Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 29 november 2022, nr UTSP-814175531-34, tot vaststelling van de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht (Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht)

Geldend van 01-01-2023 t/m 03-02-2023

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 29 november 2022, nr UTSP-814175531-34, tot vaststelling van de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht (Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht)

Gedeputeerde Staten van Utrecht;

Gelet op artikel 1.4, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022;

Overwegende dat:

  • het van belang is om de Uitvoeringsverordening subsidie Agenda Vitaal Platteland te actualiseren voor de subsidieperiode vanaf 2023;

  • gezien de aard van de wijzigingen, mede met het oog op de leesbaarheid, de voorkeur wordt gegeven aan de vaststelling van een nieuwe subsidieregeling onder intrekking van de huidige uitvoeringsverordening;

  • daarmee een goede basis wordt gecreëerd voor voortzetting van de uitvoering binnen Agenda Vitaal Platteland, en als vertrekpunt voor ontwikkelingen in de toekomst;

  • de programmabegroting de beleidsgrondslag voor deze subsidieregeling is.

Besluiten de volgende subsidieregeling vast te stellen:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022;

  • b.

    Agroforestry, ook wel boslandbouw: een vorm van landbouw waarbij meerjarige houtige gewassen (bomen en struiken) bewust geïntegreerd worden met de teelt van gewassen of dierlijke productiesystemen, vanwege de (beoogde) voordelen die ontstaan door de ecologische en economische interacties;

  • c.

    AVP: Agenda Vitaal Platteland;

  • d.

    Basisvoorzieningen: voorzieningen in het sociaal domein waarvan via het democratisch besluitvormingsproces is vastgesteld, dat zij voor een ieder die daaraan behoefte heeft, beschikbaar en in redelijkheid bereikbaar moeten zijn. Voorbeelden hiervan zijn dorpshuizen, multifunctionele centra, bibliotheken en sportvoorzieningen voor specifieke doelgroepen, woon-zorgconcepten, elektronische dienstverlening;

  • e.

    Bedrijfsverplaatsing: verplaatsing van een bedrijf waarbij de bedrijfsactiviteiten op de oorspronkelijke locatie worden beëindigd en elders worden voortgezet;

  • f.

    Collectief voor agrarisch natuurbeheer: een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid bestaande uit landbouwers en andere grondgebruikers van landbouwgrond, die beschikt over een certificaat collectief agrarisch natuurbeheer, overeenkomstig de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht 2016;

  • g.

    De-minimisverordening: de regulier de-minimisverordening (Verordening (EU) nr. 1407/2013, PbEU 2013 L352) of de de-minimisverordening voor de landbouwsector (Verordening (EU) nr. 1408/2013, PbEU L 352/9), die regelen dat als overheidssteun binnen de voorgeschreven periode onder een bepaald plafond blijft, de markt daardoor niet ongunstig wordt beïnvloed en daardoor geen sprake is van staatssteun;

  • h.

    Gebruiksgerechtigde: pachter van landbouwgrond op basis van een reguliere pachtovereenkomst of een erfpachter van landbouwgrond op basis van een overeenkomst van erfpacht, waarvan de resterende looptijd tenminste 10 jaar bedraagt;

  • i.

    Grote ondernemingen: ondernemingen die niet vallen onder kleine- en middelgrote ondernemingen. Kleine ondernemingen zijn volgens Europees recht ondernemingen waar minder dan 50 personen werken en de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal de 10 miljoen euro niet overschrijdt. Middelgrote ondernemingen zijn volgens Europees recht zelfstandige ondernemingen waar minder dan 250 personen werken en de jaaromzet de € 50 miljoen en/of het jaarlijkse balanstotaal de € 43 miljoen niet overschrijdt. Een onderneming is zelfstandig als deze niet voor 25% of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen is van één onderneming of van verscheidene verbonden van ondernemingen of via natuurlijke personen afzonderlijk of in een groep. Ook dezelfde bestuurders, familierelaties en contractuele verplichtingen kunnen ervoor zorgen dat een onderneming niet als zelfstandig wordt gezien;

  • j.

    Kleine kern: een woonkern met een inwonertal tot maximaal 8.000 inwoners conform de actuele gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS);

  • k.

    Landbouwbedrijf: een eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat die voor de primaire landbouwproductie worden gebruikt;

  • l.

    Natuurbeheerplan: het vigerende plan als bedoeld in artikel 1.3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht 2016;

  • m.

    Niet-productieve investeringen: in navolging van artikel 2 van Verordening EU 702/2014 wordt onder niet-productieve investeringen verstaan ‘investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het bedrijf';

  • n.

    NNN: Natuurnetwerk Nederland. Gebieden die in het provinciale Natuurbeheerplan zijn aangeduid als ‘Nog te ontwikkelen natuur’, kaart 1 van het provinciale Natuurbeheerplan, niet zijnde groene contour;

  • o.

    Omgevingsverordening: de vigerende omgevingsverordening van de provincie Utrecht.

Artikel 1.2 Subsidiabele kosten

Onverminderd het bepaalde in artikel 4.8 van de Asv, de Beleidsregel subsidiabele kosten projectsubsidies alsmede de bijzondere bepalingen in de hoofdstukken 2 tot en met 4 van deze Subsidieregeling behoren tot de subsidiabele kosten in ieder geval niet:

  • a.

    kosten die uit anderen hoofde zijn of worden gesubsidieerd;

  • b.

    verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;

  • c.

    kosten van bodemsanering voor zover verhaal op de vervuiler of een beroep op fondsen mogelijk is;

  • d.

    kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen;

  • e.

    kosten voor reguliere activiteiten, structurele ondersteuning of het afdekken van exploitatietekorten van activiteiten en organisaties.

