Gemeentelijk verkeer- en vervoersplan Borger-Odoorn 2019-2029

Geldend van 28-12-2022 t/m heden

Intitulé

Gemeentelijk verkeer- en vervoersplan Borger-Odoorn 2019-2029

RAPPORT Op weg naar een leefbare, bereikbare en verkeersveilige gemeente

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Vanuit de Planwet Verkeer en Vervoer zijn gemeenten wettelijk verplicht om een gemeentelijk verkeer- en vervoersplan (GVVP) op te stellen. Het eerste GVVP van de gemeente dateert uit 2000. In dit plan lag de focus op het creëren van een verkeersveilig verkeerssysteem dat aansloot bij de principes vanuit Duurzaam Veilig.

Het GVVP uit 2000 is in 2005 geëvalueerd en in 2013 geactualiseerd en daarmee het vigerende beleidsdocument. Het GVVP uit 2000 is echter niet meer actueel. Zo komen vanuit de inwoners steeds meer verzoeken over het treffen van infrastructurele maatregelen en het aanpassen van snelheden op wegen en in dorpen. Het GVVP uit 2000 biedt onvoldoende houvast om hier passende maatregelen voor te treffen.

Het huidige GVVP sluit ook niet aan bij de behoefte om meer te sturen op de kwaliteit van de leefomgeving binnen de gemeente en de dorpen. In 2010 heeft de gemeente Borger-Odoorn namelijk het internationale Cittaslow-keurmerk ontvangen. Een Cittaslow-gemeente kenmerkt zich door een prettige leefomgeving en haar rijke cultuurhistorie. Binnen het gemeentelijke beleid is daarom onder meer de kwaliteit van de leefomgeving en de ontwikkeling van toeristisch-recreatieve voorzieningen steeds meer centraal komen te staan.

Naar aanleiding van deze ontwikkelingen is bij de gemeente Borger-Odoorn de behoefte ontstaan om met een frisse blik opnieuw naar het verkeersbeleid te kijken. De gemeente heeft Royal HaskoningDHV gevraagd hier ondersteuning bij te leveren door het opstellen van een nieuw GVVP procesmatig en inhoudelijk te begeleiden.

Onderhavig GVVP is het resultaat van dit proces. Het GVVP beschrijft hoe de gemeente Borger-Odoorn met haar verkeer- en vervoersbeleid inspeelt op ontwikkelingen die zich (gaan) voltrekken. Dit GVVP is een beleidsplan op hoofdlijnen; het omvat beleid, beschrijft kaders en geeft oplossingsrichtingen. Zo geeft het GVVP richting aan het verkeer- en vervoersbeleid, maar biedt het voldoende ruimte om te kunnen inspelen op (nu nog niet bekende) ontwikkelingen en veranderingen.

Het nieuwe GVVP kent een looptijd van circa 10 jaar (2019-2029). In deze periode wordt het beleid regelmatig geëvalueerd en indien nodig geactualiseerd. Het meerjarenuitvoeringsprogramma wordt jaarlijks geactualiseerd.

1.2 Totstandkoming van het GVVP

Dit GVVP is het resultaat van een proces waarin bestaand beleid en toekomstige ontwikkelingen zijn gekoppeld aan de wensen vanuit inwoners en weggebruikers. In het Bestuursprogramma 2018-2022 heeft de gemeente Borger-Odoorn aangegeven inwoner- en overheidsparticipatie een vast onderdeel te laten zijn binnen de werkzaamheden van de gemeente. Bij het opstellen van het GVVP zijn de gemeente, inwoners en organisaties binnen de gemeente op de volgende wijze betrokken:

  • Klankbordgroep – bestaande uit de vertegenwoordigers van de belangenverenigingen en organisaties vanuit de dorpen

  • Stakeholders – bestaande uit vertegenwoordigers van belangrijke weggebruikers als nood- en hulpdiensten, landbouwverkeer, mensen met een fysieke beperking, het Recreatieschap Drenthe en de Fietsersbond.

  • Projectgroep – bestaande uit medewerkers van de gemeente Borger-Odoorn en Royal HaskoningDHV

De gemeenteraad is meegenomen bij het opstellen van het GVVP. De inhoud van het GVVP is daarnaast afgestemd met de buurgemeenten en de provincie Drenthe. Voor het opstellen en vaststellen van het GVVP zijn de volgende vijf fasen doorlopen:

1. Inventarisatie en analyse

In deze fase is de inventarisatie en analyse van de huidige en toekomstige ruimtelijke en verkeerssituatie uitgevoerd. De input voor de huidige situatie is verzameld met behulp van overleggen met de klankbordgroep en stakeholders, verkeerstellingen, ongevalsgegevens en een inventarisatie van klachten en wensen onder de inwoners van de gemeente. Uit analyse van deze informatie zijn de belangrijkste en overkoepelende kansen en kwesties voor verkeer en vervoer bepaald.

2. Uitwerken structuren

Op basis van de informatie uit fase 1 is een concept uitwerking gemaakt van de gewenste opbouw en categorisering van de netwerken voor (vracht)auto- en fietsverkeer. De concept structuren zijn besproken met de klankbordgroep en de stakeholders en op basis hiervan aangepast.

3. Opstellen beleid

Met de input vanuit fase 1 en 2 is het uiteindelijke verkeersbeleid opgesteld, resulterend in dit GVVP. Deze is getoetst en aangescherpt in overleg met de projectgroep en ter informatie toegestuurd aan de leden van de klankbordgroep en de stakeholders.

4. Ter inzagelegging concept GVVP

Het concept GVVP heeft 6 weken ter inzage gelegen. Bewoners, ondernemers en overige belanghebbenden hebben in deze periode mogen reageren op (de inhoud en gevolgen van) het beleid. De reacties en beantwoording hiervan zijn verwerkt in de ‘Reactienota GVVP Borger-Odoorn 2019- 2029’.

5. Besluitvorming

In de besluitvormingsfase heeft uiteindelijk het formele besluitvormingsproces van het college en de raad plaatsgevonden. Na vaststelling van het GVVP (inclusief maatregelenprogramma) gaat de gemeente over tot uitvoering van het verkeersbeleid.

Betrekken inwoners gemeente bij opstellen GVVP

Tijdens de inventarisatie en analysefase hebben inwoners van de gemeente gedurende drie weken de mogelijkheid gehad om klachten, ideeën en wensen online en schriftelijk kenbaar te maken. In deze periode zijn ruim 900 reacties verzameld. De ingebrachte kansen en kwesties zijn zo vanaf het begin meegenomen en hebben, voor zover van toepassing, een plek gekregen in het GVVP. Opmerkingen over weg- en groenonderhoud zijn aan betreffende vakgebieden doorgegeven.

Daarnaast hebben alle inwoners en belanghebbenden tijdens de ter inzagelegging de mogelijkheid gehad te reageren op het GVVP.

1.3 Opbouw van het GVVP

Gedurende het proces is veel informatie verzameld en zijn keuzes gemaakt over wat wel of niet is verwerkt in het nieuwe verkeersbeleid. Deze informatie heeft geleid tot een belangrijke doelstelling bij de ontwikkeling van het verkeersbeleid, namelijk het creëren, behouden en versterken van een leefbare, veilige én bereikbaar gemeente. Om invulling te geven aan dit doel is bij de ontwikkeling en invulling van het verkeersbeleid gewerkt met kernopgaven gericht op heldere en veilige verkeersstructuur die bijdraagt aan de leefbaarheid van de omgeving. Deze kernopgaven staan centraal binnen het nieuwe verkeersbeleid (zie ook hoofdstuk 3).

Het GVVP bestaat uit twee onderdelen:

1. Beleidsdocument – Dit is onderhavig document dat het verkeersbeleid omschrijft, resulterend in een uitgewerkte wegenstructuur, verkeersbeleid op relevante verkeersaspecten en maatregelen

2. Meerjarenuitvoeringsprogramma – De maatregelen uit het beleidsdocument zijn uitgewerkt in een meerjarenuitvoeringsprogramma (MUP).

Het GVVP is schematisch als volgt opgebouwd:

afbeelding binnen de regeling

1.4 Leeswijzer

De leeswijzer sluit aan bij de schematische opbouw van het GVVP, zie figuur 1. In hoofdstuk 2 zijn de kaders, toekomstige ontwikkelingen en aandachtspunten voor het nieuwe verkeersbeleid beschreven. Vanuit deze informatie is gekomen tot drie kernopgaven voor het verkeersbeleid. De kernopgaven zijn inhoudelijk toegelicht in hoofdstuk 3. Het verkeersbeleid is inhoudelijk uitgewerkt in de hoofdstukken 4 en 5. Hoofdstuk 4 gaat in op de wegenstructuur voor de diverse weggebruikers. Hoofdstuk 5 betreft een uitwerking van de overige beleidsaspecten. Alle maatregelen uit de hoofdstukken 4 en 5 zijn uitgewerkt in het meerjarenuitvoeringsprogramma. Dit programma is opgenomen in hoofdstuk 6.

In hoofdstuk 4 en 5 zijn op diverse plekken groene en blauwe tekstkaders opgenomen. De groene tekstkaders hebben betrokken op specifieke beleidskaders, gekoppeld aan specifieke beleidsaspecten. De blauwe tekstkaders hebben betrekking op specifieke onderzoeken die moeten worden uitgevoerd.

HOOFDSTUK 2 Op naar een nieuw verkeersbeleid

Kaders, ontwikkelingen, trends en uitgangspunten

2 Op naar een nieuw verkeersbeleid

Voor de ontwikkeling van het verkeersbeleid is gestart met het inventariseren van de kaders (beleid, wensen en klachten) vanuit het bestaande beleid en de omgeving (paragraaf 2.1). Vervolgens zijn de toekomstige ontwikkelingen en trends op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en verkeer in beeld gebracht (paragraaf 2.2). Op basis van deze informatie zijn de uitgangspunten voor het nieuwe verkeersbeleid op een rij gezet (paragraaf 2.3). De uitgangspunten zijn samengevat in een drietal overkoepelende kernopgaven voor het verkeersbeleid (paragraaf 2.4).

Gestart is met het opstellen van een kenschets voor de gemeente Borger-Odoorn. Dit is de achtergrond en basis voor de ontwikkeling van het verkeersbeleid.

Kenschets gemeente Borger-Odoorn

De gemeente Borger-Odoorn laat zich niet in één woord vangen. De bijna 26.000 inwoners wonen verspreidt over 25 dorpen en gehuchten, van authentieke brinkdorpen tot uitgestrekte veendorpen. Landschappelijk kenmerkt de gemeente zich door natuurschoon waarbij de aanwezige bossen en heide bezoekers uitnodigen tot wandelen en fietsen. De uitgestrektheid van de gemeente wordt benadrukt door het aangrenzende veenkoloniale landschap waar landbouw een belangrijke plek heeft. Dit alles gecombineerd met een rijke cultuurhistorie zorgt voor een groot aantal en diverse bezienswaardigheden en belevingsmomenten.

De gemeente Borger-Odoorn grenst aan de gemeenten Emmen, Stadskanaal, Aa en Hunze, Coevorden en Westerwolde. Sterke functionele relaties bestaan vooral met de gemeenten Emmen, Stadskanaal en Assen. In deze gemeenten bevinden zich de grootschalige voorzieningen die complementair zijn aan het voorzieningenniveau van Borger-Odoorn. Dit geldt specifiek voor voorzieningen op het gebied van cultuur (schouwburg en bioscoop), onderwijs, grootschalige winkels en zorg.

In 2012 is het Kern en Kader-beleid van de gemeente Borger-Odoorn aangescherpt waarbij de gemeente is verdeeld in vier leefgebieden. De zes hoofdkernen (Borger, Odoorn, Exloo, Nieuw-Buinen, 2e Exloërmond en Valthermond) uit het Kern en Kader beleid zijn verdeeld over deze vier leefgebieden. Hoewel met de inzet op leefgebieden minder sterk wordt vastgehouden aan de zes hoofdkernen, zijn deze hoofdkernen gezien het voorzieningenniveau wel de belangrijkste dorpen binnen de gemeente BorgerOdoorn. Borger is hierbij de hoofdkern met de meeste regionale functies. De bereikbaarheid van deze hoofdkernen voor auto- en fietsverkeer is daarom een belangrijk aspect binnen het verkeersbeleid.

Relatie tussen kenschets en verkeerssituatie in Borger-Odoorn

Gerelateerd aan de verkeerssituatie in Borger-Odoorn levert bovenstaande kenschets een verscheidenheid aan verkeersrelaties en weggebruikers op. De aanwezigheid van functies en voorzieningen binnen en buiten de gemeente leidt tot verplaatsingen op lokaal en regionaal niveau. De auto en de fiets zijn de belangrijkste vervoersmiddelen voor de inwoners van de gemeente. De ontwikkelingen binnen het openbaar vervoersysteem bieden echter ook steeds meer ruimte om het openbaar vervoer als alternatieve vervoerswijze voor de langere afstand te stimuleren. Met de Q-liner Emmen-Groningen en HUB Borger zijn belangrijke voorwaarden hiervoor al gerealiseerd. Het gebruik en kwaliteit van het overige busnetwerk behoeft echter wel continue aandacht.

Op lokaal niveau spelen ook het toeristisch-recreatief (fiets)verkeer en landbouwverkeer een belangrijke rol binnen het verkeerssysteem. Gekoppeld aan de landschappelijke kwaliteiten die de gemeente biedt is ook het behouden en versterken van de kwaliteit van de leefomgeving een belangrijk aandachtspunt.

Het beleid voor verkeer en vervoer speelt daarmee een belangrijke rol bij het faciliteren van de verschillende weggebruikers en hun motieven in relatie tot de kwaliteit van de leefomgeving. Het GVVP is daarom meer dan enkel een beleidsinstrument om te voorzien in een veilig en goed ingericht wegennet. Het gaat ook om de maatschappelijke functie van het verkeer en vervoerssysteem en hoe dit systeem een bijdrage levert aan de leefbaarheid in en ontwikkelingsmogelijkheden van de gemeente.

2.1 Kaders en wensen vanuit beleid en omgeving

Kaders en wensen vanuit beleid

Het gemeentelijk verkeer- en vervoersbeleid is geen losstaand beleid, maar is gebaseerd bestaande beleidsdocumenten en -visies op Rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. Ook het beleid van omliggende gemeenten kan invloed hebben op het verkeersbeleid van Borger-Odoorn.

In bijlage 1 is een overzicht van de relevante beleidsdocumenten opgenomen die van invloed zijn op het verkeer- en vervoerssysteem van de gemeente Borger-Odoorn. De informatie uit deze beleidsdocumenten is meegenomen in de uitwerking van dit GVVP.

Kaders en wensen vanuit omgeving

De gemeente Borger-Odoorn hecht veel waarde aan de participatie van burgers bij het opstellen van gemeentelijk beleid. Voor het bepalen van de kaders van het nieuwe verkeer- en vervoersbeleid is daarom de interactie met de omgeving opgezocht. De dorpsbelangenverenigingen zijn gedurende het proces betrokken bij de opzet en inhoud van het GVVP (zie paragraaf 1.2). Daarnaast zijn de wensen en ideeën vanuit de omgeving geïnventariseerd en daar waar mogelijk meegenomen in het GVVP:

  • Dorpsontwikkelplannen

De dorpsbelangenverenigingen binnen de gemeente zijn actief betrokken bij het welzijn en de leefbaarheid binnen de dorpen. Meerdere dorpen hebben ook een eigen visie op de ontwikkeling van het dorp opgesteld. Deze visies zijn geïnventariseerd op kansen en kwesties ten aanzien van verkeer(sveiligheid).

Overkoepelende en terugkerende thema’s in de dorpsvisies zijn: sluipverkeer door de dorpen, de snelheid van gemotoriseerd verkeer en verkeersveiligheid van kwetsbare verkeersdeelnemers. Deze thema’s hebben een plek gekregen bij de uitwerking van dit GVVP.

In de dorpsvisies zijn ook concrete maatregelvoorstellen opgenomen. Daar waar passend binnen het kader van dit GVVP worden deze op termijn uitgevoerd. De meerkosten die gepaard zijn met de wensen in de dorpsvisies zijn niet meegenomen in het MUP. Voor grotere projecten die voortvloeien uit de dorpsvisies is instemming van de gemeenteraad noodzakelijk. Kleine(re) projecten en wensen moeten vanuit het eigen dorpsbudget worden gefinancierd.

