Verordening gemeentelijke kindregelingen Deventer 2023

Geldend van 31-12-2022 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022

Intitulé

Verordening gemeentelijke kindregelingen Deventer 2023

De raad van de gemeente Deventer,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22-11-2022, nummer 2022-904

BESLUIT

De verordening Kindregelingen 2023 vast te stellen.

Hoofdstuk 1: Begrippen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      aanvraag: een door een kindercentrum, of in het geval er sprake is van een Sociaal Medische Indicatie (SMI) of reguliere opvang bij re-integratie, door een gastouderbureau ingediende aanvraag om subsidie voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een gemeentelijke kindregeling krachtens deze verordening;

    • b.

      achterstand: het achterblijven van een kind in zijn (taal)ontwikkeling ter zake waarvan door de GGD een indicatie of VVE-toekenning is afgegeven;

    • c.

      doelgroepouder: ouder als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onder sub c, e, g of j van de Wet Kinderopvang;

    • d.

      gastouder: werkt voor een gastouderbureau en verzorgt kleinschalige kinderopvang in huiselijke sfeer. Dit kan opvang bij de gastouder thuis zijn, of opvang bij de ouder thuis.

    • e.

      gastouderbureau: in het LRK geregistreerde kinderopvang waar kinderen van 0 tot 13 jaar via een gastouder in een huiselijke omgeving worden opgevangen bij een (gast)ouder met een woonadres in de gemeente Deventer;

    • f.

      GGD: Gemeentelijke Gezondheidsdienst IJsselland;

    • g.

      kindercentrum: in het LRK geregistreerd kindercentrum gesitueerd in de gemeente Deventer waar kinderen van 0 tot 13 jaar worden opgevangen, niet zijnde een gastouderbureau;

    • h.

      kind: een in de gemeente Deventer woonachtig kind in de leeftijd van 0 tot 13 jaar;

    • i.

      kindplek: een gesubsidieerde opvangplek per kind op een kindercentrum of bij een gastouder;

    • j.

      kindregeling: mogelijkheid voor een kindercentrum of een gastouderbureau om een bepaald aantal uren kinderopvang vergoed te krijgen in de vorm van een subsidie;

    • k.

      LRK: het Landelijk Register Kinderopvang;

    • l.

      Inspectie: het door de GGD in opdracht van het college uitvoeren van het toezicht op de kwaliteit van de in de gemeente Deventer gesitueerde kindercentra conform de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de onderhavige verordening;

    • m.

      maximum uurtarief: het jaarlijks door de belastingdienst vastgestelde landelijk maximum uurtarief per opvangsoort;

    • n.

      verzoek: melding van een ouder bij het college, kindercentrum of professional dat hij aanspraak wenst te maken op een kindplek;

    • o.

      onderzoek: het door de professional verzamelen van alle voor het onderzoek en gesprek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over het kind en de gezinssituatie om te beoordelen of er aanvullende gemeentelijke financiering van kinderopvang noodzakelijk is;

    • p.

      ouder: de in de gemeente Deventer woonachtige gezaghebbende ouder(s) of verzorger(s) van een kind die voldoet aan de begripsbepaling in de Wet Kinderopvang;

    • q.

      peuter: een in de gemeente Deventer woonachtig kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar;

    • r.

      peuterspelen: opvang van een peuter in een LRK geregistreerd kindercentrum;

    • s.

      plan van aanpak: document waarin de betrokken professional zijn bevindingen ten aanzien van de gezinssituatie vastlegt en waarin de in overleg met de ouder te nemen maatregelen zijn omschreven met als doel de knelpunten en mogelijke achterstanden bij het kind of ouder op te lossen of te verminderen;

    • t.

      professional: de medewerker Team Toegang Jeugd, de medewerker van KonnecteD, inburgeringsconsulent, de VVE-toeleider, of verpleegkundige of arts van de GGD werkzaam binnen de gemeente Deventer;

    • u.

      regulier kindercentrum: een kindercentrum zonder in het LRK vastgelegde VVE-registratie, maar waar wel VVE mag worden aangeboden;

    • v.

      SMI: Kinderopvang door een Sociaal Medische Indicatie als maatwerkvoorziening wordt afgegeven door Team Toegang Jeugd van de gemeente Deventer.

    • w.

      voorliggende voorziening: andere regelingen of wetten waarop door de ouder een beroep kan worden gedaan voordat aanspraak kan worden gemaakt op de gemeentelijke kindregelingen, zoals de kinderopvangtoeslag of voorzieningen vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • x.

      VVE: Voor- en Vroegschoolse Educatie;

    • y.

      VVE-toekenning: vaststelling door het consultatiebureau Deventer (GGD) dat een kind een risico loopt op het ontwikkelen van een achterstand;

    • z.

      VVE-kindercentrum: een kindercentrum met een in het LRK vastgelegde VVE-registratie.

    • aa.

      wederkerigheid: activiteiten verricht door de ouder voor minimaal 4 uren per week gemiddeld per jaar tijdens de periode van plaatsing van het kind in ruil voor het gebruik kunnen maken van een kindplek op een kindercentrum of gastouder;

    • bb.

      Wet Kinderopvang: Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

    • cc.

      Pedagogisch Beleidsmedewerker in de Voorschoolse Educatie (PB-VE): een HBO geschoolde professional die zich inzet om de kwaliteit van de voorschoolse educatie te verhogen op de betreffende locatie (nader omschreven in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie);

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

Hoofdstuk 2: Procedure ouder en professional

Artikel 2. Verzoek ouder

  • 1. Een ouder kan zich rechtstreeks tot het kindercentrum van zijn keuze wenden om een verzoek te doen om aanspraak te maken op een kindplek. Indien een professional reeds betrokken is bij het gezin kan de ouder zich ook tot deze persoon wenden. De professional gaat hierover een gesprek aan met de ouder.

  • 2. Een ouder kan zich ook wenden tot een gastouderbureau van zijn keuze om een verzoek te doen om aanspraak te maken op een kindplek voor zover het de kindregelingen SMI en reguliere opvang bij re-integratie betreffen.

  • 3. Het kindercentrum of de professional beoordeelt of de ouder voor een voorliggende voorziening in aanmerking komt of dat de ouder op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk in de vraag om opvang kan voorzien. Zijn hier geen mogelijkheden voor, dan beoordeelt de professional of en zo ja voor welke kindregeling het kind in aanmerking komt. Beoordeling van SMI vindt plaats door medewerker Team Toegang Jeugd, beoordeling van re-integratie vindt plaats door KonnecteD.

  • 4. Indien het kind geplaatst kan worden op een kindercentrum of bij een gastouder, dan dienen zij de procedure inzake subsidieverlening te volgen, zoals omschreven in hoofdstuk 3 van deze verordening.

Artikel 3. Wederkerigheid

  • 1. De ouder dient in ruil voor het gebruik maken van een kindplek wederkerigheid te verrichten voor minimaal 4 uur per week gemiddeld per jaar gedurende de periode van plaatsing van het kind.

  • 2. De wederkerigheid kan plaatsvinden in de vorm van werk, vrijwilligerswerk, mantelzorg, een re-integratie- of inburgeringstraject, of ouderbetrokkenheid gericht op vermindering van de achterstanden van het betrokken kind.

  • 3. Indien de ouder niet aan de verplichting tot wederkerigheid kan voldoen in verband met bijzondere omstandigheden, dan treedt hij in overleg met de betrokken professional om afspraken te maken of en zo ja op welke termijn en in welke opbouw wel aan deze verplichting wordt voldaan.

Artikel 4. Inschakeling professional

  • 1. Het college kan in bijzondere omstandigheden na ontvangst van een verzoek als bedoeld in artikel 2 of een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 6 een professional inschakelen die een onderzoek doet en een gesprek voert met de ouder over het verzoek of de aanvraag.

  • 2. De ouder werkt mee aan het onderzoek en het gesprek als bedoeld in het eerste lid indien hij in aanmerking wenst te komen voor een kindplek.

  • 3. De professional legt samen met de ouder de afspraken vast in een plan van aanpak en maakt afspraken met de ouder over de invulling van de wederkerigheid.

