Handboek kabels en leidingen Leusden 2023

Geldend van 30-12-2022 t/m heden

Intitulé

Handboek kabels en leidingen Leusden 2023

Het college van burgemeester en wethouders van Leusden,

gelet op

  • de Telecommunicatiewet, artikel 7 van de Telecomverordening Leusden,

  • Leidingenverordening Leusden en

  • de Algemene wet bestuursrecht.

besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:

HANDBOEK KABELS EN LEIDINGEN LEUSDEN 2023

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Artikel 1.2 Reikwijdte

Hoofdstuk 2 Algemene opbreekregels

Paragraaf 2.1Voorschriften betreffende melding en informatievoorziening

Artikel 2.1.1 Melding en informatievoorziening bij standaardwerkzaamheden

Artikel 2.1.2 Melding en informatievoorziening bij werkzaamheden van niet ingrijpende aard

Artikel 2.1.3 Melding en informatievoorziening bij spoedeisende werkzaamheden

Artikel 2.1.4 Melding, voorbereiding en informatievoorziening bij grote werken

Paragraaf 2.2 Voorschriften voor werkzaamheden in of op openbare gronden

Artikel 2.2.1 Eisen aan uitvoerende ploegen

Artikel 2.2.2 Nulmetingen, proefsleuven en duur van de werkzaamheden

Artikel 2.2.3 Scheiding en afvoer van materialen

Artikel 2.2.4 Gestuurde boring

Artikel 2.2.5 Bronnering

Artikel 2.2.6 Medegebruik van voorzieningen

Artikel 2.2.7 Ondergrondse ordening en (diepte)ligging

Artikel 2.2.8 Lay-out kabeltracé

Artikel 2.2.9 Gebruik mantelbuizen, beschermplaten en labels

Artikel 2.2.10 Ondergrondse objecten

Artikel 2.2.11 Bovengrondse objecten

Artikel 2.2.11.A Schoonmaken bovengrondse objecten

Artikel 2.2.12 Kunstwerken

Artikel 2.2.13 Archeologische vondsten

Hoofdstuk 3 Technische opbreekregels

Paragraaf 3.1 Voorschriften betreffende veiligheids- en verkeersmaatregelen

Artikel 3.1.1 Afzetting en veiligheid

Artikel 3.1.2 Bereikbaarheid voetgangers, fietsers en bestemmingsverkeer

Artikel 3.1.3 Bereikbaarheid openbaar vervoer

Artikel 3.1.4 Bereikbaarheid hulpdiensten

Artikel 3.1.5 Bereikbaarheid brandkranen en andere voorzieningen

Artikel 3.1.6 Verkeersreguleringsplan

Paragraaf 3.2 Voorschriften voor werkzaamheden in groenvoorzieningen

Artikel 3.2.1 Gazons, bermen en beplanting

Artikel 3.2.2 Bomen

Paragraaf 3.3 Voorschriften betreffende het herstel van het straatwerk

Artikel 3.3.1 Algemene werkwijze

Artikel 3.3.2 Aanvulling en verdichting

Artikel 3.3.3 Vervanging beschadigde materialen

Artikel 3.3.4 Herstel gesloten verharding en fundering

Artikel 3.3.5 Herstel elementenverharding

Artikel 3.3.6 Herstel nieuwe verharding en sierverharding

Paragraaf 3.4 Overige voorschriften

Artikel 3.4.1 Revisietekeningen

Artikel 3.4.2 Breekverbod en bouwvak

Artikel 3.4.3 Schade en aansprakelijkheid

Hoofdstuk 4 Gebiedsgebonden opbreekregels

Artikel 4.1 Winkelgebieden

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Nadere voorschriften

Artikel 5.2 Inwerkingtreding

Artikel 5.3.Citeertitel

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    vergunning: alle vergunningen tot het aanleggen, in stand houden, verplaatsen en verwijderen van kabels en leidingen in openbare gronden, ongeacht de wettelijke benaming of rechtsgrondslag;

  • b.

    vergunningverlener: degene die door het college van burgemeester en wethouders belast is om namens hen vergunningen voor kabels en leidingen af te geven;

  • c.

    aanbieder: eigenaar of beheerder van een net door of namens wie een vergunningsaanvraag wordt ingediend of een melding wordt gemaakt;

  • d.

    toezichthouder: degene die door het college van burgemeester en wethouders is belast met het toezicht op de naleving van de Telecomverordening, de Leidingenverordening, de vergunningverlening en deze beleidsregels;

  • e.

    werkzaamheden: alle civiele graaf- en herstraatwerkzaamheden die verband houden met de aanleg, instandhouding, verplaatsing en verwijdering van kabels en leidingen in openbare gronden;

  • f.

    kabels en leidingen: kabels en leidingen, mantelbuizen daaronder begrepen, die gedoogd moeten worden of waarmee een algemeen belang wordt gediend en waarvoor de eigenaar of beheerder in staat is aan de bij of krachtens de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (WIBON) opgelegde verplichtingen te voldoen;

  • g.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden of de door dit college met de uitvoering van de vergunningverlening of het toezicht belaste personen;

  • h.

    Telecomverordening: de Telecomverordening Leusden;

  • i.

    MOOR: digitaal Meldpunt Opbrekingen Openbare Ruimte, digitaal programma waarin vergunningaanvragen en meldingen kunnen worden afgewikkeld;

  • j.

    CROW 96b: de uitgave: “Werk in uitvoering 96b Maatregelen op de rijbaan";

  • k.

    Standaard 2020: “Standaard RAW bepalingen 2020” van CROW.

Artikel 1.2 Reikwijdte

  • 1. Deze beleidsregels hebben betrekking op het verrichten van werkzaamheden voor de aanleg van kabels en leidingen in openbare gronden binnen de gemeente Leusden door of in opdracht van de aanbieder.

  • 2. Bij de interpretatie van begrippen en oplossing van vraagstukken over kabels en leidingen, waarin niet uitdrukkelijk in deze beleidsregels is voorzien, dient de Telecommunicatiewet en de daarop gebaseerde jurisprudentie zoveel mogelijk als leidraad. Definities en procedures genoemd in de Telecomverordening vinden overeenkomstige toepassing op kabels en leidingen die niet onder de Telecommunicatiewet vallen.

  • 3. De geldende Standaard RAW Bepalingen, zoals beheerd en onderhouden door de Stichting CROW en toegepast door de gemeente Leusden, van toepassing op de wijze van uitvoering van de werkzaamheden, tenzij de Telecomverordening, de vergunning en deze beleidsregels inhoudelijk daarvan afwijken.

HOOFDSTUK 2 ALGEMENE OPBREEKREGELS

Paragraaf 2.1 Voorschriften betreffende melding en informatievoorziening

Artikel 2.1.1 Melding en informatievoorziening bij werkzaamheden

  • 1. Voor de uitvoering van werkzaamheden heeft de aanbieder eerst een vergunning of een goedkeuring nodig, die digitaal wordt aangevraagd via MOOR.

  • 2. Nadat de aanbieder op voorgeschreven wijze een vergunning heeft verkregen, zorgt deze ervoor dat minimaal vijf werkdagen voorafgaand aan de uitvoering van de in de vergunning omschreven werkzaamheden burgers en bedrijven, die mogelijk hinder van deze werkzaamheden kunnen ondervinden, hiervan op adequate wijze via een schriftelijke kennisgeving op de hoogte worden gesteld.