Artikel 1.3 Gegevens aanvraag

Indien gebruik wordt gemaakt van een de-minimisregeling, moet een de-minimisverklaring bij de subsidieaanvraag worden gevoegd.

Artikel 1.4 Termijn aanvraag

De subsidieaanvraag kan gedurende het gehele jaar 2023 worden ingediend, met uitzondering van de subsidies die worden aangevraagd op basis van de artikelen 3.1 en 3.2, die door middel van aparte openstellingsbesluiten worden opengesteld voor bepaalde perioden.

Artikel 1.5 Subsidieplafond

De subsidieplafonds voor het tijdvak van 1 januari 2023 t/m 31 december 2023 per thema zijn:

Thema

Opgave

Bedragen

Artikel

Natuur

Beleefbare natuur

€ 70.000

2.1

Natuur

Bedrijfsverplaatsing in het kader van het NNN

€ 2.500.000

2.2

Landschap en Cultuurhistorie

Reservering: Stimulering aanleg en herstel van kleine landschapselementen

n.v.t., aparte openstellings-besluiten

3.1

Landschap en Cultuurhistorie

Niet-productieve investeringen agrarisch natuurbeheer

n.v.t., aparte openstellings-besluiten

3.2

Landschap en Cultuurhistorie

Stimulering aanleg Agroforestry

€ 165.000

3.3

Sociaaleconomische Vitaliteit en Recreatie

Leefbaarheid en Kleine kernen

€ 300.000

4.1

Sociaaleconomische Vitaliteit en Recreatie

Recreatiebanken

€ 58.000

4.2

Totaal

N.v.t

€ 3.093.000

N.v.t

Hoofdstuk 2 Thema Natuur

Artikel 2.1 Beleefbare natuur

  • 1. Subsidiabele activiteiten

    In het kader van het meerjarendoel 2.3.1 (de betrokkenheid van inwoners bij natuur is groter en de samenwerking tussen bij natuur betrokken partijen is beter) uit de Programmabegroting kan subsidie worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      het ontwikkelen en aanbieden van communicatie uitingen;

    • b.

      het ontwikkelen en uitvoeren van educatieve projecten;

    • c.

      het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten die bijdragen aan de versterking van draagvlak voor natuurbeleid;

    • d.

      het uitvoeren van natuur- en landschapsgericht onderzoek;

    • e.

      het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten die bijdragen aan de beleving van natuur.

  • 2. Nadere criteria

    De activiteiten, genoemd in het eerste lid, komen uitsluitend in aanmerking voor subsidie indien aan de volgende criteria is voldaan:

    • a.

      de activiteiten hebben een bovenlokaal niveau door zich te richten op ten minste drie kernen; en

    • b.

      de activiteiten leveren een bijdrage aan versterking van het draagvlak voor het natuur- en landschapsbeleid van de provincie Utrecht.

  • 3. Hoogte van de subsidie

    • a.

      De subsidie bedraagt maximaal 90% van de subsidiabele kosten;

    • b.

      Tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval:

      • i.

        loonkosten eigen personeel of aan derden betaalde kosten voor voorbereiding tot maximaal 1 jaar voor het indienen van de aanvraag (bijvoorbeeld voor opstellen projectplan, advies, vergunningen, bestek) tot een maximum van 15% van de projectkosten;

      • ii.

        loonkosten eigen personeel of aan derden betaalde kosten voor directievoering, advies, en begeleiding ten behoeve van de gesubsidieerde activiteiten;

      • iii.

        kosten voor koop of huurkoop van installaties, machines en materieel;

      • iv.

        loonkosten eigen personeel of aan derden betaalde kosten voor publicaties, websites en andere vormen van communicatie;

      • v.

        kosten voor de inzet van vrijwilligers;

      • vi.

        kosten voor de catering en zaalhuur in verband met de organisatie van bijeenkomsten;

      • vii.

        reiskosten;

      • viii.

        accountantskosten ten behoeve van de rekening en verantwoording van de subsidie;

      • ix.

        kosten onvoorzien tot een maximum van 7% van de projectsom.

  • 4. Subsidieontvangers

    Subsidie kan worden verstrekt aan alle in de Asv toegestane aanvragers: natuurlijke persoon, rechtspersoon of samenwerkende (rechts)personen.

  • 5. Europese regelgeving

    Als sprake is van staatssteun, wordt subsidie slechts verstrekt met inachtneming van:

    • a.

      Verordening betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU op de de-minimissteun (Verordening (EU) Nr. 1407/2013, PbEU 2013, L352); of

    • b.

      Verordening betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU op de de-minimissteun in de landbouwsector (Verordening (EU) Nr. 1408/2013, PbEU L352/9) bij subsidie aan een onderneming actief in de primaire productie, verwerking of afzet van landbouwproducten.

Artikel 2.2 Verplaatsing grondgebonden agrarische bedrijven in het kader van het NNN

  • 1. Subsidiabele activiteiten

    In het kader van het meerjarendoel 2.1.1 uit de Programmabegroting (het Natuurnetwerk Nederland is verder gerealiseerd (groter van oppervlakte) en de bepalingen in hoofdstuk 6 en 8 (Landbouw en Natuur) van de Omgevingsverordening kan subsidie worden verstrekt voor verplaatsing van een volwaardig landbouwbedrijf ten behoeve van de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

  • 2. Nadere criteria

    De activiteiten, genoemd in het eerste lid, komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

    • a.
      • i.