  • 4. Nadat het plan van aanpak is opgesteld verwijst de professional de ouder naar een kindercentrum, of gastouder van zijn keuze waar het kind geplaatst kan worden.

Artikel 5. Overige verplichtingen ouder

  • 1. De ouder dient wanneer hij gebruik wil maken van een kindplek een verklaring te ondertekenen waarin hij verklaart dat er geen aanspraak gemaakt kan worden op kinderopvangtoeslag.

  • 2. De ouder verstrekt de ondertekende verklaring als bedoeld in het eerste lid aan het kindercentrum of gastouderbureau waar het kind geplaatst wordt.

  • 3. De ouder is verplicht met het betreffende kindercentrum of gastouderbureau een plaatsingscontract aan te gaan.

Hoofdstuk 3: Procedure subsidieverlening

Artikel 6 Subsidieaanvraag

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten op aanvragen om subsidie voor een kindplek krachtens deze verordening.

  • 2. Subsidie voor een kindplek kan worden verleend op grond van de volgende kindregelingen:

    • a.

      Peuterspelen;

    • b.

      Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE);

    • c.

      Sociaal Medische Indicatie (SMI); en

    • d.

      Reguliere opvang bij re-integratie en inburgering.

  • 3. De subsidieaanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier. De subsidieaanvraag bevat in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden:

    • a.

      naam, adres, IBAN, LRK-registratie van het kindercentrum of het gastouderbureau en de gastouder;

    • b.

      per LRK locatie:

      • i.

        een schatting van het aantal meer of minder af te nemen kindplekken in het subsidiejaar uitgesplitst naar type kindregeling met een onderbouwing daarvan;

      • ii.

        vermelding of de locatie een kindercentrum conform artikel 1 sub g of VVE-kindercentrum conform artikel 1 sub y van onderhavige verordening is; en

      • iii.

        een begroting op basis van de vergoedingen conform onderhavige verordening.

    • c.

      overige gegevens die het college nodig acht om een besluit te nemen op de aanvraag.

  • 4. Wanneer gedurende het subsidiejaar het aantal kindplekken meer bedraagt dan het aantal bedoeld in artikel 6, derde lid, onder b, sub ii, waarvoor reeds subsidie is verleend, dient het kindercentrum of gastouderbureau voor het extra aantal kindplekken een aanvullende subsidieaanvraag in.

Artikel 7. Subsidieverlening

  • 1. Het college besluit op de subsidieaanvraag binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid vermelde termijn met ten hoogste vier weken verdagen.

  • 3. De beslistermijn wordt opgeschort vanaf het moment waarop op grond van artikel 4 een professional wordt ingeschakeld tot het moment waarop het plan van aanpak door de professional en de ouder is ondertekend.

  • 4. De te verlenen subsidie voor het volgende jaar voor het in de subsidieaanvraag vermelde aantal kindplekken wordt bepaald op basis van het jaarlijks per kindregeling door het college vastgestelde uurtarief in nadere regels, omgerekend naar een openstelling van:

    • a.

      Peuterspelen: maximaal 40 weken per kalenderjaar, maximaal 7 uur kinderopvang per week.

    • b.

      VVE:

      • 1.

        Ouder zonder kinderopvangtoeslag: voor een kind wiens ouder geen aanspraak kan maken op kinderopvangtoeslag is de subsidie maximaal 46 weken per kalenderjaar voor maximaal 14 uur kinderopvang per week.

      • 2.

        Ouder met kinderopvangtoeslag: voor een kind wiens ouder wel aanspraak kan maken op kinderopvangtoeslag is de subsidie maximaal 46 weken per kalenderjaar voor maximaal 7 uur per week. Ouders dienen hierbij de eerste 7 uur zelf te betalen en ontvangen hiervoor kinderopvangtoeslag. De tweede 7 uur wordt gesubsidieerd door het college. Daarbij wordt een vergoeding over de eerste 7 uur ter hoogte van het verschil in uurprijs tussen de maximum uurprijs en de VVE-uurprijs eveneens gesubsidieerd.

      • 3.

        De VVE-tariefhoogte is afhankelijk van de registratie in het LRK als regulier kindercentrum of als VVE-kindercentrum, genoemd in bijlage 1. Het VVE-kindercentrum voldoet aan de hogere VVE-kwaliteitsnorm zoals het college heeft vastgesteld in de lijn van het ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’ en de basisvoorwaarden die daarin beschreven staan.

    • c.

      SMI: maximaal 52 weken per kalenderjaar, waarbij gerekend wordt met het maximum uurtarief voor maximaal 230 uur kinderopvang per maand. Wanneer de medewerker Team Toegang Jeugd het noodzakelijk acht dat het kind geplaatst wordt op een kindercentrum of gastouder met een hogere uurprijs, dan kan de medewerker Team Toegang Jeugd een indicatie afgeven voor subsidiëring van deze hogere uurprijs.

    • d.

      Re-integratie en inburgering: maximaal 52 weken per kalenderjaar, waarbij de eigen bijdrage van de ouder wordt vergoed conform het maximum uurtarief voor maximaal 230 uur kinderopvang per maand. De eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen van de ouder en wordt weergegeven in een zogenaamde kinderopvangtoeslagtabel. Het college sluit voor het bepalen van het subsidiebedrag aan bij vergoeding van het percentage zoals neergelegd in de laagste trede van de kinderopvangtoeslagtabel. Indien de eigen bijdrage zoals neergelegd in de kinderopvangtoeslagtabel van de belastingdienst wijzigt, verandert de subsidiëring door de gemeente evenredig mee.

  • 5. In het geval van een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 6 kan het college de reeds genomen beschikking tot subsidieverlening in het voordeel van de subsidie-ontvanger wijzigen.

Artikel 8. Bevoorschotting

De subsidie wordt bij wijze van voorschot betaald en bedraagt 100% van het te verlenen bedrag.

Artikel 9. Weigeringsgronden

Het college kan de subsidie weigeren indien:

  • a.

    de ouder op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de hulpvraag kan wegnemen;

  • b.

    de ouder en de partner reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangt in de vorm van kinderopvangtoeslag, tenzij hij kan aantonen dat hij een doelgroepouder is;

  • c.

    de ouder een beroep kan doen op een andere voorliggende voorziening zoals:

    • I.

      de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

    • II.

      de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 4: Subsidievoorwaarden kindregelingen

Artikel 10. Subsidievoorwaarden peuterspelen

Om voor subsidie op grond van de kindregeling peuterspelen in aanmerking te komen moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de opvang wordt aangevraagd voor een peuter:

  • b.

    de opvang vindt plaats in een LRK-geregistreerd kindercentrum, niet zijnde gastouderopvang.

Artikel 11. Voorwaarden Voor- en Vroegschoolse Educatie

  • 1. Om voor subsidie voor een kindplek voor een kind met een VVE-indicatie in aanmerking te komen moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het kindercentrum werkt conform de basisvoorwaarden die zijn neergelegd in het ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’.

    • b.

      de opvang wordt aangevraagd voor een peuter met een achterstand;

    • c.

      de opvang vindt plaats in een LRK-geregistreerd kindercentrum, niet zijnde gastouderopvang;

    • d.

      het kindercentrum dient deel te nemen aan de stedelijke VVE-monitor;

    • e.

      het kindercentrum dient structureel samen te werken met een school binnen het Deventer Primair Onderwijs;

    • f.

      het kindercentrum dient aangesloten te zijn bij het Deventer VVE-Kenniscentrum;

    • g.

      het kindercentrum dient samen met de ouder een plan op te stellen waarin gezamenlijk gewerkt wordt aan het verminderen van de achterstand en ziet toe op de voortgang, en

    • h.

      het kindercentrum dient melding te maken aan de GGD zodra het kind is geplaatst;

    • i.

      het kindercentrum zoekt bij twijfels of zorgen over de ontwikkeling van de peuter contact met het Kenniscentrum VVE.