  • 3. De in lid 2 bedoelde kennisgeving bevat in ieder geval de volgende informatie:

    • a.

      doel van de werkzaamheden;

    • b.

      exacte startdatum en duur van de werkzaamheden;

    • c.

      naam, e-mailadres en telefoonnummer van de (Nederlands sprekende) voorman of uitvoerder;

    • d.

      welke maatregelen bewoners en bedrijven zelf moeten treffen;

    • e.

      een telefoonnummer waarmee bewoners en bedrijven zich, tijdens en na afloop van de werkzaamheden, met hun vragen en klachten tot een daarvoor door de aanbieder aangewezen persoon kunnen wenden.

  • 4. Aan de toezichthouder wordt minimaal vijf werkdagen voorafgaand aan de uit te voeren werkzaamheden het volgende ter goedkeuring voorgelegd:

    • a.

      de in lid 3 benoemde informatie;

    • b.

      een gedetailleerde planning van de werkzaamheden;.

    • c.

      bij werkzaamheden van niet ingrijpende aard een tekening met verkeersvoorzieningen conform CROW 96b;

    • d.

      bij werkzaamheden van ingrijpende aard een verkeersplan conform CROW 96b

  • De termijn voor de informatie genoemd onder d. is een maand.

  • 5. Onmiddellijk na afronding van de werkzaamheden worden deze via MOOR gereed gemeld.

  • 6. Binnen 3 weken na afronding van de werkzaamheden dienen de hoeveelheden voor de degeneratiekosten ingevuld te zijn. Indien de doorlooptijd verstreken is vult de gemeente de hoeveelheden in, aangevuld met administratiekosten.

Artikel 2.1.2 Melding en informatievoorziening bij werkzaamheden van niet ingrijpende aard

  • 1. Werkzaamheden van niet ingrijpende aard zijn werkzaamheden met een maximale grootte van 1 m² (lasgat). Voor deze werkzaamheden hoeft geen vergunning te worden aangevraagd. Hiervoor kan worden volstaan met een melding.

  • 2. De aanbieder zorgt ervoor dat de melding bedoeld in lid 1 ten minste vijf werkdagen voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden wordt gedaan. Artikel 2.1.1 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de goedkeuring van de melding in de plaats van de vergunning treedt.

  • 3. Indien de toezichthouder binnen de termijn van vijf werkdagen, genoemd in lid 2, bepaalt dat de geplande werkzaamheden niet onder de reikwijdte van het begrip “werkzaamheden van niet ingrijpende aard” vallen, dan vraagt de aanbieder alsnog een vergunning overeenkomstig artikel 2.1.4 van deze beleidsregels aan.

Artikel 2.1.3 Melding en informatievoorziening bij spoedeisende werkzaamheden

  • 1. Indien artikel 3 Telecomverordening van toepassing is of naar het oordeel van de aanbieder direct dreigend gevaar voor de omgeving kan ontstaan, waarbij overleg met de toezichthouder daarover niet kan worden afgewacht, is de aanbieder gerechtigd onverwijld de noodzakelijke werkzaamheden aan kabels en leidingen in openbare gronden uit te voeren.

  • 2. Voor de start van de werkzaamheden ziet de aanbieder erop toe, dat daarvan bij de toezichthouder van de gemeente melding wordt gemaakt. Werkzaamheden in verband met een storing die buiten kantooruren plaatsvinden, worden vóór aanvang ook telefonisch gemeld bij de gemeente, telefoon 14 033.

  • 3. Artikel 2.1.1 lid 5 van deze beleidsregels is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de kennisneming van de melding van de spoedeisende werkzaamheden in de plaats van een vergunning treedt en dat gereedmelding van de werkzaamheden in MOOR de eerstvolgende werkdag moet gebeuren.

Artikel 2.1.4 Melding, voorbereiding en informatievoorziening bij grote werken

  • 1. Werkzaamheden voor de uitvoering van grote werken zijn werkzaamheden die buurt-overstijgend zijn of van grote invloed op de hoofdontsluitingswegen, inclusief wijkontsluitingswegen en busbanen kunnen zijn.

  • 2. Op aangeven van de toezichthouder wordt een vergunningsaanvraag voor grote werken in overleg met de aanbieder zo nodig onderverdeeld in deelaanvragen. Daarbij geldt dat voor elke deelaanvraag een aparte vergunning is vereist.

  • 3. Voor vergunningen als bedoeld in het eerste lid is de procedure van artikel 2.1.1 van overeenkomstige toepassing. In aanvulling op artikel 2.1.1 geldt bovendien dat ten minste vijf werkdagen voor de start van de geplande werkzaamheden ook een startoverleg plaatsvindt, waarbij in ieder geval de aanbieder, diens eventuele aannemer en de toezichthouder aanwezig zijn. Vervolgens vindt tot aan de definitieve afronding van de werkzaamheden een periodiek voortgangsoverleg plaats.

  • 4. De toezichthouder bepaalt in overleg met de aanbieder de locatie van het startoverleg en de planning van het periodiek voortgangsoverleg.

  • 5. In een opvolgend deelgebied wordt door de aanbieder niet eerder met de werkzaamheden gestart dan nadat ten minste 80% van de werkzaamheden binnen het daaraan voorafgaande deelgebied door de toezichthouder zijn geaccordeerd.

Paragraaf 2.2 Voorschriften voor werkzaamheden in of op openbare gronden

Artikel 2.2.1 Eisen aan uitvoerende ploegen

  • 1. De aanbieder zorgt ervoor dat elke ploeg, die zich bezighoudt met de uitvoering van de in de vergunning of de melding omschreven werkzaamheden, over ten minste één persoon (bij voorkeur de voorman of uitvoerder) beschikt die in staat is met de toezichthouder in het Nederlands te communiceren. Die persoon moet ook bevoegd zijn om de ploeg aan te sturen en afdwingbare aanwijzingen te geven.

  • 2. De aanbieder ziet erop toe dat de voorman of uitvoerder op het eerste verzoek een kopie van de melding of de vergunning en alle daarbij horende tekeningen ter inzage aan de toezichthouder of andere bevoegde instanties overhandigt. Werkzaamheden die afwijken van de gewaarmerkte tekeningen of de in de melding of vergunning genoemde werkzaamheden, zijn niet eerder toegestaan dan na overleg met en goedkeuring door de toezichthouder. Contactgegevens van de voorman of uitvoerder dienen ter plaatse aanwezig te zijn.

  • 3. De aanbieder ziet erop toe dat de uitvoering van de werkzaamheden met deugdelijk materiaal en materieel gebeurt.

Artikel 2.2.2 Nulmetingen, proefsleuven en duur van de werkzaamheden

  • 1. Voordat daadwerkelijk werkzaamheden worden verricht, zorgt de aanbieder ervoor dat de oorspronkelijke situatie in het werkgebied voor latere raadpleging op beeld wordt vastgelegd.

  • 2. Om op een verantwoorde wijze de werkzaamheden uit te kunnen voeren, ziet de aanbieder erop toe dat vooraf zoveel als nodig proefsleuven dwars op het kabeltracé worden gegraven. Het graven van proefsleuven moet altijd vooraf gemeld worden in MOOR.

  • 3. Wanneer eenmaal met de werkzaamheden is begonnen, ziet de aanbieder erop toe dat deze onafgebroken en zo spoedig mogelijk worden uitgevoerd en voltooid.