  • Inventarisatie klachten, ideeën en wensen voor GVVP

Bij de start van de ontwikkeling van het nieuwe verkeersbeleid voor Borger-Odoorn konden inwoners online klachten, ideeën en wensen voor de verkeerssituatie meegeven. In 3 weken tijd zijn circa 900 reacties achtergelaten. De reacties zijn geanalyseerd om inzicht te krijgen in belangrijke verkeersthema’s en specifieke knelpunten.

Een aantal thema’s komt structureel terug in de door de bewoners genoemde reacties. Dit zijn:

  • Wegen- en groenonderhoud

Veel opmerkingen hadden betrekking op het gebied van beheer en onderhoud van het auto- en fietsnetwerk en op het groen langs de wegen en fietspaden. Deze punten zijn doorgegeven aan de medewerkers van de gemeente die zich bezighouden met wegen- en groenonderhoud en worden opgenomen in het project ‘Integraal beheer openbare ruimte’ (IBOR). Vanuit het GVVP wordt hier geen verdere aandacht aan gegeven omdat het verkeersbeleid niet gaat over de kwaliteit van de infrastructuur, groen, etc.

  • Snelheid

Op veel punten hebben bewoners aangegeven dat de snelheid wat hen betreft te hoog is en dat dit leidt tot (gevoelsmatig) verkeersonveilige situaties. Op veel locaties zijn ook snelheidsremmende maatregelen voorgesteld. Door een passende en geloofwaardige categorisering (functie) en inrichting van de wegen wordt de juiste snelheid (en gedrag) van het verkeer van nature al beter afgedwongen. Op een aantal punten, met name op de oost-westverbindingen, zijn opmerkingen gemaakt over de aanwezigheid en hoeveelheid doorgaand verkeer door de dorpen.

Daarnaast zijn de volgende specifieke knelpunten meerdere keren aangegeven:

  • Parkeeroverlast op het plein in het centrum van Borger

  • Verkeersonveilige situatie voor fietsers en voetgangers op kruispunten met autoverkeer

  • Verkeers(on)veiligheid rondom schoolomgevingen

  • Zorgen over leefbaarheid in Klijndijk na realisatie van de aansluiting Slenerweg op N34 in Klijndijk

De geïnventariseerde thema’s en door bewoners aangedragen klachten, ideeën en wensen zijn gebruikt om het verkeersbeleid op te zetten en uit te werken.

2.2 Toekomstige ontwikkelingen en trends in beeld

Naast het bestaande beleid, spelen ook toekomstige ontwikkelingen en trends ten aanzien van (het gebruik van) de openbare ruimte een belangrijke rol binnen het gemeentelijke verkeerssysteem. Het GVVP kent een planhorizon van circa 10 jaar.

Daarom zijn de belangrijkste landelijke, regionale en lokale ontwikkelingen en trends, gerelateerd aan verkeer, geïnventariseerd en als input meegenomen bij het bepalen van de uitgangspunten voor het verkeersbeleid. Dit betreft zowel ontwikkelingen in de gemeente als bij de omliggende gemeenten en de provincie. Een gedetailleerd overzicht van de ontwikkelingen en trends is opgenomen in bijlage 2.

Uit de inventarisatie blijkt dat voor Borger-Odoorn thema’s als leefbaarheid, gezondheid, bereikbaarheid en veiligheid een belangrijke rol spelen richting de toekomst.

2.3 Aandachtspunten nieuw verkeersbeleid

Op basis van de kaders, toekomstige ontwikkelingen (paragraaf 2.1) en trends (paragraaf 2.2) zijn de overkoepelende aandachtspunten voor het nieuwe verkeersbeleid bepaald, zie tabel 1.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

2.4 Van aandachtspunten naar kernopgaven voor verkeersbeleid

Uit de overkoepelende aandachtspunten (paragraaf 2.3) blijkt dat veel aspecten van belang zijn voor de opzet van het nieuwe verkeersbeleid.

Aspecten die continue terugkomen uit de inventarisatie van het bestaande beleid, de toekomstige ontwikkelingen en trends en de aandachtspunten zijn: leefbaarheid, bereikbaarheid en veiligheid. Dit zijn de overkoepelende thema’s die nu en straks een belangrijke rol spelen binnen de gemeente Borger-Odoorn.

De overkoepelende thema’s zijn ook gebruikt als basis voor het nieuwe verkeersbeleid. Hiervoor zijn de thema’s uitgewerkt in de volgende drie kernopgaven:

  • Kernopgave 1: Kwaliteit van de leefomgeving

  • Kernopgave 2: Een heldere verkeersstructuur

  • Kernopgave 3: Verkeersveiligheid voor alle verkeersdeelnemers

De kernopgaven zijn inhoudelijk toegelicht en uitgewerkt in hoofdstuk 3. In de hoofdstukken 4 en 5 is het verkeersbeleid uitgewerkt aan de hand van deze kernopgaven.

HOOFDSTUK 3 Kernopgaven verkeersbeleid

Toelichting en uitwerking

3 Kernopgaven verkeersbeleid

Op basis van de beleidskaders, de toekomstige trends, ontwikkelingen en overkoepelende aandachtspunten zijn een drietal kernopgaven voor het verkeersbeleid bepaald (zie paragraaf 2.4). In dit hoofdstuk zijn de kernopgaven inhoudelijk uitgewerkt. Per kernopgave is een toelichting gegeven op de relatie van de kernopgave met de beleidskaders, ontwikkelingen en aandachtspunten. Vervolgens zijn voor elke kernopgave de uitgangspunten voor het nieuwe verkeersbeleid benoemd.

3.1 Kernopgave 1: Kwaliteit van de leefomgeving

Relatie kernopgave met kaders, ontwikkelingen en aandachtspunten

De gemeente Borger-Odoorn beschikt over het Cittaslow-keurmerk. Dit is het internationale keurmerk voor gemeenten met minder dan 50.000 inwoners die op het gebied van leefomgeving, landschap, streekproducten, gastvrijheid, milieu, infrastructuur, cultuurhistorie en behoud van identiteit tot de top behoren. Het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de leefomgeving is een belangrijk aspect voor het verkrijgen en behouden van het Cittaslow-keurmerk.

Het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de leefomgeving sluit aan bij de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van wonen, recreatie en toerisme. Verkeer en bereikbaarheid spelen hierin een belangrijke rol. Onder meer de verkeers- en parkeerdruk, geluidsoverlast als gevolg van verkeer, sluipverkeer en een ontoegankelijke infrastructuur kunnen de kwaliteit van de leefomgeving aantasten. De verkeerssituatie is daarmee onderdeel van het probleem en in de vorm van verkeersbeleid en -maatregelen tegelijkertijd ook onderdeel van de oplossing.

Uitgangspunten voor verkeersbeleid

Voor Kernopgave 1 zijn bij de uitwerking van het verkeersbeleid de volgende uitgangspunten van toepassing:

1. Het heeft de voorkeur dorpen met een bebouwde kom zoveel mogelijk in te richten als verblijfsgebied. Dit mag echter niet ten koste gaan van de verkeersveiligheid en bereikbaarheid.

2. In het buitengebied wordt gestuurd op het creëren van rust ten behoeve van de kwaliteit van het landschap en het milieu. Dit betekent dat verkeer (zoveel mogelijk moet worden afgewikkeld via provinciale en gemeentelijke hoofdwegen en dat de omgeving zo weinig mogelijk (ongewenst) wordt belast met (doorgaand) verkeer

3. Binnen de gehele gemeente wordt het gebruik van de fiets en openbaar vervoer (inclusief publiek en doelgroepen vervoer) gestimuleerd. Dit gaat zowel om korte ritten binnen het dorp, als ritten naar bestemmingen buiten het dorp en de gemeente.

3.2 Kernopgave 2: Een heldere verkeersstructuur

Relatie kernopgave met kaders, ontwikkelingen en aandachtspunten

Het GVVP biedt mogelijkheden om vanuit de verkeersstructuur een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving (Cittaslow – zie ook Kernopgave 1). Daarom wordt kritisch gekeken naar het creëren van een heldere en eenduidige verkeersstructuur. Belangrijk aandachtspunt hierbij is het scheiden van interne en externe verkeersstromen:

  • Interne verkeersstromen hebben betrekking op verkeersstromen die zijn gerelateerd aan de gemeente. Bijvoorbeeld verplaatsingen binnen de gemeente of verplaatsingen naar bestemmingen buiten de gemeente.

  • Externe verkeersstromen betreft niet-gemeente gebonden verkeer dat wel gebruik maakt van het verkeersnetwerk in de gemeente. Dit is verkeer zonder herkomst, bestemming of binding met de gemeente.

De gemeente wil met het creëren van een heldere en eenduidige verkeersstructuur de interne en externe verkeersstromen via de juiste wegen afwikkelen. Externe verkeersstromen worden daarbij zoveel mogelijk buiten de dorpen en via het provinciale wegennet afgewikkeld. Daarbij wordt gericht op het stimuleren van het gebruik van de juiste wegen en het juiste verkeersdag. Dit heeft betrekking op de opbouw (categorisering, functie en gebruik) en de inrichting van het wegennet.

Uitgangspunten voor verkeersbeleid

Voor Kernopgave 2 zijn bij de uitwerking van het verkeersbeleid de volgende uitgangspunten van toepassing:

1. Voor de gehele gemeente wordt een herkenbare en eenduidige verkeersstructuur voor (vracht)autoverkeer gecreëerd waarin een duidelijk onderscheid wordt gemaakt in verbindingen die zijn bedoeld voor de ontsluiting van de gemeente en dorpen, verbindingen tussen dorpen en het overig wegennet

2. Voor de gehele gemeente wordt een complete en fijnmazige fietsstructuur gecreëerd waarmee het gebruik van de fiets aantrekkelijker wordt gemaakt. De fietsstructuur voorziet in een comfortabele en veilige ontsluiting van de verschillende gebruikers van het fietsnetwerk

3. De inrichting van de infrastructuur voor gemotoriseerd en fietsverkeer sluit aan bij de landelijke uitgangspunten, richtlijnen en principes vanuit Duurzaam Veilig

3.3 Kernopgave 3: Verkeersveiligheid voor alle verkeersdeelnemers

Relatie kernopgave met kaders, ontwikkelingen en aandachtspunten

Het bieden van een verkeersveilig verkeerssysteem voor alle verkeersdeelnemers is een belangrijke taak van de gemeente. De gemeente speelt een belangrijke rol voor het behalen van de landelijke en provinciale doelstellingen om steeds minder verkeersongevallen te hebben met een ernstige afloop (dodelijke slachtoffers of ziekenhuisgewonden). Daarnaast ontstaan nieuwe uitdagingen op het gebied

van verkeersveiligheid door onder andere de vergrijzing van de samenleving (meer ouderen die steeds mobieler zijn en blijven) en de technologische ontwikkelingen (opkomst e-bike, smartphonegebruik).

Het Verkeer- en vervoerberaad Drenthe verzorgt een provincie brede coördinatie op de uitvoering van verkeerseducatie. Daarnaast werken de gemeenten Emmen, Coevorden en Borger-Odoorn samen op het gebied van verkeerseducatie. Jaarlijks wordt door hen, in samenwerking met de provincie Drenthe, een regionaal programma voor verkeerseducatie opgesteld. De verkeerseducatie wordt op deze manier zo efficiënt mogelijk uitgevoerd. Elke gemeente draagt hier financieel aan bij en heeft invloed op het programma aan verkeerseducatie-activiteiten.

Het uitvoeren van verkeerseducatie alleen is echter onvoldoende om de verkeersveiligheid te verbeteren. Het gaat ook om het aanbieden van een (sociaal) veilige, vergevingsgezinde en toegankelijke infrastructuur voor alle verkeersdeelnemers. Juist op deze aspecten zijn nog stappen te zetten binnen de

gemeente. De gemeente grijpt de ontwikkeling van het nieuwe verkeersbeleid aan om richting te geven aan het realiseren van een verkeersveilige infrastructuur.

Uitgangspunten voor verkeersbeleid

Voor Kernopgave 3 zijn bij de uitwerking van het verkeersbeleid de volgende uitgangspunten van toepassing:

1. De openbare (verkeers)ruimte wordt verkeersveilig ingericht. Dit heeft betrekking op zowel een duurzaam veilige inrichting van de infrastructuur, de sociale veiligheid, een vergevingsgezinde en toegankelijke infrastructuur als de inrichting van locaties waar kwetsbare verkeersdeelnemers samenkomen (bijvoorbeeld schoolomgevingen, dorpscentra en zorgvoorzieningen)

2. De verkeerseducatie richt zich vooral op het verbeteren van de verkeersveiligheid voor de kwetsbare verkeersdeelnemers (ouderen en jongeren/kinderen), de technologische ontwikkelingen (opkomst ebike) en afleiding binnen het verkeer (smartphonegebruik)

3.4 Van kernopgaven naar structuren en beleid

Met de kernopgaven als basis is het verkeersbeleid voor Borger-Odoorn uitgewerkt. Hierbij is een onderscheid gemaakt naar de wegenstructuur (hoofdstuk 4) en de overige beleidsaspecten (hoofdstuk 5). De structuren hebben betrekking op het netwerk van de verschillende modaliteiten (auto, fiets, openbaar vervoer, voetgangers, ruiters en landbouw). De overige beleidsaspecten hebben betrekking op de meer praktische zaken van verkeer, zoals parkeren, verkeersveiligheid en schoolomgevingen.

HOOFDSTUK 4 Uitwerking wegenstructuur

(Vracht)auto, fiets, toeristisch-recreatief, openbaar vervoer en landbouwverkeer

4 Uitwerking wegenstructuur

De gemeentelijke wegenstructuur bestaat uit de netwerken voor de verschillende modaliteiten (auto-, vracht, fiets-, toeristisch-recreatief en landbouwverkeer) en openbaar vervoer.

In dit hoofdstuk is een toelichting gegeven op de beleidsdoelstellingen, -uitgangspunten en -uitwerking voor de verschillende vervoersmodaliteiten die gebruik maken van het wegennet. Per modaliteit is aangeven op welke wijze het beleid aansluit bij de verschillende kernopgaven.

4.1 Auto- en vrachtverkeer

De auto is en blijft een belangrijk vervoersmiddel in de gemeente. Voor veel inwoners is de auto het primaire vervoersmiddel voor het maken van verplaatsingen en het bereiken van functies en voorzieningen. Door het landelijke karakter van de gemeente vinden deze verplaatsingen ook vaak plaats over langere afstanden, zowel binnen de gemeente als naar dorpen en steden buiten de gemeente.

Ondanks de technologische ontwikkelingen (opkomst e-bike) is de verwachting dat de auto ook de komende jaren het belangrijkste vervoersmiddel voor de inwoners van de gemeente blijft.