  • 2. Een kindercentrum dat in het LRKP VVE-geregistreerd wenst te zijn dient te werken conform het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en te voldoen aan de volgende voorwaarden blijkend uit de jaarlijkse rapportage van de GGD-inspectie:

    • a.

      de locatie voldoet aan de wettelijke VVE-kwaliteit;

  • 3. de locatie werkt met een VVE-programma conform de databank effectieve jeugdinterventies zoals weergegeven op www.NJI.nl. Indien uit de inspectie blijkt dat locatie en/of medewerkers niet voldoen aan één van de bovengenoemde voorwaarden start de handhavingsprocedure zoals opgenomen in de “Beleidsregels toezicht en handhaving Wet Kinderopvang Gemeente Deventer”. Indien blijkt dat de VVE-kwaliteit op het kindercentrum ondanks de hersteltermijn en een nader onderzoek nog niet voldoet aan de in deze verordening genoemde voorwaarden wordt na ontvangst van de rapportage het maximale tarief vastgesteld zonder VVE-toeslag. Ingangsdatum is de eerste van de eerstvolgende maand na ontvangst van het eerste inspectierapport waarin melding werd gemaakt dat het VVE-kindercentrum niet voldeed aan de gestelde voorwaarden. De gewijzigde tariefstelling wordt verrekend bij de subsidievaststelling.

  • 4. Indien uit de inspectie blijkt dat de locatie of medewerkers voldoen aan de VVE-kwaliteitseisen is na ontvangst van het GGD-inspectierapport met ingang van de eerste van de eerstvolgende maand het VVE-tarief van toepassing voor de geplaatste VVE-kinderen. De gewijzigde tariefstelling wordt verrekend bij de subsidievaststelling.

Artikel 12. Voorwaarden Sociaal Medische Indicatie

Om voor subsidie voor een kindplek voor een kind met een SMI in aanmerking te komen stelt team Toegang Jeugd eerst vast dat voorliggende voorzieningen ontoereikend zijn. Daarna moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    het betreffende kind of de betrokken ouder tot de categorie personen behoort met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking en waarvoor is komen vast te staan dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken, of

  • b.

    er is vastgesteld dat de veiligheid van het kind in het geding is, of

  • c.

    er is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van het betreffende kind noodzakelijk is, of

  • d.

    er is vastgesteld dat er sprake is van een crisissituatie waardoor de ouder tijdelijk niet in staat is de verzorging of betaling van de opvang op zich te nemen, of

  • e.

    de noodzaak voor kinderopvang blijkt uit andere stukken van een huisarts of andere instellingen voor zover die een sociaal of medisch oordeel kunnen vormen over de ouder of het betreffende kind, en

  • f.

    de gezinscoach van Team Toegang Jeugd of ingeval van inburgering een inburgeringsconsulent of medewerker van Vluchtelingenwerk beoordeelt of er een kindregeling SMI noodzakelijk is, voor welke omvang en voor welke duur en geeft hier een indicatie voor af en legt dit vast in een plan van aanpak; en

  • g.

    uit het plan van aanpak blijkt wie op welke termijn actie onderneemt om de geconstateerde knelpunten bij ouder of kind op te lossen; en

  • h.

    de opvang vindt plaats in een LRK-geregistreerd kindercentrum of gastouder.

Artikel 13. Voorwaarden reguliere opvang bij re-integratie en inburgering

Om voor subsidie voor een kindplek voor een kind ingeval van reguliere opvang bij re-integratie in aanmerking te komen moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de betreffende ouder een zogenaamde doelgroepouder als bedoeld in artikel 1.6 lid 1 onder sub c, e en j van de Wet Kinderopvang, en

  • b.

    de opvang vindt plaats in een LRK-geregistreerd kindercentrum.

Hoofdstuk 5: Procedure subsidievaststelling

Artikel 14. Aanleveren cliëntgegevens

Na het verlenen van de subsidie levert het kindercentrum cliëntgegevens aan via een beveiligde verbinding van de kinderen op 1 januari. En bij nieuwe instroom en niet reguliere uitstroom van kinderen. De gemeente verzorgt de eventuele instructie hiervoor. In elk geval worden de volgende gegevens aangeleverd:

  • 1.

    Naam, adres, LRK-registratie van het kindercentrum of het gastouderbureau en de gastouder;

  • 2.

    Naam, geboortedatum en BSN van het kind waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • 3.

    Een VVE-toekenning in geval van een VVE-aanvraag, een SMI-indicatie in geval van een SMI-aanvraag, een doelgroepverklaring inzake aanvraag voor opvang bij re-integratie;

  • 4.

    Per ingevulde kindplek een, voor zover noodzakelijk, ingevuld wederkerigheidsformulier;

  • 5.

    Overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten.

Artikel 15. Aanleveren maandelijkse declaratie

Het kindercentrum dient een maandelijkse declaratie in. De gemeente verzorgt de eventuele instructie hiervoor. Het kindercentrum dat de kinderopvang heeft verzorgd of gastouderbureau dat bemiddeld heeft bij de opvang, waarop de daadwerkelijke afname per kind inzichtelijk is. De declaratie bevat per opvanglocatie per kind de volgende gegevens:

  • a.

    BSN van het kind;

  • b.

    het type kindregeling;

  • c.

    het aantal uren en uurtarief van de kinderopvang;

  • d.

    de aanvangs- en einddatum van de opvang.

Artikel 16. Verrekening voorschot met declaratie

  • 1. Het kindercentrum ontvangt een subsidie conform artikel 8. Met deze subsidie financiert het kindercentrum de maandelijkse declaraties.

  • 2. In het geval de maandelijkse declaraties de ontvangen subsidie overstijgen verstrekt de gemeente maandelijks aanvullende subsidie op basis van de declaraties.

  • 3. In het geval de maandelijkse declaraties na afloop van het jaar lager blijken te zijn dan de ontvangen subsidie, vordert de gemeente het verschil terug.

  • 4. Na afloop van het jaar stelt de gemeente de totaal verstrekte subsidie vast middels een vaststellingsbesluit. Bij subsidieverleningen van € 100.000,- of meer dient het kindercentrum een controleverklaring van de accountant te overleggen.

Hoofdstuk 6: Subsidieverstrekking voor de PB-VE

Artikel 17. Subsidie PB-VE

  • 1. Het VVE kindercentrum ontvangt per locatie een subsidie voor de inzet van de PB-VE.

  • 2. Subsidie wordt verstrekt voor 10 uur per peuter met een VVE toekenning die op teldatum 1 januari ingeschreven staan op een VVE locatie. Het tarief wordt vastgesteld door het college in nadere regels.

  • 3. De subsidie hoeft niet aangevraagd te worden door het kindercentrum maar wordt toegekend op basis van de declaratie van de maand januari.

  • 4. De GGD inspecteert de wijze waarop de PB-VE zijn/haar functie vervult.

  • 5. De PB-VE dient te voldoen aan de voorwaarden genoemd in het ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’. Het doel is de kwaliteit van de voorschoolse educatie op locatie te verhogen door de uitvoering van kwaliteits-verhogende beleidsmaatregelen en/of het coachen van pedagogisch medewerkers.

Artikel 18: Procedure subsidievaststelling

Na afloop van het jaar stelt de gemeente de totaal verstrekte subsidie vast d.m.v. een vaststellings-besluit. Bij subsidieverleningen van € 100.000, - of meer dient het kindercentrum een controleverklaring van de accountant te overleggen.

Hoofdstuk 7: Overige bepalingen

Artikel 19. Verplichting van de subsidie-ontvanger

Het kindercentrum of het gastouderbureau is verplicht met de ouder van een te plaatsen kind een plaatsingscontract te sluiten.

Artikel 20. Nieuwe feiten en omstandigheden

Het kindercentrum of het gastouderbureau doet op verzoek van het college of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk is dat deze aanleiding kunnen geven tot heroverweging van de beslissing tot subsidiëring van de kindregeling.

Artikel 21. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1. Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager of de betreffende ouder afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 22. Privacy en AVG

Zowel de gemeente Deventer als de kindercentra voldoen voor wat betreft de uitvoering van de taken en werkzaamheden in het kader van de gemeentelijke kindregelingen aan de eisen die in het kader van privacy en de Algemene Verordening Gegevensverwerking opgenomen zijn.

