regeling gevolgen voor het budgetrecht van de gemeenteraad. Het is daarom ook juist dat de gemeenteraad in de gelegenheid is hierover een standpunt in te nemen binnen de geschetste wettelijke kaders (niet in strijd met het recht of het algemeen belang).

Het college van burgemeester en wethouders is individueel en gezamenlijk verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad voor het gevoerde bestuur (zie artikel 169 Gemeentewet). De gemeenteraad bestaat uit de gekozen volksvertegenwoordigers, die door hun verkiezing democratisch gelegitimeerd zijn. Die verantwoordingsplicht van het college en de individuele leden verandert niet als de colleges van burgemeester en wethouders besluiten een collegeregeling aan te gaan.

Verantwoording

Voor de leden van het Algemeen bestuur blijft die verantwoordingsplicht voor elk lid naar de raad van de eigen gemeente bestaan. Het vragenrecht en recht van interpellatie blijven bestaan ook jegens collegeleden die lid zijn van het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam. Ingevolge artikel 16 vierde lid Wgr kan de gemeenteraad een lid van het Algemeen bestuur dat afkomstig is uit de eigen gemeente ontslag verlenen. Daarenboven geldt dat raadsleden gebruik kunnen maken van het enquêterecht ex artikel 155a Gemeentewet en voorts ook dat rekenkamer(commissies) onderzoeken kunnen doen (zie artikel 26 van de regeling).

In financieel opzicht blijven de gemeenteraden in positie omdat zij jaarlijks hun zienswijze kenbaar kunnen maken over de ontwerpbegroting. Dat bedrijfsplan komt tot stand in overleg tussen het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam en de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten. Hierin worden de afspraken per gemeente vastgelegd. Elk college van burgemeester en wethouders en elk individueel collegelid is daarop in de eigen gemeente aanspreekbaar.

Door toezending van de jaarrekening van het openbaar lichaam wordt achteraf verantwoording afgelegd. Eerder is dat intern gebeurd bij de aanbieding van de jaarrekening door het Dagelijks bestuur aan het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam. Ten slotte wordt opgemerkt dat indien een tussentijdse begrotingswijziging nodig is, die leidt tot een aanpassing van de gemeentelijke bijdrage, de raden van de deelnemende gemeenten wederom in de gelegenheid zijn zich daarover uit te spreken en hun zienswijze kenbaar te maken (zie artikel 31 derde lid regeling), tenzij er geen sprake is van aanpassing van de gemeentelijke bijdragen.

Wettelijk kader

Op deze gemeenschappelijke regeling zijn van toepassing de Wet gemeenschappelijke regelingen zoals deze luidt op 1 juli 2022, de Gemeentewet, de Wsw, de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004).

Relevante artikelsgewijze toelichting

Hieronder wordt een beknopte artikelsgewijze toelichting gegeven op de wijzigingen die in de GR zijn doorgevoerd.

Titel

De titel van de regeling is gewijzigd en sluit aan bij de gehanteerde (handels)naam van het openbaar lichaam Senzer .

Considerans

De considerans is geactualiseerd en sluit aan bij de herijking van de positionering en de eenduidige verantwoordelijkheidsverdeling. Verwijzingen naar de Atlant groep en Atlant de Peel zijn verwijderd. Dat geldt ook voor de specifieke overweging over de toetreding van Geldrop-Mierlo.

Artikel 2 Definities

De definities zijn geactualiseerd, Stichting STAP is verwijderd.