Uitwerking kernopgaven naar beleidsdoelstellingen en uitgangspunten

De gemeente zet in op het creëren van een herkenbare, eenduidige en verkeersveilig ingerichte verkeersstructuur voor auto- en vrachtverkeer. Het doel van deze structuur is versterken van de leefbaarheid en veiligheid in de dorpen. Gekoppeld aan de kernopgaven doet de gemeente dit door:

Kernopgave 1 Kwaliteit van de leefomgeving

  • Doelstelling

    • Dorpen zoveel mogelijk te ontlasten van externe verkeersstromen (verkeer zonder herkomst en bestemming in de gemeente Borger-Odoorn dat wel door de gemeente rijdt)

  • Uitgangspunten

    • Externe verkeersstromen (verkeer zonder herkomst en bestemming in Borger-Odoorn) worden afgewikkeld via het provinciale wegennet (N34, N374, N378, N379, N381 en N391)

    • Verkeer met een herkomst en/of bestemming in de gemeente wordt afgewikkeld via het gemeentelijk hoofdwegennet en via een logische routering aangesloten op het provinciale wegennet

    • Elk dorp met een bebouwde kom wordt aangesloten op het gemeentelijke hoofdwegennet

Kernopgave 2 Een heldere verkeersstructuur

  • Doelstelling

    • Het creëren van een heldere verkeersstructuur zodat duidelijk is welke wegen bedoeld zijn voor de ontsluiting van verkeer en wegen waar het verblijfskarakter voorop staat

  • Uitgangspunten

    • Het gemeentelijke wegennet wordt gecategoriseerd op basis van Duurzaam Veilig

    • Binnen de gemeentelijke wegencategorisering wordt een duidelijk onderscheid gemaakt in stromen (verbinding naar grotere kernen binnen de gemeente, omliggende gemeenten het provinciale wegennet) en verblijven (wegen zonder belangrijke ontsluitende functie)

Kernopgave 3 Verkeersveiligheid voor alle verkeersdeelnemers

  • Doelstelling

    • Het realiseren van een eenduidige inrichting van de verschillende wegcategorieën zodat duidelijk is welk (verkeers)gedrag wordt verwacht en de verkeersveiligheid van de verschillende verkeersdeelnemers wordt geborgd

  • Uitgangspunten

    • De inrichting van het gemeentelijke (hoofd)wegennet (wegverharding en de bermen) dient aan te sluiten bij de uitgangspunten van Duurzaam Veilig

    • Per wegcategorie worden, op basis van landelijke en provinciale richtlijnen, herkenbaarheidskenmerken bepaald waar de weginrichting aan dient te voldoen. Dit met als doel dat weggebruikers op basis van de weginrichting weten hoe hard gereden mag worden en welk weggedrag van hen wordt verwacht

    • Binnen de kernen wordt gestuurd op het creëren van zo groot mogelijke verblijfsgebieden (30 km/u), mits dit niet ten koste gaat van een goede ontsluitingsstructuur van de gemeente en dorpen. De inrichting van deze gebieden dient aan te sluiten bij het gewenste verkeersgedrag van alle verkeersdeelnemers

Beleidsuitwerking

De beleidsuitgangspunten zijn uitgewerkt in een wegencategorisering en -inrichting voor het auto- en vrachtverkeer.

Bij de wegencategorisering is het landelijk overheidsinitiatief ‘Duurzaam Veilig’ leidend. Doel van dit initiatief is het vergroten van de verkeersveiligheid en richt zich op het voorkomen van ongevallen. Waar dit niet mogelijk is, wordt gericht op het beperken van letsel. Bij de inrichting van een Duurzaam Veilig wegennet zijn onder andere de principes uit tabel 2 leidend:

afbeelding binnen de regeling

Voor een Duurzaam Veilige inrichting van het wegennetwerk in de gemeente Borger-Odoorn is gekeken naar de wegencategorisering (functionaliteit) en de inrichting van de verschillende wegcategorieën ((bio)mechanica).

Wegencategorisering auto- en vrachtverkeer

De basis voor het bereiken van de doelstellingen ligt in het creëren van een helder en eenduidig wegennetwerk voor de hele gemeente. Het toekennen van een duidelijke functie aan elke weg en verbinding is de basis voor de uiteindelijke inrichting en het gewenste gebruik. Op basis van de principes van Duurzaam Veilig heeft een weg maar één hoofdfunctie:

  • Ontsluiting: hierbij ligt de focus op de afwikkeling en ontsluiting van het autoverkeer. De verschillende soorten verkeersdeelnemers worden van elkaar gescheiden vanwege de verschillen in snelheid, massa en soms ook rijrichting

  • Verblijven: de focus ligt op de omgeving. Het afwikkelen en ontsluiten van verkeer is van ondergeschikt belang. De verschillende soorten verkeersdeelnemers kunnen gemengd worden afgewikkeld op dezelfde rijbaan en de snelheidsverschillen liggen laag

Met gebruik van de landelijke principes uit Duurzaam Veilig wordt binnen het wegennetwerk in de gemeente Borger-Odoorn onderscheid gemaakt naar de volgende wegcategorieën (zie tabel 3).

afbeelding binnen de regeling

De regionale en lokale gebiedsontsluitingswegen vormen samen met de erftoegangswegen type A het gemeentelijke hoofdwegennet.

Op basis beleidsdoelstellingen en -uitgangspunten is op basis van het categoriseringsplan aan elke weg een categorie gekoppeld, zie bijlage 3. Hierbij is ook een beschrijving gegeven van welke wegen in welke categorie zijn geplaatst.

Voor de categorisering van de bestaande en nieuwe wegen binnen de gemeente Borger-Odoorn is het volgende beleidskader leidend.

afbeelding binnen de regeling

De wegencategorisering is leidend voor het strooiroutebeleid en -netwerk van de gemeente. Het gemeentelijk hoofdwegennet (regionale en lokale gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen type A) is onderdeel van het strooiroutenetwerk (zie ook paragraaf 5.7).

afbeelding binnen de regeling

Inrichting wegennetwerk auto- en vrachtverkeer

Binnen Duurzaam Veilig zijn aan elk type weg essentiële herkenbaarheidskenmerken gekoppeld. Deze dragen bij aan het creëren van een eenduidige en overzichtelijke verkeersstructuur waarbij automobilisten op basis van de weginrichting het gewenste verkeersgedrag vertonen. Daarmee draagt de weginrichting ook bij aan het borgen en verbeteren van de verkeersveiligheid.

In bijlage 4 zijn per wegcategorie uit tabel 3 de essentiële en onderscheidende

herkenbaarheidskenmerken opgenomen. Hierbij is onderscheid gemaakt naar:

  • Minimale herkenbaarheidskenmerken

  • Dit zijn de onderscheidende herkenbaarheidskenmerken waar de weginrichting minimaal aan dient te voldoen om onderscheid te maken tussen de verschillende wegcategorieën

  • Gewenste herkenbaarheidskenmerken

  • Dit zijn de gewenste herkenbaarheidskenmerken op basis van de landelijke CROW-richtlijnen en de Drentse richtlijnen voor het ontwerp van wegen (DROW)

Uitgangspunt voor de realisatie van nieuwe wegen is een inrichting conform de gewenste herkenbaarheidskenmerken.

Streven is dat op termijn alle bestaande wegen binnen de gemeente qua inrichting zijn ingericht conform de gewenste herkenbaarheidskenmerken. Prioriteit ligt echter bij het inrichten van de bestaande wegen conform de minimale herkenbaarheidskenmerken. Een goede weginrichting is de basis om te komen tot een verkeersveilige en herkenbare wegenstructuur. Als de wegen zijn ingericht conform de minimale herkenbaarheidskenmerken kan doorontwikkeling naar de gewenste inrichtingskenmerken plaatsvinden.

Toepassen snelheidsremmende maatregelen

Bij de herkenbaarheidskenmerken in bijlage 3 is per wegcategorie aangegeven of en op welke locatie snelheidsremmende maatregelen mogelijk zijn. De vormgeving van snelheidsremmende maatregelen is maatwerk, maar dient aan te sluiten bij de landelijke CROW-richtlijnen en provinciale DROW-richtlijnen.

Het in overeenstemming brengen van de werkelijk gereden snelheid met de formele maximumsnelheid is binnen de gemeente een belangrijk aandachtspunt. Door inwoners van de gemeente wordt veel geklaagd over de hoge snelheden van het verkeer. Het gaat hierbij overigens voornamelijk om weggedrag van de inwoners van de gemeente zelf.

Op verzoek van de inwoners doet de gemeente onderzoek naar de mogelijkheden en belemmeringen voor het treffen van snelheidsremmende maatregelen (fysiek of gedragskundig) of noodzaak voor handhaving door de politie. De uitkomsten van dit onderzoek bepalen welke maatregel de voorkeur heeft.

Vanzelfsprekend hebben de inwoners ook een eigen verantwoordelijkheid bij het stimuleren van het gewenste verkeersgedrag in de eigen omgeving.

Tevens biedt de gemeente de ruimte aan inwoners om op de volgende wijzen te werken aan snelheidsremmende maatregelen op wegen waar de gemeente wegbeheerder is:

  • Treffen snelheidsremmende maatregelen bij herinrichting van wegen

  • Op het moment dat de gemeente besluit tot een herinrichting van de weginfrastructuur, participeren inwoners, dorpsverenigingen en overige belanghebbenden mee in de uitwerking van het ontwerp. De gemeente betrekt deze partijen vroegtijdig zodat gezamenlijk de kansen en kwesties worden geïdentificeerd.

  • Treffen gedragsmaatregelen door inwoners

  • Het is erkende dorpsbelangen binnen de gemeente toegestaan om zelfstandig en op eigen initiatief een Dynamische SnelheidsIndicator (DSI), een zogenaamde ‘smiley’, aan te schaffen en plaatsen langs wegen in en rond het eigen dorp. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

    • Het voorstel voor plaatsen van de DSI wordt schriftelijk ter goedkeuring voorgelegd aan de gemeente. Het voorstel dient minimaal in te gaan op de volgende onderdelen:

      • Aanleiding en doel voor het aanschaffen en plaatsen van de DSI

      • Beschrijving/tekening van de exacte locatie van de DSI

    • Voor het plaatsen van de DSI gelden de volgende voorwaarden:

      • De DSI mag onder geen beding leiden tot een verkeersonveilige situatie voor één of meerdere verkeersdeelnemers

      • De DSI dient aan bestaande palen of lichtmasten te worden bevestigd

      • Afhankelijk van het voorstel kan de gemeente extra voorwaarden stellen aan de uitvoering, inrichting en plaatsing van de maatregel(en)

      • De kosten voor de aanschaf, plaatsing en onderhoud van de maatregel(en) zijn voor kosten van de initiatiefnemers

      • In verband met de beperkte effectiviteitsduur, mag een DSI maximaal vier aaneengesloten weken op dezelfde locatie hangen. Hiermee wordt voorkomen dat bij weggebruikers gewenning optreedt en het snelheidsremmende effect afneemt

Na instemming van de gemeente met de maatregel legt de gemeente het voorstel ter advisering voor aan de politie. Na goedkeuring van de gemeente staat het inwoners vrij de DSI aan te schaffen en te plaatsen. De kosten voor benodigde verkeersmaatregelen ten behoeve van de plaatsing zijn voor rekening van de inwoners. Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden dient de locatie DSI op verzoek van de gemeente te worden aangepast of dient de DSI te worden verwijderd.

  • Treffen fysieke maatregelen door inwoners

  • Het is inwoners van de gemeente niet toegestaan om zelfstandig en op eigen initiatief fysieke snelheidsremmende maatregelen te treffen, uitgezonderd op wegen die zijn gecategoriseerd als erftoegangsweg type B (zie bijlage 2). Op de overige wegen worden snelheidsremmende maatregelen alleen door de gemeente uitgevoerd.

  • Indien inwoners op eigen initiatief dergelijke maatregelen willen treffen, gelden hiervoor de volgende uitgangspunten:

    • -

      Het voorstel voor de te treffen maatregel(en) worden schriftelijk ter goedkeuring voorgelegd aan de gemeente. Het voorstel dient minimaal in te gaan op de volgende onderdelen:

      • Aanleiding en doel voor het treffen van de maatregel(en)

      • Beschrijving/tekening van de te treffen maatregel(en) waarmee duidelijkheid wordt verschaft over de vormgeving en exacte locatie van de maatregel

  • -

    Voor de te treffen maatregel(en) gelden de volgende voorwaarden:

    • De maatregel moet aantoonbaar draagvlak hebben bij alle aanwonenden van de betreffende straat bijvoorbeeld door middel van een handtekeningenlijst op naam en adres. De gemeente beoordeeld of draagvlak voldoende is aangetoond.

    • De maatregel(en) mogen onder geen beding leiden tot een verkeersonveilige situatie voor één of meerdere verkeersdeelnemers

    • De minimale doorrijbreedte voor gemotoriseerd verkeer dient minimaal 3,50 meter te blijven. Dit zodat verkeer altijd in één richting de maatregel(en) veilig kan passeren

    • Afhankelijk van het type maatregel(en) kan de gemeente extra voorwaarden stellen aan de uitvoering, inrichting en plaatsing van de maatregel(en)

    • De kosten voor de aanschaf, plaatsing (inclusief eventuele verkeersmaatregelen) en onderhoud van de maatregel(en) zijn voor rekening van de initiatiefnemers

    • De gemeente wordt vooraf en tijdens de uitvoering van de maatregel(en) geïnformeerd over de (planning en voortgang van) de uitvoering

Na instemming van de gemeente met de maatregel legt de gemeente het voorstel ter goedkeuring voor aan de politie. Na goedkeuring van de gemeente en de politie staat het inwoners vrij de maatregelen te treffen. Tijdens en na uitvoering van de maatregelen controleert de gemeente de getroffen maatregelen en beoordeeld of de gemaakte afspraken zijn nagekomen. Indien dit niet het geval is dient de maatregel te worden aangepast, of dienen de maatregelen te worden verwijderd.

Komgrenzen

Komgrenzen zijn bijzondere onderdelen van het wegennet. Deze markeren het begin of einde van een bebouwde kom en vormen de overgang tussen verkeerssituaties. Binnen en buiten de bebouwde kom hebben weggebruikers te maken met een gewijzigde verkeerssituatie en weginrichting. Naast het plaatsen van de wettelijk verplichte bebording, hanteert de gemeente het volgende beleidskader bij de inrichting van komgrenzen:

afbeelding binnen de regeling

Streven is dat op termijn alle komgrenzen binnen de gemeente qua inrichting aansluiten bij dit beleidskader. Voor de fysieke locatie van de komgrenzen hanteert de gemeente de landelijke richtlijnen. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de bebouwingsdichtheid. Door de locatie van de komgrens beter aan te laten sluiten bij de bebouwing wordt de geloofwaardigheid van de bebouwde kom voor weggebruikers beter. Hierdoor wordt ongewenst verkeersgedrag teruggedrongen. Dit kan betekenen dat de locatie van huidige komgrenzen wordt aangepast.

Klimaat adaptief ontwerp weginfrastructuur

De klimaatverandering heeft ook impact op de kwaliteit van de leefomgeving, bijvoorbeeld door heviger regen, langduriger droogte en meer warme dagen. Specifiek de omgang met hemelwater maakt dat de kwaliteit van de leefomgeving kwetsbaarder wordt. Het verwerken van piekbuien en het opvangen van droogteperioden wordt in de toekomst steeds moeizamer. De weg-, spoor- en waterinfrastructuur geeft een sturend karakter aan de openbare ruimte. De infrastructuur is dus een uitgelezen middel waarmee een bijdrage kan worden geleverd aan het beheersen van de negatieve effecten van het veranderende klimaat.

De gemeente besteedt bij de aanpassing van bestaande en het ontwerp van nieuwe weginfrastructuur aandacht aan een klimaat adaptief wegontwerp. Dit onder meer door rekening met de gevolgen van wateroverlast of hitte. Bijvoorbeeld door het vergroenen van de weginfrastructuur, parkeervoorzieningen en door rekening te houden met wateropvang en -berging.

Hiervoor wordt bij de aanpassing van bestaande en het ontwerp van nieuwe weginfrastructuur afstemming gezocht met de afdelingen groen en water binnen de gemeente Borger-Odoorn om de mogelijke maatregelen te identificeren en te realiseren

Maatregelen

De beleidsuitwerking voor de wegencategorisering- en inrichting voor het auto- en vrachtverkeer leidt tot het maatregelenoverzicht uit tabel 4:

afbeelding binnen de regeling

4.2 Fietsverkeer en andere ongemotoriseerde bestuurders

De fiets wordt binnen de provincie en de gemeente een steeds belangrijker vervoersmiddel. Vanuit de provincie wordt vol ingezet op het stimuleren van het fietsgebruik. Voor toeristen en bezoekers van de gemeente is de fiets al een belangrijk vervoersmiddel.