Artikel 23. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening gemeentelijke kindregelingen Deventer 2019/2020 wordt ingetrokken.

  • 2. Aanvragen beschikt op basis van de Herziene Verordening gemeentelijke kindregelingen Deventer 2019/2020, worden op basis van die verordening vastgesteld.

  • 3. Het beslissen op een bezwaarschrift gericht tegen een besluit genomen op basis van de Verordening gemeentelijke kindregelingen Deventer 2019/2020, geschiedt op basis van diezelfde verordening.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt na bekendmaking met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2022.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening gemeentelijke kindregelingen Deventer 2022.

Ondertekening

Aldus besloten in de raadsvergadering van 21 december 2022

de griffier,

A. Kerver

de voorzitter.

R.C. König

Toelichting

Aanleiding

Wanneer ouders gebruik willen maken van kinderopvang, dan kunnen zij in beginsel vanuit de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. De kinderopvangtoeslag is een landelijke regeling en wordt vanuit het rijk gefinancierd. Om voor kinderopvangtoeslag in aanmerking te komen dienen ouders aan een aantal criteria te voldoen. De Belastingdienst (onderdeel Toeslagen) beoordeelt of er recht is op kinderopvangtoeslag en keert deze toeslag uit. Wanneer ouders niet aan deze criteria voldoen, maar toch een tegemoetkoming nodig hebben in de kosten van kinderopvang, kunnen zij een beroep doen op de gemeente. De gemeente Deventer kende tot 2017 4 afzonderlijke regelingen die een tegemoetkoming geven in de kosten van kinderopvang. Daarbij gaat het om de volgende regelingen:

  • 1.

    Peuteropvang plekken voor peuters, peuterspelen (voor kinderen van 2 tot 4 jaar);

  • 2.

    Sociaal Medische Indicatie (SMI) voor ouders en/of kinderen met een sociaal medische indicatie (voor kinderen van 0 tot13 jaar);

  • 3.

    Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) voor kinderen met achterstand (voor kinderen van 2 tot 4 jaar);

  • 4.

    Kinderopvang bij re-integratie naar werk in het kader van de Participatiewet of het volgen van een studie of inburgeringstraject (voor kinderen van 0 tot 13 jaar).

Om de (uitvoering van de) gemeentelijke kindregelingen beter, simpeler en overzichtelijker te laten plaatsvinden, zijn de huidige gemeentelijke regelingen samengevoegd in één nieuwe verordening. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • 1.

    Kind staat centraal;

  • 2.

    Kind moet zich zover als mogelijk zonder achterstanden kunnen ontwikkelen;

  • 3.

    Gelijkluidend criterium m.b.t. vergoeding van de kindregeling door de gemeente;

  • 4.

    Werk voorop;

  • 5.

    Heldere toegang;

  • 6.

    Ouderbetrokkenheid vormt samen met de geboden opvang de basis voor een succesvolle start van een kind.

Doel

De gemeente Deventer wil kinderen goed voorbereid naar school laten gaan. Ouders – ongeacht hun inkomenspositie - kunnen kiezen uit alle in Deventer LRK-geregistreerde kindercentra. Iedere wijk kent een kindercentrum, zodat de toegang laagdrempelig is. Voor ouders die geen of gedeeltelijk gebruik kunnen maken van kinderopvangtoeslag, is het mogelijk om een verzoek te doen om aanspraak te maken op een gesubsidieerde kindplek. In het geval er sprake is van achterstanden of bijzondere situaties is extra kinderopvang mogelijk, zodat opgelopen achterstanden zoveel als mogelijk worden aangepakt en zware vormen van jeugdzorg vroegtijdig kunnen worden voorkomen.

Goede kindercentra voor alle kinderen

Ieder kind kan naar een kwalitatief goed kindercentrum. Ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag kunnen dit zelf bij de belastingdienst aanvragen. Een aantal kindercentra biedt een verhoogd kwaliteitsniveau (VVE) om kinderen goed voorbereid naar de basisschool te laten gaan. De GGD ziet in opdracht van de gemeente Deventer toe op de VVE-kwaliteit.

Iedere peuter 7 uur

Ouders met peuters die niet voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komen, kunnen voor iedere peuter van 2 of 3 jaar via een kindercentrum aanspraak maken op een kindplek van maximaal 7 uur opvang.

VVE-kwaliteit

De gemeente wil kindercentra stimuleren een zo hoog mogelijk kwalitatief aanbod te bieden aan de Deventer kinderen. Kindercentra die een VVE-kind plaatsen binnen een hoog gekwalificeerd VVE-kindercentrum ontvangen een aanvullende vergoeding om het kwaliteitsniveau in lijn van het Onderwijsinspectiekader VVE te handhaven. De GGD ziet toe op de VVE-kwaliteit in afstemming met het VVE-Kenniscentrum.

Indien niet wordt voldaan aan de vereiste VVE-kwaliteit conform de gemeentelijke subsidieregels wordt de vergoeding met ingang van de eerst volgende maand verlaagd tot het reguliere tarief. Kindercentra die willen voldoen aan het VVE-kwaliteitsniveau dienen dit kenbaar te maken aan de gemeente Deventer en het VVE-Kenniscentrum zodat in het opvolgend jaar een uitgebreide inspectie kan plaatsvinden op VVE-kwaliteit.

Indien uit de rapportage van GGD of Onderwijsinspectie blijkt dat niet wordt voldaan aan de VVE kwaliteit wordt met ingang van de eerstvolgende maand het tarief regulier vastgesteld.

Maatwerk

In de afgelopen jaren - maar ook met de komst van de Jeugdwet - is in de praktijk gebleken dat een mix van regels een belemmerende werking kan hebben, waarbij het belang van het kind niet altijd voorop stond. Uitgangspunt is één kind, één gezin, één plan. Voorkomen moet worden dat een kind als gevolg van conflicterende regelgeving niet geholpen wordt of dat de problematiek in het gezin daardoor zelfs toeneemt.

Om de vijf bovengenoemde uitgangspunten te realiseren is het van belang dat maatwerk mogelijk is in bijzondere gevallen en dat ondersteuning snel en dichtbij kan plaatsvinden zonder de tussenkomst van extra loketten. Wanneer het gezin al een contactpersoon heeft, zoals jeugdverpleegkundige of een GGD-arts, medewerker Team Toegang Jeugd, VVE-toeleider of trajectconsulent dan stemt de professional af met uitvoering kindregelingen voor VE en peuterspelen, Team Toegang Jeugd voor SMI en KonnecteD voor re-integratie.

In de praktijk kan het gaan om de inzet van:

  • -

    aanvullende VVE-uren,

  • -

    extra uren kinderopvang SMI vanwege een crisissituatie (voorkomen Jeugdzorg)

  • -

    extra uren kinderopvang als ouders in een schuldregeling bij het BAD zitten,

  • -

    onregelmatige- contracten en werktijden (bijv. seizoensarbeid) of maar een paar uur kunnen werken en daarvoor onvoldoende of geen kinderopvangtoeslag krijgen (minder dan 4 uur).

Om maatwerk te kunnen bieden wordt geen strak omlijnd kader vastgesteld maar wel richtlijnen gebaseerd op de centrale uitgangspunten (zie ook onder kopje ‘aanleiding’), zodat de professionals vlot knelpunten kunnen oplossen. Ongewenste willekeur dient daarmee voorkomen te worden.

Wederkerigheid

De gemeente vraagt van ouders in ruil voor de financiële bijdrage voor de kinderopvang of zij iets “terug” willen doen. Iets terugdoen blijkt een goede insteek te zijn om ouders in beweging te krijgen maar ook om te investeren in hun zelf en in hun kind.

De wederkerigheid kan plaatsvinden in de vorm van werk, vrijwilligerswerk, mantelzorg, een re-integratie- of inburgeringstraject, of ouderbetrokkenheid gericht op vermindering van de achterstanden van het betrokken kind.