Artikel 2.2.3 Scheiding en afvoer van materialen

  • 1. Teelaarde, zand, funderingsmateriaal en overige bouwstoffen worden elk gescheiden ontgraven. De aanbieder draagt zorg voor de uit het werk komende bouwstoffen. Verlies, vermissing of beschadiging van deze bouwstoffen is tot het moment van goedkeuring van het werk door de toezichthouder voor rekening van de aanbieder.

  • 2. De aanbieder voert na afloop van zijn werkzaamheden al het overtollig materiaal (zand, grond, puin, kapotte verhardingsmaterialen etc.) op eigen kosten af en levert het werkterrein schoon op. De hierbij door de toezichthouder gegeven aanwijzingen worden opgevolgd.

  • 3. Blijkt tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dat de uitkomende grond naar de mening van de toezichthouder niet voor aanvulling geschikt is, dan wordt deze grond door de aanbieder en voor diens rekening van het werk afgevoerd. Door de aanbieder wordt op eigen kosten geschikte grond of geschikt zand voor aanvulling op het werk aangeleverd.

  • 4. Voordat wordt overgegaan tot het afvoeren van materialen, zoals aangegeven in lid 2 en 3, stelt de aanbieder zich overeenkomstig de bepalingen van het Besluit bodemkwaliteit en de Wet Bodembescherming op de hoogte van de kwaliteit van de uitkomende grond.

  • 5. Indien tijdens de werkzaamheden bodemverontreiniging wordt geconstateerd, worden de werkzaamheden direct gestaakt en wordt dit gemeld bij de toezichthouder van gemeente. Gelijktijdig worden door de aanbieder maatregelen getroffen ter voorkoming van verspreiding van de verontreiniging of risico’s voor de volksgezondheid. Pas na toestemming van de toezichthouder worden de werkzaamheden hervat.

  • 6. (Her)gebruik van grond en bouwstoffen gebeurt door de aanbieder volgens het Besluit bodemkwaliteit en de Wet Bodembescherming. Grondverbetering en het afvoeren van vervuilde grond geschieden voor rekening van de Gemeente.

  • 7. Het bepaalde in dit artikel laat de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van partijen voortvloeiend uit de milieuwetgeving onverlet.

Artikel 2.2.4 Gestuurde boring of persing

  • 1. Kruising van een weg die is voorzien van een gefundeerde of gesloten verharding wordt uitgevoerd door middel van het maken van een gestuurde boring of een persing loodrecht op de as van de te kruisen weg.

  • 2. Het college kan gemotiveerd voorschrijven dat andere wegen met elementenverharding en bomen(lanen) worden gekruist door middel van een gestuurde boring of een persing loodrecht op de as van de te kruisen wegen.

  • 3. Zijn de in lid 1 en 2 genoemde gestuurde boringen of een persing technisch onuitvoerbaar dan schrijft de toezichthouder na onderzoek ter plaatse een andere methode voor kruising van de weg voor.

Artikel 2.2.5 Bronnering

  • 1. De werkzaamheden worden door de aanbieder uitgevoerd in een droge sleuf.

  • 2. Wanneer naar het oordeel van toezichthouder niet aan lid 1 is voldaan, wordt naar keuze van de aanbieder de verdere uitvoering van de werkzaamheden gestaakt totdat de sleuf voldoende droog is of worden door de aanbieder op eigen kosten afdoende maatregelen, zoals het plaatsen van een bronnering, getroffen.

  • 3. Indien voor het onttrekken van grondwater een vergunning, ontheffing of melding vereist is, draagt de aanbieder zorg voor de verkrijging daarvan. De aanbieder draagt alle kosten voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen, ontheffingen of meldingen en het voldoen aan de daaraan verbonden voorschriften.

  • 4. Nadat door de aanbieder de vereiste toestemmingen zijn verkregen, ziet de aanbieder erop toe dat de lozing van de bronnering op oppervlaktewater of regenwaterriolering altijd inclusief zandvang en volgens de daarvoor geldende voorschriften gebeurt. Vooraf overlegt de aanbieder hierover met de adviseur rioleringen van de gemeente Leusden.

Artikel 2.2.6 Medegebruik van voorzieningen

  • 1. Wanneer naar het oordeel van de toezichthouder een aangevraagd kabel- en leidingentracé geen ruimte biedt voor het aanbrengen van nieuwe kabels en leidingen, worden door de aanbieder proefsleuven gegraven. Indien voldoende ruimte ontbreekt, is de aanbieder verplicht de mogelijkheid van huur van bestaande voorzieningen te onderzoeken.

  • 2. Een aanbieder, die over vrije, niet in gebruik zijnde bestaande voorzieningen beschikt in een vol kabel- en leidingentracé, is verplicht deze voorziening te verhuren aan de aanbieder die nieuwe kabels en leidingen wil leggen, tenzij een wettelijk voorschrift of overeenkomst anders bepaalt.

  • 3. Zijn er geen mogelijkheden tot het aanleggen van de aangevraagde kabels en leidingen binnen het bestaande kabel- en leidingentracé, dan onderzoekt de aanbieder mogelijkheden voor een alternatief tracé.

  • 4. De toezichthouder kan de aanbieder verzoeken bij de uitvoering van werkzaamheden een nieuwe voorziening voor een derde partij mee te nemen in de uitvoering.

Artikel 2.2.7 Ondergrondse ordening en (diepte)ligging

  • 1. Alle aanbieders gedogen elkaar in de tracé voor kabels en leidingen, zoals deze bij de uitvoering van de werkzaamheden in werkelijkheid blijkt te zijn.

  • 2. Kabels en leidingen die door de aanbieder blijvend buiten gebruik zijn gesteld en worden aangetroffen in een openliggende sleuf, worden verwijderd, tenzij het college uitdrukkelijk anders heeft bepaald.

  • 3. Een kabel of leiding die vervangen wordt, wordt verwijderd indien de vervangende kabel of leiding in een ander tracé wordt gelegd. Wanneer later bij werkzaamheden de verlaten kabel of leiding vrij komt te liggen, moet deze door en op kosten van de aanbieder verwijderd worden.

  • 4. Verlaten leidingen moeten dicht gedammerd of geschuimd worden.

  • 5. De nieuw te leggen kabels en leidingen mogen de bereikbaarheid van de al in het tracé aanwezige kabels en leidingen en de daarbij behorende voorzieningen niet hinderen.

  • 6. Om onnodig ruimtebeslag te voorkomen en de ondergrondse ordening beter te structureren, worden te leggen kabels en leidingen zoveel als mogelijk gebundeld met de reeds aanwezige kabels en leidingen van aanbieder. Daarnaast houdt de aanbieder bij de aanleg rekening met mogelijke uitbreidingen in de nabije toekomst om op korte termijn in hetzelfde tracé werkzaamheden te voorkomen.

  • 7. Kabels en leidingen worden door de aanbieder in het kabel- en leidingentracé aangelegd volgens het door de gemeente aangegeven dwarsprofiel zoals weergegeven in artikel 2.2.8.

  • 8. De aanbieder legt zijn kabels en leidingen bij voorkeur eerst onder het voetpad, dan het fietspad en dan de rijbaan onder een halfopen verharding. De aanbieder ziet erop toe dat dekking van de kabels en leidingen minimaal 60 cm bedraagt, gemeten vanaf de onderzijde van de verharding exclusief de fundering.