Uitwerking kernopgaven naar beleidsdoelstellingen en uitgangspunten

De gemeente investeert in de kwaliteit, compleetheid, veiligheid en toegankelijkheid van het fietsnetwerk. Het doel hiervan is het stimuleren van het fietsgebruik binnen woon-werk, woon-school en toeristisch-recreatieve verplaatsingen. Gerelateerd aan de kernopgaven heeft de gemeente de volgende doelstellingen geformuleerd:

Kernopgave 1 Kwaliteit van de leefomgeving

  • Doelstelling

    • -

      Het gebruik van de fiets alternatief voor de auto op verplaatsingen voor woon-werk, woon-school en winkelen stimuleren

  • Uitgangspunten

    • -

      De gemeente investeert in de kwaliteit en fijnmazigheid van de gemeentelijke hoofdfietsstructuur

    • -

      Elke kern en elk dorpshart binnen de gemeente wordt aangesloten op de gemeentelijke hoofdfietsstructuur

    • -

      Bij fietsaantrekkende voorzieningen zijn voldoende (en veilige) fietsparkeervoorzieningen aanwezig

Kernopgave 2 Een heldere verkeerstructuur

  • Doelstelling

    • -

      Het creëren van een hoofdfietsstructuur waarin onderscheid wordt gemaakt tussen regionale fietsverbindingen, gemeentelijke hoofdverbindingen en het toeristisch-recreatief fietsnetwerk

  • Uitgangspunten:

    • -

      Binnen de hoofdfietsstructuur wordt onderscheid gemaakt tussen regionale fietsverbindingen en gemeentelijke hoofdfietsverbindingen (primair en secundair hoofdfietsnetwerk)

    • -

      Doorgaand (regionaal) fietsverkeer wordt zoveel mogelijk afgewikkeld via de regionale fietsverbindingen

    • -

      Fietsverkeer met een herkomst en/of bestemming in de gemeente wordt zoveel mogelijk afgewikkeld via de gemeentelijke hoofdverbindingen

    • -

      Zoveel mogelijk toeristische bestemmingen worden ontsloten via het toeristisch-recreatief fietsnetwerk

    • -

      Het toeristisch-fietsnetwerk is aangesloten op de gemeentelijke hoofdfietsstructuur en waar mogelijk op regionale verbindingen

Kernopgave 3 Verkeersveiligheid voor alle verkeersdeelnemers

  • Doelstelling

    • -

      Het realiseren van een eenduidige inrichting van de verschillende fietsverbindingen zodat de verkeersveiligheid van het fietsverkeer wordt geborgd

  • Uitgangspunten

    • -

      De inrichting van het regionale en gemeentelijke hoofdfietsnetwerk dient aan te sluiten bij de provinciale en landelijke uitgangspunten

    • -

      Voor het gemeentelijke hoofdfietsverbindingen (primair en secundair) worden inrichtingskenmerken vastgesteld. De focus ligt daarbij op het bieden van een objectieve en subjectieve veilige inrichting van de fietsvoorzieningen

    • -

      Bij kruispunten van de hoofdfietsstructuur met gebiedsontsluitingswegen voor het autoverkeer wordt specifiek aandacht besteed aan de oversteekbaarheid van fietsverkeer. (Nieuwe) oversteekvoorzieningen voor fietsverkeer worden (zoveel mogelijk) conform de CROW-richtlijnen voor hoofdfietsroutes ingericht

    • -

      De gemeente richt het gemeentelijke hoofdfietsroutenetwerk vergevingsgezind in

    • -

      Het hoofdfietsnetwerk wordt onderdeel van de strooiroutes in het kader van de glasheidsbestrijding

Beleidsuitwerking

De beleidsuitgangspunten zijn geconcretiseerd en verder uitgewerkt in een categorisering, hoofdfietsstructuur en inrichtingskenmerken voor de fietsverbindingen.

Categorisering fietsstructuur

Om te komen tot een kwalitatief hoogwaardige en fijnmazige fietsstructuur zijn de fietsverbindingen gecategoriseerd op basis van de belangrijkheid voor de ontsluiting van woon-werk, woon-school en toeristisch-recreatief fietsverkeer. Het toekennen van een duidelijke functie aan fietsverbindingen is de basis voor de hoofdfietsstructuur. In tabel 5 is aangegeven welke categorieën fietsverbindingen binnen de gemeentelijke fietsstructuur worden onderscheiden.

afbeelding binnen de regeling

De Doorfietsroutes, regionale fietsverbindingen, het primaire en secundaire fietsnetwerk vormen samen de gemeentelijke hoofdfietsstructuur.

Op basis beleidsdoelstellingen en -uitgangspunten is op basis van de categorisering het fietsnetwerk gecategoriseerd, zie bijlage 5. Hiervoor is onderstaand beleidskader gehanteerd.

afbeelding binnen de regeling

Infrastructurele wijzigingen op netwerkniveau kunnen leiden tot een heroverweging van de categorisering van verbindingen. Het beleidskader is leidend bij heroverwegingen en het doen van aanpassingen.

Inrichtingskenmerken gemeentelijk primair en secundair fietsnetwerk

Door het CROW zijn, los van de verschillende categorieën, minimale inrichtingskenmerken beschreven voor de inrichting van het fietsnetwerk. Deze zijn vertaald naar inrichtingskenmerken voor het primaire en secundaire gemeentelijke fietsnetwerk. Hiervoor is onderstaand beleidskader gehanteerd:

afbeelding binnen de regeling

Voor de inrichting van Doorfietsroutes en regionale fietsroutes is het provinciale beleidskader leidend. Langs (toekomstige) Doorfietsroutes worden, indien wenselijk, voorzieningen getroffen waar fietsers kunnen stoppen voor een korte pauze. Deze punten worden in ieder geval voorzien van een bankje en prullenbak en zijn voldoende ruim om fietsen naast het fietspad te parkeren.

In bijlage 6 zijn de essentiële en onderscheidende inrichtingskenmerken voor de hoofdfietsstructuur opgenomen. Streven is dat op termijn de hoofdfietsstructuur (primaire en secundaire verbindingen) binnen de gemeente qua inrichting zijn ingericht conform deze herkenbaarheidskenmerken.

Bij de planvorming omtrent fietsverbindingen die geen onderdeel zijn van de hoofdfietsstructuur hanteert de gemeente de inrichtingskenmerken uit bijlage 6, specifiek voor de breedte van de fietsvoorzieningen.

Inrichtingskenmerken voor solitaire fietspaden

Solitaire fietspaden zijn fietspaden die niet langs of bij een weg voor gemotoriseerd verkeer liggen. Voor solitaire fietspaden gelden enkel eisen ten aanzien van de breedte van de fietsvoorziening. Bij lage intensiteiten van het fietsverkeer (<500 fietsers per etmaal) geldt een minimumbreedte van 2,00 meter. Bij hogere fietsintensiteiten en/of medegebruik door brom- en/of snorfietsen geldt een minimumbreedte van 2,50 meter. In beide situaties geldt dat de bermen vergevingsgezind worden ingericht.

Positie bromfietsers en speed pedelecs op de weg

Bromfietsers maken binnen de bebouwde kom op gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen gebruik van de rijbaan voor gemotoriseerd verkeer. Buiten de bebouwde kom geldt dit ook voor erftoegangswegen type A en B. Voor gebiedsontsluitingswegen buiten de bebouwde kom geldt dat bromfietsers gebruik maken van de aanwezige fiets- of parallelvoorzieningen. De gemeente treft hiervoor de benodigde maatregelen, onder andere het plaatsen bebording en aanvullende infrastructurele aanpassingen.

Voor de positie van de speed pedelecs (snelle elektrische fietsen (45 km/u) met helmplicht) volgt de gemeente Borger-Odoorn het beleid van de provincie Drenthe.

Objecten op fietspaden

Streven is dat op fietsvoorzieningen geen fysieke objecten aanwezig zijn ter voorkoming van gebruik van de fietsvoorziening door gemotoriseerd verkeer. Bestaande objecten worden zoveel mogelijk gesaneerd. Het risico van ongevallen met objecten is namelijk groter dan het risico dat een enkele auto gebruik maakt van een fietsvoorziening. Mocht een fysiek object alsnog nodig zijn, dan vindt hiervoor een overweging plaats naar aanleiding van de meest recente CROW-richtlijnen.

Medegebruik fietsvoorzieningen door ruiters

Voor ruiters geldt (conform landelijke wetgeving) dat zij, indien aanwezig, gebruik dienen te maken van ruiterpaden. Als een ruiterpad niet aanwezig is dienen zij gebruik te maken van de berm of de rijbaan voor gemotoriseerd verkeer. Het gebruik van onder andere voetpaden en fietspaden is normaliter (conform landelijke wetgeving) niet toegestaan. Op basis van het BABW bestaat wel een wettelijke mogelijkheid om ruiters toe te staan op een verplicht fietspad (verkeersbord G11) of fiets/bromfietspad (verkeersbord G12a), door onder het verkeersbord een onderbord te plaatsen met de tekst ’ruiters toegestaan’. Vanwege grote snelheidsverschillen gaat de gemeente bij gebiedsontsluitingswegen, daar waar dit vanuit verkeersveiligheid gewenst is en in overleg met de ruiterbranche, dergelijke onderborden bij fietspaden plaatsen.

Medegebruik fietsvoorzieningen door overige ongemotoriseerde bestuurders

Naast ruiters worden geen andere ongemotoriseerde bestuurders (zoals menners) toegestaan om gebruik te maken van fietspaden. Dit omdat voor het gebruik van de fietspaden zoveel als mogelijk wordt aangesloten bij de standaard landelijke wetgeving. Allerlei uitzonderingen hierop leiden vooral tot verwarring bij de weggebruiker. De gemeente is op de hoogte van de wens om menners ook toe te staan op fietspaden. De gemeente ziet het gebruik van fietspaden voor menners echter niet zitten. Menkarren zijn vaak te breed voor de fietspaden. Hierdoor kunnen zij in conflict komen met overige gebruikers van het fietspad. De gemeente vindt dat deze categorie weggebruikers een eigen verantwoordelijkheid heeft om te bepalen of zij gebruik kunnen maken van een bepaalde weg of dat zij beter een alternatieve route kunnen kiezen.

Fietsparkeervoorzieningen

De gemeente realiseert vraag-gestuurd voldoende stallingsvoorzieningen bij fietsaantrekkende bestemmingen zoals het winkelcentrum, sportvoorzieningen en haltevoorzieningen voor het openbaar vervoer die in beheer zijn van de gemeente. Dit betekent dat op de locaties waar structureel een aantoonbaar tekort aan stallingsvoorzieningen is, de gemeente extra stallingsvoorzieningen realiseert. Bij voorkeur gebeurt dit op locatie of de directe omgeving daarvan waar de fietsen daadwerkelijk worden gestald. Bij het ontwerp van stallingsvoorzieningen wordt rekening gehouden met nieuwe ‘fietsvarianten’, zoals de bakfiets en elektrische fietsen.

De gemeente ondersteunt particuliere initiatieven voor het realiseren van openbare laadpunten voor ebikes in bijvoorbeeld winkelcentra en bij horecagelegenheden. Dit doet de gemeente door samen met initiatiefnemers mee te denken over de juiste locatie en het toestaan van realisatie van laadpunten op deze locaties.

De gemeente onderzoekt daarnaast de mogelijkheden voor het realiseren van openbare laadpunten voor e-bikes bij HUB’s en veel gebruikte haltevoorzieningen voor openbaar vervoer, openbare gebouwen en sportvoorzieningen.

Vergevingsgezinde inrichting gemeentelijk hoofdfietsroutestructuur

Binnen de gemeente wordt veel gefietst, zowel woon-school, woon-werk als toeristisch. Met onder meer de opkomst van de e-bike en toename van het aantal ouderen op de fiets, is een veilige inrichting van de fietspaden gewenst. De gemeente kiest voor het vergevingsgezind inrichten van de gemeentelijke hoofdfietsroutestructuur. Vergevingsgezind betekent dat getracht wordt de kans op enkelzijdige ongevallen van fietsers zoveel mogelijk te voorkomen. Indien deze ongevallen toch plaatsvinden, wordt getracht de ernst van de afloop zoveel mogelijk te beperken. De gemeente hanteert hiervoor het volgende beleidskader.

afbeelding binnen de regeling

Maatregelen

De beleidsuitwerking voor de wegencategorisering- en inrichting voor de hoofdfietsstructuur leidt tot de volgende maatregelen:

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

4.3 Toeristisch-recreatief verkeer

Vanuit toeristisch-recreatief oogpunt heeft de gemeente veel te bieden. Het bieden van goede verbindingen tussen en naar de verschillende bezienswaardigheden is daarvoor belangrijk, in het bijzonder voor fietsverkeer. Dit sluit ook aan bij de ambitie van de provincie Drenthe om Drenthe te positioneren als dé fietsprovincie. Het aanbieden van een aantrekkelijk toeristisch fietsproduct is hiervoor de basis.

Uitwerking kernopgaven naar beleidsdoelstellingen en uitgangspunten

De gemeente investeert in de bereikbaarheid van de toeristisch-recreatieve bezienswaardigheden binnen de gemeente. Het doel hiervan is het borgen van een goede en veilige bereikbaarheid van de bezienswaardigheden. Gerelateerd aan de kernopgaven heeft de gemeente de volgende doelstellingen en uitgangspunten geformuleerd:

Kernopgave 1 Kwaliteit van de leefomgeving

  • Doelstelling

    • -

      De bereikbaarheid van de grootste toeristisch-recreatieve trekkers heeft zo min mogelijk impact op de kwaliteit van de leefomgeving (verkeersdruk, rust, landschap en milieu)

  • Uitgangspunten

    • -

      Bij de grootste toeristisch-recreatieve trekkers wordt aandacht besteedt aan het kwaliteitsniveau en de inpassing van de parkeervoorzieningen voor auto- en fietsverkeer

    • -

      Het gebruik van de fiets wordt gestimuleerd bij de bezoekers van de grootste toeristisch-recreatieve trekkers door te voorzien in een goede en veilige ontsluiting van het fietsverkeer

Kernopgave 2 Een heldere verkeersstructuur

  • Doelstelling

    • -

      Bij toeristisch-recreatieve verbindingen ligt de focus op de kwaliteit van het landschap en het milieu.

  • Uitgangspunten

    • -

      Toeristisch-recreatieve verbindingen liggen zoveel mogelijk gescheiden van de gebiedsontsluitingswegen (regionaal en lokaal) voor het auto- en vrachtverkeer. Daar waar toeristisch-recreatieve fietsverbindingen toch samenvallen met de gebiedsontsluitingswegen voor het auto- en vrachtverkeer, zijn aparte fietsvoorzieningen aanwezig of worden deze gerealiseerd

    • -

      Bij bestaande en toekomstige toeristische bezienswaardigheden kan de toegankelijkheid van wegen voor bepaalde verkeersdeelnemers worden aangepast op het moment dat een volwaardig en acceptabel alternatief aanwezig is. Dit kan betekenen dat bepaalde wegen worden afgesloten voor bijvoorbeeld auto- en/of fietsverkeer. Mits dit niet leidt tot knelpunten met doorstroming, bereikbaarheid en verkeersveiligheid.

Kernopgave 3 Verkeersveiligheid van alle verkeersdeelnemers

  • Doelstellingen

    • -

      Fietsverkeer, ruiters en menners van en naar toeristisch-recreatieve bezienswaardigheden wordt op een veilige manier ontsloten

    • -

      Autoverkeer van en naar toeristisch-recreatieve bezienswaardigheden is op een veilige manier ontsloten op het gemeentelijke wegennet

  • Uitgangspunten

    • -

      De grootste toeristisch-recreatieve trekkers worden zo direct mogelijk ontsloten naar het primaire of secundaire fietsnetwerk

    • -

      Parkeervoorzieningen voor auto- en fietsverkeer bij toeristisch-recreatieve voorzieningen zijn verkeersveilig ingericht en ontsloten

Beleidsuitwerking

De beleidsdoelstellingen en – uitgangspunten zijn uitgewerkt in beleidsregels voor het toeristisch-recreatief (fiets)verkeer.

Structuur en inrichting toeristisch-recreatief netwerk fietsers, ruiters en menners

De basis van het toeristisch-recreatieve fietsnetwerk wordt gevormd door het fietsknooppuntennetwerk en eventuele LF-icoonroutes. Met name het fietsknooppuntennetwerk wordt regelmatig aangepast en uitgebreid. De routes zijn daarom niet opgenomen in dit GVVP, maar zijn online te raadplegen via diverse websites. De gemeente bepaalt, onder andere in overleg met het Recreatieschap Drenthe, of het huidige netwerk aan toeristisch-recreatieve routes voor fietsers, ruiters en menners afdoende is, of dat het toevoegen van nieuwe of verbeteren van bestaande (solitaire) routes gewenst is.