Onder ouderbetrokkenheid kunnen verschillende activiteiten worden verstaan, zoals deelname aan een cursus voor laaggeletterde ouders, een medisch traject van diagnose en behandeling, het ouderonderdeel LOGO3000, deelname Voorleesexpres en assisteren op het kindercentrum met activiteiten. Op deze manier worden ouders letterlijk betrokken bij de ontwikkeling van hun kind en kunnen zij actief meehelpen bij het wegwerken van de achterstanden die mogelijk bij het kind aanwezig zijn. Hoewel kindercentra en gastouders de zorg van ouders voor hun kind voor een deel overnemen, dienen ouders zich wel te realiseren dat zij als opvoeders verantwoordelijk zijn voor (de ontwikkeling van) hun kind. Het feit dat de gemeente de kindplek subsidieert, neemt deze verantwoordelijkheid van de ouder niet weg, maar moet er juist voor zorgen dat de ouder betrokken is bij zijn kind. Daarom is op voorstel van de Adviesraad Sociaal Domein Deventer een zesde uitgangspunt rondom deze ouderbetrokkenheid toegevoegd.

Artikelsgewijze toelichting

Begrippen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In artikel 1 worden de begrippen gedefinieerd die cruciaal zijn voor het begrip van de verordening.

Een kindregeling is een mogelijkheid voor een kindercentrum of gastouderbureau om een bepaald aantal uren kinderopvang vergoed te krijgen in de vorm van een subsidie. Er zijn 4 kindregelingen op grond waarvan subsidie aangevraagd kan worden:

  • 1.

    Peuterspelen;

  • 2.

    Voor en Vroegschoolse Educatie (VVE);

  • 3.

    Sociaal Medische Indicatie (SMI);

  • 4.

    Reguliere opvang bij re-integratie.

Een gastouderbureau is een in het LRK geregistreerde vorm van kinderopvang waar kinderen van 0 tot 13 jaar in een huiselijke omgeving worden opgevangen bij een gastouder met een woonadres in de gemeente Deventer. Een gastouderbureau kan enkel subsidie aanvragen voor de kindregelingen SMI en reguliere opvang bij re-integratie.

Onder een kindercentrum wordt een centrum verstaan waar kinderen in de leeftijd van 0 tot 13 jaar kunnen worden opgevangen. Daarbij kan het enerzijds gaan om een kinderdagverblijf, waarbij kinderen van 0 tot 4 jaar worden opgevangen. Anderzijds kan het gaan om voorschoolse, tussenschoolse of buitenschoolse opvang voor kinderen van 4 tot 13 jaar. Een kindercentrum heeft de mogelijkheid om voor alle vier de soorten kindregelingen subsidie aan te vragen.

De ouder doet een verzoek waarbij hij meldt dat hij aanspraak wenst te maken op een kindplek. Onder een ouder kan een alleenstaande ouder worden verstaan, een echtpaar of de verzorgende(n) van een kind. Minimaal één ouder dient in Deventer woonachtig te zijn. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de situatie van gescheiden ouders en waarvan één van beide ouders buiten Deventer woonachtig is.

Het verzoek (artikel 2) is iets anders dan de subsidieaanvraag voor de kindregeling (vastgelegd in artikel 4). Het kindercentrum of gastouderbureau doet een subsidieaanvraag bij het college.

Het kindercentrum of het gastouderbureau en de gastouder dienen in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) geregistreerd te zijn. Er is speciaal voor gekozen om kindercentra die in Deventer gesitueerd zijn opvanglocatie te laten zijn voor kinderen die van een kindregeling gebruik maken.

Deventer kindercentra participeren in de overlegstructuur en activiteitenaanbod ter verhoging van de kwaliteit van kinderopvang in Deventer onder regie van het VVE-kenniscentrum. Kindercentra die weliswaar statutair gevestigd zijn in Deventer, maar (ook) locaties buiten de gemeente Deventer hebben, vallen niet onder deze verordening. De opvang dient daadwerkelijk in Deventer plaats te vinden.

De kindregelingen zijn bedoeld voor kinderen van 0 tot 13 jaar en voor ouders die in Deventer wonen (ingeval van gescheiden ouders dient één van de ouders In Deventer te wonen).

Bij het verzoek van de ouder of bij aanvraag van een kindregeling door het kindercentrum kan het college een professional inschakelen. Onder professional wordt vooral de medewerker Team Toegang Jeugd of de VVE-toeleider verstaan, maar het kan ook gaan om een verpleegkundige of arts van de GGD, een medewerker van Vluchtelingenwerk of een medewerker (van de trajectadministratie) van KonnecteD. De professional onderzoekt het verzoek en bespreekt met de ouder welke mogelijkheden er zijn voor kinderopvang en hoe deze kinderopvang gefinancierd kan worden. Vooralsnog is er een beperkt aantal professionals benoemd die bepalen welke kindregeling in welk geval en in welke omvang van toepassing is.

Daartoe geven de professionals een indicatie af, welke de ouder bij het kindercentrum dient te overleggen voor het kunnen aanvragen van de specifieke kindregeling. Overige professionals die van oordeel zijn dat een gezin mogelijk kinderopvang nodig heeft, verwijzen het gezin door naar het kindercentrum of de professional zoals in dit artikel is omschreven.

Indien er sprake is van extra opvang in het kader van SMI of VVE wordt samen met de ouders door de pedagogisch medewerker en indien nodig een professional een plan van aanpak of logboek opgesteld om de achterstand en knelpunten te verminderen of op te lossen. Bij opvang in het kader van re-integratie ligt er een trajectplan aan de vraag om kinderopvang ten grondslag.

Tijdens het gesprek met de professional zal naar voren komen wat de problematiek is bij het kind of bij de ouder. Zo kan het mogelijk zijn dat er sprake is van een risico op een achterstand bij het kind. Onder achterstand wordt het achterblijven van een kind in zijn (taal)ontwikkeling verstaan.

Hiervoor is door de GGD een indicatie/VVE-toekenning afgegeven. Achterstand kan op één of meer van de volgende gebieden optreden:

  • a.

    taalachterstand;

  • b.

    sociaal-medische problemen;

  • c.

    sociaal-economische problemen;

  • d.

    sociaal-culturele problemen;

  • e.

    sociaal-emotionele problemen.

De gemeente Deventer hanteert daarmee een brede doelgroepdefinitie voor VVE.

Artikel 2. Verzoek ouder

Een ouder kan zich tot de professional of rechtstreeks naar het kindercentrum (voor alle vier de kindregelingen) of gastouderbureau (in geval van SMI of reguliere opvang bij re-integratie) van zijn keuze wenden en een verzoek te doen om aanspraak te maken op een kindplek. Als er al een professional bij het gezin betrokken is, dan kan de ouder zich (ook) tot deze persoon wenden. De professional gaat vervolgens met de ouder in gesprek over het verzoek.

De professional beoordeelt tijdens dit gesprek of er sprake is van een voorliggende voorziening (bijvoorbeeld kinderopvangtoeslag), of dat de ouder zelfstandig (bijvoorbeeld de partner kan het kind opvangen) of met de hulp van bijvoorbeeld familie, vrienden of kennissen in de vraag om opvang kan voorzien. Als dit niet mogelijk is, dan beoordeelt de professional of en zo ja voor welke kindregeling het kind in aanmerking komt.

Het kindercentrum dient uiteindelijk de subsidieaanvraag in voor de kindregeling bij het college zoals is omschreven in hoofdstuk 3. De ouder vraagt zelf geen subsidie voor een kindplek aan, maar meldt alleen dat hij aanspraak wenst te maken op een kindplek.

Artikel 3. Wederkerigheid

De gemeente vraagt van ouders in ruil voor het gebruik maken van de kindplek of zij iets “terug” willen doen. Iets terugdoen blijkt een goede insteek te zijn om ouders in beweging te krijgen maar ook om te investeren in henzelf en in hun kind. Het verrichten van wederkerigheid kan plaatsvinden in de vorm van vrijwilligerswerk (denk bijvoorbeeld aan het draaien van bardiensten op de sportclub), mantelzorg (verzorgen of begeleiden van een familielid of andere naaste), re-integratietraject (denk aan het volgen van een studie, inburgeringstraject of een andere vorm van re-integratie als opstap om zelf in een inkomen te kunnen voorzien), ouderbetrokkenheid (uitvoering geven aan behandelplan, Voorleesexpress etc.).