Artikel 3 Doel

In het eerste lid van dit artikel is expliciet het belang als bedoeld in artikel 10 eerste lid Wgr benoemd waarom de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten deze regeling treffen: dat gebeurt ter behartiging van de sturing en beheersing van uitvoeringstaken en van ondersteunende processen van de deelnemende gemeenten. In artikel 3.3 is het solidariteitsbeginsel expliciet toegevoegd, alsook dat er sprake is van een gemeenschappelijk basispakket. Het uitgangspunt van een gelijkluidend over te dragen takenpakket is niet absoluut; colleges kunnen onderdelen van het takenpakket buiten de overdracht van taken houden. Zo waren er bij het ingaan van de geactualiseerde GR enkele taakonderdelen die door gemeenten niet aan Senzer waren overgedragen. Deze taakverdeling is door de vaststelling van de nieuwe GR niet gewijzigd. In lid 4 gaat het om extra taken van deelnemende gemeenten. Deze worden op basis van een dienstverleningsovereenkomst in mandaat opgedragen aan het openbaar lichaam.

Artikel 4 Bevoegdheden

Delegatie is in dit artikel verankerd voor alle ingebrachte taken, mandaat is verwijderd (en geldt dus alleen voor de extra taken in artikel 3 lid 4). De bevoegdheid om nadere regels en beleidsregels te stellen is in lijn gebracht met de delegatie. Er is geen wijziging opgetreden in verordenende bevoegdheden. De raden blijven bevoegd de materiële verordenende bevoegdheden voor bijvoorbeeld de Participatiewet uit te oefenen. De bevoegdheid om nadere en beleidsregels te stellen heeft alleen betrekking op de gedelegeerde bevoegdheden. Omdat het Dagelijks bestuur bestaat uit leden uit alle deelnemende gemeenten, komen de regels op een gedragen wijze tot stand. Voorts wordt gewezen op de algemene verantwoordingsplicht van leden van het Algemeen bestuur op grond van artikel 25 van de regeling en 16 van de Wgr . Dit geldt dus ook voor het stellen van nadere regels en beleidsregels. Expliciet is in de regeling opgenomen dat het Algemeen bestuur bevoegd is privaatrechtelijke rechtspersonen op te richten of daarin deel te nemen. Artikel 31a tweede lid van de Wgr bevat inmiddels de bepaling dat het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid moet stellen vooraf hun zienswijzen kenbaar te maken

Artikel 5 Taken

In dit artikel zijn de taken van Senzer beschreven. Het oude lid 4 (uitbreiding taken eerst na aanpassing van de gemeenschappelijke regeling) is gelet op praktische belemmeringen bij bijvoorbeeld de uitvoering van de Covid-regelingen niet meer opgenomen. In lid 5 is conform artikel 10 lid 2 Wgr de mogelijkheid beschreven om andere taken over te dragen aan Senzer . Het gaat hier om nieuwe, andere basistaken dan de taken die zijn opgenomen in lid 1. Voorgeschreven wordt dat dit pas kan als er eensluidende besluiten van alle colleges zijn genomen voor een dergelijke delegatie van nieuwe basistaken.

Artikel 7 Samenstelling Algemeen bestuur

Onderwerp van deze gemeenschappelijke regeling is de uitoefening van collegebevoegdheden. Op grond van artikel 13 zesde lid Wgr kunnen alleen leden van het college van burgemeester en wethouders lid zijn van het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam Senzer. Elk college wijst twee leden voor het Algemeen bestuur aan. Op deze manier is men steeds verzekerd van de bestuurlijke betrokkenheid van de deelnemende gemeente bij het bestuur over het openbaar lichaam. Plaatsvervanging is niet mogelijk.

Artikel 8 Werkwijze Algemeen bestuur

In artikel 22 eerste lid van de Wgr is geregeld dat het Algemeen bestuur een reglement van orde vaststelt. In het reglement van orde worden minimaal regels opgenomen met betrekking tot: vaststellen vergaderschema; opstellen agenda, uitnodiging c.q. kennisgeving vergadering en verslagleggingswijze van behandeling van voorstellen en besluitvorming; handhaving van de orde tijdens de vergadering; besloten- c.q. openheid van vergadering. In beginsel zijn de vergaderingen openbaar. Onder voorwaarden kan besloten worden tot een besloten vergadering. De onderwerpen waarover niet in een besloten vergadering kan worden beraadslaagd of besloten, zijn limitatief opgesomd in het derde lid.