Ten aanzien van de inrichting van het huidige en toekomstige toeristisch-recreatief fietspaden zijn geen inrichtingskenmerken vastgesteld. Uitgangspunt is dat nieuwe toeristisch-recreatieve fietspaden minimaal 2,5 meter breed zijn om gebruikers een veilige afwikkeling te bieden. Eventuele aanvullende maatregelen voor ruiters en menners zijn maatwerk.

Het aantal ruiterpaden binnen de gemeente is nog beperkt. De gemeente onderzoekt de behoefte en mogelijkheden voor het realiseren van een uitgebreider netwerk aan ruiterpaden. Indien ruiterpaden buiten de bebouwde kom samenvallen met vrijliggende fietspaden, wordt waar mogelijk voldoende ruimte (onverhard) in de zijberm gecreëerd voor ruiters. Zo kunnen ruiters op een veilige manier van de berm gebruik maken. Indien onvoldoende ruimte in de zijberm beschikbaar is, evenals alternatieve routes, kan de gemeente ook hier besluiten ruiters, menners en geleiders toe te staan op fietspaden.

afbeelding binnen de regeling

Parkeervoorzieningen auto- en fietsverkeer toeristisch-recreatieve voorzieningen

Voor de aantrekkelijkheid van toeristisch-recreatieve voorzieningen zijn goede parkeervoorzieningen essentieel. De gemeente hanteert hiervoor de volgende beleidsregels:

  • (Dag)recreatievoorzieningen dienen te voorzien in de eigen parkeerbehoefte. Bij uitbreidingen of nieuwe dagrecreatievoorzieningen wordt dit als voorwaarde opgenomen in de planuitwerking om toekomstige parkeerproblemen te voorkomen

  • Bij (dag)recreatievoorzieningen wordt, in afstemming met de recreatievoorziening, gestimuleerd te voorzien in laadvoorzieningen voor elektrische auto’s en fietsen. Dit doet de gemeente door samen met initiatiefnemers mee te denken over de juiste locatie en het toestaan van realisatie van laadpunten op deze locaties.

Wandelnetwerk

Naar de succesvolle implementatie van het fietsknooppuntennetwerk, werken de provincies in Nederland aan de ontwikkeling van wandelnetwerken. Wandelnetwerken kennen hetzelfde principe als de fietsknooppunten. Het wandelnetwerk bestaat uit wandelroutes en knooppunten. Wandelaars kunnen op basis van de routes en knooppunten een individuele wandelroute maken.

Gezien het toeristische aanbod binnen de gemeente en de landschappelijke kwaliteiten van de gemeente, gaat de gemeente in gesprek met de provincie over de ontwikkeling van een wandelnetwerk in Borger-Odoorn.

Maatregelen

afbeelding binnen de regeling

4.4 Openbaar vervoer

Het ontwikkelen en in stand houden van een goed ontsloten openbaar vervoernetwerk draagt bij aan de vitaliteit en bereikbaarheid van de dorpen en kernen in de gemeente. Daarnaast het openbaar vervoer ook belangrijk voor scholieren en studenten.

Uitwerking kernopgaven naar beleidsdoelstellingen en uitgangspunten

De gemeente zet in op het in standhouden van de huidige openbaar vervoer-voorzieningen en ontwikkelt deze verder daar waar nodig. Gerelateerd aan de kernopgaven heeft de gemeente de volgende doelstellingen geformuleerd:

Kernopgave 1 Kwaliteit van de leefomgeving

  • Doelstelling

    • -

      Het in stand houden en ontwikkelen van een verbindend en ontsluitend openbaar vervoernetwerk waarmee de aantrekkelijkheid van het openbaar vervoer als alternatief voor de auto op regionale verplaatsingen verbeterd en dat is gericht op doorstroming voor het openbaar vervoer en comfort voor de gebruikers

  • Uitgangspunten

    • -

      Het huidige openbaar vervoernetwerk wordt beschouwd als het minimum aan openbaar vervoer binnen de gemeente

    • -

      Ieder dorp met >1.000 inwoners moet direct zijn aangesloten op het openbaar vervoer netwerk, zowel overdag als ‘s avonds

    • -

      De ontwikkeling van het openbaar vervoersysteem vindt onder andere plaats aan de hand van HUB’s, doelgroepen vervoer en/of publiek vervoer.

    • -

      Bij grote en veelgebruikte openbaar vervoer-voorzieningen zijn voorzieningen aanwezig voor het stallen van fietsen (voor- en natransport) en faciliteren van wachtende reizigers

    • -

      Het openbaar vervoer maakt zoveel mogelijk gebruik van de gebiedsontsluitingswegen binnen en buiten de bebouwde kom

    • -

      Op busroutes worden niet onnodig veel snelheidsremmende maatregelen die hinderlijk zijn voor het comfort van het busverkeer gerealiseerd. Bij het inpassen van eventuele snelheidsremmende maatregelen wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van het openbaar vervoer

Kernopgave 3 Verkeersveiligheid van alle verkeersdeelnemers

  • Doelstelling

    • -

      Het borgen van de (verkeers)veiligheid van de gebruikers bij de inrichting van de verschillende openbaar vervoer-voorzieningen

  • Uitgangspunten

    • -

      Alle openbaar vervoer-haltes binnen de bebouwde kom en belangrijke haltes buiten de bebouwde kom zijn of worden toegankelijk ingericht

    • -

      Bij de inrichting van openbaar vervoer-haltes is sociale veiligheid een belangrijk aandachtspunt

    • -

      Alle openbaar vervoer-voorzieningen zijn goed en veilig bereikbaar voor in ieder geval fietsers en voetgangers

Beleidsuitwerking

De beleidsdoelstellingen en – uitgangspunten zijn uitgewerkt in beleidsregels voor het openbaar vervoer.

Netwerk openbaar vervoer

De provincie Drenthe en het OV-bureau Groningen Drenthe zijn verantwoordelijk voor de lijnvoering van het openbaar vervoer. Ten aanzien van de lijnvoering zet de gemeente in op:

  • Het behoud van de huidige lijnvoering zodat het huidige aanbod van openbaar vervoer niet verslechterd

  • Een goede aansluiting van de dorpen op de belangrijke ov-verbindingen tussen Stadskanaal, Assen, Emmen en Groningen

  • Het creëren van goede verbindingen tussen de HUB’s in de regio en het goed ontsluiten van de HUB’s voor auto- en fietsverkeer

De gemeente Borger-Odoorn is volgend in de ontwikkeling van de spoorlijn Stadskanaal – Veendam en een trein- of Q-linerverbinding Emmen - Stadskanaal. Deze ov-verbindingen bieden voornamelijk kansen voor een beter ontsluiting van Nieuw-Buinen. De ontwikkeling van deze verbindingen mag echter niet ten koste gaan van de Q-linerverbinding Emmen – Borger – Gieten – Groningen.

Ontwikkeling van bestaande en nieuwe openbaar vervoer HUB’s

Binnen de provincies Drenthe en Groningen wordt vanuit het openbaar vervoer ingezet op de ontwikkeling van HUB’s. HUB’s zijn vervoersknooppunten waar reizigers over kunnen stappen van het ene naar het andere vervoersmiddel. Aanvullend op P+R-terreinen, die zijn bedoeld voor de overstap van auto naar openbaar vervoer, zijn HUB’s bedoeld voor alle vervoersmiddelen. De HUB’s spelen daarmee een belangrijke rol om de concurrentiepositie en het verzorgingsgebied van het openbaar vervoer te vergroten. Met betrekking tot de ontwikkeling van de HUB’s zet de gemeente in op:

  • Het samen met het de provincie Drenthe en het OV-bureau Groningen Drenthe verder ontwikkelen van de HUB Borger. Naast het realiseren van extra voorzieningen voor wachtende reizigers, zet de gemeente in op het realiseren van voldoende parkeergelegenheid voor de auto en fiets.

  • Het samen met het de provincie Drenthe en het OV-bureau Groningen Drenthe onderzoeken of lijndienst Groningen-Emmen ook bij de andere bussen op de HUB Borger kan halteren in plaats van aan de overzijde van de N34. Dit draagt bij aan het verbeteren van de openbaar vervoer-verbinding van Borger naar Groningen en Emmen.

  • Het samen met het de provincie Drenthe en het OV-bureau Groningen Drenthe onderzoek doen naar de mogelijkheid voor realisatie van een HUB bij Klijndijk. Verschillende buslijnen zoals 300, 59 en 75 kunnen hier samen komen waardoor nieuwe overstapmogelijkheden ontstaan, zoals Valthe – Groningen of Emmermeer – Groningen. Daarnaast worden de dorpen Klijndijk en ’t Haantje en de directe omgeving een goede aansluiting op de Qliner Emmen-Groningen geboden. Een HUB Klijndijk biedt daarnaast ook een extra opstapmogelijkheid voor Publiek Vervoer aan de zuidzijde van de gemeente.

Publiek vervoer Groningen Drenthe

Onder publiek vervoer worden alle publieke vervoersvormen verstaan waar inwoners en bezoekers gebruik van kunnen maken. Het gaat dan om bijvoorbeeld de hubtaxi, buurtbus, lokaal vervoer en vervoer dat speciaal is toegespitst op doelgroepen (bijvoorbeeld Wmo-pashouders en leerlingen). Binnen de provincies Drenthe en Groningen is de organisatie van publiek vervoer belegd bij de samenwerkingsorganisatie Publiek Vervoer Groningen Drenthe.

Daar waar mogelijk zet de gemeente in op het integreren of verbinden van de openbare vervoersstromen met publiek vervoer. De gemeente beschikt niet over een specifieke beleidsvisie op de inzet en ontwikkeling van publiek vervoer. De gemeente stelt daarom een beleidsvisie op met betrekking tot de inzet en het functioneren van publiek vervoer binnen de gemeente. Deze visie wordt afgestemd met de Publiek Vervoer Groningen Drenthe.

Bereikbaarheid en inrichting haltevoorzieningen openbaar vervoer

Het gebruik van het openbaar vervoer wordt (mede) bepaald door de inrichting, vormgeving en bereikbaarheid van de haltevoorzieningen. Het visitekaartje van het openbaar vervoer wordt gevormd door onder meer de bushaltes en busstations. Deze voorzieningen moeten zijn afgestemd op de eisen en wensen van de gebruikers. De gemeente zet hiervoor in op het:

  • Borgen van de toegankelijkheid van bushaltes bij scholen, MFA’s, openbare gebouwen, dorpsharten/winkelgebieden en belangrijke toeristische bestemmingen

  • Het starten van een lobby om de spitslijn in 2e Exloërmond uit te breiden naar een reguliere OVverbinding

  • Alle openbaar vervoer-haltes binnen de bebouwde kom toegankelijk maken voor reizigers met een visuele en/of motorische beperking.

Maatregelen

afbeelding binnen de regeling

4.5 Landbouwverkeer

Met name op wegen in het buitengebied komt landbouwverkeer in toenemende mate in conflict met auto- en fietsverkeer. De wens tot verbreding van de landbouwsector met recreatieve activiteiten versterkt deze ontwikkeling. Als gevolg van de grote massa- en snelheidsverschillen tussen het landbouw- en fietsverkeer kan dit in toenemende mate leiden tot potentieel verkeersonveilige situaties.

Landbouwverkeer speelt daarmee een belangrijke rol in de gemeente. Een veilige ontsluiting en routering van het landbouwverkeer is daarvoor belangrijk. Niet alleen voor de landbouwsector zelf, maar ook om eventuele hinder voor de omgeving en overige verkeersdeelnemers zoveel mogelijk te voorkomen of beperken.

Uitwerking kernopgaven naar beleidsdoelstellingen en uitgangspunten

De gemeente zet in op het creëren van een eenduidige en veilige structuur voor de afwikkeling van landbouwverkeer. Het doel van deze structuur is bieden van een vlotte en veilige ontsluiting van de landbouwkundige bedrijven en gebieden. Daarnaast draagt dit ook bij aan het versterken van de leefbaarheid en veiligheid in de dorpen. Gekoppeld aan de kernopgaven doet de gemeente dit door:

Kernopgave 1 Kwaliteit van de leefomgeving

  • Doelstelling

    • -

      Dorpen daar waar de verkeersveiligheid van langzaam verkeer in het geding is zoveel mogelijk ontlasten van landbouwverkeer

  • Uitgangspunten

    • -

      Landbouwverkeer wordt afgewikkeld via het hoofdroutenetwerk voor landbouwverkeer

    • -

      Daar waar geschikte alternatieven aanwezig zijn worden doorsnijdingen van bebouwde kommen door het hoofdroutenetwerk voor landbouwverkeer zoveel mogelijk voorkomen

    • -

      Binnen de gemeentegrens wordt geen ontheffing’ verleend aan landbouwvoertuigen breder dan 3,5 meter die gebruik willen maken van de openbare weg

Kernopgave 2 Een heldere verkeersstructuur

  • Doelstelling

    • -

      Het creëren van een duidelijke ontsluitingsstructuur voor doorgaand landbouwverkeer die niet of zo weinig mogelijk conflicteert met de ontsluitende netwerken voor auto- en fietsverkeer

  • Uitgangspunten

    • -

      Doorgaand landbouwverkeer wordt in principe om de dorpen heen geleid. Indien dit niet mogelijk is wordt landbouwverkeer daar waar mogelijk afgewikkeld via gebieds- en dorpsontsluitingswegen (zie paragraaf 4.1)

    • -

      Daar waar het hoofdroutenetwerk voor landbouwverkeer conflicteert met belangrijke ontsluitingsroutes voor het auto-, vracht- en/of fietsverkeer treft de gemeente indien noodzakelijk maatregelen om de (verkeer)veiligheid van alle verkeersdeelnemers te borgen

Kernopgave 3 Verkeersveiligheid van alle verkeersdeelnemers

  • Doelstelling

    • -

      De gemeente treft maatregelen ten behoeve van verkeersveiligheid van alle verkeersdeelnemers op het hoofdroutenetwerk voor landbouwverkeer

  • Uitgangspunten

    • -

      De gemeente treft maatregelen om mogelijke schade aan de weg en directe omgeving daarvan door landbouwverkeer te voorkomen of zo snel mogelijk te repareren

    • -

      De gemeente besteedt aandacht aan verkeerseducatie voor zowel bestuurders van landbouwvoertuigen als overige kwetsbare verkeersdeelnemers (specifiek scholieren) die in conflict met landbouwvoertuigen kunnen komen

Beleidsuitwerking

De beleidsdoelstellingen en – uitgangspunten zijn uitgewerkt in beleidsregels voor het landbouwverkeer.

Hoofdroutenetwerk voor landbouwverkeer

De gemeente heeft in het verleden een hoofdroutenetwerk voor landbouwverkeer ontwikkeld. Dit hoofdroutenetwerk is zeer fijnmazig. Daarom actualiseert de gemeente het hoofdroutenetwerk voor doorgaand landbouwverkeer. Dit netwerk is gericht op de belangrijkste (ontsluitings)routes voor het doorgaande landbouwverkeer.

De actualisatie vindt plaats in overleg met onder meer LTO en Cumela en aan de hand van de beleidskaders en uitwerkingen voor (vracht)auto-, fiets- en landbouwverkeer. Ook eventuele knelpunten op het hoofdroutenetwerk (infrastructureel, groen) worden besproken. Op basis van de knelpuntenlijst treft de gemeente daar waar mogelijk maatregelen ter verbetering van de toegankelijkheid en verkeersveiligheid.

Bij de uitwerking en het doen van aanpassingen aan het routenetwerk voor landbouwverkeer hanteert de gemeente onderstaand beleidskader.

afbeelding binnen de regeling

Infrastructurele wijzigingen op netwerkniveau kunnen leiden tot een heroverweging van het routenetwerk. Het beleidskader is leidend bij heroverwegingen en het doen van aanpassingen.

afbeelding binnen de regeling

Voorkomen en repareren schade aan de weg en omgeving

Voor het voorkomen en repareren van door landbouwverkeer veroorzaakte schade aan de weg en de omgeving hanteert de gemeente onderstaand beleidskader.

afbeelding binnen de regeling

Maatregelen

afbeelding binnen de regeling

HOOFDSTUK 5 Beleidsuitwerking overige verkeersaspecten

5 Beleidsuitwerking overige verkeersaspecten

Naast het uitwerken van de wegenstructuur voor de verschillende modaliteiten, is ook uitwerking gegeven aan overige beleidsaspecten met betrekking tot verkeer. Het betreft het flankerend beleid ten aanzien van:

  • Verkeersveiligheid en -educatie

  • (Vracht)autoparkeren

  • Schoolomgevingen

  • Voetgangers

  • Nood- en hulpdiensten

  • Verkeershandhaving

  • Gladheidsbestrijding

  • Duurzaamheid

  • Toepassen verkeersspiegels

  • Innovaties

5.1 Verkeersveiligheid en -educatie

Verkeersveiligheid

De provincie Drenthe heeft de ambitie om de verkeersveiligheid in de provincie te waarborgen. De provincie wil dit bereiken door in 2020, ten opzichte van 2002, het aantal dodelijke slachtoffers met 45% te verminderen en het aantal ziekenhuisgewonden met 34%. De inzet van de gemeente Borger-Odoorn ten aanzien van verkeersveiligheid is gericht op het leveren van een bijdrage aan de provinciale doelstelling.