        Indien de subsidieaanvraag afkomstig is van de eigenaar van het te verplaatsen bedrijf, wordt de daarbij behorende grond in eigendom:

        • (i).

          vrij van enig gebruiksrecht aan de provincie verkocht;

        • (ii).

          ingebracht bij de toedeling van gronden vooruitlopend op het plan van toedeling als bedoeld in artikel 51 van de Wet inrichting landelijk gebied; of

        • (iii).

          met instemming van de provincie Utrecht aangewend voor te realiseren provinciale doelen in het landelijk gebied voor natuur, te weten de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland binnen de provincie Utrecht conform het gestelde in artikel 6.2 lid 1 van de Omgevingsverordening.

      • ii.

        Indien een subsidieaanvraag niet afkomstig is van de eigenaar van het te verplaatsen bedrijf, gaat de aanvraag, naast de gegevens die op grond van de Asv, moeten worden verstrekt, vergezeld van een ondertekende en gedagtekende verklaring van de eigendomsoverdracht, het vestigen van een kwalitatieve verplichting als bedoeld in lid 6 onder b iii en iv, of dat de grond vrij van enig gebruiksrecht kan worden ingezet voor realisatie van NNN.

    • b.

      In aanvulling op onderdeel a van dit artikellid vindt subsidieverstrekking ten behoeve van de realisatie van het NNN slechts plaats, als de agrarische bestemming geheel vervalt, ook op de bedrijfskavel indien deze niet wordt verkocht.

  • 3. Weigeringsgrond

    Onverminderd artikel 4.6 van de Asv wordt subsidie geweigerd indien:

    • a.

      op de bedrijfskavel of daarbij behorende grond woningbouw is toegestaan, volgens een geldend bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, of volgens een geldend inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 van deze wet. Uitzondering hierop is de ruimte-voor-ruimte regeling als bedoeld in artikel 9.11 van de Omgevingsverordening;

    • b.

      aan de aanvrager voor de betreffende bedrijfsgebouwen en gronden een schadeloosstelling is betaald op grond van de Onteigeningswet;

    • c.

      aan de aanvrager voor de betreffende bedrijfsgebouwen en gronden een schadeloosstelling op basis van een contractuele overeenkomst is betaald zonder wettelijke verplichting;

    • d.

      ten tijde van de indiening van de aanvraag de voorlopige koopovereenkomst al is gesloten of de kwalitatieve verplichting al is gevestigd zonder ontbindende of opschortende voorwaarde gerelateerd aan de subsidieverlening op grond van dit artikel.

  • 4. Hoogte van de subsidie

    • a.

      De volgende bedrijfsmatige kosten zijn subsidiabel:

      • i.

        de volgende kosten voor voorbereiding: notariskosten, kadastrale kosten, makelaarskosten en kosten voor het opstellen van het financieel plan met een begroting inclusief accountantsverklaringen;

      • ii.

        kosten van het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande installaties en faciliteiten;

      • iii.

        kosten voor investeringen. Kosten voor investeringen worden berekend als: het verschil tussen de kosten van de koopsom en eventueel (aanvullende) investeringskosten van bedrijfsgebouwen en installaties op de hervestigingslocatie minus de getaxeerde waarde van gebouwen en installaties op de te verlaten locatie. Uitgangspunt hierbij is een gelijke bedrijfsomvang, uitgedrukt in aantal stuks productief vee of bij akkerbouwbedrijven in inhoud opstallen exclusief bedrijfswoning. Wanneer er sprake is van bedrijfsuitbreiding, worden de kosten verbonden aan de uitbreiding buiten de subsidie gehouden. Investeringskosten dienen te worden onderbouwd met offertes.

    • b.

      Het subsidiepercentage bedraagt:

      • i.

        maximaal 100% van de subsidiabele kosten, genoemd onder onderdeel a, sub i. De kosten moeten redelijk zijn.

      • ii.

        maximaal 100% van de subsidiabele kosten genoemd onder onderdeel a sub ii, waarbij een maximum geldt van € 10.000,-. De kosten moeten redelijk zijn.

      • iii.

        40% van de subsidiabele kosten, genoemd onder a, sub iii.

    • c.

      De totale vergoeding van de subsidiabele kosten mag niet meer bedragen dan:

      • i.

        € 100.000,- bij het vrijkomen van 1 tot 5 hectares agrarische gebruikte grond binnen het NNN;

      • ii.

        € 250.000,- bij het vrijkomen van 5 tot 10 hectares agrarische gebruikte grond binnen het NNN;

      • iii.

        € 350.000,- bij het vrijkomen van 10 tot 15 hectares agrarische gebruikte grond binnen het NNN;

      • iv.

        € 400.000,- bij het vrijkomen van 15 tot 20 hectares agrarische gebruikte grond binnen het NNN;

      • v.

        € 450.000,- bij het vrijkomen van 20 tot 25 hectares agrarische gebruikte grond binnen het NNN;

      • vi.

        € 500.000,- bij het vrijkomen van 25 hectares of meer agrarische gebruikte grond binnen het NNN.

    • d.

      In geval de te verlaten bedrijfskavel in (erf)pacht is, wordt, in afwijking van het gestelde onder a, sub iii, voor het berekenen van de kosten voor investeringen, niet de koopsom gehanteerd maar de door een beëdigd taxateur bepaalde agrarische gebruikswaarde in het economisch verkeer.

    • e.

      Er wordt minder subsidie verstrekt naar de mate dat andere overheden een vergoeding verstrekken bij de verplaatsing van het grondgebonden agrarisch bedrijf of de sloop van de zich op de bedrijfskavel bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen of installaties. De totale steun bedraagt niet meer dan het bedrag dat voortvloeit uit het gestelde in onderdeel c van dit artikellid.