De verwijzing naar de artikelen uit de Gemeentewet hebben betrekking op het functioneren van de gemeenteraad (b.v. ordehandhaving, onthouden van deelname aan stemmingen). In de Wgr wordt de gemeenteraad gelijk gesteld aan het Algemeen bestuur.

De vergaderingen van het Algemeen bestuur zijn openbaar. De plaatsvervangende leden van het Algemeen bestuur kunnen de vergaderingen als toehoorder bijwonen. Zij hebben in die hoedanigheid geen stemrecht.

Artikel 9 Besluitvorming

Het Algemeen bestuur bestaat uit veertien leden. Elk lid heeft een stem. Besloten wordt in beginsel met een gewone meerderheid van stemmen. Besluiten betreffende vaststelling van de begroting en begrotingswijzigingen en jaarstukken dienen genomen te worden met een meerderheid van minimaal tien stemmen. De ratio hiervoor is gelegen in de overtuiging dat dergelijke voor de samenwerking wezenlijke besluiten meten steunen op een gekwalificeerde meerderheid. Dit artikel is ongewijzigd overgenomen van de bestaande regeling.

Artikel 10 Bevoegdheden

In artikel 33 Wgr is bepaald dat de bevoegdheden bij de regeling worden overgedragen bij het Algemeen bestuur berusten tenzij bij de wet of in de regeling anders is bepaald. In artikel 33b van de Wgr zijn bevoegdheden opgesomd die in elk geval behoren bij het Dagelijks bestuur. Hiermee is het behoud van het monistische stelsel zoals dat voor 6 maart 2002 voor gemeenten van kracht was in de Wgr vastgelegd. Verwijzing naar de Gemeentewet zoals die voor 6 maart 2002 van kracht was, is hiermee overbodig geworden. De raadsadviescommissie is toegevoegd in de opsomming over de bevoegdheden tot instelling van commissies.

Artikel 12 Samenstelling Dagelijks bestuur

Op grond van artikel 14 derde lid Wgr mogen de leden van het Dagelijks bestuur nimmer de meerderheid uit maken van het Algemeen bestuur. Dat betekent dat het niet meer mogelijk is om te werken met een personele unie tussen het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur. Dit heeft geleid tot de keuze voor een Dagelijks bestuur dat bestaat uit zeven leden waaronder de voorzitter en een Algemeen bestuur dat bestaat uit veertien leden. De zittingsperiode parallel aan de zittingsperiode van de colleges van burgemeester en wethouders is opgenomen om wijzigingen in de samenstelling van Dagelijks bestuur aan het begin van een nieuwe collegeperiode mogelijk te maken.

Artikel 14 Bevoegdheden Dagelijks bestuur

Dit artikel is niet gewijzigd.

Artikel 15 Vergaderingen Dagelijks bestuur

De bepalingen in de Gemeentewet betrekking hebben op stemmingen en het functioneren van het college van burgemeester en wethouders zijn van overeenkomstige toepassing. De vergaderingen van het Dagelijks bestuur vinden plaats achter gesloten deuren. Het Dagelijks bestuur stelt een reglement van orde op dat aan het Algemeen bestuur wordt toegezonden.

Artikel 16 Geheimhouding

De verwijzing naar de Wet openbaarheid van bestuur is veranderd in die naar de Wet open overheid in dit artikel over geheimhouding.