In gezinnen waar de problematiek zodanig groot is dat het nog niet mogelijk is om aan de verplichting van wederkerigheid te voldoen, worden afspraken tussen de ouder en de professional gemaakt om te bepalen of en op welke manier en wanneer uitvoering kan worden gegeven aan deze verplichting.

Zie ook de tekst onder het kopje ‘wederkerigheid’ bij de Algemene Toelichting bij deze verordening.

Artikel 4. Inschakeling professional

Het college kan in bijzondere gevallen bij het verzoek of de aanvraag een professional inschakelen die met de ouder een gesprek aangaat over het verzoek of de aanvraag voor kinderopvang. Onder bijzondere gevallen wordt onder meer de situatie verstaan dat er signalen komen dat er sprake is van

meervoudige problematiek binnen een gezin of als er zorgen zijn over het welzijn van kind of ouder (bijvoorbeeld schulden, psychische problematiek, verslaving). Een signaal hierover kan vanuit het kindercentrum binnenkomen, vanuit een professional zelf, vanuit het sociaal team of vanuit de ouder.

De ouder dient medewerking te verlenen aan het onderzoek en het gesprek dat de professional met hem voert indien hij gebruik wil maken van een kindplek.

Tijdens het gesprek tussen de professional en ouder wordt een plan van aanpak opgesteld. VVE-toeleiders leggen een logboek vast. Hierin legt de professional zijn bevindingen van de gezinssituatie en de te nemen maatregelen vast. Het doel van het opstellen van een plan van aanpak is om de knelpunten en mogelijke achterstanden bij het kind op te lossen of te verminderen. Ook kijkt de professional of er voorliggende voorzieningen zijn, zoals de Wet Kinderopvang en of er een beroep kan worden gedaan op kinderopvangtoeslag. Ook wordt bekeken of er mogelijk andere voorliggende wettelijke regelingen zijn. Zijn deze er niet, dan dient hierover een verklaring door de ouder ondertekend te worden. Vervolgens wordt bekeken of de omgeving (familie, kennissen, buren etc behulpzaam kan zijn bij de opvang van het kind. Lukt dit ook niet, dan kan de professional een kindregeling inzetten. Tot slot bespreekt de professional met de ouder wat de ouder in het kader van wederkerigheid kan doen. De ouder en de professional ondertekenen beiden het plan van aanpak. VVE-toeleiders leggen de afspraken vast in een logboek en ondertekenen geen apart plan van aanpak met de ouder. In dat geval ondertekent de ouder het indicatieformulier.

Tot slot verwijst de professional de ouder naar een kindercentrum naar keuze van de ouder als de professional van mening is dat een kindregeling ingezet moet worden.

Artikel 5. Overige verplichtingen ouder

De ouder dient – wanneer hij gebruik wil maken van een kindplek - een verklaring te ondertekenen waarin hij aangeeft dat er geen aanspraak gemaakt kan worden op kinderopvangtoeslag. Deze verklaring is vaak onderdeel van de plaatsingsovereenkomst. Het kindercentrum waar de ouder zich toe gewend heeft voor plaatsing van het kind reikt het betreffende formulier uit en neemt dit ook weer in. Een andere verplichting van de ouder is om een plaatsingscontract aan te gaan met het kindercentrum daar waar het kind geplaatst wordt.

Artikel 6. Subsidieaanvraag

De verordening gemeentelijke kindregelingen Deventer volgt het subsidieproces zoals dat is geregeld in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit houdt in dat de subsidiëring van kindplekken geschiedt middels twee op aanvraag te nemen beschikkingen: de beschikking tot subsidieverlening en de beschikking tot subsidievaststelling.

Het college is als orgaan bevoegd om besluiten te nemen op subsidieaanvragen die op grond van deze verordeningen door kindercentra en gastouderbureaus worden ingediend.

De subsidie dient via een door het college vastgesteld formulier aangevraagd te worden. Dit kan zowel een papieren formulier als een digitaal formulier zijn.

Het kindercentrum dient een inschatting te maken van het aantal meer of minder af te nemen kindplekken in het subsidiejaar uitgesplitst naar type kindregeling met een onderbouwing daarvan. Hierbij dient het kindercentrum actuele ontwikkelingen mee te nemen, zoals een sluiting of opening van een locatie of groep maar ook het aantal aan- of afmeldingen. Ook dient een financiële onderbouwing aangeleverd te worden van het aangevraagde subsidiebedrag in de vorm van een begroting.

Het college behoudt zich daarnaast de mogelijkheid voor om overige gegevens op de vragen die nodig zijn om een besluit te kunnen nemen op de subsidieaanvraag bijv. liquiditeit van het kindercentrum.

Er wordt gewerkt met een zogenaamde “bulk”-subsidieaanvraag en op deze bulk wordt ook de subsidieverlening toegepast. Want een aanpak waarbij voor ieder kind een aparte subsidieaanvraag gedaan moet worden is zeer arbeidsintensief voor zowel de kindercentra, gastouderbureaus als voor de gemeente.

Wanneer zich de situatie voordoet dat er een of meerdere extra kindplek(ken) nodig is/zijn die niet is verdisconteerd in de verleningsbeschikking op basis van het aantal geschatte kindplekken gedurende het subsidietijdvak, dan moet het kindercentrum of het gastouderbureau een afzonderlijke subsidieaanvraag indienen voor die extra kindplek(ken). Deze aanvraag volgt dan de in de verordening omschreven procedure.

Bij honorering van de aanvraag is het college bevoegd de reeds genomen subsidieverlenings-beschikking in het voordeel van de aanvrager te wijzigen, zodat de subsidievaststelling na het einde van het subsidietijdvak kan plaatsvinden overeenkomstig de gewijzigde verleningsbeschikking (zie ook artikel 7 lid 7). Bij tussentijdse wijziging van de verleningsbeschikking in het voordeel van de subsidieontvanger vindt eveneens 100% bevoorschotting plaats van de extra te subsidiëren kindplek.

Artikel 7. Subsidieverlening

De subsidieverlening is het besluit waarbij subsidie wordt toegekend voor bepaalde, vaak toekomstige activiteiten. De betekenis ervan is, dat de aanvrager een rechtens afdwingbare, voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen krijgt, mits hij de gesubsidieerde activiteiten daadwerkelijk uitvoert en hij zich houdt aan andere opgelegde verplichtingen. Het college gaat hiermee een financiële verplichting aan, waar het in principe niet op terug kan komen, behoudens de in de Awb vermelde gronden.

Uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van de subsidieaanvraag wordt er een besluit genomen, waarbij een mogelijkheid tot verdaging van maximaal vier weken geldt. De beslistermijn wordt opgeschort als er professional moet worden ingeschakeld zoals omschreven in artikel 4.

De te verlenen subsidie wordt berekend aan de hand van een aantal elementen:

  • eerst wordt bekeken voor welke kindregeling subsidie wordt aangevraagd en of de ouder wel of niet aanspraak kan maken op kinderopvangtoeslag. Ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag wiens kind VVE-geïndiceerd is kunnen via het kindercentrum 7 VVE-uren volledig vergoed krijgen. Over de eerste 7 uur wordt het verschil tussen het maximum uurtarief en VVE-tarief ook betaald door de gemeente. Op deze wijze worden ouders gestimuleerd om werk te aanvaarden conform de uitgangspunten werk gaat voor.

  • vervolgens wordt bekeken wat het tarief voor de kindregeling is. Voor de VVE en peuterspelen geldt een hoger tarief dan het maximale uurtarief dat de belastingdienst hanteert. Bij VVE is tevens van belang om te weten of het kindercentrum VVE-geregistreerd is of dat hiervan geen sprake is;

  • tot slot wordt de te verlenen subsidie berekend aan de hand van het maximaal opengestelde aantal weken waarbij opvang kan worden afgenomen. Voor peuterspelen en VVE geldt een maximale openstelling van respectievelijk 40 en 46 weken en voor de SMI en opvang bij re-integratie geldt een maximale openstelling van 52 weken.