  • 5. Subsidieontvangers

    Subsidie kan worden verstrekt aan de eigenaar van een landbouwbedrijf en de gebruiksgerechtigde.

  • 6. Verplichtingen subsidieontvanger

    • a.

      De subsidieontvanger realiseert de hervestiging van een volwaardig landbouwbedrijf op een andere plaats binnen 24 maanden na de datum van het besluit tot subsidieverlening. De aanvraag tot subsidievaststelling dient uiterlijk 6 maanden na realisatie bij de provincie Utrecht te worden ingediend inclusief benodigde bijlagen.

    • b.

      In aanvulling op het gestelde in het tweede lid, onderdeel a, sub i (iii) sluit een subsidieontvanger die zelf de voormalige bedrijfskavel om wil vormen naar natuur binnen twee weken na verlening van de subsidie een overeenkomst met de provincie Utrecht als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin wordt opgenomen:

      • i.

        de verplichting tot uitwerking van het definitief inrichtingsplan en de termijn waarbinnen deze uitwerking gereed dient te zijn en de goedkeuring door Gedeputeerde Staten dient te zijn verkregen;

      • ii.

        de verplichting tot inrichting van het verworven dan wel pachtvrij gemaakte terrein en de termijn waarbinnen deze inrichting dient plaats te vinden;

      • iii.

        de verplichting van de eigenaar van de grond om de betreffende grond niet te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond en overigens datgene na te laten wat de ontwikkeling en de daaropvolgende instandhouding van het te realiseren natuurbeheertype dan wel landschapsbeheertype in gevaar brengt of verstoort;

      • iv.

        dat de verplichtingen, bedoeld onder iii zullen overgaan op degene die het verworven dan wel pachtvrij gemaakte terrein onder algemene of bijzondere titel zullen verkrijgen en eveneens gelden voor degene die van de rechthebbende een recht op het gebruik van de grond verkrijgen;

      • v.

        dat de verplichtingen, bedoeld onder iii en iv, als kwalitatieve verplichting zullen worden ingeschreven in de notariële registers en de termijn waarbinnen deze inschrijving dient plaats te vinden.

    • c.

      Het definitieve inrichtingsplan als bedoeld in onderdeel b van dit artikellid dient te zijn goedgekeurd door Gedeputeerde Staten en omvat:

      • i.

        een beschrijving van de uitgangssituatie;

      • ii.

        een omschrijving van de te treffen inrichtingsmaatregelen;

      • iii.

        de oppervlakte waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd;

      • iv.

        de motivering voor het treffen van de betreffende maatregelen;

      • v.

        de met de maatregelen beoogde eindsituatie van het terrein, waarbij minimaal het beoogde beheertype en de oppervlakte daarvan wordt aangegeven;

      • vi.

        een beschrijving van de in stand te houden, te verbeteren, aan te leggen of te verwijderen wegen en paden;

      • vii.

        een tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen worden gerealiseerd;

      • viii.

        een gespecificeerde begroting;

      • ix.

        één of meerdere topografische of digitale kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000, waarop de grenzen van het terrein zijn aangegeven. Digitale gegevens dienen te worden aangeleverd als GIS-bestand in de vorm van een shapefile. Gedeputeerde Staten kunnen nadere technische specificaties vaststellen waaraan deze bestanden moeten voldoen;

      • x.

        een beschrijving van de wijze waarop de aanvrager voornemens is na het treffen van de inrichtingsmaatregelen de (beoogde) beheertypen en habitattypen verder te ontwikkelen en te beheren.

  • 7. Europese regelgeving

    Als sprake is van staatssteun, wordt subsidie voor agrarische bedrijfsverplaatsingen en investeringen in bedrijfsgebouwen slechts verstrekt met toepassing van Verordening (EU) Nr. 702/2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L193/1) met dien verstande dat:

    • a.

      subsidie voor investeringskosten slechts wordt verstrekt met inachtneming van met hoofdstuk I en artikel 14 van Verordening (EU) 702/2014.

    • b.

      subsidie voor verplaatsingskosten slechts wordt verstrekt met inachtneming van hoofdstuk I en artikel 16 van Verordening (EU) 702/2014.

Hoofdstuk 3 Landschap en Cultuurhistorie

Artikel 3.1 Gereserveerd

Artikel 3.2 Niet-productieve investeringen agrarisch natuurbeheer

  • 1. Subsidiabele activiteiten

    In het kader van het meerjarendoel 2.2.1 (door effectief en efficiënt beheer van bestaande bos-, natuur- en agrarische gebieden worden de kwaliteiten beter vastgehouden en ontwikkeld) uit de Programmabegroting kan subsidie worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

    herstel-, inrichtings- of innovatieve beheermaatregelen voor natuur, landschap en biodiversiteit ten behoeve van de uitvoering van een afgegeven of nog af te geven subsidiebeschikking agrarisch natuurbeheer op basis van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht 2016.

  • 2. Hoogte subsidie

    • a.

      De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

    • b.

      Tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval:

      • i.

        de kosten van koop, huurkoop, verbetering, bouw en plaatsing van onroerende en roerende zaken;

      • ii.

        loonkosten eigen personeel of aan derden betaalde kosten voor bouw en plaatsing van de roerende en onroerende zaken;

      • iii.

        loonkosten eigen personeel of aan derden betaalde kosten voor voorbereiding (voorbereidingskosten) tot een maximum van 15% van de projectkosten;

      • iv.

        loonkosten eigen personeel of aan derden betaalde kosten voor directievoering, advies en begeleiding ten behoeve van de gesubsidieerde activiteit;

      • v.

        de kosten van overige activiteiten voor zover noodzakelijk in verband met de desbetreffende activiteit.

  • 3. Weigeringsgrond

    Er wordt geen subsidie verstrekt indien reeds voor dezelfde activiteiten subsidie is verleend op basis van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht 2016.

  • 4. Subsidieontvangers

    Subsidie kan worden verstrekt aan een Collectief voor agrarisch natuurbeheer werkzaam in de provincie Utrecht.

  • 5. Verplichtingen subsidieontvanger

    • a.

      De gesubsidieerde activiteiten worden ingezet ten behoeve van de uitvoering van een afgegeven of nog af te geven subsidiebeschikking agrarisch natuurbeheer op basis van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht 2016 of een opvolger van deze verordening.

    • b.

      De gesubsidieerde activiteiten worden tenminste zes jaar in stand gehouden.

  • 6. Openstelling

    • a.

      GS kunnen een of meerdere keer per jaar een openstellingsbesluit vaststellen voor het verstrekken van subsidies op grond van dit artikel.

    • b.

      In het openstellingsbesluit kan een nadere omschrijving worden gegeven van de doelgroep en de activiteiten waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, het subsidieplafond en de periode van openstelling.

    • c.

      Tenzij in het openstellingsbesluit anders is bepaald, wordt de subsidie verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 7. Europese regelgeving

    Als sprake is van staatssteun, wordt subsidie slechts verstrekt met inachtneming van:

    • a.

      Verordening betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU op de de-minimissteun (Verordening (EU) Nr. 1407/2013, PbEU 2013, L352); of

    • b.

      Verordening betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU op de de-minimissteun in de landbouwsector (Verordening (EU) Nr. 1408/2013, PbEU L352/9) bij subsidie aan een onderneming actief in de primaire productie, verwerking of afzet van landbouwproducten.

Artikel 3.3 Agroforestry

  • 1. Subsidiabele activiteiten

    In het kader van het meerjarendoel 2.1.4 (het areaal bos buiten het NNN en de Groene Contour is vergroot) uit de Programmabegroting kan subsidie worden verstrekt voor de aanplant van bomen en meerjarige houtige gewassen ten behoeve van de realisatie van agroforestry op gronden met een agrarische bestemming.

  • 2. Nadere criteria

    De activiteiten, genoemd in het eerste lid, komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

    • a.

      het perceel waarop de bomen en meerjarige houtige gewassen verspreid worden aangeplant een minimale oppervlakte heeft van één hectare en een minimum van 30 bomen of meerjarige houtige gewassen per hectare wordt aangeplant, of

    • b.

      De bomen of meerjarige houtige gewassen worden geplaatst aan randen van percelen, watergangen of perceelscheidingen in één of meer rijen van ieder minimaal 20 meter op een perceeloppervlakte van minimaal 1 hectare.

  • 3. Hoogte subsidie

    • a.

      De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten, inclusief BTW voor zover verrekening niet mogelijk is, tot een maximum van €20.000,-.

    • b.

      De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidie:

      • i.

        de kosten van de aankoop bomen en meerjarige houtige gewassen ten behoeve van agroforestry;

      • ii.

        de kosten voor de aankoop van toebehoren voor de aanleg en instandhouding van de bomen en meerjarige houtige gewassen;

      • iii.

        de kosten van huur van machines in verband met de aanplant;

      • iv.

        de kosten voor de inhuur van personeel in verband met de aanplant;

      • v.

        directe loonkosten in verband met de aanplant.

  • 4. Weigeringsgrond

    Onverminderd artikel 4.6 van de Asv wordt subsidie geweigerd voor het planten van invasieve soorten zoals opgenomen in Unielijst bij Verordening (EU) Nr. 1143/2014 van het Europees parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten en voor het planten van soorten genoemd in het Uitvoeringsprogramma Invasieve Exoten 2022 - 2026 van de provincie Utrecht.

  • 5. Subsidieontvangers

    Subsidie kan worden verstrekt aan de eigenaar van een actief landbouwbedrijf met de sbi-codes beginnend met 011, 012, 013, 014 of 015.

  • 6. Verplichtingen subsidieontvanger

    • a.

      Bij de aanvraag worden de volgende gegevens verstrekt:

      • i.

        een offerte voor de aankoop van de bomen en meerjarige houtige gewassen;

      • ii.

        een GIS-kaart waarop de ligging van het perceel is aangegeven.

    • b.

      de subsidieontvanger realiseert de aanplant ten behoeve van agroforestry binnen 24 maanden na de datum van het besluit tot subsidieverlening.

    • c.

      de subsidieontvanger realiseert de aanplant ten behoeve van agroforestry passend binnen het geldende bestemmingsplan en, indien van toepassing, met goedkeuring van de verpachter van de grond

    • d.

      de gesubsidieerde activiteiten worden gedurende tenminste 12 jaren in stand gehouden en beheerd.

  • 7. Europese regelgeving

    Als sprake is van staatssteun, wordt subsidie slechts verstrekt met inachtneming van de Verordening betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU op de-minimissteun in de landbouwsector (Verordening (EU) Nr. 1408/2013, PbEU L 352/9).

Hoofdstuk 4 Sociaal Economische Vitaliteit en Recreatie

Artikel 4.1 Leefbaarheid en kleine kernen

  • 1. Subsidiabele activiteiten

    In het kader van het meerjarendoel 2.5.1 (de leefbaarheid van het landelijk gebied en de kleine kernen is beter) uit de Programmabegroting kan subsidie worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      het in stand houden van basisvoorzieningen in geval van marktfalen;

    • b.

      het uitvoeren van activiteiten ter bevordering van de sociale cohesie in de kleine kernen;

    • c.

      het versterken van de organisatie van culturele en/of gemeenschappelijke activiteiten.

  • 2. Nadere criteria

    De activiteiten, genoemd in het eerste lid, komen uitsluitend in aanmerking voor subsidie indien er sprake is van een breed draagvlak bij de inwoners van het dorp of de regio, welke blijkt uit bijvoorbeeld actieve betrokkenheid van inwoners bij de realisatie en inzet van eigen uren.

  • 3. Hoogte van de subsidie

    • a.

      De subsidie bedraagt maximaal 25% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000;

    • b.

      In afwijking van het gestelde onder a bedraagt de subsidie maximaal 50% van de subsidiabele kosten indien de totale projectkosten maximaal € 50.000 bedragen;

    • c.

      Tot de subsidiabele kosten behoren:

      • i.

        loonkosten eigen personeel of aan derden betaalde kosten voor voorbereiding (bijvoorbeeld voor opstellen projectplan, advies, vergunningen, bestek en ondernemersplan) tot een maximum van 15% van de projectkosten;

      • ii.

        loonkosten eigen personeel of aan derden betaalde kosten voor directievoering, advies, en begeleiding ten behoeve van de gesubsidieerde activiteiten;

      • iii.

        loonkosten eigen personeel of aan derden betaalde kosten voor publicaties, websites en andere vormen van communicatie;

      • iv.

        kosten voor aanpassing van reeds in gebruik zijnde onroerende zaken;

  • 4. Subsidieontvangers

    Subsidie kan worden verstrekt aan natuurlijke personen en aan publieke- en private rechtspersonen met uitzondering van grote ondernemingen.

  • 5. Aanvraag

    Bij investeringen in basisvoorzieningen moet sprake zijn van een exploitatieplan en een onderhoudsplan.

  • 6. Verplichtingen subsidieontvanger

    Gedurende de uitvoering van het project gelden de volgende verplichtingen ten aanzien van de rapportage over de voortgang van het project:

    • a.

      de monitoring wordt op een inzichtelijke manier gerapporteerd waaruit blijkt hoeveel personen of groepen zijn bereikt, welke activiteiten zijn uitgevoerd, en wat het gemeten of berekende effecten zijn van deze activiteiten in brede zin (te denken valt aan deelnamecijfers, de feitelijke toepassing en de sociaaleconomische aspecten en gevolgen);

    • b.

      de rapportage bevat ook een advies voor de verdere implementatie of voortzetten van de activiteiten.

  • 7. Europese regelgeving

    Als sprake is van staatssteun, wordt subsidie slechts verstrekt met inachtneming van:

    • a.

      Verordening betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU op de de-minimissteun (Verordening (EU) Nr. 1407/2013, PbEU 2013, L352); of

    • b.

      Verordening betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU op de de-minimissteun in de landbouwsector (Verordening (EU) Nr. 1408/2013, PbEU L352/9) bij subsidie aan een onderneming actief in de primaire productie, verwerking of afzet van landbouwproducten.

Artikel 4.2 Recreatiebanken

  • 1. Subsidiabele activiteiten

    In het kader van het meerjarendoel 8.5.1 (recreatief groen is beter toegankelijk en bereikbaar) uit de Programmabegroting kan subsidie worden verstrekt voor het maken en plaatsen van recreatiebanken met een daarop te bevestigen plaatje met logo van de provincie Utrecht en GPS-coördinaten.

  • 2. Nadere criteria

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking als de recreatiebank voldoet aan de volgende criteria. De recreatiebank:

    • a.

      is robuust, onderhoudsarm en duurzaam in kwaliteit en materialen;

    • b.

      is FSC gecertificeerd bij eventuele houten onderdelen;

    • c.

      heeft een minimale lengte van 1.80 meter met rugleuning;

    • d.

      heeft een minimale levensduur van 10 jaar;

    • e.

      wordt en blijft voorzien van een goed zichtbaar plaatje met de GPS-coördinaten en het logo van de provincie Utrecht. Dit plaatje wordt door de Provincie Utrecht verstrekt bij toekenning subsidie;

    • f.

      wordt geplaatst op een mooie en veilige plek in een natuurlijke omgeving aan een openbaar toegankelijk wandelpad in het landelijk gebied Het wandelpad mag tijdelijk beperkt toegankelijk zijn in het kader van natuurbeheer, bijvoorbeeld in het broedseizoen;

    • g.

      wordt geplaatst op minimaal 100 meter wandelafstand van horeca of een parkeerplaats en op minimaal 500 meter wandelafstand van een andere recreatiebank;

    • h.

      mag desgewenst worden voorzien van een tweede plaatje met een tekst of afbeelding met een meer persoonlijk karakter, voor zover de Provincie daar toestemming voor heeft gegeven. De toestemming wordt niet gegeven indien sprake is van een niet passende- of aanstootgevende inhoud.

  • 3. Weigeringsgrond

    • a.

      Er wordt geen subsidie verstrekt voor de vervanging van een bestaande recreatiebank als deze nog deugdelijk kan worden gebruikt;

    • b.

      Er wordt geen subsidie verleend als geen toestemming is gegeven voor het bevestigen van een tweede plaatje wegens de niet passende of aanstootgevende inhoud daarvan.

  • 4. Hoogte van de subsidie

    • a.

      Per recreatiebank inclusief daarop te bevestigen plaatje zoals bedoeld in de activiteit in lid 1, wordt een vast bedrag van € 700 verstrekt;

    • b.

      Een subsidieaanvraag betreft minimaal 2 en maximaal 10 recreatiebanken en bedraagt daarmee minimaal € 1.400 en maximaal € 7.000.

  • 5. Subsidieontvangers

    Subsidie kan worden verstrekt aan alle in de Asv toegestane aanvragers: natuurlijke persoon, rechtspersoon of samenwerkende (rechts)personen.

  • 6. Aanvraag

    • a.

      Een subsidieaanvrager/organisatie kan voor maximaal 10 recreatiebanken subsidie ontvangen;

    • b.

      In aanvulling op artikel 4.4 van de Asv is de subsidieaanvraag voorzien van:

      • i.

        de offerte voor de aangevraagde recreatiebanken met specificatie en ontwerp;

      • ii.

        een beheer- en onderhoudsplan van de recreatiebanken, waaruit blijkt dat het beheer en onderhoud voor minimaal 10 jaar is gewaarborgd;

      • iii.

        een topografische kaart met afstandsaanduiding waarop exact staat aangegeven waar de recreatiebanken worden geplaatst met vermelding van de juiste GPS-coördinaten;

      • iv.

        een ondertekende toestemmingsverklaring van de terreineigenaar voor het plaatsen van de recreatiebank(en) voor zover de subsidieaanvrager niet tevens de eigenaar is van het terrein waar de recreatiebank(en) wordt (worden) geplaatst;

      • v.

        een aanduiding van de afmetingen en de tekst of afbeelding van een eventueel gewenst tweede plaatje zoals beschreven in artikel 2h.

  • 7. Verplichtingen subsidieontvanger

    De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      De recreatiebanken binnen 6 maanden na de ontvangst van de subsidiebeschikking te plaatsen;

    • b.

      De recreatiebanken en het GPS + logo plaatje gedurende minimaal 10 jaar te onderhouden en te beheren.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Intrekking en overgangsrecht

  • 1. De Uitvoeringsverordening subsidie Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht 2022 wordt ingetrokken.

  • 2. Subsidies die zijn aangevraagd of verstrekt vóór de datum van inwerkingtreding van deze subsidieregeling, of een wijziging hiervan, worden behandeld overeenkomstig de op dat moment geldende regelgeving.

Artikel 5.2 Inwerkingtreding

Deze subsidieregeling treedt in werking op 1 januari 2023.

Artikel 5.3 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 29 november 2022.

Voorzitter,

mr. J.H. Oosters

Secretaris,

mr. drs. A.G. Knol-van Leeuwen

Algemene toelichting

Aanleiding

Het Utrechts landelijk gebied levert een belangrijke bijdrage aan de aantrekkelijkheid van de provincie Utrecht. Aantrekkelijk voor mensen om er te wonen en te verblijven en aantrekkelijk voor bedrijven om zich er te vestigen. De provincie Utrecht heeft de ambitie haar landelijk gebied vitaal en toekomstgericht te houden. Centraal in die ambitie staat de Agenda Vitaal platteland (AVP): een breed en integraal programma met opgaven op het gebied van natuur, water, bodem en milieu, landschap, cultuurhistorie, landbouw, recreatie en leefbaarheid.

Uitvoering van dit programma doet de provincie Utrecht in nauwe samenwerking met de gebiedspartners. De provincie Utrecht hecht veel waarde aan deze samenwerking omdat hierdoor synergievoordelen worden behaald door bundeling van budgetten en kennis en het creëren van draagvlak. Dit heeft efficiencyvoordelen met als resultaat een versnelling van de uitvoering.

Subsidieregeling AVP

Voor de uitvoering van het AVP-programma maakt de provincie Utrecht onder andere gebruik van het subsidie instrument. Hiervoor is de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland opgesteld als toetsingskader voor aanvragen. Het gaat hierbij om projectsubsidies die aan verschillende partijen in het landelijk gebied worden verstrekt t.b.v. AVP-doelen.

Staatssteun

Controle op overheidssteun – waaronder steun door decentrale overheden – aan ondernemingen is één van de belangrijkste onderdelen van het mededingingsbeleid binnen de Europese Gemeenschap. Eén van de doelen van de Europese wet- en regelgeving is het scheppen van gelijke concurrentievoorwaarden voor alle ondernemingen op de gemeenschappelijke markt. De maatregelen van de overheid die concurrentievervalsend uitpakken door onterecht voordelen te scheppen voor ondernemingen of bepaalde producties daarvan, zijn daarom niet toegestaan. Er zijn echter vrijstellingen voor specifieke activiteiten van bepaalde doelgroepen. In elk artikel wordt hieraan gerefereerd. De Uitvoeringsverordening subsidie AVP maakt gebruik van de ruimte die Europese wet- en regelgeving biedt. In het geval een landbouw- of MKB-onderneming een subsidieaanvraag indient dan wordt hieraan getoetst.

Aanvraagprocedure

Voor het aanvragen van een subsidie in het kader van deze subsidieregeling dient u gebruik te maken van het AVP-aanvraagformulier dat beschikbaar is gesteld via de provinciale website. Aanvragen worden ingedeeld in één van drie categorieën: subsidie van € 1.000 – € 25.000, subsidie tussen € 25.000 en € 125.000 en subsidies van € 125.000 of meer. Het verschil tussen deze categorieën is de mate van verantwoording over het te besteden budget.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1

De in dit document gebruikte specifieke begrippen en verwijzingen staan in dit artikel.

Artikel 1.2

In dit artikel staat beschreven welke kosten in ieder geval niet subsidiabel zijn. In de artikelen onder hoofdstuk 2 tot en met 4 wordt per onderdeel nog verder gespecificeerd wat wel of niet subsidiabel is.

Artikel 1.3

De bij een aanvraag voor te leggen gegevens worden hier benoemd.

Artikel 1.5

Het vaststellen van een subsidieplafond is een manier om te voorkomen dat er meer subsidie wordt verleend dan het beschikbare budget. Door het in deze subsidieregeling op te nemen is er een wettelijke grondslag om aanvragen af te wijzen in het geval van overschrijdingen op afgesproken programmabudgetten.

Hoofdstuk 2 Natuur, Water en Bodem

Artikel 2.1 Beleefbare Natuur

De provincie Utrecht wordt gekenmerkt door een grote diversiteit aan landschappen. Dit maakt de provincie aantrekkelijk. De natuur vormt een belangrijke basis voor een aantrekkelijk landelijk gebied. Landschappen en natuurgebieden hebben een belangrijke educatieve en recreatieve waarde voor de burgers van de provincie Utrecht. Met name het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug richt zich op het bevorderen van natuurgerichte recreatie, communicatie en educatie in haar activiteiten. Deze maatregel heeft daarom tot doel om bovenlokale initiatieven te ondersteunen voor het versterken van draagvlak, kennis en belevingswaarde ten aanzien van natuur en landschap. Onder bovenlokaal niveau wordt verstaan initiatieven die zich richten op ten minste drie woonkernen binnen één of meerdere gemeenten. Het aan dit subsidieartikel gekoppelde subsidiebudget is specifiek gericht op realisatie van beleefbare natuur.

Hoofdstuk 3 Landschap en Cultuurhistorie

De hoofddoelen met betrekking tot landschap en cultuurhistorie zijn behoud en versterking van de identiteit van verschillende landschapstypen en het vernieuwen van het landschap, met herkenning van het verleden. De provincie Utrecht telt 5 Nationale Landschappen. Dat zijn Nederlandse landschappen die internationaal zeldzaam of uniek zijn. Deze landschappen zijn gebieden met een bijzondere cultuurhistorie: ze vertellen op welke manier het Utrechtse landschap is ontstaan. Voor landschap zijn geen financiële middelen beschikbaar gesteld. Hiervan wordt verwacht dat het wordt mee gekoppeld met de andere thema’s. Onder het thema ‘landschap en cultuurhistorie’ vallen de volgende maatregelen:

Artikel 3.2. Niet-productieve investeringen agrarisch natuurbeheer

Op basis van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer 2016 (SVNL2016) ontvangen de agrarische collectieven in de provincie Utrecht subsidie van de provincie voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb). Voor het uitvoeren van dit beheer zijn in veel gevallen ook eenmalige investeringen nodig, zoals de aanschaf van pompen, de aanleg van dammen/waterkeringen en het aanschaffen van drones. Dit artikel maakt het mogelijk dat de provincie voor deze zgn. niet-productieve investeringen subsidie verleent.

Artikel 3.3 Agroforestry

Agroforestry is gericht op het verhogen van de veerkracht en weerbaarheid van het landbouwsysteem. In tegenstelling tot een monocultuur, waarbij op eenzelfde perceel één gewas wordt verbouwd, is agroforestry een landbouwsysteem waarbij bomen en meerjarige houtige, gewassen bewust geïntegreerd worden met akkerbouw, groenteteelt of veeteelt. Het kent verschillende vormen zoals strokenlandbouw, bosweides, oeverstroken, voederhagen, schaduwbomen en voedselbossen. Deze lijst is niet volledig. Strokenlandbouw is een combinatie van meerjarig houtige gewassen en eenjarige gewassen. Bij bosweides wordt veeteelt zoals pluimvee en graasdieren gecombineerd met noten- en fruitbomen. Oeverstroken zijn lijnvormige beplantingen langs bijvoorbeeld watergangen. Voedselbossen zijn landbouwsystemen bestaande uit een gelaagde structuur met een hoge biodiversiteit die qua functies dicht bij een natuurlijk bos staan.

Onder de kosten voor de aankoop van toebehoren voor de aanleg en instandhouding van agroforestry worden bijvoorbeeld verstaan afrastering om begrazing tegen te gaan, boompalen, of hulpmiddelen om water te geven.

Hoofdstuk 4 Sociaal Economische vitaliteit

Artikel 4.1 Leefbaarheid en kleine kernen

De provincie Utrecht wil in de kleinere kernen in het landelijk gebied de leefbaarheid op peil houden. Hiervoor komen verschillende maatschappelijke initiatieven van verschillende partijen in aanmerking. Deze kunnen zich richten op het in stand houden van basisvoorzieningen in geval van marktfalen. Dat wil zeggen als een onderneming niet meer rendabel kan functioneren omdat bijvoorbeeld het inwonersaantal in het afzetgebied onvoldoende is geworden. Ook het uitvoeren van activiteiten gericht op het tegengaan van eenzaamheid onder senioren en/of kwetsbare groepen of het versterken van de organisaties ten behoeve van culturele en/of gemeenschappelijke activiteiten.

Artikel 4.2 Recreatiebanken

De provincie Utrecht wil het plaatsen van robuuste en duurzame recreatiebanken in de natuur stimuleren om zo de beleving van de natuur en de aantrekkelijkheid van de natuur voor wandelaars te vergroten. De banken moeten onder andere voorzien worden van GPS-coördinaten om de vindbaarheid te vergroten.