Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Dijk en Waard 2023

Geldend van 31-12-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Dijk en Waard 2023

Het college besluit:

  • 1.

    De beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Dijk en Waard 2023 vast te stellen.

  • 2.

    De beleidsregels Leerlingenvervoer Heerhugowaard in te trekken.

Als nadere uitwerking op de verordening bekostiging leerlingenvervoer Dijk en Waard 2023 zijn de volgende beleidsregels opgesteld. Per onderdeel wordt verwezen naar het betreffende artikel.

Artikel 6 lid7: Algemene voorwaarden voor toekenning van de vervoersvoorziening, betreft uitwerking van alternatieve adressen.

Primair wordt het leerlingenvervoer bekostigd over de afstand tussen de woning en de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Het woonadres is de structurele verblijfplaats van de leerling. In het geval van co-ouderschap kunnen dit 2 woonadressen zijn. Beide ouders dienen afzonderlijk een aanvraag in.

Naast het structurele woonadres accepteert de gemeente één alternatief adres als er geen voorliggende voorziening is die het vervoer van het tweede adres naar school of van school naar het tweede adres voor haar rekening neemt of zou moeten nemen. Hierbij gelden de volgende criteria:

  • een leerling recht heeft op bekostiging van het vervoer van de woning naar school en/of vice versa;

  • het tweede adres voldoet aan het afstandscriterium uit de verordening;

  • het opstap- of afzetadres is structureel. Dit betekent dat er sprake moet zijn van een (twee)wekelijks terugkerend patroon zodat de vervoerder tot het einde van het schooljaar door kan plannen;

  • het opstap- of afzetadres bevindt zich op de route van het aangepast vervoer met een marge van 5 minuten omrijtijd;

Artikel 7, lid 4d en e: Herziening, opschorting, intrekking of terugvordering van de vervoersvoorziening, betreft protocol ‘onaanvaardbaar wangedrag’

Onaanvaardbaar wangedrag door leerlingen is gedrag waardoor de verkeersveiligheid, veiligheid van de chauffeur of leerlingen wordt gehinderd of in gevaar gebracht.

Gedragsregels leerlingen

Om orde en rust in het vervoer te handhaven en veilig vervoer te garanderen gelden de volgende gedragsregels:

  • Kinderen volgen de aanwijzingen van de chauffeur op.

  • Kinderen nemen plaats op hun vaste - door de chauffeur aangewezen - zitplaats.

  • Kinderen dienen de veiligheidsgordel om te hebben tijdens de rit.

  • Staan en lopen in de bus tijdens het rijden is niet toegestaan.

  • Eten en drinken in de bus is niet toegestaan.

  • Kinderen mogen elkaar niet hinderen, plagen, pesten, schoppen, stompen, bijten of slaan.

  • Verbaal geweld of veroorzaken van geluidsoverlast is niet toegestaan.

  • Gooien met voorwerpen en andere daden, waardoor schade aan goederen of lichamelijk letsel ontstaat of kan ontstaan, is niet toegestaan.

Protocol maatregelen leerlingen

Doel van maatregelen is het wegnemen van een bedreigende, hinderlijke of gevaarlijke situatie. De ondernomen acties worden in het dossier van de betreffende leerling vastgelegd.

  • 1.

    De chauffeur meldt aan de vervoerder als een kind zich niet houdt aan de gedragsregels.

  • 2.

    De vervoerder spreekt ouders aan op het gedrag van hun kind.

  • 3.

    Wanneer het kind herhaaldelijk onaanvaardbaar gedrag in het vervoer vertoont, informeert de vervoerder de gemeente. Ouders worden hierover in kennis gesteld.

  • 4.

    De gemeente onderzoekt (eventueel in samenspraak met school, vervoerder en/of ouders) of het ongewenst gedrag te maken heeft met de beperking van de leerling en wat daarbij de best passende oplossing is, bijvoorbeeld een andere zitplaats, begeleiding van de leerling in het vervoer of een andere wijze van vervoer.

  • 5.

    Als het incident niet terug te voeren is op de handicap van de leerling, wordt het ongewenst gedrag aan de leerling toegerekend en treft de gemeente sancties. Ouders ontvangen dan een schriftelijke mededeling met:

    • a.

      een eerste waarschuwing, of

    • b.

      een tijdelijke uitsluiting, of

    • c.

      een (tijdelijke) uitsluiting zonder voorafgaande waarschuwing.