De gemeente vergoedt in beginsel niet het mogelijke verschil tussen de uurprijs dat het kindercentrum hanteert en de vergoeding van de belastingdienst. In specifieke gevallen, bijvoorbeeld SMI beslist de medewerker Team Toegang Jeugd of er bovenop de maximum uurprijs een extra subsidie wordt verstrekt ter hoogte van het uurtarief van een betreffend kindercentrum. Beoordeling vindt plaats op basis van de uitgangspunten kindregelingen.

Bij honorering van de aanvraag voor extra kindplekken als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, is het college bevoegd de reeds genomen subsidieverleningsbeschikking in het voordeel van de aanvrager te wijzigen, zodat de subsidievaststelling na het einde van het subsidietijdvak kan plaatsvinden overeenkomstig de gewijzigde verleningsbeschikking.

Artikel 8. Bevoorschotting

Bij de subsidieverstrekking wordt gewerkt met voorschotten voor de kindercentra bij peuterspelen, VVE, SMI en reguliere opvang bij re-integratie. Er vindt bij de verlening van de subsidie 100% bevoorschotting plaats op basis van deze werkelijke en geschatte aantallen.

Bij tussentijdse wijziging van de verleningsbeschikking als bedoeld in artikel 6 vijfde lid en artikel 7 zevende lid vindt in het voordeel van de subsidieontvanger eveneens 100% bevoorschotting plaats van de extra te subsidiëren kindplek.

Artikel 9. Weigeringsgronden

Het college heeft de bevoegdheid om de subsidie te weigeren als:

  • -

    er een andere mogelijkheid is dat de ouder de opvang regelt waarbij hij bijvoorbeeld familie, vrienden, kennissen of buren kan inzetten. Er is dan geen noodzaak dat de gemeente een kindplek subsidieert.

  • -

    de ouder in aanmerking komt of kan komen voor kinderopvangtoeslag is evenmin noodzaak tot subsidiëring van de kindplek door de gemeente.

  • -

    Dit geldt niet voor zogenaamde doelgroepouders zoals neergelegd in artikel 1,6 lid 1 sub c, e of j van de Wet Kinderopvang. Deze ouders kunnen aanspraak maken op kinderopvangtoeslag, maar volgen vanuit de Participatiewet een re-integratietraject of studie. De gemeente betaalt voor deze ouders de eigen bijdrage die voortvloeit uit de laagste trede van de kinderopvangtoeslagtabel.

  • -

    er sprake is van andere (wettelijke) voorliggende voorzieningen waarop een beroep gedaan wordt of kan worden, dan is er ook geen noodzaak dat de gemeente de kindplek subsidieert.

Door de bepaling niet dwingend te formuleren, maar door een ‘kan’ bepaling op te nemen, behoudt het college zich het recht voor om in bijzondere situaties toch een kindplek te subsidiëren.

Artikel 10. Voorwaarden Peuterspelen

Om voor subsidiëring op grond van de kindregeling peuterspelen in aanmerking te komen, geldt een aantal voorwaarden. Zo moet de opvang aangevraagd worden voor een peuter. Dit zijn dus kinderen van 2 en 3 jaar. Zodra het kind de leeftijd van 4 jaar bereikt, eindigt de subsidiëring op grond van de kindregeling peuterspelen. Verder dient de opvang in een LRK-geregistreerd kindercentrum plaats te vinden. Het is niet mogelijk om peuterspelen bij gastouders te laten plaatsvinden.

Artikel 11.Voorwaarden Voor- en Vroegschoolse Educatie

Om voor subsidiëring op grond van de kindregeling Voor en Vroegschoolse Educatie (VVE) in aanmerking te komen, geldt een aantal voorwaarden. VVE wordt toegekend zodra een kind afkomstig is uit een risicosituatie waarbij het extra steun en stimulans nodig heeft om een eventuele (ontwikkelings)achterstand te een minimum te beperken. De VVE-kindplek is erop gericht om deze achterstand te verminderen en liefst in het geheel teniet te doen. Op een VVE-geregistreerde locatie zijn hoger opgeleide pedagogisch medewerkers werkzaam en zij dienen aan hogere taal- en leesvaardigheidseisen te voldoen. De GGD is in Deventer aangewezen om inspecties uit te voeren op basis van wettelijke eisen en verordening. De GGD hanteert het ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’ en werkt daarnaast met de GGD met de Handleiding Voorschoolse Educatie.

In de verordening is neergelegd dat het kindercentrum werkt conform de basisvoorwaarden die zijn neergelegd in het ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’. Hierin staan ook eisen rondom de taaleisen waarover een pedagogisch medewerker dient te beschikken, evenals eisen rondom het inzetten van gecertificeerde krachten op een groep en mogelijkheden om in opleiding zijnde krachten hiernaast in te zetten. Omdat in Deventer al voor 1 januari 2018 de eis werd gesteld dat de beide pedagogisch medewerkers op groep volledig gecertificeerd moesten zijn, wordt het overgangsrecht vanuit de Handleiding Voorschoolse Educatie in Deventer niet overgenomen.

De GGD controleert alle locaties waaronder ook de VVE-locaties. De Onderwijsinspectie voert enkel signaalgestuurd toezicht uit. Indien er uit de Onderwijsinspectie tekortkomingen worden geconstateerd zal zij dit rapporteren aan de gemeente. Hierop zal de GGD verzocht worden om een inspectie te verzorgen. Op basis van de inspectie GGD kan handhaving plaatsvinden.

Alle locaties die VVE kinderen opvangen dienen mee te werken aan de stedelijke VVE-monitor om zo de resultaten van VVE kinderen in beeld te brengen. De VVE-middelen zijn geoormerkt en de uitgaven dienen aan rijksvoorwaarden te voldoen.

Reguliere kindercentra ontvangen voor het plaatsen van VVE kinderen met ingang van 2019 een hoger tarief dat gelijk is het tarief voor peuterspelen. Om de kwaliteit van VVE op reguliere kindercentra te waarborgen, legt het Kenniscentrum VVE bezoeken af om deze kwaliteit te meten en waar nodig kan het Kenniscentrum met verbetervoorstellen komen om de kwaliteit naar een hoger niveau te tillen.

Indien het kindercentrum voldoet aan de verhoogde voorwaarden zoals vermeld in artikel 1 en dit is aangetroffen tijdens de GGD-inspectie dan komen zij in aanmerking voor een verhoogde VVE-toelage en vindt op basis van de GGD-rapportage registratie plaats als VVE-erkende locatie in het LRK.

Indien de verhoogde VVE-kwaliteit op een VVE-kindcentrum niet door de GGD wordt aangetroffen ontvangen de VVE-kinderen dus geen verhoogde VVE-kwaliteit en komt het VVE-kindercentrum niet in aanmerking voor een VVE-toeslag voor de geleverde uren en vindt terugvordering plaats. De kwaliteit is immers niet geleverd.

In Deventer is het sinds 2018 ook mogelijk om vve-professionals deel te laten nemen aan een zogenaamde (stedelijke) basistraining vier-VVE, waarbij een goede basis wordt gelegd om kennis en vaardigheden op te doen, ongeacht het programma waarmee ze in de praktijk werken. De baistraining 4VVE is een training van 12 dagdelen die opleidt tot een startkwalificatie VVE.

Mochten er bij het kindercentrum twijfels of zorgen over de ontwikkeling van de peuter ontstaan, dan zoekt het kindercentrum contact met het Kenniscentrum VVE. Het Kenniscentrum VVE kan het kindercentrum op verschillende manier hulp bieden om de ontstane belemmeringen zoveel mogelijk weg te nemen, zodat het kind zich meer kan ontwikkelen en achterstanden worden aangepakt.

