Uitvoeringsregeling voor de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen in de gemeente Oldebroek 2023 e.v.

Geldend van 07-01-2023 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsregeling voor de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen in de gemeente Oldebroek 2023 e.v.

Burgemeester en wethouder van de gemeente Oldebroek;

gelet op de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met de artikelen 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, en 237 van de Gemeentewet, op artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

B E S L U I T E N:

vast te stellen:

Uitvoeringsregeling voor de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen in de gemeente Oldebroek 2023 e.v. (Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Oldebroek 2023 e.v.)

Artikel 1 Algemene bepaling

  • 1. Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990, artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Voor de toepassing van deze regeling worden rechten aangemerkt als gemeentelijke belastingen.

  • 3. De op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen bedoeld in artikel 233 van de Gemeentewet, worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen, met dien verstande dat wordt verstaan onder de aanslag of de voorlopige aanslag: het gevorderde, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde bedrag. Artikel 2 blijft bij de op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen buiten toepassing.

Artikel 2 Aangifte

  • 1. De belastingplichtige voor:

    • a.

      de toeristenbelasting;

    • b.

      de rioolheffing;

    • c.

      de forensenbelasting;

    aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belasting- of kalenderjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, moet binnen een maand na die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk om een aangiftebiljet verzoeken.

  • 2. Een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan de belastingplichtige toegestuurd aangiftebiljet moet de belastingplichtige binnen twee weken na de verzenddatum hiervan volledig ingevuld en met de gevraagde stukken terugsturen, tenzij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar hiervoor een andere termijn stelt.

  • 3. Volgens het bepaalde in artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen moeten de in het aangiftebiljet gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud worden ingevuld. Het aangiftebiljet wordt ondertekend en met de daarbij gevraagde stukken ingeleverd of toegezonden.

Artikel 3 Gebruik nachtverblijfregister voor de heffing van toeristenbelasting

Bij de vaststelling van de juistheid van de gegevens voor de heffing van toeristenbelasting kan de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar het door belastingplichtige bijgehouden nachtverblijfregister raadplegen.

Artikel 4 Voorlopige aanslag

  • 1. De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar legt een voorlopige aanslag op, als het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, na verrekening van voorheffingen en reeds opgelegde voorlopige aanslagen, dat naar zijn mening rechtvaardigt.

  • 2. De bepaling van het bedrag van een voorlopige aanslag die wordt vastgesteld in het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, of na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan kan voor de toeristenbelasting gebeuren op grond van het gemiddelde van de gegevens die zijn gebruikt voor de vaststelling van de meest recente belastingaanslag over elk van de twee voorafgaande jaren.

  • 3. Ten aanzien van lid 2 geldt dat op benaderende wijze rekening kan worden gehouden met wijzigingen in de wettelijke bepalingen over de heffing van de gemeentelijke belasting en met andere wijzigingen die voor de heffing van de gemeentelijke belasting van belang kunnen zijn. Als de belastingplichtige kan aantonen dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld lager is dan het volgens lid 2 berekende bedrag, wordt de voorlopige aanslag gesteld op dit lagere bedrag.

Artikel 5 Rente

  • 1. Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vinden de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 29 van de Invorderingswet 1990 en de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

  • 2. In afwijking van de in het eerste lid bedoelde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht als deze in totaal een bedrag van € 23,00 niet te boven gaat.

Artikel 6 Inwerkingtreding

  • 1. De 'Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Oldebroek 2021 e.v.', vastgesteld op 15 december 2020 wordt ingetrokken op het moment dat deze regeling in werking treedt.

  • 2. Deze regeling treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 7 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als ‘Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Oldebroek 2023 e.v.’

Ondertekening

Oldebroek, 20 december 2022

, burgemeester T.H. Haseloop-Amsing

, secretaris P.H. Lensselink.