Ad. a. Een eerste waarschuwing

Ouders ontvangen een brief waarin wordt medegedeeld dat bij herhaling van het ongewenste gedrag de leerling voor een termijn van maximaal 4 weken wordt geschorst van leerlingenvervoer.

Ad. b. Tijdelijke uitsluiting

Vindt opnieuw ongewenst gedrag plaats dan ontvangen ouders een brief waarin hen, onder verwijzing naar de waarschuwingsbrief, wordt medegedeeld dat de leerling voor een termijn van 1 dag tot maximaal 4 weken wordt uitgesloten van het leerlingenvervoer.

Als de leerling zich na de schorsing opnieuw schuldig maakt aan ongewenst gedrag, dan wordt de leerling uitgesloten van het leerlingenvervoer met een maximum van 2 maanden (exclusief vakanties).

Ad c. Uitsluiting zonder voorafgaande waarschuwing

Als sprake is van een zeer ernstige situatie waardoor de veiligheid in het geding is kan direct zonder voorafgaande waarschuwing worden geschorst voor nader te bepalen periode.

Als de leerling zich na de schorsing opnieuw schuldig maakt aan ongewenst gedrag, dan wordt de leerling uitgesloten van het leerlingenvervoer met een maximum van 2 maanden (exclusief vakanties).

  • 6.

    Als de leerling binnen 2 maanden na schorsingsperiode opnieuw onaanvaardbaar gedrag vertoont wordt het vervoer beëindigd d.w.z. schorsing voor de rest van het schooljaar. Ouders ontvangen hiervan schriftelijke mededeling.

Tijdens schorsing wordt geen alternatief vervoer geregeld of tegemoetkoming toegekend. De gemeente koppelt elke actie terug naar de vervoerder, school en afdeling leerplicht. Ouders blijven verantwoordelijk voor de schoolgang van hun kind.

Protocol maatregelen ouders

Bij onaanvaardbaar wangedrag van ouders gaat het om loosmelding, d.w.z. als de leerling niet tijdig wordt afgemeld bij de vervoerder, waardoor deze onnodig aan de deur staat. Ook onaanvaardbaar is het als de leerling regelmatig te laat klaar staat.

De ondernomen acties worden in het dossier van de betreffende leerling vastgelegd.

  • 1.

    De chauffeur stelt de vervoerder in kennis, waarop de vervoerder de gemeente informeert.

  • 2.

    De gemeente bespreekt de situatie met de ouders. Daarbij vindt hoor en wederhoor plaats en wordt zorgvuldig gekeken naar oorzaken en omstandigheden die hebben meegespeeld. Als de conclusie van het gesprek is dat het niet verwijtbaar is, wijst de gemeente op de regels.

  • 3.

    Bij herhaling van verwijtbare loosmelding of te laat klaar staan volgt een schriftelijke waarschuwing, waarin de gemeente meedeelt dat bij een volgende situatie de leerling voor een week wordt uitgesloten van leerlingenvervoer.

  • 4.

    Doet de situatie zich opnieuw voor binnen 2 maanden na de datum van de waarschuwingsbrief, dan stuurt de gemeente de ouders een brief waarin wordt meegedeeld dat de leerling voor een week wordt uitgesloten van vervoer.

  • 5.

    Als na deze periode de situatie niet verbetert wordt het vervoer beëindigd d.w.z. schorsing voor de rest van het schooljaar. Ouders ontvangen hiervan schriftelijke mededeling.

Tijdens schorsing wordt geen alternatief vervoer geregeld of tegemoetkoming toegekend. De gemeente koppelt elke actie terug naar de vervoerder, school en afdeling leerplicht.

Artikel 8: de dichtstbijzijnde toegankelijke school in relatie tot de taalklas en andere wetgeving

Kinderen van nieuwkomers zijn kinderen van asielzoekers, statushouders, arbeidsmigranten, of kinderen die naar Nederland komen vanwege gezinshereniging. Het gaat om kinderen die rechtstreeks uit het buitenland komen of nog geen jaar in Nederland zijn en de Nederlands taal niet of onvoldoende beheersen om direct aan het reguliere basisonderwijs deel te nemen. De kinderen kunnen na maximaal één jaar onderwijs in een taalklas in principe deelnemen aan het reguliere basisonderwijs. Uitgangspunt is dat kinderen zelfstandig, al dan niet onder begeleiding van ouders/verzorgers, naar school gaan. Ouders kunnen ter ondersteuning hun netwerk inschakelen (familieleden, buren, vrienden, kennissen).

Voor deze kinderen hanteert de gemeente de volgende uitgangspunten cq regels:

  • 1.

    Een centrale taalklas, schakelklas of Internationale Schakelklas (ISK) wordt voor deze kinderen beschouwd als de ‘dichtstbijzijnde toegankelijke school’. Zij kunnen immers in reguliere klassen vanwege taalproblemen geen passend onderwijs krijgen.

  • 2.

    Een vergoeding / voorziening van leerlingenvervoer naar deze taalklas wordt onder de volgende voorwaarden verstrekt:

    • a.

      Er is vastgesteld dat zelfstandig reizen en/of met ouders/begeleiders (fiets en/of OV) nog niet mogelijk is.

    • b.

      Samen met Vluchtelingenwerk, MEE, MET en/of andere partijen die de kinderen en gezinnen ondersteunen, maken we afspraken om de zelfredzaamheid te vergroten, zodat in principe zelfstandig reizen na 12 weken wel mogelijk is.

    • c.

      Wanneer duidelijk is dat er sprake is van een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap en men daardoor niet of niet zelfstandig de school kan bereiken, komt men in aanmerking voor een vervoersvoorziening.

    • d.

      In andere gevallen wordt tijdelijk een vergoeding/voorziening versterkt totdat het kind wel zelfstandig (met of zonder begeleiding) kan reizen. Een vergoeding kan ook via Haltewerk verstrekt worden. Dit is een vorm van maatwerk gezien de specifieke situatie, waarbij in beginsel geen vergoeding wordt verstrekt als de afstand minder is dan 6 kilometer.

Het kan voorkomen dat aangepast (leerlingen)vervoer nodig is vanuit een andere regeling (m.n. jeugdhulp). In het lopende contract (vanaf augustus 2022) is dit meegenomen onder de voorwaarden dat deze passen binnen de afspraken bij regulier leerlingenvervoer (o.a. zelfde schooltijden, combineren met andere leerlingen, binnen de regio of aangrenzende regio). Ook dit is maatwerk en vereist overleg met alle betrokkenen, waaronder de vervoerder.

Artikel 19c: Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer, betreft uitwerking van begrip ernstige benadeling

In artikel 19 c is opgenomen dat aanspraak bestaat op aangepast vervoer als ouders aantonen dat het onmogelijk is om de leerling te begeleiden of dat er sprake is van ernstige benadeling van het gezin als zij de leerling begeleiden bij het reizen. Het is het gezin zelf niet gelukt om een andere oplossing te zoeken.

Het geven van begeleiding tijdens het reizen is in beginsel de verantwoordelijkheid van de ouders. Hierover bestaat diverse jurisprudentie (o.a. ECLI:NL:RVS:2015:3382 en ECLI:NL:RVS:2019:822). Als de ouders zelf niet in staat zijn om te begeleiden moeten zij dit zelf proberen op te lossen bijvoorbeeld door het netwerk in te schakelen. Geen reden voor het toekennen van aangepast vervoer is:

  • De werksituatie van ouders

  • De gezinssituatie

Er kan echter sprake zijn van dusdanig bijzondere omstandigheden dat in bovengenoemde situaties wel aangepast vervoer wordt toegekend. Denk bij bijvoorbeeld:

  • bij een werksituatie aan een bijstandsgerechtigde alleenstaande ouder waar bijzondere werkomstandigheden aan de orde zijn.

  • bij een gezinssituatie aan noodzakelijke begeleiding van andere kinderen wat aantoonbaar niet te combineren met het begeleiden van de leerling waar de aanvraag voor wordt gedaan.

Het is aan de ouders om aannemelijk te maken dat er sprake is van ernstige benadeling.

Er is wel sprake van onmogelijkheid tot begeleiding van de leerling als:

  • beide ouders zelf niet in staat zijn te reizen door een aantoonbare structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuigelijke of psychische handicap

  • een scholings- of arbeidsverplichting vanuit de Participatiewet bij beide ouders die niet te combineren is met het begeleiden van de leerling.

  • het reizen kost de ouders meer dan acceptabel te achten begeleidingstijd, te weten meer dan 4 uur per dag.

Ook hier is dit aan te tonen dan wel aannemelijk te maken.

Ondertekening