Artikel 12: Voorwaarden Sociaal Medische Indicatie

Om voor subsidiëring op grond van de kindregeling Sociaal Medische Indicatie (SMI) in aanmerking te komen geldt een aantal voorwaarden. SMI kan worden toegekend door een medewerker van Team Toegang Jeugd als er sprake is van een sociaal en/of medische indicatie. Deze indicatie kan bij het kind, maar ook bij de ouder aanwezig zijn. Er kan sprake zijn van geestelijke of fysieke beperkingen, maar er kan ook sprake zijn van een onveilige gezinssituatie. Zeker in situaties waarin sprake lijkt te zijn van kindermishandeling of huiselijk geweld richting de andere ouder, kan het verstandig zijn om het kind te laten opvangen in een LRK-geregistreerd kindercentrum of gastouder. Ook in geval van crisissituaties waarin tijdelijke opvang noodzakelijk is voor het kind, dan kan dit via een SMI geregeld worden.

Mocht een arts of instelling van oordeel zijn dat het voor de veiligheid of gezondheid van een kind beter is dat er opvang nodig is, dan zal hier middels een SMI voor gezorgd kunnen worden. Bij dergelijke problematiek is altijd een professional (veelal een medewerker Team Toegang Jeugd) betrokken om het gezin te begeleiden. De medewerker Team Toegang Jeugd of – ingeval van vluchtelingen/statushouders de medewerker van Vluchtelingenwerk1- geeft de indicatie voor een SMI af. Andere professionals verwijzen bij vermoeden dat een SMI nodig is naar de medewerker Team Toegang Jeugd of bij vluchtelingen/statushouders naar Vluchtelingenwerk. De medewerker Team Toegang Jeugd legt afspraken vast in een plan van aanpak. Hieruit blijkt wie op welke termijn actie onderneemt om de geconstateerde knelpunten bij ouder of kind op te lossen. De geboden opvang dient namelijk tijdelijk van aard te zijn, zodat de ouder al dan niet met hulp van de medewerker Team Toegang Jeugd of een andere professional ervoor zorgt dat hij na een bepaalde tijd zelf weer voor het kind kan zorgen.

Artikel 13. Voorwaarden reguliere opvang bij re-integratie en inburgering

Om voor subsidiëring van de kindregeling reguliere opvang bij re-integratie in aanmerking te komen dient sprake te zijn van een zogenaamde doelgroepouder zoals omschreven in artikel 1.6 lid 1 sub c, e, g of j van de Wet Kinderopvang. Een medewerker van KonnecteD stelt met de ouder een plan van aanpak op in het kader van diens re-integratie. Bij inburgeringsplichtigen heeft de inburgeringsconsulent de regie, de vraag naar kindervang maakt onderdeel uit van de brede intake en wordt opgenomen in het persoonlijke PIP (Plan Inburgering en Participatie)

Een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang kan onderdeel van uitmaken van het plan van aanpak re-integratie / inburgeringstraject.

Artikel 18. Subsidievaststelling

De subsidievaststelling is het besluit waarbij, na het afleggen van rekening en verantwoording door de subsidieontvanger, de aanspraak op subsidie definitief wordt vastgesteld en het recht op betaling van de subsidie ontstaat. Omdat pas bij de subsidievaststelling het recht op betaling ontstaat kunnen vooruitlopend daarop, na de subsidieverlening, voorschotten worden betaald. Voorschotten lopen dus juridisch gezien vooruit op het recht op betaling. De subsidievaststelling vindt plaats overeenkomstig de subsidieverlening, waarbij de betaling plaatsvindt onder verrekening van reeds betaalde voorschotten.

Het kindercentrum of gastouderbureau dient uiterlijk 1 april van het jaar volgend op het subsidiejaar een aanvraag tot het vaststellen van de subsidie in, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn is vermeld. Bij subsidieverleningen van € 100.000,- of meer wordt van het kindercentrum verwacht dat er een controleverklaring van de accountant wordt overgelegd. Soms is deze accountsverklaring al aanwezig bij de gemeente in verband met de subsidievaststelling betreffende de subsidiering van reguliere werkzaamheden (waar de kinderopvang binnen valt) van een instelling. In dat geval hoeft geen aparte controleverklaring ingediend te worden.

De subsidievaststelling vindt vervolgens na afloop van het subsidiejaar plaats op basis van het daadwerkelijke aantal afgenomen uren kinderopvang in het betreffende jaar en het daarvoor geldende tarief. Indien de subsidievaststelling daartoe aanleiding geeft dan kan wel terugvordering van te veel betaalde subsidie plaatsvinden.

Artikel 19. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Het kindercentrum of het gastouderbureau dient met de ouder een plaatsingscontract aan te gaan waarin afspraken worden de gemaakt die verband houden met de plaatsing van het kind op een kindplek.

Artikel 20. Nieuwe feiten en omstandigheden

Als zich nieuwe feiten en omstandigheden voordoen die maken dat er geen recht meer zou bestaan op een kindregeling, dan ligt de verantwoordelijkheid om hier melding van de maken bij zowel de subsidieontvanger (het kindercentrum of gastouderbureau).

De verleende subsidie zal dan herzien of ingetrokken worden en een eventueel teveel ontvangen subsidie zal teruggevorderd kunnen worden door het college. Dit kan spelen in de volgende gevallen voor zover en indien:

  • a.

    niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen gesteld bij of krachtens deze verordening. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de subsidieontvanger zijn registratie in het LRK verliest;

  • b.

    de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer er toch sprake blijkt te zijn of reeds gebruik wordt gemaakt van een voorliggende voorziening zoals kinderopvangtoeslag.

  • c.

    de ouder of het kind niet langer op de kindregeling is aangewezen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de ouder of beide ouders (in geval van een scheiding) buiten Deventer gaan wonen, het kind de maximale leeftijd van 4 jaar (peuterspelen, VVE) of 12 jaar (SMI, opvang bij re-integratie) heeft bereikt of als de ouder gaat werken en daarmee kinderopvangtoeslag kan aanvragen.

Artikel 21. Nadere regels en hardheidsclausule

In nadere regels kunnen onderwerpen uit de verordening nader worden uitgewerkt. Dit artikel biedt daartoe de delegatiebevoegdheid.

Vooral binnen de kindregeling SMI gaat het om het verrichten van maatwerk. Ondanks maatwerk impliceert dat er een zorgvuldige afweging is gemaakt, beoordeelt het college uiteindelijk toch in bijzondere gevallen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is, Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze clausule. Wordt de hardheidsclausule vaker voor één onderwerp gebruikt dan kan men zich afvragen of het beleid terzake niet aangepast zou moeten worden.

Artikel 22. Privacy en AVG

Met ingang van 25 mei 2018 is de Algemene Verordening Gegevensverwerking in werking getreden. Zowel de gemeente Deventer als de kindercentra voldoen voor wat betreft de uitvoering van de taken en werkzaamheden in het kader van de gemeentelijke kindregelingen aan de eisen die in het kader van privacy en de Algemene Verordening Gegevensverwerking opgenomen zijn

Artikel 23. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

Geen nadere toelichting

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

De citeertitel geeft aan onder welke benaming deze verordening kan worden aangehaald. Het vermelde jaartal geeft het jaar van vaststelling aan, niet de geldingsduur. Deze is in beginsel onbeperkt vanaf de datum van inwerkingtreding (na bekendmaking) tot het moment van vaststelling van een nieuwe verordening die deze vervangt.


Noot
1

Vluchtelingenwerk zal een SMI-indicatie afgeven als een vluchteling of statushouder in Nederland is, maar waarvan de partner nog in het land van herkomst is en waarbij er geen uitzicht is dat deze partner naar Nederland komt. Er die situatie is er namelijk geen recht op kinderopvangtoeslag en verstrekt de gemeente SMI als opvang nodig is bijv. in het kader van het volgen van een inburgeringstraject,Mocht de partner wel naar Nederland komen, dan kan een voorschot worden verstrekt in het kader van opvang bij re-integratie. Zodra de partner in Nederland is gearriveerd, kan (met terugwerkende) kracht kinderopvangtoeslag worden aangevraagd en kan het voorgeschoten bedrag aan de gemeente worden terugbetaald.