  • 9. In afwijking van lid 8 geldt voor mantelbuizen onder wegkruisingen dat de dekking ten minste 70 cm bedraagt.

  • 10. De horizontale afstand van de te leggen kabels en leidingen of ondergrondse objecten tot de riolering en de daarbij behorende voorzieningen bedraagt minimaal 100 cm. Huis- en kolkaansluitingen zijn hiervan uitgezonderd.

  • 11. In bermen langs rijbanen bedraagt de afstand van de te leggen kabels en leidingen tot de zijkant van de verharding minimaal 100 cm. Indien de berm smaller is dan 100 cm, wordt in overleg met de toezichthouder een andere afstand of nieuw tracé bepaald.

Artikel 2.2.8 Layout kabeltracé

Tekening standaard kabeltracé

afbeelding binnen de regeling

Tekening kabeltracé met warmtenet

afbeelding binnen de regeling

Artikel 2.2.9 Gebruik mantelbuizen, beschermplaten en labels

  • 1. De aanbieder kan in bepaalde gevallen mantelbuizen laten aanbrengen.

  • 2. De aanbieder ziet erop toe dat onder verharding aangebrachte mantelbuizen aan beide kanten worden afgesloten om eventuele verzanding of verzakking van het wegdek te voorkomen.

  • 3. Beschermplaten, afdekplaten en andere voorzieningen ter bescherming van kabels en leidingen worden niet zonder uitdrukkelijke goedkeuring van de toezichthouder in het kabel- en leidingentracé aangebracht.

  • 4. Na aanleg van de kabels en leidingen ziet de aanbieder erop toe dat deze zodanig gelabeld worden, dat de grondeigenaren, de grondroerders of derden weten aan wie de betreffende kabel toebehoort. Om dit doel te bereiken worden de kabels en leidingen om de 5 meter van een label of ander blijvend herkenningsteken voorzien. Bij een aftakking van de kabels en leidingen of aan het einde ervan wordt binnen 1 meter een label of ander blijvend herkenningsteken aangebracht.

  • 5. Op bovengrondse objecten als bedoeld in artikel 2.2.11 wordt door de aanbieder een herkenningsteken aangebracht met daarop de vermelding van de eigenaar, een identiteitsnummer van de kast en een telefoonnummer dat bij storing gebeld kan worden.

Artikel 2.2.10 Ondergrondse objecten

  • 1. Ondergrondse objecten worden naast het tracé onder bestaande verharding gelegd. Zij worden niet in doorgaande tracés of onder inritten aangelegd. Bovendien worden zij niet onder fietspaden en onder wegen bestemd voor gemotoriseerd verkeer gelegd. Indien dit niet mogelijk is, kan in overleg met de toezichthouder hiervan worden afgeweken.

  • 2. De aanbieder draagt er zorg voor dat ondergrondse objecten en alle daarbij horende ingaande en uitgaande kabels en leidingen zo min mogelijk hinder veroorzaken voor de bereikbaarheid van de al in de grond aanwezige kabels en leidingen.

  • 3. De exacte plaatsbepaling van alle ondergrondse objecten gebeurt in overleg met de toezichthouder. De toezichthouder wordt door de aanbieder in de gelegenheid gesteld aanwezig te zijn bij de daadwerkelijke plaatsing of aanpassing van de ondergrondse objecten. Alle benodigde vergunningen of ontheffingen voor plaatsing of aanpassing van ondergrondse objecten worden op het eerste verzoek aan de toezichthouder en de overige bevoegde personen of instanties ter inzage overhandigd.

  • 4. Handholes, onder welke benaming dan ook, worden door de aanbieder altijd volledig onder maaiveldniveau aangebracht. Handholes hebben een lengte van maximaal 125 cm en een breedte van maximaal 55 cm. In overleg met de gemeente zijn geringe afwijkingen toegestaan.

Artikel 2.2.11 Bovengrondse objecten

  • 1. Bovengrondse objecten worden onderverdeeld in 3 categorieën:

    • a.

      categorie 1: deze zijn niet breder dan 50 cm, niet dieper dan 30 cm en niet hoger dan 80 cm;

    • b.

      categorie 2: deze zijn breder dan 50 cm of hoger dan 80 cm, maar niet breder dan 100 cm, niet dieper dan 30 cm of niet hoger dan 100 cm;

    • c.

      categorie 3: bovengrondse objecten die niet onder categorie 1 of 2 vallen en trafo’s.

  • 2. De exacte plaatsbepaling van alle bovengrondse objecten gebeurt in overleg met de toezichthouder. De toezichthouder wordt door de aanbieder in de gelegenheid gesteld aanwezig te zijn bij de daadwerkelijke plaatsing of aanpassing van de bovengrondse objecten. Alle benodigde vergunningen of ontheffingen voor plaatsing of aanpassing van bovengrondse objecten worden op het eerste verzoek aan de toezichthouder en de overige bevoegde personen of instanties ter inzage overhandigd.

  • 3. Bij de plaatsbepaling en aankleding van bovengrondse objecten van de categorie 1 en 2 worden in ieder geval de volgende voorschriften en afwegingskaders in acht genomen, waarbij geldt dat voor bovengrondse objecten van de categorie 2 de voorschriften en afwegingskaders strikter toegepast worden:

    • a.

      de plaats van de objecten belemmert het uitzicht van direct omwonenden niet noemenswaardig;

    • b.

      de plaats van de objecten levert geen gevaar voor het verkeer op;

    • c.

      de plaats van de objecten levert geen gevaar op voor de goederen en bezittingen van derden;

    • d.

      de objecten worden afgewerkt in een voor de betreffende wijk voorgeschreven kleur en de zichtkanten wordt voorzien van een anti-wildplaksysteem en/of anti-graffiticoating;

    • e.

      de plaats van de objecten levert geen noemenswaardige verstoring op van het gebruik van de openbare ruimte.

  • 4. De aankleding van bovengrondse objecten van de categorie 3 worden in ieder geval de volgende voorschriften en afwegingskaders in acht genomen:

    • a.

      de plaatsbepaling van de objecten vindt in een zo vroeg mogelijk stadium plaats;

    • b.

      de aanbieder geeft, voor zover dat technisch mogelijk is, alternatieve locaties voor de plaatsing van de objecten ter beoordeling aan de toezichthouder door;

    • c.

      de plaats van de objecten belemmert het uitzicht van direct omwonenden niet noemenswaardig;

    • d.

      de plaats van de objecten levert geen gevaar voor het verkeer op;

    • e.

      de plaats van de objecten levert geen gevaar op voor de goederen en bezittingen van derden;

    • f.

      de objecten worden afgewerkt in een voor de betreffende wijk voorgeschreven kleur en wordt voorzien van een anti-wildplaksysteem en/of anti-graffiticoating;

    • g.

      de plaats van de objecten levert geen noemenswaardige verstoring op van het gebruik van de openbare ruimte;

    • h.

      groenvoorzieningen en speelplaatsen worden zoveel als mogelijk ontzien;

    • i.

      het college bepaalt bij alle te plaatsen bovengrondse objecten van de categorie 3 in hoeverre de omwonenden bij het proces van plaatsbepaling en afwerking, binnen de door de wet gestelde beperkingen, betrokken kunnen worden;

    • j.

      de uit overige wetgeving voortvloeiende eisen worden nageleefd;

    • k.

      de uiterlijke verschijningsvorm van de bovengrondse objecten voldoet aan redelijke eisen van welstand.