Artikel 17 Voorzitter, vice-voorzitter,

De voorzitter wordt door en uit het Algemeen bestuur aangewezen op grond van het bepaalde in artikel 13 negende lid Wgr. In de regeling is opgenomen dat het lid van het Algemeen bestuur dat afkomstig is uit de qua inwoneraantal grootste gemeente wordt aangewezen als voorzitter. Voor de betreffende gemeente spelen in kwantitatief opzicht de grootste belangen. Daarbij komt nog dat in kader van de indeling van Nederland in arbeidsmarktregio’s Helmond is aangewezen als centrumgemeente van de arbeidsmarktregio Helmond-Peel. Ook voor de sociale partners die betrokken zijn bij de werking van de arbeidsmarktregio is een voorzitter die afkomstig is uit de centrumgemeente, die voor hen gemakkelijk aanspreekbaar is, wenselijk. Om genoemde redenen is het uiterst wenselijk dat dat portefeuillehouder in het college van Helmond aangewezen wordt als voorzitter. Een externe voorzitter is niet mogelijk. De voorzitter van het Algemeen bestuur is tevens voorzitter van het Dagelijks bestuur (artikel 13 lid 9 juncto artikel 14 lid 1 Wgr). Het Dagelijks bestuur kent geen plaatsvervangers. Dat betekent dat bij afwezigheid van de voorzitter een andere lid fungeert als vicevoorzitters van het Dagelijks bestuur. De facto kunnen de voorzitter, vice-voorzitter en secretaris gezamenlijk optrekken met de Algemeen directeur en als presidium bij de voorbereidingen van de vergaderingen van Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur.

Artikel 18 Secretaris

De secretaris wordt aangewezen door het Algemeen bestuur uit de leden van het Dagelijks bestuur.

De secretaris is zowel secretaris van het Algemeen bestuur als het Dagelijks bestuur en wordt bij de

uitvoering van zijn taken bijgestaan door een medewerker van het openbaar lichaam. Het Dagelijks bestuur regel in overleg met de Algemeen directeur de bijstand van de secretaris.

Artikel 19 Commissies van advies

Raadsleden kunnen in een collegeregeling geen lid zijn van een adviescommissie. De instelling van vaste commissies van advies aan het Dagelijks bestuur en aan de voorzitter geschiedt door het Algemeen bestuur. Andere commissies van advies aan het Dagelijks bestuur of de voorzitter worden ingesteld door het Dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter

Artikel 20 Raadsadviescommissie (nieuw)

In dit artikel is de raadsadviescommissie bedoeld in de nieuwe Wgr opgenomen en beschreven.

Artikel 21 Bestuurscommissies

Omwille van korte heldere bestuurlijke lijnen dient terughoudend omgegaan te worden met het instellen van het zware instrument van bestuurscommissies. Voor de volledigheid is deze optie toch in de regeling opgenomen

Het Algemeen bestuur dient ingevolge artikel 25 eerste lid Wgr het voornemen om een functionele bestuurscommissie in het leven te roepen te melden bij de raden van de deelnemende gemeenten en hen in de gelegenheid stellen hun zienswijzen ter kennis te brengen van het Algemeen bestuur.

Artikel 21 Werkgroepen (oud)

Dit artikel over het instellen van werkgroepen is vervallen, nu dit geen regeling behoeft.

Artikel 22 Cliëntenparticipatie (nieuw)

De grondslag voor participatie voor cliënten en ingezetenen is beschreven. Het artikel verwijst naar de voorgeschreven participatie in de specifieke wetten en de participatie op basis van de nieuwe Wgr . In de bestaande regionale cliëntenraad nemen de afgevaardigden van de gemeentelijke cliëntenraden deel.

Artikel 23

De vergoeding voor de leden van de raadsadviescommissie is toegevoegd zoals wordt voorgeschreven in de nieuwe Wgr .

Artikel 24 en 25 Inlichtingen en verantwoording

De inlichtingenplicht is beschreven conform de nieuwe Wgr .

Artikel 27 Algemeen directeur

In de regeling is vastgelegd dat er onder een eenhoofdige leiding is van de uitvoeringsorganisatie van het openbaar lichaam: de Algemeen directeur. Op grond van het nieuwe artikel 33b Wgr is het Dagelijks bestuur het bevoegde orgaan als het gaat om benoeming, schorsing en ontslag. Het Dagelijks bestuur stelt een instructie vast voor de Algemeen directeur.

Artikel 29

Op grond van de Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren (WNRA) zijn de ambtenaren bij het openbaar lichaam per 1 januari 2020 werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst in plaats van een aanstelling. En is op deze arbeidsovereenkomsten de cao Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties (SGO) van toepassing.

Artikel 31 Begroting

De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn ook van toepassing verklaard op de gemeenschappelijke regelingen. Ook het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) is van toepassing. De ontwerpbegroting wordt zodanig ingericht dat daaruit blijkt welke kosten met welke producten verband houden. Het Dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting op grond van de nieuw Wgr minimaal 12 weken voordat zij wordt vastgesteld toe aan de colleges van de deelnemende gemeenten conform het bepaalde in artikel 35 Wgr . Binnen die periode zijn de colleges in de gelegenheid het gevoel van de gemeenteraad in te winnen Het Dagelijks bestuur stuurt de door het Algemeen bestuur vastgestelde begroting toe aan gedeputeerde staten vóór 1 augustus in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient. De termijn waarop de begroting uiterlijk moet zijn vastgesteld door het Algemeen bestuur stelt gemeenten in staat de uitgaven die gemoeid zijn met het openbaar lichaam in de eigen begroting te verwerken. Het gaat immers om verplichte uitgaven ex artikel 193 Gemeentewet. De termijn voor zienswijzen van de raad is in overeenstemming gebracht met de nieuwe Wgr .

Artikel 32 Rekening

Het Algemeen bestuur stelt de rekening vast vóór 1 juli in het jaar volgend op het jaar waarop deze rekening betrekking heeft. De jaarrekening wordt na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten van Noord-Brabant en aan de colleges van de deelnemende gemeenten gezonden

Artikel 33 Geldmiddelen

Dit artikel is aangepast en vereenvoudigd. Het leidende beginsel blijft dat de deelnemende gemeenten er voor zorgen dat het openbaar lichaam over voldoende middelen beschikt om taken uit te voeren.

Artikel 34 Inkomsten

In artikel 34 is de grondslag voor de bijdrageverordening opgenomen. Om te komen tot een gerechtvaardigde bijdrage van de afzonderlijke deelnemende gemeenten worden de uitgangspunten voor de verdeling van de bijdrage afgestemd met de deelnemende gemeenten en vastgelegd in verdeelprincipes. Deze vormen de basis voor de te hanteren verdeelsleutels. De verdeelsleutels worden bij gekwalificeerde meerderheid vastgesteld. Gekozen is voor 10 voorstemmen. Het openbaar lichaam Senzer verwerft ook inkomsten door het verrichten van opdrachten en werkzaamheden voor derden. Daarbij valt te denken aan bijvoorbeeld detachering van medewerkers en het verrichten van groenonderhoud. Het gaat om op jaarbasis wisselende inkomsten die, al dan niet, mede kunnen leiden tot een positief bedrijfsresultaat. Om die reden wordt een prudent financieel beleid voorgestaan. Benoemd is dat deze inkomsten aangewend kunnen worden als dekkingsmiddel voor de uitvoeringskosten van het openbaar lichaam.

Artikel 37 Financiële voorschriften

De verordenende bevoegdheid als genoemd in dit artikel wordt ontleend aan de Gemeentewet hoofdstuk XIV (artikelen 212 en 213). In artikel 4 tweede lid van de regeling is deze verordende bevoegdheid van het Algemeen bestuur exclusief benoemd.

Artikel 38

Bij overbrengen van archiefbescheiden is delegatie leidend gemaakt en dus is ook de zorgplicht bij Senzer neergelegd.

Artikel 41

In dit artikel is een evaluatieverplichting opgenomen met een eerste termijn van 5 jaar.

Artikel 43 tot en met 49 (nieuw)

De regeling voor uittreding en wijziging is in overeenstemming gebracht met de nieuwe Wgr en legt uitgangspunten vast voor het proces en de wijze van berekening van een uittredingsvergoeding.