Plaatsingsregels voor ondergrondse containers

Geldend van 30-12-2022 t/m heden

Intitulé

Plaatsingsregels voor ondergrondse containers

Plaatsingscriteria ondergrondse containers voor de inzameling van restafval en grondstoffenfracties (Kunststof verpakkingen, oud papier en karton, textiel en glas.

Bij het bepalen van de locaties voor de plaatsing van nieuwe ondergrondse containers, moet met een groot aantal factoren rekening worden gehouden. Zo mag de loopafstand voor de inwoners niet te groot zijn, moeten de locaties goed te bereiken zijn met de kraanwagen en moet de veiligheid te allen tijde worden gegarandeerd. Hieronder worden de criteria benoemd, waaraan nieuwe containerlocaties moeten voldoen.

Algemene criteria

  • 1.

Ondergrondse containers, zoals bedoeld in deze plaatsingsrichtlijnen, kunnen geschikt zijn voor verschillende fracties van afval en grondstoffen, te weten: restafval, kunststof verpakkingen, glas, textiel en oud papier- en karton. Voor restafval zijn de ondergrondse containers voorzien van een systeem voor toegangscontrole en registratie, waarbij inwoners de container alleen kunnen openen met een gemeentelijke afvalpas.

  • 2.

Er wordt gestreefd naar een maximale loopafstand tussen woning en ondergrondse container van 125 meter (enkele reis) en 250 meter (heen en terug).

  • 3.

Het handhaven van de beoogde loopafstand naar een reservelocatie (bij storing, uitval, etc.) is geen voorwaarde.

  • 4.

Er worden minimaal 25 aansluitingen bediend per ondergrondse container, tenzij niet anders mogelijk.

  • 5.

Er worden maximaal 50 aansluitingen per ondergrondse container toegewezen (uitgaande van een legingsfrequentie van minimaal 1x per week. Lediging van restafval o.b.v. dynamisch inzamelen).

  • 6.

Een beoogde locatie voor een ondergrondse container ligt bij voorkeur op openbare gemeentegrond.

  • 7.

Er wordt rekening gehouden met een omvang van 2,5 bij 2,5 meter voor de grootte van een ondergrondse container, in te passen op een locatie.

  • 8.

De ondergrondse containers hebben een capaciteit van 5 m3.

  • 9.

Plaatsing van een nieuwe ondergrondse container gaat in beginsel niet ten koste van parkeerplaatsen, tenzij écht niet anders mogelijk.

  • 10.

Er mag bij aanleg en gebruik van de ondergrondse containers geen schade aan een naastgelegen perceel ontstaan.

  • 11.

De locatie van een ondergrondse container is dusdanig dat mogelijke overlast door gebruik en/of lediging tot een minimum beperkt blijft.

  • 12.

Voor het plaatsen van de ondergrondse container is het niet wenselijk om kabels en/of leidingen te verplaatsen. Er worden geen containers geplaatst op of direct naast riolering.

  • 13.

De afstand tussen twee naast elkaar geplaatste ondergrondse containers bedraagt minimaal 30 cm.

Criteria ten aanzien van de bereikbaarheid voor het inzamelvoertuig

  • 14.

Er dient voldoende opstelruimte voor het inzamelvoertuig op de locatie te zijn (uitgaande van 12 x 2,65m excl. stempels).

  • 15.

Het straatwerk op de opstelplaats dient bestand te zijn tegen de stempeldruk (afstand stempels maximaal +1,65 meter vanaf voertuig) van het voertuig. Hiervoor wordt waar nodig een gefundeerde verharding aangebracht van 25 cm menggranulaat met 5 cm brekerzand en daarop betonstraatstenen.

  • 16.

De afstand tussen inzamelvoertuig en hijsinstallatie van de ondergrondse container, gemeten vanuit de hartlijn van het inzamelvoertuig bedraagt niet meer dan 4 meter.

  • 17.

De locatie is vooruitrijdend te bereiken en te verlaten voor het inzamelvoertuig, tenzij niet anders mogelijk. Bij doodlopende straten, waar vooruit ingereden wordt, worden de containers zoveel mogelijk aan de rechterkant van de weg geplaatst.

  • 18.

Ondergrondse containers worden niet geplaatst naast hoge objecten zoals bomen, lichtmasten en daken. Hierbij wordt een minimale afstand van 1,5 meter gehanteerd in verband met het uitzwenken van de kraan van het inzamelvoertuig en de nodige manoeuvreerruimte.

  • 19.

De containers worden waar mogelijk zodanig geplaatst dat op ledigingsmomenten verkeershinder en –oponthoud beperkt blijft. In nauwe straten kan het voorkomen dat bestuurders achter het voertuig moeten wachten.

  • 20.

De onder doorrijhoogte op de route naar de locatie is minimaal 4 meter.

  • 21.

De locatie van de ondergrondse container is goed bereikbaar voor inzamelvoertuigen met een breedte van 3,10 inclusief spiegels en een lengte tot 12 meter.

  • 22.

De bochtstraal van het wegontwerp bedraagt minimaal 8,5 meter met eventueel een draaicirkel van circa 21 meter.

  • 23.

Het inzamelvoertuig moet op een gefundeerde weg zowel links als rechts kunnen afstempelen.

  • 24.

De locatie van de ondergrondse container is dusdanig gesitueerd dat de afstand van het hart van de ondergrondse container als ook die van het inzamelvoertuig tot overige objecten ten minste 2 meter bedraagt.

  • 25.

De locatie van de ondergrondse container is dusdanig dat het inzamelvoertuig veilig kan stoppen. Er kunnen geen verkeersgevaarlijke situaties ontstaan tijdens het ledigen (voldoende afstand kruising / verkeersdrempels enz.).

  • 26.

De locatie van de ondergrondse container is zodanig dat er geen voertuigen kunnen parkeren tussen ondergrondse container en inzamelvoertuig.

  • 27.

Het legen van de ondergrondse container kan bij voorkeur aan de rechterzijde van het voertuig (van toepassing bij éénrichtingsverkeer).

Criteria ten aanzien van groen en beplanting

  • 28.

Plaatsing van een ondergrondse container vindt niet plaats binnen de kwetsbare zone van een bestaande boom (=kroonprojectie + 1,5 meter), mits in uitzonderlijke gevallen er geen andere opties mogelijk zijn.

  • 29.

Plaatsing vindt niet plaats nabij bomen binnen de zone die gevormd wordt door de (te verwachten) kroonprojectie + 1,5 meter.

  • 30.

Plaatsing vindt niet plaats nabij bomen die uitgroeien tot een zuilvorm binnen de zone die gevormd wordt door de (te verwachten) kroonprojectie + 3 meter.

  • 31.

In uitzonderlijke situaties, waar geen alternatief mogelijk is, vervalt aanwezige beplanting voor plaatsing van een ondergrondse container.

  • 32.

Mocht onverhoopt een ondergrondse container toch in het plantsoen geplaatst moeten worden, dan wordt het ontstaan van ‘snippergroen’ (kleine versnipperde oppervlakten groen) voorkomen.

  • 33.

Indien op basis van de groennorm sprake is van een te lage hoeveelheid groen per woning, mag geen groen verwijderd worden.

  • 34.

De locatie van een ondergrondse container is dusdanig dat bij het ledigen geen schade aan (volwassen) bomen kan ontstaan.

  • 35.

De afstand tussen de locatie van een ondergrondse container en een watergang is minimaal 3 meter.

Criteria ten aanzien van de (verkeers-)veiligheid

  • 36.

De container is rondom vrij toegankelijk voor minder validen (rolstoel, rollator). Eventuele aanpassingen worden op de werktekening vermeld.

  • 37.

Verlaagd trottoir aan beide zijden van de rijbaan ingeval oversteken rijbaan nodig is. Locatie is dusdanig gesitueerd dat gebruikers zo min mogelijk de weg over hoeven te steken.

  • 38.

Vrije doorgang langs de inwerpzuil van minimaal 1,20 meter. De ondergrondse container wordt tenminste op 50 cm afstand van de trottoirband geplaatst.

  • 39.

De minimale ruimte vóór de inwerpopening is 1,20 meter

  • 40.

Bij voorkeur niet nabij een school of speelplaats.

  • 41.

Geen fietspad tussen container en voertuig tijdens lediging, tenzij niet anders mogelijk.

  • 42.

Geen zichthinder door de inwerpzuil voor verkeer.

  • 43.

Bij voorkeur op een locatie waar sociale controle mogelijk is (zicht, verlichting). Extra verlichting wordt niet geplaatst.

  • 44.

Geen geparkeerde auto tussen containerplatform en voertuig tijdens lediging. Minimale afstand van parkeerplaats is 60 cm. Op locaties waar parkeren dicht bij de ondergrondse container mogelijk blijft, locatie afzetten met paaltjes om ledigingsproblemen te voorkomen. De locatie van een ondergrondse container moet dusdanig zijn uitgevoerd dat het bij het parkeren van een voertuig naast de ondergrondse container geen bumper kan uitsteken over de ‘tranenplaat’.

  • 45.

De locatie van de ondergrondse container is dusdanig dat er tot 10 meter boven de locatie geen kabels en leiding aanwezig zijn.

  • 46.

De locatie van de ondergrondse container is zodanig gesitueerd dat het zicht op verkeersborden, wegbewijzering en verkeerslichten niet wordt belemmerd.

  • 47.

De locatie bevindt zich niet direct naast een bushalte of officiële busbaan.

  • 48.

De locatie voor een ondergrondse container bevindt zich niet op een laad- en losplaats.

  • 49.

Rekening houden met ruimtebehoefte van evenementen (kermis, markt).

  • 50.

De ondergrondse container wordt zo geplaatst dat de inwerpopening van de rijbaan af gericht is om veiligheid bij aanbieden te verhogen. Dit mag niet ten koste gaan van de bereikbaarheid van de ondergrondse container.

  • 51.

De locatie voor een ondergrondse container bevindt zich niet op een parkeerplaats voor invaliden of arts. In het geval er geen andere optie is, dan de voornoemde parkeerplaats opschuiven.

  • 52.

Aan de straatzijde van de ondergrondse container is het instellen van een parkeerverbod mogelijk.

  • 53.

De locatie bevindt zich niet voor een inrit, carport of garage.

Criteria ten aanzien van woningen en gebouwen

  • 54.

Minimumafstand tot balkon (hoogbouw) is 1,80 meter.

  • 55.

Minimumafstand tot bebouwde erfgrens of erfafscheiding is 2,0 meter, tenzij niet anders mogelijk.

  • 56.

Niet plaatsen op een beeldbepalende plek of waardevolle zichtlocatie, tenzij niet anders mogelijk.

  • 57.

Niet direct plaatsen op de looplijn hoofdentrée gebouw, tenzij niet anders mogelijk.

  • 58.

Bij grondgebonden woningen de containerzuil niet direct (binnen 1 meter) voor een woonkamerraam of keukenraam plaatsen (dit geldt niet wanneer de container tegenover in de straat staat).

Voor de fractie glas geldt een afstand van 2 meter.

  • 59.

Plaatsing wordt zoveel mogelijk in lijn met andere objecten in de openbare ruimte uitgevoerd, voor zover mogelijk.

  • 60.

De afstand van het hart van de locatie (de ondergrondse container) tot aan de erfgrens van een woning is minimaal 2 meter, maar zo mogelijk groter.

Voorkeursvolgorde bij inpassing in de openbare ruimte

A

Bestaande stoep, plein, gazon of groenvoorziening.

B

Parkeervak (compensatie afhankelijk van parkeerdruk).

C

Verwijderen boom indien geen andere opties beschikbaar zijn. In geval van verwijdering altijd herplant in de directe omgeving! Beschermde bomen worden nooit gekapt.

D

Verleggen kabels en leidingen.

Ondertekening