Artikel 2.2.11 A Schoonmaken bovengrondse objecten

Door en voor rekening van de aanbieder moeten jaarlijks voor 1 juli aangebrachte (restant) posters en graffiti van de bovengrondse objecten verwijderd worden.

Artikel 2.2.12 Kunstwerken

  • 1. Het leggen van kabels en leidingen aan, in of door kunstwerken (bruggen, tunnels) is niet mogelijk, tenzij hiermee tijdens de bouw van het kunstwerk rekening is gehouden door middel van speciaal daarvoor bestemde en aangebrachte mantelbuizen of holle ruimten.

  • 2. De aanbieder kan bij de gemeente nagaan of kunstwerken over deze mantelbuizen of holle ruimten beschikken, en zo ja of deze al bezet zijn of een andere bestemming hebben gekregen.

Artikel 2.2.13 Archeologische vondsten

  • 1. Worden tijdens de uitvoering van de werkzaamheden objecten opgegraven, die een archeologische waarde kunnen hebben, dan ziet de aanbieder erop toe dat dit onmiddellijk bij het Centrum voor Archeologie, Westsingel 46, 3811 BB Amersfoort, tel. 033 – 4637797 wordt gemeld. De werkzaamheden in de nabijheid van de plek waar de mogelijk archeologisch waardevolle vondsten zijn gedaan worden vanaf dat moment tijdelijk stilgelegd.

  • 2. Naar aanleiding van de melding genoemd in lid 1 onderzoekt het Centrum voor Archeologie binnen een werkdag of verder archeologisch onderzoek vereist is.

  • Indien door het Centrum voor Archeologie verder archeologisch onderzoek wordt geadviseerd, dan worden de werkzaamheden voor de duur van het archeologisch onderzoek opgeschort.

HOOFDSTUK 3 TECHNISCHE OPBREEKREGELS

Paragraaf 3.1 Voorschriften betreffende veiligheids- en verkeersmaatregelen

Artikel 3.1.1 Afzetting en veiligheid

  • 1. De aanbieder draagt zorg voor voldoende en adequate afzetting van de door hem veroorzaakte opbreking tot en met het moment van het aanbrengen van de definitieve verharding. Dit geldt ook voor door het inblazen van kabels en leidingen veroorzaakte blaasgaten.

  • 2. De in verband met de werkzaamheden noodzakelijke veiligheids- en verkeersmaatregelen worden op aanwijzing van de toezichthouder uitgevoerd en onderhouden door de aanbieder.

  • 3. De veiligheids- en verkeersmaatregelen dienen te voldoen aan de CROW 96b. Deze maatregelen worden met de volgende maatregelen aangevuld:

    • a.

      Alle borden, hekken en pionnen en andere afzetmaterialen worden in het kader van de tijdelijke verkeersvoorzieningen uitgevoerd in reflecterend materiaal van minimaal klasse II, NEN 3381 of hoger.

    • b.

      Een overzichtstekening met afbeeldingen volgens de CROW 96b maakt deel uit van de vergunning en moet op het werk aanwezig zijn.

Artikel 3.1.2 Bereikbaarheid voetgangers, fietsers en bestemmingsverkeer

  • 1. De aanbieder draagt zorg voor de bereikbaarheid van woningen, winkels, openbare gebouwen en dergelijke voor alle voetgangers en mensen met een handicap. In overleg met de betrokkenen wordt aan de mate van bereikbaarheid nader inhoud gegeven.

  • 2. De aanbieder draagt er bij de uitvoering van de werkzaamheden zorg voor dat het voet- en fietsverkeer zoveel mogelijk doorgang vindt of zorgt zonodig en in overleg met de gemeentelijke toezichthouder voor een omleidingsroute.

  • 3. De hoofdontsluitingswegen, wijkontsluitingswegen, busbanen en hoofdfietsroutes worden niet opgebroken. De aanbieder houdt het gemotoriseerd bestemmingsverkeer naar woningen, winkels, bedrijven, overige bouwwerken en landerijen in overleg met de betrokkenen zoveel mogelijk in stand. Indien met de betrokkenen geen overeenstemming wordt bereikt over de bereikbaarheid, treedt de aanbieder voor de start van de werkzaamheden in overleg met de gemeentelijke verkeerscoördinator.

  • 4. Bij gebruik van straatpotten t.b.v. omleiding, parkeerverbod, vooraankondiging etc. dient eerst de verharding verwijderd te worden, dan wel te worden hersteld (hoeken van tegels/stenen)

Artikel 3.1.3 Bereikbaarheid openbaar vervoer

De uitvoering van de werkzaamheden mag niet leiden tot hinder c.q. vertraging van het openbaar busvervoer. Indien nodig kan een omleidingsroute voor het busvervoer worden ingesteld. De hiermee samenhangende kosten komen voor rekening van de aanbieder.

Artikel 3.1.4 Bereikbaarheid hulpdiensten

De aanbieder draagt zorg voor de bereikbaarheid van en door alle hulpdiensten en biedt deze data via mail aan de gemeente (gemeente@leusden.nl) aan zodat de gemeente deze stremming of werkzaamheden kan publiceren in LTC (Local Traffic Control)

Artikel 3.1.5 Bereikbaarheid brandkranen en andere voorzieningen

  • 1. Tijdens de uitvoering van werkzaamheden worden door de aanbieder zodanige maatregelen getroffen dat brandkranen, afsluiters, meters, transformatorruimten, en kabelverdelers steeds goed bereikbaar zijn.

  • 2. De aanbieder ziet erop toe dat in ieder geval de volgende voorschriften worden nageleefd:

    • a.

      er wordt een vrije doorrijbreedte voor de brandweer van minimaal 3 meter gegarandeerd;

    • b.

      een straat wordt aan niet meer dan één kant afgesloten;

    • c.

      de minimale doorrijhoogte bedraagt 4 meter;

    • d.

      een straal van minimaal 1 meter rondom brandkranen wordt vrijgehouden;

    • e.

      toegangen tot aanliggende percelen worden niet geblokkeerd;

    • f.

      alle in- en uitgangen inclusief de nooduitgangen van voor publiek toegankelijke gebouwen worden minimaal binnen een straal van 2 meter vrijgehouden.

Artikel 3.1.6 Verkeersreguleringsplan

  • 1. Bij afsluiting van de weg of één van de rijstroken en bij te verwachten hinder en omleidingen wordt minimaal 7 weken voor het begin van de geplande werkzaamheden bij het college een verkeersreguleringsplan/omleidingsplan ter goedkeuring ingediend.

  • 2. Het college kan aan het ingediende verkeersreguleringsplan/omleidingsplan nadere voorschriften en beperkingen verbinden, die onder andere voor verwezenlijking van de bereikbaarheid en veiligheid van de bedrijven, de inwoners en de hulpdiensten noodzakelijk geacht worden.

  • 3. Volgende voorschriften worden bij de uitvoering van de werkzaamheden in ieder geval door de aanbieder in acht genomen:

    • a.

      De hoofdontsluitingswegen en de wijkontsluitingswegen, worden niet op meer dan één plaats tegelijkertijd onderbroken. Parallel- en kruisende wegen blijven in een dergelijke situatie gevrijwaard van werkzaamheden.