Op basis van een verkeersveiligheidsanalyse voor de gemeente Borger-Odoorn voor de periode 2014-2018 zijn de volgende trends geconstateerd:

  • Tussen 2014 en 2018 zijn 8 dodelijke slachtoffers gevallen op het gemeentelijke wegennet. Uit analyse blijkt dat dit in vijf gevallen een botsing met een boom of ander vaststaand object betrof. De ongevallen vonden steeds plaats op unieke locaties

  • Bij 75% van de ongevallen in de gemeente is een personenauto betrokken

  • Hoofdoorzaak van de ongevallen met uitsluitend materiële schade (UMS) is een botsing met een vast voorwerp of flankongeval als aard (ca. 30% van de ongevallen)

  • De aard van letselongevallen betreft voor het grootste deel botsingen met een vast voorwerp, een flank ongeval of een eenzijdig ongeval. De letselongevallen vallen het meest in de leeftijd 18 tot en met 49 jaar

Naar aanleiding van de verkeersveiligheidsanalyse zet de gemeente ten aanzien het verbeteren van de verkeersveiligheid in het terugdringen van de eenzijdige verkeersongevallen. De gemeente stelt hiervoor een maatregelenpakket op om te komen tot een vergevingsgezinde inrichting van de wegbermen van gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen type A. Dit ondanks dat een groot deel van verkeersongevallen te wijten zijn aan het (verkeers)gedrag van weggebruikers en niet specifiek de inrichting van de weg en/of berm.

Het doel van het vergevingsgezind inrichten van de wegbermen is om de ernst van ongevallen waarbij bestuurders in de berm raken te verminderen en zo het aantal letsel- en UMS-ongevallen omlaag te brengen.

De gemeente start hiervoor met het inventariseren van locaties waar met enige regelmaat ongevallen plaatsvinden door obstakels in de wegbermen. Vervolgens wordt bepaald welke maatregelen genomen kunnen worden om deze bermen vergevingsgezinder in te richten. Maatregelen waaraan gedacht kan worden zijn: het afschermen van bomen/obstakels door middel van een geleiderail, het verbreden van de tussen- of zijberm door het verplaatsen van bomen/obstakels of het kappen/verwijderen van bomen/obstakels.

Voor bestaande situaties wordt eerst gekeken naar het afschermen van bomen/obstakels of verbeteringen aan de weg en/of berm voordat verplaatsing, kap of verwijdering wordt overwogen. Bij realisatie of herinrichting van wegen wordt hier bij de planuitwerking rekening mee gehouden. Voor de inrichting van de zij- en tussenbermen zijn de herkenbaarheidskenmerken voor de inrichting van de verschillende wegtypen leidend, zie bijlage 3).

Verkeerseducatie

Bij een effectief verkeersbeleid hoort goede verkeerseducatie. Verkeerseducatie is noodzakelijk, omdat veel verkeersongevallen het gevolg zijn van gedrag van weggebruikers. De uitvoering van verkeerseducatie wordt gezamenlijk met de gemeenten Emmen en Coevorden gezamenlijk opgepakt binnen het BOCE-verband. De gemeente heeft regelmatig overleg en afstemming met de gemeente Emmen, Coevorden en de provincie Drenthe over de uitvoering en effecten van de activiteiten.

Binnen het BOCE-verband bepalen de drie gemeenten de gewenste focus van de verkeerseducatie-activiteiten. Het accent ligt bij het basisonderwijs, maar ook andere doelgroepen zoals de oudere en toeristische fietser behoeven steeds meer aandacht. Andere en overige aandachtspunten worden jaarlijks met Coevorden en Emmen bepaald.

De provinciale afstemming over de inzet op verkeerseducatie verloopt via het Verkeers- en Vervoersberaad Drenthe (VVBD). De gemeente participeert hierin en heeft jaarlijks budget beschikbaar om verkeerseducatie-activiteiten te organiseren. Binnen het BOCE-verband is geconstateerd dat het wenselijk is de huidige gemeentelijke bijdrage van 1 euro per inwoner op termijn te verhogen in verband

met de steeds grotere deelname van scholen aan het verkeersveiligheidslabel. Een nieuwe en passende bijdrage per inwoners wordt binnen het BOCE-verband bepaald. Binnen BOCE-verband wordt hiermee aangesloten bij de provinciale aanpak en financiering vanuit het VVBD.

afbeelding binnen de regeling

Maatregelen

afbeelding binnen de regeling

5.2 (Vracht)autoparkeren

Elke bestaande en nieuwe ruimtelijke functie trekt verkeer aan en genereert daarmee een bepaalde parkeerbehoefte voor auto’s en fietsen. Parkeren gebeurt in het algemeen in de openbare ruimte waarvoor de overheid verantwoordelijk is. Binnen de gemeente spelen geen grote knelpunten op het gebied van autoparkeren.

Wel vraagt de situatie omtrent parkeren in enkele lokale situaties om aandacht, in het bijzonder de omgeving Hoofdstraat/centrumplein in Borger. De gemeente heeft in het centrum van Borger, waaronder het plein bij de Willibrordkerk, een parkeerschijfzone ingevoerd. De effecten hiervan worden regelmatig door de gemeente geëvalueerd. Handhaving op de naleving van de parkeerschijfzonde is een voorwaarde voor het goed functioneren van deze maatregel.

De gemeente hanteert onderstaand beleidskader ten aanzien van autoparkeren. Het fietsparkeerbeleid is beschreven in paragraaf 4.2.

Beleidskader autoparkeren

• Als in de bestaande situatie voldoende parkeercapaciteit beschikbaar is, is parkeerregulatie niet aan de orde.

• In de gemeente zijn geen locaties waar op dit moment een aanleiding is om betaald parkeren in te voeren. De gemeente heeft daarom het standpunt om in de toekomst geen betaald parkeren in te voeren.

• (Nieuwe)voorzieningen voorzien in hun eigen parkeerbehoefte en mogen niet leiden tot een (toename van) een parkeertekort in de directe omgeving. De parkeerbehoefte dient te worden berekend aan de hand van de meest actuele parkeerkencijfers van het CROW. Gezien het landelijke karakter van de gemeente dienen daarbij de maximale parkeerkencijfers te worden gehanteerd. In overleg met de intiatiefnemer kan een lager parkeernorm worden toegepast, mit de keuze voldoende wordt beargumenteerd.

• Bij realisatie van nieuwe (openbare) parkeerterreinen of uitbreiding van bestaande parkeerterreinen wordt de parkeerbehoefte berekend aan de hand van de meest actuele parkeerkencijfers van het CROW. Gezien het landelijke karakter van de gemeente dienen daarbij de maximale parkeerkencijfers te worden gehanteerd. Toepassen van een lagere parkeernorm parkeernorm is alleen mogeljik indoen de keuze voldoende wordt beargumenteerd. Tevens wordt gekeken of bij realisatie van nieuwe (openbare) parkeerterreinen eventuele bestaande parkeertekorten kunnen wordt opgelost.

Parkeren grote voertuigen binnen de bebouwde kom

Uitgangspunt is dat het gemeentelijk beleid omtrent het parkeren van grote voertuigen binnen de gemeente aansluiting op dat van de overige gemeenten binnen het BOCE-verband.

De gemeente weert het parkeren van grote voertuigen binnen de bebouwde kom, met uitzondering van de aanwezige bedrijventerreinen. In Borger, Buinerveen en Nieuw-Buinen is deze maatregel al ingevoerd. De gemeente voert deze maatregel ook in bij de overige bebouwde kommen binnen de gemeente. In incidentele gevallen kan de gemeente ontheffingen verlenen voor het parkeren van grote voertuigen binnen de bebouwde kom. Voorwaarde voor deze ontheffing is dat de beoogde (parkeer)locatie geen afbreuk doet aan de kwaliteit van de leefomgeving en de verkeersveiligheid.

Resultaat van de afstemming binnen BOCE-verband kan zijn dat het parkeerbeleid voor deze voertuigen wordt gewijzigd.

Maatregelen

afbeelding binnen de regeling

5.3 Schoolomgevingen

De verkeersveiligheid bij schoolomgevingen behoeft continue aandacht vanuit de gemeente en onderwijsinstellingen. Het realiseren van verkeersveilige schoolomgevingen vraagt echter om maatwerk omdat de karakteristieken per school(omgeving) verschillen.

afbeelding binnen de regeling

In geval van objectieve en/of subjectieve knelpunten met de verkeersveiligheid hanteert de gemeente onderstaand beleidskader.

Beleidskader veilige schoolomgevingen

Bij constatering van een objectief en/of subjectief verkeersveiligheidsknelpunt bij schoolomgevingen voert de gemeente een oorzaakanalyse uit. Deze analyse geeft inzicht in de oorzaak van de problematiek, specifiek of deze wordt veroorzaakt door haal-brengverkeer, doorgaande verkeer of een combinatie hiervan. De analyse beschouwt de problematiek vanuit alle vervoersmodaliteiten (auto, fiets, voetgangers, openbaar vervoer, etc.).

– Indien sprake is van acute infrastructuur gerelateerde verkeersveiligheidsknelpunten, treft de gemeente indien mogelijk maatregelen om deze knelpunten op te lossen.

– Indien de oorzaak van de problematiek grotendeels ligt bij het haal- en brengverkeer, wordt samen met de scholen gekeken naar mogelijke (gedrags)maatregelen. Het Drents Verkeersveilighiedslabel (aan te vragen door scholen bij de gemeente) is hierbij een belangrijk hulpmiddel. Voor het behalen van dit label moet de school zelf actief aan de slag met verkeersveiligheid in de schoolomgeving en verkeeronderwijs. Dit kan een belangrijke bijdrage leveren aan de veiligheid bij haal- en brengverkeer.

– Indien de oorzaak van de problematiek te wijten is aan doorgaand verkeer (op gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen type A), voert de gemeente een nadere analyse uit naar de mogelijke (infrastructurele) maatregelen om de veiligheid en/of zichtbaarheid van de schoollocaties te verbeteren.

– Scholen kunnen zelf verkeersbrigadiers inzetten bij belangrijke oversteekplaatsen bij scholen. De politie leidt deze verkeersbrigadiers op en de gemeente stelt ze na deze opleiding formeel aan. Ook zorgt de gemeente voor wettelijke verkeersborden die het verkeer attenderen op de aanwezigheid van de verkeersbrigade.

Maatregelen

afbeelding binnen de regeling

5.4 Voetgangers

Voetgangersvoorzieningen vormen meestal de eerste en laatste schakel bij verplaatsingen. Het netwerk en de kwaliteit van voetgangersvoorzieningen zijn daarbij belangrijke aspecten om ook de voetgangers een goede en veilige verkeersafwikkeling te bieden.

In de huidige situatie is binnen de bebouwde kom meestal aan tenminste één zijde van de weg een voetgangersvoorziening aanwezig. De opmerkingen en klachten vanuit de bevolking over ontbrekende schakels en de kwaliteit van de voetgangersvoorzieningen vormen vaak de basis voor eventuele maatregelen.

Buiten de bebouwde kom zijn alleen bij specifieke locaties en voorzieningen voetgangersvoorzieningen aanwezig. Passend bij de inrichting van wegen buiten de bebouwde kom zijn langs de meeste wegen in het buitengebied geen aparte voorzieningen voor voetgangers aanwezig. Voetgangers kunnen hier gebruik maken van de infrastructuur voor fietsverkeer, of gebruik maken van dezelfde rijbaan als het

overige verkeer.

Voor het verbeteren van het netwerk en de kwaliteit van de voetgangersvoorzieningen hanteert de gemeente onderstaand beleidskader.

afbeelding binnen de regeling

5.5 Nood- en hulpdiensten

De opkomsttijden voor nood- en hulpdiensten (brandweer, politie en ambulance) moeten voor huidige bestemmingen en toekomstige ontwikkelingen gegarandeerd blijven. De opkomsttijden voor nood- en hulpdiensten worden beïnvloed door de infrastructuur, door onder meer de beschikbaarheid van wegen, snelheidsremmende maatregelen en vormgeving van aansluitingen en kruispunten.

Voor het waarborgen van de opkomsttijden voor nood- en hulpdiensten ontwikkelt de gemeente, in overleg met de nood- en hulpdiensten, een uitrukroutekaart. Op deze kaart worden de hoofduitrukroutes voor de nood- en hulpdiensten opgenomen. De hoofduitrukroutes zijn van belang voor het borgen van de bereikbaarheid van dorpen voor nood- en hulpdiensten.

De routekaart is met name bedoeld voor de opkomsttijden voor brandweer en ambulance. Voor de politie zijn geen specifieke uitrukroutes bepaald. Op basis van de brandweer- en ambulanceposten zijn de volgende routes onderdeel van het de hoofduitrukroutes:

  • Vanuit Borger naar Ees, Buinen en Drouwen

  • Vanuit 2e Exloërmond naar de Mondenweg, Exloo, Valthermond, Exloërveen en 1e Exloërmond

  • Vanuit Emmen naar de afslag Emmen-Noord, Klijndijk en Valthe

  • Vanuit Schoonoord naar Exloo

  • Vanuit Stadskanaal naar de N374 en Nieuw-Buinen

  • Vanuit Gasselternijveen naar de Mondenweg en Drouwenerveen

Naast de uitrukroutekaart hanteert de gemeente onderstaand beleidskader voor het borgen van de opkomsttijden van nood- en hulpdiensten.

afbeelding binnen de regeling

Maatregelen

afbeelding binnen de regeling

5.6 Verkeershandhaving

De gemeente krijgt mogelijk meer inspraak op de uitvoering van verkeershandhaving binnen de gemeente. Dit maakt het mogelijk om vanuit de gemeente focus te vragen op specifieke verkeersaspecten. De basis voor de uitvoering van verkeershandhaving wordt gevormd door een goede inrichting van het verkeersnetwerk.

Binnen de verkeershandhaving is het belangrijk dat ingezet wordt op handhaving van de snelheid van het autoverkeer, (fiets)verlichting en afleiding binnen het verkeer (door gebruik van onder meer de mobiele telefoon). Jaarlijks bekijkt de gemeente waar de prioriteit voor wat betreft verkeershandhaving is gewenst.

5.7 Gladheidsbestrijding

Het gemeentelijk beleid voor de gladheidsbestrijding is, in het bijzonder in de winterperiode, een belangrijk aspect voor het borgen van de verkeersveiligheid voor alle weggebruikers. Ten aanzien van de gladheidsbestrijding geldt dat de volgende verbindingen en structuren onderdeel zijn van het strooiroutenetwerk:

  • Het gemeentelijk hoofdwegennet voor (vracht)autoverkeer, bestaande uit de gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen type A

  • De gemeentelijke hoofdfietsstructuur (provinciale (boven)regionale verbindingen en het gemeentelijke primaire en secundaire fietsnetwerk)

  • Verbindingen vanaf het gemeentelijk hoofdwegennet voor (vracht)autoverkeer en de hoofdfietsstructuur naar belangrijke bestemmingen, te weten:

    • Onderwijsinstellingen

    • Bedrijventerreinen

    • (Alternatieve) busroutes en HUB’s

    • MFA’s en het gemeentehuis

    • Politiebureau, brandweerkazerne en ambulancepost

Bovengenoemde gladheidsbestrijding wordt door de gemeente Borger-Odoorn uitgevoerd. Het is inwoners van de gemeente toegestaan strooizout te strooien op de openbare weg, mits:

  • Formeel toestemming bij de gemeente is gevraagd

  • Dit deel van de openbare weg geen onderdeel is van het strooiroutenetwerk

  • Op de desbetreffende locatie het regenwater niet is afgekoppeld van de riolering. Dit omdat de gemeente van mening is dat het onder meer vanuit milieutechnische redenen niet wenselijk is dat op dergelijke locaties wordt gestrooid. In bijzondere gevallen kan het college afwijken van deze voorwaarde

Inwoners kunnen hiervoor gebruikmaken van strooizout van de gemeente door contact opnemen met de gemeente.

Maatregelen

afbeelding binnen de regeling

5.8 Duurzaamheid

De klimaatdoelen en de trends ontwikkelingen binnen (duurzame) mobiliteit hebben een grote invloed op de ontwikkelingen van mobiliteit en infrastructuur voor de lange(re) termijn. Aangezien mobiliteit ruim 20% van het energieverbruik vertegenwoordigt, ligt er een grote opgave om op dit vlak maatregelen te treffen.

Met de uitvoering van de maatregelen in dit GVVP wordt ingezet op het stimuleren van gebruik van alternatieve vervoerswijzen en het realiseren van schonere en stillere dorpen.

Vanwege bovenstaande zet de gemeente in op:

  • Het verder tegengaan van geluids- en luchtkwaliteitsproblemen in dorpen door het stimuleren van het gebruik op de fiets op korte afstanden en als onderdeel van de vervoersketen. De gemeente doet dit door te investeren in de kwaliteit van het fietsnetwerk en te zorgen voor goede verbindingen tussen de fiets en het openbaar vervoer.

  • Bij ruimtelijke ontwikkelingen vanaf het begin aandacht te besteden aan de verbinding met het fietsnetwerk, het openbaar vervoer en laadvoorzieningen voor elektrische auto’s en fietsen.

  • Actief uitbreiden van het aantal laadvoorzieningen voor elektrische voertuigen bijvoorbeeld bij winkelcentra, sportfaciliteiten, toeristische trekpleisters en openbare gebouwen

  • Het vraag gestuurd uitbreiden van het aantal laadvoorzieningen voor voertuigen met alternatieve brandstoffen (elektrisch en mogelijk ook groengas en waterstof) op basis van landelijke, provinciale of gemeentelijke ontwikkelingen en particuliere initiatieven

  • Openstaan voor onderzoeken naar mogelijke koppeling duurzame energie- en warmteopwekking in infrastructuur (overkappingen en mogelijkheden verwarmen (fiets)infrastructuur

  • Het stimuleren van lokale ondernemers/marktpartijen om de zakelijke mobiliteit te verduurzamen en het aantal autokilometers te verminderen door het gebruik van de HUB, alternatieve brandstoffen, alternatieve vervoersmiddelen te stimuleren. De gemeente doet dit door in gesprek te gaan met lokale ondernemers/marktpartijen, deze mogelijkheden te benoemen en eventuele weerstand weg te nemen of te ondervangen met maatregelen

  • In gesprek met de provincie de kansen voor de ontwikkeling van de HUB Borger als duurzame HUB te onderzoeken voor het realiseren van een combinatie van oplaadstructuur, energieopslag, duurzame energie, overslagpunt voor lokale pakketbezorgers en overstapplaats lokaal elektrisch vervoer

  • Het ondersteunen van initiatieven van bewoners voor schone, duurzame mobiliteit en van initiatieven uit de markt

  • Het als gemeente geven van het goede voorbeeld door het verduurzamen van het gemeentelijke wagenpark, stimuleren van flexibel en thuiswerken en het stimuleren van fietsgebruik

Maatregelen

Veel van de maatregelen op het gebied van duurzaamheid worden uitgevoerd door invulling te geven aan de uitgangspunten en maatregelen uit dit GVVP. In onderstaande tabel zijn de separate maatregelen, die nog niet zijn ondervangen in de rest van het beleid, opgenomen.

afbeelding binnen de regeling

5.9 Toepassen verkeersspiegels

De gemeente past geen nieuwe verkeersspiegels toe en gaat bestaand verkeersspiegels verwijderen.

Verkeersspiegels leveren ongewenste neveneffecten op ten aanzien van de verkeersveiligheid waardoor het toepassen van dergelijke verkeersmaatregelen als ongewenst wordt beschouwd. Zo is naderend verkeer slechts vanuit een bepaalde hoek zichtbaar, vertrouwen weggebruikers te veel op de spiegel en letten hierdoor niet meer (of minder) op de omgeving. Het verkeer dat in de spiegel wordt gezien, is

kleiner weergegeven. Hierdoor wordt de kans dat weggebruikers het naderende verkeer te veel overschat vergroot, waardoor de kans op een conflict en eventuele botsing toeneemt. Door geen spiegels toe te passen, wordt verkeer gedwongen af te remmen en goed uit te kijken. Dit leidt tot de meest verkeersveilige situatie.

De gemeente brengt de locaties van huidige verkeersspiegels in kaart. In overleg met de belangenverenigingen en bewoners bespreekt de gemeente of aanvullende maatregelen (bijvoorbeeld snoeien of verwijderen beplanting) noodzakelijk zijn in combinatie met het verwijderen van de verkeersspiegel.

Maatregelen

afbeelding binnen de regeling

5.10 Innovaties

Zelfrijdend vervoer

Eén van de vele toekomstige ontwikkelingen is het zelfrijdende vervoer. Autofabrikanten passen systemen zoals lane-keeping assistance en autopilot in hun voertuigen toe. Anderzijds lopen op dit moment een aantal pilots met zelfrijdend vervoer zoals de WePod op de campus van de Wageningen Universiteit of op Schiphol.

De gemeente Borger – Odoorn staat open voor initiatieven met betrekking tot zelfrijdend vervoer om de bereikbaarheid van de gemeente te behouden en eventueel te vergroten.

HOOFDSTUK 6 Meerjarenuitvoeringsprogramma

6 Meerjarenuitvoeringsprogramma

De operationalisering en uitvoering van het geformuleerde beleid en de wensbeelden voor toekomstige structuren vindt plaats middels een Meerjarenuitvoeringsprogramma (MUP). Hierin zijn alle maatregelen benoemd die noodzakelijk zijn om het beleid inhoud te geven en wensbeelden te realiseren. Deze zijn zowel naar aard als omvang verschillend. Realisatie van het MUP vraagt ook om de beschikbaarheid van de benodigde middelen (budget en (ambtelijke) urencapaciteit).

Ruwweg is in de indeling van de maatregelen het volgende onderscheid gemaakt:

  • Geplande maatregelen

    Dit zijn concrete maatregelen waarbij het eindbeeld (doel) bekend is en de plannen ook al zijn uitgewerkt

  • Planvormingsprojecten

    Dit zijn projecten waarbij het eindbeeld bekend is, maar waarvoor de concrete plannen nog moeten worden uitgewerkt

  • Onderzoeksprojecten

    Dit zijn projecten waarvoor nog onderzoek moet worden verricht naar het exacte probleem, de oorzaak hiervan en mogelijke oplossingen

  • Beleidsmaatregel

    Dit betreffen maatregelen die beleidsmatig worden uitgewerkt

Per maatregel is de volgende informatie weergegeven:

  • Naam maatregel

  • Toelichting maatregel

    Een beknopte, inhoudelijke toelichting op de maatregel. In het GVVP zelf zijn de maatregelen om een hoger detailniveau beschreven

  • Planning

    Per maatregel is een indicatieve planning voor uitvoering aangegeven; korte termijn < 3 jaar, middellange termijn 3 – 7 jaar, lange termijn > 7 jaar)

  • Kosten

    Per maatregel is inzicht in de kosten gegeven. Hierbij is onderscheid gemaakt naar begrote kosten en indicatieve kosten

Het meerjarenuitvoeringsprogramma is opgenomen in bijlage 7.

Prioriteit en uitvoering maatregelen

De uitvoeringsplanning is indicatief aangegeven in het MUP. De uitvoeringsplanning wordt na de bestuurlijke vaststelling van het GVVP verder geconcretiseerd. De gemeente stelt hiervoor een prioriteringsmatrix op. Deze matrix maakt mogelijk om maatregelen te prioriteren aan de hand van criteria als: koppeling met beheer & onderhoud, relatie met dorpsvisie, verkeersveiligheid, toegankelijkheid, etc.

De projecten die uit deze matrix naar voren komen met een hoge prioriteit worden vervolgens als eerste opgepakt. Jaarlijks wordt met het MJP van cluster Realisatie bepaald welke projecten worden opgepakt in dat jaar.

Ondertekening

Bijlage 1 Overzicht beleidskaders

In onderstaande tabel is een overzicht gegevens van de beleidskaders waar rekening mee is gehouden bij de ontwikkeling van het nieuwe GVVP Borger-Odoorn. Per document is de relevantie voor het verkeersbeleid beknopt toegelicht.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Overzicht toekomstige ontwikkelingen en trends

Toekomstige ontwikkelingen en trends in de openbare ruimte met impact op het verkeerssysteem binnen de gemeente zijn een belangrijke basis voor het schetsen van een toekomstbeeld voor de gemeente. De ontwikkelingen en trends geven richting aan de ontwikkeling die gemeente gaat maken.

De inhoud en richting van het GVVP dient aan te sluiten op deze ontwikkelingen en trends om te borgen dat het verkeerssysteem gesteld staat voor de verkeerskundige effecten van deze ontwikkelingen.

Onderstaand zijn de ontwikkelingen en trends op de volgende aspecten beschreven:

  • Verkeers- en vervoersmodaliteiten

  • Wonen, werken en recreëren

  • Duurzaamheid, energie en klimaat

Verkeers- en vervoersmodaliteiten

Autoverkeer

Ondanks de technologische ontwikkelingen binnen de verkeers- en vervoerswereld blijft de auto in de komende jaren het primaire vervoersmiddel, zeker in een plattelandsgemeente als Borger-Odoorn.

Op de gemeentelijke wegen is geen sprake van knelpunten met de doorstroming voor auto-, fietsverkeer en openbaar vervoer. De capaciteit van het gemeentelijke wegennet is voldoende om het huidige verkeersaanbod te verwerken. Naar de toekomst toe is de verwachting dat, met name in het buitengebied, de verkeersintensiteit afneemt. De afname wordt veroorzaakt door krimp en de infrastructurele maatregelen op onder meer het provinciale wegennet. De bevolkingskrimp kan daarbij ook leiden tot andere verkeersbewegingen door het verdwijnen van voorzieningen.

De provincie Drenthe werkt aan plannen voor het opwaarderen van de N34 en het verbeteren van de aansluiting van de N391 op de N34 en N366. Deze maatregelen maken voor verkeer tussen de N34 en onder andere Stadskanaal en Musselkanaal van het provinciale hoofdwegennet (N34, N374, N379, N391 en N366) een interessant alternatief voor het onderliggende gemeentelijke wegennet. Groei van de verkeersintensiteit wordt vooral verwacht op de N34, N374 (Borger-Stadskanaal) en N391/N366 (Emmen – Stadskanaal).

De realisatie van de ongelijkvloerse aansluiting bij Klijndijk heeft daarbij vooral een lokaal effect. De nieuwe aansluiting Klijndijk is belangrijk voor de ontsluiting van het zuidelijk deel van de gemeente Borger-Odoorn naar de N34 en vice versa. Voor verkeer vanuit Emmen richting de N34 Noord wordt de route via de N381 (Emmen-Noord) een interessanter alternatief dan de nieuwe aansluiting Klijndijk. Verkeer vanuit Emmen dat toch de aansluiting Klijndijk gebruikt, wordt via een parallelweg langs de N34 naar de aansluiting geleid. Hierdoor wordt Klijndijk niet belast voor de ontsluiting van dit verkeer.

Binnen de gemeente Borger-Odoorn is al langere tijd de wens voor realisatie van een nieuwe verbinding tussen de N34 en de provinciegrens bij Stadskanaal. Op dit moment is het voor regionaal verkeer op deze relatie niet mogelijk om van oost naar west door Borger-Odoorn te rijden zonder één of meerdere dorpen te passeren. Het oost-westverkeer leidt daarbij ook tot overlast bij de inwoners van deze dorpen. De vraag is in hoeverre een nieuwe oost-westverbinding bijdraagt aan het oplossen van deze knelpunten in de verkeersstructuur. Met behulp van het nieuwe verkeersmodel voor de regio Zuidoost Drenthe (nog in ontwikkeling) wordt het onderzoek naar de effecten en impact van een dergelijke verbinding onderzocht.

Fietsverkeer

De provincie Drenthe zet de komende jaren vol in op de fiets. Dit met als doel om de provincie Drenthe in 2020 de gezondste fietsprovincie van Nederland te laten zijn. In de provinciale Fietsnota zijn vier pijlers benoemd om dit doel te bereiken, zie onderstaande tabel.

afbeelding binnen de regeling

Deze pijlers zijn ook van toepassing voor het nieuwe gemeentelijke verkeersbeleid.

De gemeente Borger-Odoorn is verantwoordelijk voor het uitwerken van de lokale fietsstructuur. De provincie Drenthe heeft een aantal bovenregionale fietsverbindingen bepaald die belangrijk zijn voor de regionale ontsluiting en verbinding van het fietsverkeer. Daarnaast werkt de gemeente Emmen aan een plan voor fietssnelroutes. Op dit moment is daarvoor de route Emmen – Odoorn in beeld, maar de gemeente Borger-Odoorn heeft in haar coalitieakkoord aangegeven de route van Emmen tot Gieten, via Borger, Odoorn en Exloo, als snelfietsroute te bestempelen.

Bij het verbeteren van de verkeersveiligheid voor fietsverkeer dient ook aandacht te zijn voor de ontwikkeling van het type fietsongevallen en de verschillende soorten fietsers. De (verdere) opkomst van de elektrische e-bike heeft niet alleen geleid tot een toename van de snelheid van de fietsers, maar ook tot een toename van het aantal fietsers. De elektrische fiets heeft de fiets als vervoersmiddel interessanter gemaakt voor scholieren, forenzen en ouderen. De verwachting is dat het aandeel e-bikes de komende jaren toe blijft nemen. Dit betekent dat goed moet worden gekeken naar een veilige inrichting van de fietsinfrastructuur.

Openbaar vervoer

De verantwoordelijkheid voor de lijnvoering van het openbaar vervoer ligt bij de provincie Drenthe en OVbureau Groningen Drenthe.

In de omgevingsvisie van de provincie Drenthe heeft de provincie haar visie op het openbaar vervoer uitgewerkt in een basisnetwerk openbaar vervoer. Het basisnetwerk openbaar vervoer bestaat uit regionale treinverbindingen, HOV-buslijnen (Qliners en Q-linkbussen) en basislijnen.

Met het basisnetwerk openbaar vervoer zet de provincie in op het realiseren, behouden en versterken van een aantrekkelijk en toegankelijk openbaar vervoernetwerk. Voor Borger-Odoorn betekent dit dat de gemeente via Borger blijft aangesloten op de HOV-buslijn tussen Groningen en Emmen.

De basis(bus)lijnen vormen de busverbindingen vanuit het landelijke gebied naar de regionale centra en HOV-buslijnen. Voor de basislijnen geldt dat de verbinding tussen de betreffende ketenknooppunten gegarandeerd is, maar dat de route en ook de haltes kunnen wijzigen (op verzoek of in afstemming met de verantwoordelijke wegbeheerder).

Een tweetal nieuwe ontwikkelingen binnen het openbaar vervoersysteem binnen de provincie Drenthe spelen daarnaast een belangrijke rol:

1. Publiek Vervoer

Publiek Vervoer is een overkoepelend programma waarbinnen een groot deel van het lokaal (openbaar) vervoer wordt gebundeld. Publiek Vervoer vervangt daarmee de ontstane (openbaar) vervoervormen als lokaal doelgroepenvervoer, vervoer voor leerlingen, mensen met een Wmo-pas, mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, etc. Al deze vormen van (openbaar) vervoer werden per gemeente geregeld. Met Publiek Vervoer is nu gekozen voor één systeem waarmee de overheden in Groningen en Drenthe samen een optimaal vervoersnetwerk willen creëren.

De ontwikkeling van Publiek Vervoer in Groningen en Drenthe is nog gaande. De ontwikkeling wordt vanuit de provincie Drenthe geïnitieerd, maar vindt in samenwerking en afstemming met de gemeenten plaats.

2. HUB’s

De provincie wil de overstap tussen verschillende vervoersmiddelen stimuleren door vervoersknooppunten (hubs) te ontwikkelen. Knooppunten zijn bijvoorbeeld een treinstation, busstation, P&R of grote bushaltes. De hubs zijn de schakel tussen openbaar vervoer, het publiek vervoer en andere vervoersmodaliteiten (auto, fiets, voetgangers).

De provincie legt hiervoor samen met gemeenten een netwerk van hubs aan. Op dit moment beschikt de gemeente Borger-Odoorn met de HUB Borger over één HUB.

Landbouwverkeer

In de gemeentelijke structuurvisie is aangegeven dat de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente van oudsher gedomineerd wordt door de ontginning van het veenkoloniale gebied en de ontwikkeling van de landbouwsector in het buitengebied. Door schaalvergroting in de landbouw zal het aantal landbouwkundige bedrijven steeds minder worden, terwijl de omvang van de bedrijven steeds groter wordt. Daarnaast zoeken landbouwkundige bedrijven vaker naar een verbreding van de werkzaamheden met verblijfsrecreatie en/of energieproductie.

De ontsluiting van de landbouwkundige bedrijven en percelen blijft daarmee een belangrijk aandachtspunt. De positie van het landbouwverkeer binnen het verkeerssysteem vraagt daarmee om voldoende aandacht.

Voor een veilige afwikkeling van het landbouwverkeer binnen de gemeente, heeft de gemeente een hoofdroutenetwerk voor het landbouwverkeer opgesteld. Dit netwerk is leidend voor de ontsluiting van het landbouwverkeer binnen de gemeente.

De impact van de kentekenplicht voor landbouwvoertuigen op dit netwerk is nog onduidelijk. Hoewel de kentekenplicht nog niet formeel van kracht is, is de verwachting dat dit in de komende jaren wel het geval zal zijn. Dit heeft onder meer tot gevolg dat de maximumsnelheid van landbouw- en bosbouwtrekkers wordt verhoogd van 25 km/u naar 40 km/u. Dit kan gevolgen hebben voor de positie van de landbouwvoertuigen op de openbare weg, in het bijzonder op locaties waar het landbouwverkeer gemengd met fietsverkeer wordt afgewikkeld.

Wonen, werken en recreëren

In de Structuurvisie Borger-Odoorn is beschreven dat in de regio Zuidoost Drenthe de komende 10 jaar een (verdere) krimp van de bevolking wordt verwacht. Daarnaast is de verwachting dat het aandeel ouderen (65+-ers) als percentage van de bevolking de komende jaren fors toeneemt. Enerzijds omdat de groep 45 tot 65-jarigen relatief sterk is vertegenwoordigd en anderzijds omdat het aantal jongeren in de gemeente afneemt. Deze trend komt ook naar voren uit de Omgevingsvisie van de provincie Drenthe.

Onderzoek van de provincie Drenthe naar de gevolgen van krimp op de woningvraag en voorzieningen laat zien dat de kernen Borger, Nieuw-Buinen, 2e Exloërmond en Valthe de meeste kans hebben om hun eigen inwoners vast te houden en mensen aan te trekken. De daling van het aantal huishoudens in met name de buitengebieden kan betekenen dat in kleine kernen de leefbaarheid onder druk komt te staan.

Wonen

Gezien de demografische ontwikkeling wordt in de structuurvisie ingezet op het versterken van de bestaande woonomgeving. Specifiek betreft dit herstructurering van wijken en nieuwbouw binnen bestaande structuren. Alleen ten westen van Borger en Nieuw-Buinen zijn uitbreidingslocaties voorzien. Kwaliteit staat daarbij voorop. Inwoners moeten in Borger-Odoorn kunnen en blijven wonen. Dit geldt ook voor jongeren die buiten Borger-Odoorn studeren of werken; zij moeten zich aangetrokken voelen om op latere leeftijd terug te keren.

Daarnaast is de verwachting dat als gevolg van de krimp een concentratie van de voorzieningen plaats gaat vinden in de grotere kernen binnen de gemeente. Dit vraagt om goede verbindingen tussen de hoofdkernen en de verzorgingsgebieden voor de auto, fiets en het openbaar vervoer. Binnen de gemeente zijn overigens niet alle voorzieningen ook daadwerkelijk aanwezig. Goede verbindingen vanuit de gemeente naar onder de N34, N374, N379 en N391 zijn daarmee van groot belang. Via deze wegen zijn plaatsen als Emmen, Assen, Stadskanaal en het landelijke wegennet te bereiken.

Vertaald naar het verkeersbeleid betekent dit het volgende:

  • De ontwikkelingen in de woningbouw in de gemeente Borger-Odoorn hebben slechts een beperkte invloed hebben op de verkeerssituatie in de gemeente

  • Als antwoord op krimp wordt gericht op de kwaliteit van de woonomgeving. Dit vraagt ook om maatregelen op verkeersgebied. De verkeersomgeving is immers onderdeel van de woonomgeving

  • De kwaliteit van de verbindingen vanuit de gemeente naar de grotere omliggende kernen en de verbindingen tussen de dorpen in de gemeente is belangrijk voor de bereikbaarheid van voorzieningen

Werken

Bedrijven en werkgelegenheid zijn van economisch belang voor de gemeente. In de Structuurvisie van de gemeente is aangegeven dat aanleg van nieuwe bedrijventerreinen in principe niet gewenst is en binnen de nieuwe Omgevingsvisie van de provincie Drenthe ook niet mogelijk is. De gemeente zet daarom voornamelijk in op herstructurering en afronding van kleinschalige bedrijvigheid op bestaande bedrijventerreinen en bestaande structuren (binnen en buiten de bebouwde kom). Het (beperkt) uitbreiden van bestaande bedrijventerreinen en structuren is wel mogelijk. Het bieden van een goede, vlotte en veilige ontsluiting van de bedrijventerreinen is daarbij een belangrijke voorwaarde voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat.

Vanuit de provinciale Omgevingsvisie wordt toename verwacht van bedrijvigheid in Emmen. Dit betreft vooral aan de zuidoostzijde van de stad. De impact hiervan op de verkeerssituatie in Borger-Odoorn is daarmee beperkt. Eventuele toenames van verkeer als gevolg van deze ontwikkeling concentreren zich aan de noordzijde van Emmen voornamelijk op de N34 en N391.

Vertaald naar het verkeersbeleid betekent dit het volgende:

  • De ontwikkelingen ten aanzien van werkgelegenheid in de gemeente Borger-Odoorn en de omliggende gemeenten hebben slechts een beperkte invloed op de verkeerssituatie in de gemeente

  • De bereikbaarheid van de bedrijventerreinen is een belangrijk aandachtspunt voor het bieden van een aantrekkelijk vestigingsklimaat

Recreatie en toerisme

Recreatie en Toerisme vormen één van de belangrijkste economische pijlers van de gemeente Borger-Odoorn. Borger-Odoorn heeft de toerist veel te bieden, er zijn tal van attracties, evenementen en verblijfsaccommodaties. Er zijn veel routes in het afwisselende landschap waar nog rust, ruimte, stilte en natuur te vinden is. In de gemeente Borger-Odoorn bevinden zich geen specifieke stiltegebieden. Wel zijn in de provinciale Omgevingsvisie een aantal ‘stille gebieden’ gedefinieerd in de gemeente.

In de provinciale Omgevingsvisie is geconstateerd dat aandacht moet worden besteed aan het in stand houden en verbeteren van de toeristisch-recreatieve infrastructuur, met de nadruk op het fietsnetwerk. Daarnaast onderzoekt de gemeente de mogelijkheden om het LOFAR-gebied te ontwikkelen als bezienswaardigheid voor toeristen. Als onderdeel hiervan wordt gekeken of het mogelijk is de Nieuwe Dijk af te sluiten voor doorgaand autoverkeer.

Vertaald naar het verkeersbeleid betekent dit het volgende:

  • Vanuit het stimuleren van recreatie en toerisme wordt aandacht gevraagd voor de volledigheid en kwaliteit van de toeristisch-recreatieve (fiets)infrastructuur en het doen van onderzoek naar nieuwe toeristische fiets- en wandelpaden

  • Het beperken van de verkeersintensiteit in de ‘stille gebieden’ bijdraagt aan het creëren van daadwerkelijke stilte

Bijlage 3 Wegencategorisering auto- en vrachtverkeer

afbeelding binnen de regeling

Toelichting uitwerking beleidskader in wegencategorisering

De afgebeelde wegencategorisering is het resultaat van het functioneel indelen van het gemeentelijk wegennet aan de hand van de wegcategorieën uit Duurzaam Veilig en het beleidskader voor de wegencategorisering.

Onderstaand is voor de provinciale en gemeentelijke wegen die onderdeel zijn van de hoofdstructuur (stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen type A) een toelichting gegeven op de keuze voor de wegencategorisering.

Provinciale verbindingen

Provinciale verbindingen (N-wegen) zijn overeenkomstig met het provinciaal beleid gecategoriseerd als:

  • Regionale stroomweg

    • N34, N391 en N366

  • Gebiedsontsluitingsweg regionaal

    • N374 (Stadskanaal – Borger – Westerbork)

    • N378 (Gasselte – Stadskanaal)

    • N379 (Drentse Mondenweg)

    • N857 (Borger – Rolde)

      • Het verkeer tussen de N34 en N33 hoort (gezien de provinciale wegencategorisering) via knooppunt Gieten te worden afgewikkeld. Nadat de provincie Drenthe de doorstroming van de N34 op dit knooppunt heeft verbeterd, wordt de N857 (Rolderstraat) afgewaardeerd naar een erftoegangsweg type A en overeenkomstig ingericht

Gemeentelijke verbindingen

  • Gebiedsontsluitingswegen lokaal

    • Verbindingen die meerdere dorpen met een bebouwde kom ontsluiten naar provinciale verbindingen en de stad Emmen

afbeelding binnen de regeling

  • Linten (wegen met lange rechtstanden) die dienen als dorpsontsluiting van dorpen met een bebouwde kom

afbeelding binnen de regeling

  • Verbindingen binnen dorpen met een bebouwde kom die meerdere wijken ontsluiten (dorpsontsluitingen)

afbeelding binnen de regeling

  • Voor verbindingen gecategoriseerd als lokale gebiedsontsluitingsweg, gelegen binnen de bebouwde kom, kan op basis van veiligheid, toerisme en leefbaarheid ter hoogte van dorpsharten een 30 km/u-regime worden ingesteld. Dit wordt gedaan door dit deel van de verbinding te categoriseren als erftoegangsweg en overeenkomstig in te richten

    • Op de volgende locaties is sprake van dorpsharten op lokale gebiedsontsluitingswegen:

      • Exloo (bij de winkels, horeca, etc. tussen de Boslaan en Hoofdstraat 30)

      • Buinerveen (op het kruispunt bij het dorpshuis/eetcafé)

      • Valthermond (rondom het MFA en supermarkt, op de Vrijheidslaan tussen De Wieke en het Zuiderdiep)

  • Erftoegangswegen type A

    • Wegen die slechts één bebouwde kom ontsluiten naar het provinciale wegennet of de stad Emmen

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

  • Verbindingen tussen de gemeentelijke hoofdkernen

afbeelding binnen de regeling

  • Erftoegangsweg type B

    • Overige wegen die niet zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg (regionaal of lokaal) of erftoegangsweg type A worden gecategoriseerd als erftoegangsweg type B

Bijlage 4 Essentiële herkenbaarheidskenmerken wegencategorisering auto- en vrachtverkeer

(Regionale) stroomwegen

De provincie Drenthe is beheerder van de regionale stroomwegen binnen de gemeente Borger-Odoorn. Voor de inrichting van deze wegen gelden de provinciale richtlijnen voor het wegontwerp.

Gebiedsontsluitingswegen

Voor de gebiedsontsluitingswegen gelden de provinciale (DROW) en landelijke (CROW) richtlijnen voor het wegontwerp. De kenmerken met een groene kleur betreffen de minimale herkenbaarheidskenmerken. Hier dient de weginrichting in ieder geval aan te voldoen. De overige herkenbaarheidskenmerken zijn gewenst en worden naar gelang van het beschikbare budget uitgevoerd.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Erftoegangswegen

Voor de erftoegangswegen de landelijke (CROW) richtlijnen voor het wegontwerp. De kenmerken met een groene kleur betreffen de minimale herkenbaarheidskenmerken. Hier dient de weginrichting in ieder geval aan te voldoen. De overige herkenbaarheidskenmerken zijn gewenst en worden naar gelang van het beschikbare budget uitgevoerd.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 5 Categorisering hoofdfietsstructuur

afbeelding binnen de regeling

Toelichting uitwerking beleidskader in categorisering hoofdfietsstructuur

De afgebeelde hoofdfietsstructuur is het resultaat van het functioneel indelen van de gemeentelijke fietsstructuur aan de hand van het beleidskader voor de categorisering van de hoofdfietsstructuur.

Onderstaand is voor de verbindingen die onderdeel zijn van de hoofdfietsstructuur een toelichting gegeven op de keuze voor de categorisering.

Provinciale en (boven)regionale fietsverbindingen

  • Bovenregionale fietsverbindingen

    • Gieten – Emmen

    • Emmen - Musselkanaal – Stadskanaal

    • Stadskanaal – Westerbork/Rolde

  • Regionale fietsverbindingen

    • Borger – Buinen – Buinerveen – Nieuw-Buinen – Stadskanaal

    • Borger – Rolde – Assen

    • Borger – Westerbork

    • Borger – Odoorn – Klijndijk – Emmen

    • Emmen – Valthe – Valthermond - Musselkanaal

Gemeentelijke fietsverbindingen

  • Primair fietsnetwerk

    • Fietsverbindingen langs provinciale wegen

      • N374 (Westerbork – Borger – Stadkanaal, op delen waar fietspad of parallelstructuur aanwezig is)

      • N389 (Drentse Mondenweg)

      • N857 (Borger – Rolde)

    • Gemeentelijke fietsverbindingen tussen gemeentelijke hoofdkernen en naburige hoofdkernen

      • Exloo – Odoorn

      • Exloo – Borger

      • Exloo – 2e Exloërmond

      • Borger – Nieuw-Buinen

      • Valthermond – Odoorn

      • Exloo – Emmen

      • Odoorn – Emmen

      • Schoonoord – Emmen

      • Schoonoord – Borger

      • 2e Exloërmond – Musselkanaal

Bijlage 6 Essentiële herkenbaarheidskenmerken hoofdfietsstructuur

Fietsvoorzieningen primair fietsnetwerk naast en op de rijbaan

Voor het primaire fietsnetwerk geldt dat de keuze voor het realiseren van aparte fietsvoorzieningen afhankelijk is van de wegcategorie van het auto- en vrachtverkeer en de ligging binnen of buiten de bebouwde kom.

In onderstaand overzicht zijn de essentiële inrichtingskenmerken voor de verschillende type fietsvoorzieningen weergegeven. Voor de fietsvoorzieningen binnen de bebouwde kom geldt dat in principe geen fietsvoorzieningen noodzakelijk zijn. Vanuit veiligheid kunnen fietsvoorzieningen wel worden overwogen. De voorzieningen in onderstaande tabel zijn hiervoor toepasbaar.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Voor de vrijliggende fietsvoorzieningen geldt dat parallelwegen langs de hoofdrijbaan voor gemotoriseerd verkeer gelden als een vrijliggende fietsvoorziening. Fietsverkeer wordt hier gemengd met het overige (langzame) verkeer afgewikkeld, mits dit geen knelpunten met de verkeersveiligheid oplevert.

Fietsvoorzieningen secundair fietsnetwerk naast en op de rijbaan

Voor het secundaire fietsnetwerk geldt dat het treffen van fietsvoorzieningen in principe niet noodzakelijk is. Naar aanleiding van knelpunten met de verkeersveiligheid kan het realiseren aparte fietsvoorzieningen wel worden overwogen. Indien aparte fietsvoorzieningen worden gerealiseerd, dan gelden hiervoor dezelfde inrichtingskenmerken als de fietsvoorzieningen langs het primaire fietsnetwerk.

Bijlage 7 Meerjarenuitvoeringsprogramma GVVP Borger-Odoorn

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling