Nadere regels behorende bij de Verordening voor het crematorium en de begraafplaats Rusthof en de Verordening voor de gemeentelijke begraafplaatsen Maranatha en Soesterweg

Geldend van 31-12-2022 t/m 28-04-2023

Intitulé

Nadere regels behorende bij de Verordening voor het crematorium en de begraafplaats Rusthof en de Verordening voor de gemeentelijke begraafplaatsen Maranatha en Soesterweg

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort,

gelet op artikel 3, 5, 8, 13 van de Verordening voor het crematorium en de begraafplaats Rusthof vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Leusden op 10 november 2022 en de Verordening voor de begraafplaatsen Maranatha en Soesterweg, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Amersfoort op 29 november 2022,

gelet op de bestuursovereenkomst (d.d. 10 november 2022),

besluit vast te stellen:

Nadere regels behorende bij de Verordening voor het crematorium en de begraafplaats Rusthof en de Verordening voor de gemeentelijke begraafplaatsen Maranatha en Soesterweg

Hoofdstuk 1

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    Verordening: zowel de Verordening voor het crematorium en de begraafplaats Rusthof als de Verordening voor de begraafplaatsen Maranatha en Soesterweg;

  • b.

    begraafplaats Rusthof: begraafplaats Rusthof, gemeentelijke begraafplaats van de gemeente Amersfoort, gelegen aan de Dodeweg Oost 31 te Leusden;

  • c.

    begraafplaats Maranatha: Rooms Katholieke gedeelte van Rusthof, de begraafplaats Maranatha gelegen aan de Dodeweg West 28 te Amersfoort;

  • d.

    begraafplaats: begraafplaatsen zoals bedoeld onder a en b en begraafplaats Soesterweg, gelegen aan de Soesterweg 187 te Amersfoort;

  • e.

    onbepaalde tijd: graven die zijn uitgegeven voor onbepaalde tijd, blijven bestaan tot het moment dat de begraafplaats wordt opgeheven;

  • f.

    gedenkzuil: zuil op de gedenkplaats waarop gedenkplaten zijn bevestigd waarop namen zijn vermeld van overledenen;

  • g.

    foetusgraf voor bepaalde tijd: algemeen graf waarin een foetus kan worden bijgezet van een levenloos geboren vrucht jonger dan 24 weken, danwel binnen 24 uur na de geboorte is overleden.

Hoofdstuk 2 Indeling begraafplaats en graven en asbestemmingen

Artikel 2 Indeling graven en asbezorging

  • 1. Gelet op artikel 5 van de Verordening heeft het college de algemene graven in de onderstaande categorieën onderverdeeld:

    • a.

      algemene graven;

    • b.

      algemene kindergraven;

    • c.

      algemeen foetusgraf

    • d.

      algemene asverstrooiingsplaatsen.

  • 2. Gelet op artikel 5 van de Verordening heeft het college de particuliere graven in de onderstaande categorieën onderverdeeld:

    • a.

      particuliere padgraven, waaronder islamitische graven in velden L, M en N;

    • b.

      particuliere bosgraven;

    • c.

      particuliere kindergraven;

    • d.

      particuliere keldergraven

    • e.

      particuliere urnengraven;

    • f.

      particuliere urnennissen;

    • g.

      particuliere plaats in urnentuin;

    • h.

      particuliere gedenkplaat op de gedenkzuil;

    • i.

      particuliere urnenzuilen

Artikel 3 Algemene graven

  • 1. In algemene graven wordt gelegenheid gegeven om lijken te begraven voor een periode van 10 jaar.

  • 2. Algemene graven hebben een breedte van maximaal 1 meter en een lengte van maximaal 2 meter.

  • 3. Een algemeen kindergraf heeft een breedte van maximaal 0,75 meter en een lengte van maximaal 1,50 meter.

  • 4. In een algemeen foetusgraf is de maximale maat van het lijkomhulsel 10 centimeter bij 10 centimeter bij 20 centimeter.

  • 5. In een algemeen graf worden maximaal drie lijken begraven.

  • 6. De uitgifte van algemene graven geschiedt in een door de directeur aangegeven volgorde.

Artikel 4 Particuliere graven.

  • 1. Particuliere graven worden uitgegeven voor een periode van 10 of 25 jaar, met de mogelijkheid de termijn telkens te verlengen met 5, 10, 15 en 20 jaar, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een particulier graf op afdeling A tot en met Y van de begraafplaats Rusthof en padgraven op begraafplaats Maranatha worden uitgegeven voor onbepaalde tijd danwel kan het verstrijken van de uitgifteperiode op aanvraag worden omgezet naar onbepaalde tijd.

  • 3. De particuliere graven worden onderverdeeld in:

    • a.

      particuliere graven aan een pad op begraafplaats Rusthof en begraafplaats Maranatha met een breedte van 1 meter en een lengte van 2 meter, bestemd voor het begraven van twee lijken;

    • b.

      particuliere bosgraven op begraafplaats Rusthof en begraafplaats Maranatha met een breedte van 2 meter en een lengte van 2 meter, bestemd voor het begraven van 4 lijken;

    • c.

      particuliere bosgraven op begraafplaats Rusthof en begraafplaats Maranatha met een breedte van 1 meter en een lengte van 2 meter, bestemd voor het begraven van 2 lijken;

    • d.

      particuliere kindergraven aan pad op begraafplaats Rusthof en begraafplaats Maranatha met een breedte van 0,75 meter en een lengte van 1,50 meter, bestemd voor het begraven van 1 lijk.

  • 3. In particuliere graven kunnen maximaal 4 asbussen worden bijgezet.

Artikel 5 Asbestemmingen

  • 1. Particuliere urnengraven worden uitgegeven voor een periode van 10 of 25 jaar, met de mogelijkheid de termijn telkens te verlengen met 5, 10, 15 en 20 jaar, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 2. Particuliere urnengraven worden onderverdeeld in:

    • a.

      graven met een breedte van 0,75 meter en een lengte van 0,75 meter, bestemd voor het daarin bijzetten van ten hoogste 3 asbussen of 3 verstrooiingen in het graf;

    • b.

      graven met een breedte van 1 meter en een lengte van 2 meter, bestemd voor het daarin bijzetten van ten hoogste 6 asbussen of 6 verstrooiingen in het graf.

  • 3. De in het tweede lid onder a bedoelde urnengraven worden uitgegeven in een door de directeur aangegeven volgorde op de urnenheuvel op afdeling 31 van begraafplaats Rusthof.

  • 4. Particuliere urnennissen worden uitgegeven voor een periode van 5 jaar, met de mogelijkheid de termijn telkens te verlengen met 5 jaar, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend. Deze nissen zijn bestemd voor het plaatsen van maximaal 2 asbussen.

  • 5. Particuliere kinder-urnennissen worden uitgegeven voor een tijd van 5 jaar, met de mogelijkheid de termijn telkens te verlengen met 5 jaar, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend. Deze nissen zijn bestemd voor het daarin bijzetten van 1 asbus.

  • 6. In niet afgesloten of met transparant glas afgesloten urnennissen dient een sierurn geplaatst te worden.

  • 7. Plaatsen in de urnentuin zijn bestemd voor het bijzetten van ten hoogste 2 asbussen in een urnenzuil of een enkele asbus in sierurn en kunnen worden gehuurd voor telkens 5 jaar.

  • 8. Op aanvraag van de nabestaande die een asbus in beheer heeft, kan het college toestemming verlenen voor asverstrooiing op een namens het college aan te wijzen plek op begraafplaats Rusthof.

  • 9. Asverstrooiing vindt niet plaats als er sprake is van de volgende omstandigheden:

    • a.

      als de grond bevroren is;

    • b.

      bij harde wind;

    • c.

      op sneeuw.

  • 10. As uit een asbus dient verstrooid te worden onder toezicht van een medewerker van de begraafplaats en moet worden uitgevoerd met behulp van een as-verstrooiingsapparaat.

  • 11. Op de plek van een incidentele asverstrooiing mag geen blijvend herdenkingsteken in welke vorm dan ook worden geplaatst of in of aan een boom worden opgehangen of bevestigd.

Artikel 6 Kennisgeving begraven, cremeren en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degenen, die wil doen begraven of cremeren, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, crematie, bijzetting of verstrooiing moet plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de directeur.

  • 2. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven, wordt in afwijking van het eerste lid de kennisgeving aan de directeur zo spoedig mogelijk gedaan.

  • 3. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaatsen op aanwijzingen en onder toezicht van de directeur.

  • 4. In afwijking van het derde lid kunnen nabestaanden kunnen deze werkzaamheden op aanwijzingen en onder toezicht van de directeur geheel of gedeeltelijk zelf verrichten, indien zij hun wens daartoe uiterlijk 2 werkdagen voorafgaand mondeling of schriftelijk aan de directeur hebben kenbaar gemaakt.

Artikel 7 Over te leggen stukken

  • 1. Gelet op artikel 3 van de verordening wordt niet overgegaan tot begraving en crematie dan nadat de volgende documenten aan de directeur zijn overgelegd:

    • a.

      het verlof tot begraven/ cremeren;

    • b.

      kistregistratieformulier;

    • c.

      ondertekend aanvraagformulier voor de begrafenis of crematie.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de directeur te worden overgelegd, ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

Hoofdstuk 3 Grafbedekkingen

Artikel 8 Vergunningverlening gedenkteken

  • 1. Een vergunning als bedoeld in artikel 13 van de Verordening kan voor particuliere graven en urnengraven worden aangevraagd door de rechthebbende en voor een algemeen graf door degene die opdrachtgever was voor de begrafenis.

  • 2. Een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan met een door het college vastgesteld aanvraagformulier en wordt vergezeld door een werktekening waarop in ieder geval is aangegeven:

    • a.

      een boven-, voor-, en zijaanzicht met alle hoogte-, breedte-, en lengtematen;

    • b.

      de soort, kleur en bewerking van het te gebruiken materiaal;

    • c.

      de wijze waarop de letters e.d. zijn aangebracht;

    • d.

      het materiaal van de fundering en de wijze van bevestiging.

  • 3. Het college verleent een vergunning als bedoeld in artikel 13 van de Verordening indien:

    • a.

      het gedenkteken van goede kwaliteit is, uit bestendig materiaal is vervaardigd en vakkundig is bewerkt;

    • b.

      een esthetische verhouding bestaat tussen het gedenkteken, de voor het gedenkteken beschikbare oppervlakte en de omgeving;

    • c.

      het gedenkteken voldoet aan de eisen gesteld in artikel 9.

Artikel 9 Eisen aan het gedenkteken

  • 1. Op afdeling 11, nummer 14 tot en met 29, afdeling 15, nummer 407A, nummer 477 tot en met 498, nummer 499 tot en met 499X en nummer 500B, mogen als gedenkteken uitsluitend zerken op een roef worden geplaatst waarbij de zerk minimaal 10 centimeter dik is.

  • 2. Op de urnenheuvel op afdeling 31 mogen als gedenkteken uitsluitend zwerfkeien worden geplaatst.

  • 3. Op een algemeen graf mag een gedenkteken een lengte hebben van maximaal 45 cm en een breedte van maximaal 65 cm.

  • 4. Op een algemeen graf is het verboden om een omranding of grind, marmergruis en dergelijke aan te brengen.

  • 5. Op een particulier graf mag de lengte en de breedte van het gedenkteken de lengte en breedte van het graf niet overschrijden.

  • 6. Op een particulier graf mag een omranding van natuurstenen banden worden aangebracht.

  • 7. Op een gedenkteken moet het nummer van het graf of urnengraf met ingehakte of gegraveerde cijfers worden aangebracht met een hoogte van 3 centimeter.

  • 8. De gedenkplaten die aan de gedenkzuil kunnen hangen zijn uniform vormgegeven platen van gegoten brons en de platen zijn 17 centimeter hoog en 10 centimeter breed.

  • 9. Het is verboden reclame-uitingen op het gedenkteken aan te brengen.

Artikel 10 Voorschriften aan vergunning voor een gedenkteken

Aan de vergunning als bedoeld in artikel 8 worden in elk geval de volgende voorschriften verbonden:

  • a.

    werkzaamheden in verband met het plaatsen van een gedenkteken vinden plaats op maandag tot en met vrijdag tussen 09.00 uur en 15.30 uur onder overlegging van de vergunningen;

  • b.

    de werkzaamheden als bedoeld onder lid 1, onder a, mogen niet plaatsvinden binnen 1 maand na begraving en bij slechte terreingesteldheid, zoals vorst in de grond of tijdens opdooi;

  • c.

    afval dat ontstaat tijdens de werkzaamheden wordt verwijderd;

  • d.

    gebreken aan het gedenkteken ontstaan ten gevolge van onvakkundig gebruik of plaatsing, behoren op een eerste aanzegging daartoe te worden hersteld.

Artikel 11 Grafbeplanting

  • 1. Grafbeplanting op een particulier graf mag bij volle wasdom de voor het graf beschikbare oppervlakte niet overschrijden en mag niet hoger worden dan 1.5 meter.

  • 2. Grafbeplanting op een algemeen graf mag niet hoger zijn dan 50 centimeter.

Artikel 12 Onderhoud gedenktekenen en grafbedekking

  • 1. De rechthebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 2. Indien de rechthebbende nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 3. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 4. Het college kan de rechthebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

  • 5. Voor graven voor onbepaalde tijd geldt dat de gemeente zorgdraagt voor het in standhouden van het graf wanneer er geen rechthebbende meer is. Indien een gedenkteken dusdanig beschadigd is dat deze een gevaar vormt, wordt deze verwijderd.

Artikel 13 Verwijderen grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1. De grafbedekking wordt na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college verwijderd, tenzij de grafrechttermijn wordt verlengd of de grafbedekking is opgenomen op de lijst bedoeld in artikel 17 van de verordening.

  • 2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd met een bij het graf te plaatsen bordje en op het mededelingenbord bij de ingang van de begraafplaats bekend.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 14 Slotbepalingen

  • 1. Deze nadere regels treden in werking met ingang van 20 december 2022.

  • 2. Deze nadere regels worden aangehaald als: ‘Nadere regels gemeentelijk begraafplaatsen en crematorium Amersfoort’.

  • 3. Met inwerkingtreding van deze nadere regels worden het Uitvoeringsbesluit grafbedekkingen Amersfoort 2011 en het Uitvoeringsbesluit graven, asbezorging en gedenkplaatsen Amersfoort 2011 ingetrokken, met dien verstande dat die blijven gelden voor vergunningen die zijn aangevraagd onder die besluiten.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 20 december 2022.

de secretaris,

de burgemeester,

TOELICHTING

Hoofdstuk 1:

Deze nadere regels vinden hun grondslag in zowel de Verordening voor het crematorium en de begraafplaats Rusthof als in de Verordening voor de gemeentelijke begraafplaatsen Maranatha en Soesterweg. De gemeentelijke begraafplaats Rusthof en het crematorium zijn gelegen aan de Dodeweg Oost 31 te Leusden. Doordat die begraafplaats en crematorium op het grondgebied van de gemeente Leusden liggen, heeft de raad van de gemeente Leusden de verordenende bevoegdheid daartoe. De begraafplaatsen Marantha en Soesterweg liggen op Amersfoorts grondgebied. Op 10 november zijn de gemeenteraden van Leusden en Amersfoort een bestuursovereenkomst aangegaan. In deze bestuursovereenkomst hebben de gemeenteraden van Leusden en Amersfoort afspraken gemaakt op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Daarmee is geregeld dat het college van Amersfoort bevoegd is op grond van die verordeningen nadere regels te stellen.

Hoofdstuk 2:

In artikel 6 wordt met ‘grafbedekking’ bedoeld alles wat zich op een graf bevindt, dus naast het gedenkteken en beplanting, ook voorwerpen, vazen, bloembakken etc.

Hoofdstuk 3:

In artikel 14 van de Verordening is aangegeven dat op graven grafbeplanting en een gedenkteken kunnen worden aangebracht, mits die voldoen aan de nadere regels die het college daaraan stelt. In hoofdstuk 2 worden die nadere regels gesteld. Voor het hebben van een gedenkteken is een vergunning nodig. In dit hoofdstuk worden op grond van artikel 14 van de Verordening regels gesteld over de wijze van aanvragen, de aard en afmeting van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen en onderhoud. En is aangegeven welke voorschriften aan de vergunning worden verbonden.

Artikel 9, achtste lid: een dergelijke gedenkplaat kan via de directeur worden besteld.