    • b.

      Werkzaamheden op routes met een grote verkeersdruk, zoals bijvoorbeeld de hoofdontsluitingswegen, wijkontsluitingswegen en winkelgebieden worden zoveel mogelijk verricht buiten de spitsuren. Zo nodig worden de werkzaamheden tijdens de avond- en nachturen of in het weekeinde uitgevoerd.

    • c.

      Het is niet toegestaan aan beide kanten van enige weg tegelijkertijd werkzaamheden uit te voeren.

    • d.

      In de maanden november en december worden geen werkzaamheden uitgevoerd in of direct rond de winkelgebieden. Ook in de aanloop naar en tijdens grotere evenementen in winkelgebieden worden geen werkzaamheden uitgevoerd (zie bijlage Centrumgebieden).

Paragraaf 3.2 Voorschriften voor werkzaamheden in groenvoorzieningen

Artikel 3.2.1 Gazons, bermen en beplanting

  • 1. Voor werkzaamheden in gazons met een oppervlakte kleiner dan 15 vierkante meter gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      het gras wordt in dunne zoden verwijderd;

    • b.

      de zoden worden met de begroeide kanten tegen elkaar opgeslagen en vochtig gehouden;

    • c.

      de zoden worden zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 48 uur na verwijdering, weer aangebracht;

    • d.

      na het aanbrengen worden de zoden aangerold en de snijranden worden ingeveegd met teelaarde en bewaterd.

  • 2. Voor werkzaamheden in gazons met een oppervlakte groter dan 15 vierkante meter gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      het gras wordt boven het gekozen tracé met behulp van een zodensnijmachine vrijgemaakt;

    • b.

      de uitkomende zoden met een lengte van maximaal 3 meter worden opgerold, in depot gezet en nat gehouden;

    • c.

      de zoden worden zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 48 uur na verwijdering, weer aangebracht;

    • d.

      na het aanbrengen worden de zoden aangerold en de snijranden worden ingeveegd met teelaarde en bewaterd.

  • 3. Als de zoden bedoeld in lid 1 en 2 niet binnen 48 uur na verwijdering opnieuw zijn aangebracht, dan worden zij door de aanbieder vervangen door nieuwe zoden. De oude onbruikbare zoden worden door de aanbieder op eigen kosten afgevoerd.

  • 4. Gras in bermen en overig landschappelijk gras wordt vooraf door de aanbieder gemaaid en op eigen kosten afgevoerd. Na het aanvullen van de grond ziet de aanbieder erop toe dat het gebied opnieuw wordt ingezaaid met een standaard gras- of kruidenmengsel, dat voldoet aan de door de gemeente gestelde eisen.

  • 5. Voor beplantingen in het algemeen gelden voor de aanbieder verder nog de volgende voorschriften:

    • a.

      De aanbieder komt voorafgaand aan de werkzaamheden met het college overeen welke maatregelen worden genomen om schade aan (te handhaven) beplanting te voorkomen.

    • b.

      Beplanting wordt niet opgenomen of verwijderd dan na uitdrukkelijke toestemming van het college.

    • c.

      Beplanting opgenomen in het plantseizoen (1 oktober t/m 15 april) wordt door de aanbieder ingekuild en zo spoedig mogelijk weer teruggezet, nadat grondverbetering is uitgevoerd. De beplanting moet vóór het terugzetten door de aanbieder indien nodig worden ingekort en bewaterd.

    • d.

      Beplanting opgenomen buiten het plantseizoen (16 april t/m 30 september) wordt door de aanbieder op eigen kosten afgevoerd.

    • e.

      Herplant van de in onderdeel d genoemde opgenomen beplanting vindt plaats door of in opdracht van het college in het daarop volgende plantseizoen.

    • f.

      De kosten voor herplant en 1 jaar onderhoud komen voor rekening van de aanbieder. Het college overlegt vooraf een kostenopgave.

    • g.

      Beplanting, opgenomen in het plantseizoen (1 oktober t/m 15 april), die ondanks de getroffen voorzorgsmaatregelen binnen 6 maanden na herplant niet aanslaat, wordt op kosten van de aanbieder door het college vervangen. Voordat het college tot vervanging overgaat, wordt de aanbieder hiervan schriftelijk, onder opgave van de geraamde kosten, in kennis gesteld.

    • h.

      Gesloten heestervakken worden niet doorsneden, maar gekruist door middel van een gestuurde boring onder het vak.

    • i.

      Grond die als aanvulling is verwerkt in beplantingsvakken of onder gras op een diepte van minder dan 0,80 meter, heeft na verdichting een maximale conuswaarde van 2,0 N/mm2.

    • j.

      Bij het verdichten van grond in beplantingsvakken of onder gras mag geen verkneding of structuurbederf optreden.

    • k.

      Het inrichten van een werkterrein of het opslaan van materiaal op gazons is niet toegestaan.

    • l.

      Gebruikte teelaarde is vrij van elke vorm van verontreiniging en wordt niet verdicht.

    • m.

      Overbodig zand, puin en ander restafval wordt niet in de plantvakken verwerkt, maar door de aanbieder op eigen kosten afgevoerd.

Artikel 3.2.2 Bomen

  • 1. In aanvulling op of in afwijking van de in artikel 3.2.1 lid 5 van deze beleidsregels genoemde algemene voorschriften, neemt de aanbieder voor bomen de volgende specifieke voorschriften in acht:

    • a.

      Het kappen van bomen wordt niet toegestaan. Indien dit niet mogelijk is, dan wordt de normale procedure voor het kappen van een boom doorlopen, waarbij een herplantplicht van toepassing is.

    • b.

      In de wortelzone wordt door de aanbieder niet gegraven. Indien het leggen van nieuwe kabels en leidingen in het bestaande tracé maar buiten de wortelzone niet mogelijk is, wordt de wortelzone gepasseerd door het boren van mantelbuizen onder het wortelpakket met een minimale diepte van 2,5 meter.

    • c.

      De aanbieder ziet erop toe dat bomen zowel onder- als bovengronds niet beschadigd worden. De aanbieder treft de nodige maatregelen ter bescherming van de bomen, zoals bijvoorbeeld het opbinden van laaghangende takken of het afschermen van bomen of boomgroepen met behulp van hekken aangebracht buiten de wortelzone. Stabilisatiewortels en wortels dikker dan 20 mm in diameter worden niet verwijderd. Ontgraven wortels worden beschermd tegen uitdroging, vorst en beschadiging. Wortels dunner dan 20 mm maar dikker dan 15 mm in diameter worden handmatig doorgezaagd.

    • d.

      Ontgravingen binnen de wortelzone van de bomen worden door de aanbieder zo snel mogelijk aangevuld en verdicht tot maximaal 3,5 MPa.

    • e.

      Het inrichten van een werkterrein of het opslaan van materiaal binnen de kroonprojectie van bomen is niet toegestaan.

    • f.

      Graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van bomen worden door de aanbieder handmatig uitgevoerd.

    • g.

      Tijdens werkzaamheden wordt niet met zwaar materieel onder en rondom bomen gereden.

    • h.

      Tijdens de uitvoering of binnen een redelijke termijn na uitvoering van de werkzaamheden geconstateerde schade aan bomen wordt de aanbieder geïnformeerd, waarna de schade zal worden getaxeerd door een onafhankelijke partij op basis van de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB). De kosten van het rapport en de daarin vastgestelde schade komt voor rekening van de aanbieder.

    • i.

      In aanvulling op het bepaalde in Paragraaf 01.18.05 lid 01 van de Standaard 2020 bedraagt de schadevergoeding:

      • vijfhonderd euro (€ 500,-) bij schade aan bomen jonger dan 15 jaar;

      • duizend euro (€ 1000,-) bij schade aan bomen ouder dan 15 jaar;

      • schade regeling conform de richtlijnen van de NVTB indien sprake is van waardevolle, monumentale of structuurbomen zoals aangegeven op de Groene Kaart gemeente Leusden.

Paragraaf 3.3 Voorschriften betreffende het herstel van het straatwerk

Artikel 3.3.1 Algemene werkwijze

  • 1. De tarieven voor herstraat werkzaamheden worden jaarlijks vastgesteld, waarbij de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten vastgestelde richtlijn “Tarieven (Graaf) Werkzaamheden Telecom” van 24 november 2014, of een daarvoor in de plaats tredende latere regeling of aanvulling van vergelijkbare strekking, als uitgangspunt dient.

  • 2. De aanbieder ziet erop toe dat een sleuf of breekgat maximaal 48 uur open ligt en is afgezet en beveiligd conform de CROW 96b. Aan het eind van iedere werkweek of voor algemeen erkende feestdagen ziet de aanbieder erop toe dat de sleuf of het breekgat, is aangevuld en verdicht en in één keer definitief is herstraat.

Artikel 3.3.2 Aanvulling en verdichting

  • 1. Bij het aanvullen van sleuven en breekgaten worden de grondsoorten en de bouwstoffen door de aanbieder aangebracht in de oorspronkelijke lagen en laagdikten. Alle aanvullingen worden laagsgewijs door de aanbieder verdicht tot minimaal 3N/mm2, waarbij de te verdichten laag een maximale dikte van 30 cm heeft.

  • 2. De verdichting van de aanvulling gebeurt door de aanbieder zodanig dat de oorspronkelijke dichtheid voorafgaande aan het ontgraven zo goed mogelijk wordt benaderd. Om dit resultaat te bereiken wordt de bovenste laag altijd verdicht met mechanische apparatuur. Waar het technisch mogelijk is, zorgt de aanbieder ervoor dat er laagsgewijs mechanisch wordt verdicht.

  • 3. Van zand, dat in aanvullingen onder verhardingen is verwerkt, bedraagt de verdichtingsgraad ten minste:

    • a.

      98% voor het zandbed van rijbanen en voet- en fietspaden op zandondergrond en van rijbanen op kleiondergrond;

    • b.

      97% voor het zandbed van rijbanen op veenondergrond en voet- of fietspaden op kleiondergrond;

    • c.

      96% voor het zandbed van voet- en fietspaden op veenondergrond.

  • 4. Tekortkomend materiaal dan wel overtollig materiaal wordt respectievelijk door de aanbieder op eigen kosten aangevoerd of afgevoerd.

  • 5. De controle van de verdichting gebeurt door de aanbieder om de 50 meter aselect met behulp van een automatisch zelfregistrerend (hand)sondeerapparaat, waarbij de conuswaarde wordt gerelateerd aan een voor de te verdichten sleufaanvulling representatief proefvak.

  • 6. Het resultaat van de in lid 6 bedoelde controle wordt schriftelijk door de aanbieder ter goedkeuring aan de opzichter overgelegd.

Artikel 3.3.3 Vervanging beschadigde materialen

  • 1. Materialen die tijdens het opbreken van de verharding zijn vrijgekomen worden, voor zover ze onbeschadigd zijn, door de aanbieder opnieuw gebruikt.

  • 2. Is de situatie overeenkomstig artikel 2.2.2 lid 1 vastgelegd en blijkt uit de vastgelegde informatie dat de materialen al beschadigd waren, dan draagt de gemeente de kosten voor aanschaf van de juiste kleur en type materialen ter vervanging van de beschadigde materialen. Heeft de aanbieder echter niet aan zijn verplichting voortvloeiend uit artikel 2.2.2 van deze beleidsregels voldaan, dan worden alle kosten die verband houden met de aanschaf van de nieuwe materialen volledig bij de aanbieder in rekening gebracht.

Artikel 3.3.4 Herstel gesloten verharding en fundering

  • 1. Behalve incidentele gevallen, waarvoor door het college separaat toestemming wordt gegeven, wordt gesloten verharding of verharding waarin een fundering is verwerkt niet opgebroken.

  • 2. Indien het college toestemming heeft gegeven voor het opbreken van verharding als bedoeld in lid 1, ten behoeve van de werkzaamheden, wordt dit door de aanbieder uitgevoerd door middel van zagen in het asfalt, beton of andere gesloten verharding op een zodanige steenmaat dat de sleuf na afloop van de werkzaamheden strak kan worden dichtgeblokt met betonstraatsteen keiformaat. Het gebroken asfalt, beton of andere gesloten verharding wordt op eigen kosten door de aanbieder zelf afgevoerd. Tot het moment van de definitieve bestrating zorgt de aanbieder ervoor dat de sleuf of het breekgat dichtgeblokt is en blijft. De kosten voor de aanschaf van de betonstraatstenen keiformaat, het dichtblokken, het herstel van fundering en het aanbrengen van nieuw asfalt overeenkomstig de bestaande constructie van de weg inclusief de fundering zijn voor rekening van aanbieder.

  • 3. Het herstel van de fundering gebeurt door de aanbieder zodanig dat deze minimaal gelijkwaardig is aan de oorspronkelijke fundering.

  • 4. Opgenomen fundering wordt opnieuw door de aanbieder aangebracht en aangevuld met gelijkwaardige bouwstoffen tot de oorspronkelijke laagdikte.

  • 5. De bestratingsmaterialen worden door de aanbieder gestraat in maximaal 10 cm schoon straatzand.

  • 6. Tekortkomend materiaal dan wel overtollig materiaal wordt door de aanbieder op eigen kosten aangevoerd of afgevoerd.

  • 7. De aanbieder ziet erop toe dat de afwijking van de tijdelijke bestrating ten opzichte van het omliggende straatniveau maximaal 1 cm bedraagt. Naar de randen van het tijdelijke straatwerk loopt de afwijking terug tot nul.

  • 8. De onderhoudsperiode van de tijdelijke werkzaamheden als bedoeld in lid 2 en lid 4 bedraagt maximaal 18 maanden of tot het tijdstip dat de nieuwe asfaltverharding is aangebracht. De onderhoudstermijn gaat in na goedkeuring van het werk in een deelgebied door toezichthouder.

Artikel 3.3.5 Herstel elementenverharding

  • 1. De aanbieder zorgt in volgende gevallen voor tijdelijk straatwerk:

    • a.

      als de sleuf niet op tijd gedicht kan worden;

    • b.

      als een reconstructie van het straatwerk gepland is;

    • c.

      als de weersomstandigheden het definitief herstraten niet toelaten;

    • d.

      bij door het college aangegeven locaties.

  • 2. Opgebroken straatwerk wordt tijdelijk door de aanbieder met behulp van het aanwezige opgebroken bestratingsmateriaal in overeenstemming met het oorspronkelijke verband hersteld.

  • 3. Tegels worden bij tijdelijk herstel door de aanbieder met de onderzijde naar boven gekeerd aangebracht.

  • 4. De aanbieder ziet erop toe dat de afwijking van de tijdelijke bestrating ten opzichte van het omliggende straatniveau maximaal 1 cm bedraagt. Naar de randen van het tijdelijke straatwerk loopt de afwijking terug tot nul.

  • 5. Het straatwerk wordt in schoon straatzand aangebracht. Tekortkomend materiaal dan wel overtollig bestratingsmateriaal wordt respectievelijk door de aanbieder op eigen kosten aangevoerd of afgevoerd.

  • 6. Het definitieve straatwerk van betonstraatsteen wordt door de aanbieder afgestrooid en ingeveegd met brekerzand

  • 7. Het definitieve straatwerk van straatbakstenen wordt door de aanbieder afgestrooid en ingewassen met brekerzand.

  • 8. Het overtollige brekerzand wordt door de aanbieder verwijderd als alle voegen van de verharding volledig zijn gevuld.

  • 9. De straat- en trottoirkolken worden door de aanbieder vóór oplevering van de werkzaamheden schoongemaakt.

  • 10. Na het opnieuw aanbrengen van de elementenverhardingen dient het straatwerk dezelfde kwaliteit te hebben als vóór het aanbrengen van de kabels en leidingen. Bij twijfel dient de aanbieder aan de hand van de gegevens van de “nulmeting” als bedoeld in artikel 2.2.2. lid 1 aan te tonen dat de kwaliteit van het straatwerk van hetzelfde kwaliteitsniveau is als voor aanvang van de werkzaamheden.

  • 11. De kwaliteit van het straatwerk vermeld onder lid 10 dient na 1 jaar nog geborgd te zijn. Wanneer de kwaliteit in deze periode verminderd, dient de aanbieder dit voor eigen rekening te herstellen naar tevredenheid van de gemeente.

  • 12. De onderhoudsperiode voor het straatwerk bedraagt 12 maanden en gaat in na oplevering van het werk(deel)gebied. De onderhoudstermijn vervalt indien en voor zover door een derde partij in de periode van 12 maanden in hetzelfde tracé werkzaamheden zijn verricht.

Artikel 3.3.6 Herstel nieuwe verharding en sierverharding

  • 1. Indien binnen vijf jaar na de werkzaamheden de aanbieder opnieuw noodzakelijke werkzaamheden moet uitvoeren, kan het college aanvullende eisen stellen aan de wijze van herstel. De hiermee gepaard gaande kosten zijn voor rekening van de aanbieder.

  • 2. Voor herstel van sierverharding wordt de in lid 1 genoemde termijn uitgebreid tot tien jaar. De patronen worden vooraf door de aanbieder vastgelegd en achteraf in de oorspronkelijke toestand van ten minste dezelfde kwaliteit hersteld.

  • 3. Op het herstel van nieuwe verharding en sierverharding vindt artikel 3.3.5 van deze beleidsregels overeenkomstige toepassing, tenzij de in lid 1 door het college gestelde bijzondere voorschriften hiervan afwijken.

Paragraaf 3.4 Overige voorschriften

Artikel 3.4.1 Revisietekeningen

Revisietekeningen van het gewijzigde/ nieuwe tracé voor kabels en leidingen worden door de aanbieder binnen één maand gemeld bij het Kadaster (overeenkomstig Wet informatie uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (Wibon)).

Artikel 3.4.2 Breekverbod en bouwvak

  • 1. Er geldt een algemeen breekverbod op voor werkzaamheden in verhardingen voor het gehele grondgebied van de gemeente, wanneer het ’s nachts vriest en de temperatuur overdag niet boven de +5°C uitkomt.

  • 2. Indien andere dan de in lid 1 bedoelde weersomstandigheden naar het oordeel van het college geen werkzaamheden toelaten, legt de toezichthouder een breekverbod op. Ook festiviteiten of activiteiten in de gemeente kunnen aanleiding zijn een breekverbod op te leggen.

  • 3. Tijdens de jaarlijkse bouwvak, waarbij voor de gemeente het vakantierooster voor de regio Midden aangehouden wordt, en gedurende de maanden november en december en de erkende feestdagen geldt een breekverbod.

  • 4. De breekverboden bedoeld in lid 1 en lid 2 blijven gelden, totdat het college ze uitdrukkelijk weer heeft ingetrokken.

  • 5. In geval van een breekverbod als bedoeld in lid 1, 2 of 3 ziet de aanbieder erop toe dat alle sleuven en breekgaten volgens deze beleidsregels (tijdelijk) zijn gedicht en gestraat.

  • 6. Indien omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan de toezichthouder ontheffing verlenen voor een breekverbod als genoemd in lid 1, 2 of 3. De ontheffing kan worden aangevraagd conform de bepalingen van deze beleidsregels.

Artikel 3.4.3 Schade en aansprakelijkheid

  • 1. De aanbieder treft alle noodzakelijke maatregelen om te voorkomen dat de gemeente of derden schade lijden ten gevolge van de werkzaamheden. Schade aan gemeentelijke eigendommen wordt onmiddellijk door de aanbieder bij de gemeente gemeld. Schade aan andere dan gemeentelijke eigendommen wordt door de aanbieder bij de desbetreffende eigenaar gemeld.

  • 2. De aanbieder vrijwaart de gemeente voor alle aanspraken van derden die verband houden met de uitvoering van de werkzaamheden, ongeacht het moment waarop de aanspraak bij de gemeente wordt ingediend.

  • 3. De aanbieder vergoedt aan de gemeente de schade voortvloeiend uit werkzaamheden. Het recht op schadevergoeding beperkt zich tot vergoeding van de marktconforme kosten van de voorzieningen en van de meerdere marktconforme kosten van onderhoud.

  • 4. Onder marktconforme kosten wordt in dit verband verstaan kosten zoals deze door een onderneming onder normale omstandigheden in een markteconomie op de desbetreffende markt worden gemaakt.

HOOFDSTUK 4 GEBIEDSGEBONDEN OPBREEKREGELS

Artikel 4.1 Winkelgebieden

  • 1. Voor werkzaamheden in winkelgebieden geldt een afwijkend herstelregime voor bestrating. De aanbieder ziet erop toe dat het opgenomen straatwerk nog dezelfde dag definitief wordt herstraat.

  • 2. Overtollig materiaal in winkelgebieden wordt door de aanbieder dagelijks op eigen kosten afgevoerd.

  • 3. Voor het natuursteen in het winkelcentrum De Hamershof geldt een uitzondering. De gemeente verwijdert en herstelt het straatwerk in eigen beheer en op kosten van de aanbieder. De aanbieder krijgt vooraf een offerte. Na schriftelijk akkoord van beide partijen wordt een datum gepland voor de uitvoering van de werkzaamheden.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.1 Nadere voorschriften

Het college is bevoegd nadere voorschriften en beperkingen aan de uitvoering van de werkzaamheden te verbinden, indien deze beleidsregels daarin niet voorzien.

Artikel 5.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking de dag na publicatie.

Artikel 5.3 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “HANDBOEK KABELS EN LEIDINGEN LEUSDEN 2023”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 13 december 2022

Het college van de gemeente Leusden,

B. Brinkman

directeur-secretaris,

G.J. Bouwmeester

burgemeester

Bijlage Centrumgebieden

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling