Verordening tegemoetkoming bekostiging leerlingenvervoer Breda 2023

Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening tegemoetkoming bekostiging leerlingenvervoer Breda 2023

De raad van de gemeente Breda,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Breda 2023 van 18 oktober 2022,

gelet op artikel 4, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 4, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs,

besluit vast te stellen de:

Verordening tegemoetkoming bekostiging leerlingenvervoer Breda 2023

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • aangepast vervoer: vervoer per besloten (school)busvervoer, taxi, taxibus of bustaxi of touringcar;

  • afstand: afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg berekend met de ANWB-routeplanner;

  • begeleider: ouder of persoon die door de ouder wordt ingezet om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden;

  • deskundige: (onafhankelijk) medisch of pedagogisch deskundige, de school of de in het overleg met het samenwerkingsverband bepaalde (onafhankelijk) deskundige;

  • eigen vervoer: vervoer per eigen motorvoertuig of fiets;

  • gehandicapte leerling: een leerling als bedoeld in dit artikel, die door een structurele lichamelijke verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken;

  • inkomen: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in het peiljaar, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs;

  • leerling: de leerling die is ingeschreven bij een school als bedoeld in dit artikel;

  • ontwikkelingsperspectief: een voor de leerling van het primair onderwijs, speciaal onderwijs dan wel voortgezet (speciaal) onderwijs vastgesteld plan als bedoeld in artikel 40a van de Wet op het primair onderwijs, artikel 41a van de Wet op de expertisecentra of artikel 26 van de Wet op het voortgezet onderwijs, dat door het bevoegd gezag en na op overeenstemming gericht overleg met de ouder is opgesteld. Ingeval van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs adviseert hierin de commissie voor de begeleiding dan wel de commissie van onderzoek;

  • overleg met het samenwerkingsverband: het overleg tussen het samenwerkingsverband en de gemeenten binnen het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, negende lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 17a, negende lid, van de Wet op het voorgezet onderwijs;

  • openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer;

  • opstapplaats: plaats aangewezen door burgemeester en wethouders, vanaf waar de leerling gebruik kan maken van het leerlingenvervoer. De opstapplaats bevindt zich op een veilige en beschutte locatie en op een redelijke loopafstand van de woning van de leerling en biedt voldoende ruimte voor een eventuele begeleider;

  • ouder: ouder(s), voogd(en) of verzorger(s) van de leerling;

  • reistijd: totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de aanvang van de schooldag volgens de schoolgids, minus maximaal 10 minuten, indien en voor zover de leerling het schoolgebouw met bijbehorend terrein gewoonlijk eerder bereikt dan de schoolgids aangeeft, dan wel de totale tijdsduur die ligt tussen het einde van de schooldag volgens de schoolgids en de aankomst bij de woning, plus een eventuele wachttijd voor het openbaar vervoer of maximaal 10 minuten bij gebruikmaking van aangepast vervoer;

  • samenwerkingsverband:

    • 1.

      voor het primair onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, van de Wet op het primair onderwijs; of

    • 2.

      voor het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 28a van de Wet op de expertisecentra; of

    • 3.

      voor het voortgezet onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • school: de schoollocatie waar de leerling onderwijs volgt. Dit is voor:

    • 1.

      het primair onderwijs: basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;

    • 2.

      het speciaal onderwijs: school voor speciaal onderwijs of het speciaal onderwijs binnen een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra;

    • 3.

      het voortgezet speciaal onderwijs: school voor voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs binnen een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra; of

    • 4.

      het voortgezet onderwijs: school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • toegankelijke school: school van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school waarop de leerling is aangewezen;

  • vervoer: openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids, tenzij de structurele handicap van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt;

  • vervoersvoorziening:

    • 1.

      bekostiging van de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer voor de leerling en zo nodig diens begeleider;

    • 2.

      aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen; of

    • 3.

      gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door burgemeester en wethouders noodzakelijk geachte vervoerkosten van de leerling en zo nodig diens begeleider;

  • woning: plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft.

Artikel 2. Doelstelling

Deze verordening maakt het mogelijk om een vervoersvoorziening toe te kennen voor het goedkoopst passend vervoer van een leerling van een woning of opstapplaats naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school en terug. Het besluit over de vervoersvoorziening wordt genomen op basis van een beoordeling op grond van in deze verordening bepaalde criteria en op basis van een onderzoek naar de individuele situatie van de leerling met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

Paragraaf 2. Aanvraag van een vervoersvoorziening

Artikel 3. Aanvraagprocedure

  • 1. Een aanvraag voor een vervoersvoorziening wordt gedaan bij burgemeester en wethouders van de gemeente waar de leerling zijn woning heeft. De aanvraag gebeurt door indiening van een door burgemeester en wethouders verstrekt digitaal of papieren aanvraagformulier leerlingenvervoer. Het formulier dient volledig te zijn ingevuld en te zijn ondertekend en te zijn voorzien van de op het formulier vermelde gegevens. Bij de aanvraag worden ook andere gegevens verstrekt als deze elders in deze verordening specifiek zijn voorgeschreven.

  • 2. Als de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, wordt in afwijking van het vorige lid, de aanvraag ingediend en ondertekend door de leerling.

  • 3. Als dit voor de beoordeling van de aanvraag nodig is, kunnen burgemeester en wethouders de aanvrager verzoeken aanvullende gegevens te verstrekken. De aanvrager is verplicht die gegevens te verstrekken indien hij daar redelijkerwijs de beschikking over kan krijgen,

  • 4. De gegevens voortvloeiend uit de aanvraag worden slechts gebruikt om de aanvraag te kunnen beoordelen en overigens uitvoering te kunnen geven aan deze verordening en het leerlingenvervoer.

  • 5. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Burgemeester en wethouders schorten de beslistermijn op gedurende de termijn dat zij in afwachting zijn van informatie van de aanvrager of een deskundige.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen de beslistermijn van het vorige lid met ten hoogste vier weken verdagen. Burgemeester en wethouders stellen de aanvrager in dat geval schriftelijk in kennis van de verdaging.

Artikel 4. Gesprek over zelfstandigheid en zelfredzaamheid bij de aanvraag

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de noodzaak van een vervoersvoorziening onderzoeken door middel van één of meerdere gesprekken, met de ouder, desgewenst de leerling en/of een deskundige.

  • 2. Wanneer de leerling de leeftijd van negen jaar bereikt, kunnen burgemeester en wethouders in overleg met de ouder en desgewenst de leerling in samenhang met het vastgestelde ontwikkelingsperspectief van de leerling, een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan opstellen, waarin de weg naar zelfstandig reizen naar school wordt beschreven alsmede de mogelijkheden van de leerling. Dit plan maakt onderdeel uit van het besluit.

  • 3. In het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan kunnen burgemeester en wethouders ondersteuning bieden om de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling te bevorderen.

Artikel 5. Overleg met het samenwerkingsverband Breda

  • 1. Burgemeester en wethouders nemen het leerlingenvervoer op als vast agendapunt in het overleg met het samenwerkingsverband.

  • 2. Burgemeester en wethouders spannen zich in om in het overleg met het samenwerkingsverband afspraken te maken over:

    • a.

      de spreiding van het onderwijsaanbod binnen het samenwerkingsverband en de vervoersmogelijkheden die hieruit voortvloeien;

    • b.

      de deskundige die burgemeester en wethouders kan adviseren over de vervoersmogelijkheden van een leerling en het proces dat hierbij gevolgd wordt. De deskundige betrekt in zijn advies de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling als bedoeld in artikel 4;

    • c.

      de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de verwijzing van de leerling naar de voor hem best passende school met dien verstande, dat slechts bekostiging van leerlingenvervoer door burgemeester en wethouders wordt verstrekt naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school;

    • d.

      de wijze waarop scholen ondersteund kunnen worden in hun informatievoorziening over het leerlingenvervoer aan de ouder;

    • e.

      de wijze waarop vorm wordt gegeven aan een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de vervoerskosten te beheersen;

    • f.

      de invulling en frequentie van een overleg als bedoeld in het derde lid.

  • 3. Burgemeester en wethouders organiseren periodiek een uitvoerend overleg met het samenwerkingsverband. In dit overleg worden in ieder geval de volgende onderwerpen besproken:

    • a.

      de ontwikkelingen in het onderwijs, het gemeentelijk beleid leerlingenvervoer en het samenwerkingsverband;

    • b.

      de wijze waarop situaties als genoemd in artikel 8, derde lid, kunnen worden voorkomen, dan wel kunnen worden opgeheven en dit onderwijs bij de dichtstbijzijnde school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen, aangeboden kan worden;

    • c.

      het maken van afspraken over de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan het vervoersontwikkelingsplan genoemd in artikel 4, tweede lid.

Paragraaf 3. Voorwaarden voor toekenning van een vervoersvoorziening

Artikel 6. Algemene bepalingen voor toekenning van een vervoersvoorziening

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden een vervoersvoorziening aan voor het vervoer van de leerling van de woning of opstapplaats naar de school en terug.

  • 2. Een vervoersvoorziening wordt toegekend aan de ouder of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aan de toekenning van een vervoersvoorziening nadere voorwaarden verbinden.

  • 4. Burgemeester en wethouders bepalen bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening.

  • 5. Bij toekenning van een vervoersvoorziening verlangen burgemeester en wethouders van de ouder aan wie slechts een gedeeltelijke bekostiging van de vervoerskosten toekomt, betaling van een bijdrage tot ten hoogste het bedrag dat de ouder volgens het bepaalde in deze verordening moet bijdragen aan de kosten van het vervoer. Weigering tot of nalatigheid in de betaling van de in de vorige volzin bedoelde bijdrage doet de aanspraak op de vervoersvoorziening vervallen.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

Artikel 7. Vervoer van en naar school verantwoordelijkheid ouder

  • 1. De ouder is in beginsel verantwoordelijk voor het vervoer van de leerling van en naar school.

Artikel 8. Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

  • 1. Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen de woning van de leerling dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school.

  • 2. Bij de aanvraag voor een vervoersvoorziening licht de aanvrager de keuze voor de toegankelijke school schriftelijk toe aan burgemeester en wethouders.

  • 3. Als vanwege een specifieke onderwijskundige behoefte van de leerling een vervoersvoorziening wordt aangevraagd naar een school op een grotere afstand, dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen, dient de aanvrager bij de aanvraag om een vervoersvoorziening met voldoende concrete, objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk te maken:

    • wat de specifieke en noodzakelijke onderwijskundige onderwijsbehoefte van de leerling is; en

    • dat de dichtstbijzijnde school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen niet toegankelijk is vanwege het niet kunnen bieden van het noodzakelijke specifieke onderwijsaanbod.

  • 4. Bij de beoordeling van de aanvraag kunnen burgemeester en wethouders de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens voor advies voorleggen aan een of meer deskundigen.

Artikel 9. Afstandsgrens

  • 1. Een vervoersvoorziening kan worden toegekend als de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school meer dan zes kilometer bedraagt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt geen afstandsgrens gehanteerd wanneer aannemelijk is gemaakt dat het een gehandicapte leerling betreft en die als gevolg van die handicap op andere vervoer dan openbaar vervoer is aangewezen of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken. De handicap dient door middel van een medische verklaring te worden aangetoond.

Artikel 10. Aanwijzing opstapplaats

  • 1. Burgemeester en wethouders wijzen bij het aanbieden van aangepast vervoer aan leerlingen van negen jaar en ouder een opstapplaats aan, tenzij het collectief aanbieden van leerlingenvervoer vanaf de opstapplaats niet efficiënter en daardoor niet goedkoper is.

  • 2. De ouder draagt er zorg voor dat de leerling naar en op de opstapplaats wordt begeleid als dit noodzakelijk is.

  • 3. Burgemeester en wethouders wijzen geen opstapplaats aan als door de ouder wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door de ouder of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is.

  • 4. Voor het aanbieden van aangepast vervoer vanaf een opstapplaats, is de leeftijd van de leerling op de ingangsdatum van de vervoersvoorziening bepalend.

Artikel 11. Leerling (speciaal) voortgezet onderwijs

  • 1. Ten behoeve van leerlingen van het voortgezet (speciaal) onderwijs wordt alleen een vervoersvoorziening toegekend, indien de leerling wegens een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet zelfstandig of onder begeleiding gebruik kan maken van openbaar vervoer.

  • 2. Ten behoeve van leerlingen van het voortgezet (speciaal) onderwijs wordt alleen aangepast vervoer aangeboden als de leerling wegens een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet zelfstandig of onder begeleiding gebruik kan maken van openbaar vervoer, geen gebruik kan maken van de fiets én op aangepast vervoer is aangewezen.

  • 3. De handicap dient door middel van een verklaring van een arts te worden aangetoond.

Artikel 12. Schooltijden en wachttijden

  • 1. Het aangepast vervoer wordt ingezet op standaard schooldagen en schooltijden, zoals deze zijn opgenomen in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.

  • 2. Als er binnen een school sprake is van verschillende lesroosters binnen de vaste schooltijden, kunnen burgemeester en wethouders besluiten met de inzet van het aangepaste vervoer een wachttijd aan te houden van één of meerdere lesuren, om zodoende aan te sluiten op het reguliere leerlingenvervoer.

  • 3. Er wordt geen aangepast vervoer ingezet op schooldagen en schooltijden die afwijken van de in de schoolgids genoemde dagen en tijden, tenzij de ouder bewijs overlegt waaruit blijkt dat de structurele handicap van een leerplichtige leerling de aansluiting op de standaard schooltijden onmogelijk maakt. De ouder dient de handicap aan te tonen door middel van een verklaring van de school, arts of deskundige.

Artikel 13. Tijdelijk verblijf buiten de gemeente

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek tijdelijk een vervoersvoorziening voor een periode van maximaal zes weken toekennen voor een leerling, die als gevolg van een crisissituatie tijdelijk buiten de gemeente verblijft, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de leerling blijft zijn eigen school bezoeken; en

    • b.

      in de periode, voorafgaand aan het tijdelijke verblijf buiten de gemeente, is bekostiging van leerlingenvervoer toegekend op grond van deze verordening; en

    • c.

      de intentie bestaat dat de leerling terugkeert naar de gemeente.

  • 2. Het besluit waarin een vervoersvoorziening is toegekend voorafgaand aan een tijdelijke vervoersvoorziening, wordt opgeschort met ingang van de datum van tijdelijk verblijf buiten de gemeente en herleeft weer zodra de leerling terugkeert naar de gemeente, tenzij de geldigheidsduur van dit besluit is verstreken.

Artikel 14. Vervoersvoorziening naar stageadres

  • 1. Als er recht bestaat op een vervoersvoorziening naar een school voor voortgezet onderwijs kan op verzoek een vervoersvoorziening worden toegekend voor het vervoer van en naar een stageadres. Hiervoor is een afzonderlijke aanvraag nodig. Bij de aanvraag wordt een afschrift van het (getekende) stagecontract verstrekt.

  • 2. Een aanvraag voor stagevervoer kan middels een machtiging van de ouder of de meerderjarige handelingsbekwame leerling door de school voor voortgezet onderwijs worden ingediend.

  • 3. Een vervoersvoorziening van en naar een stageadres wordt toegekend als er wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de stage is onderdeel van het onderwijsprogramma zoals opgenomen in de schoolgids van de school of in het stagecontract;

    • b.

      de stagetijden komen overeen met de reguliere schooltijden;

    • c.

      de stage vindt plaats op één stageadres; en

    • d.

      het stageadres is gelegen op de route van de woning of opstapplaats naar de school. Als wordt aangetoond dat dit niet mogelijk is, dan kan het stageadres gelegen zijn binnen een door burgemeester en wethouders te bepalen maximale straal van de woning of de school.

  • 4. Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen de woning of opstapplaats van de leerling en het dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke stageadres.

Artikel 15. Ingangsdatum

  • 1. Een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer gaat in op de ingangsdatum die in het toekenningsbesluit is bepaald.

  • 2. Een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer wordt niet met terugwerkende kracht of voor de datum van de toekenningsbeschikking toegekend.

  • 3. Voor een vervoersvoorziening in de vorm van een geldbedrag geldt als ingangsdatum de datum waarop de aanvraag voor een vervoersvoorziening is ontvangen of per gewenste ingangsdatum na het toekenningsbesluit en zoals die datum in het toekenningsbesluit is opgenomen.

  • 4. De ingangsdatum van de vervoersvoorziening wordt met het toekenningsbesluit bekend gemaakt.

Artikel 16 Onderzoek recht op vervoersvoorziening

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen te allen tijde het recht op een vervoersvoorziening onderzoeken.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij het onderzoek bedoeld in het vorige lid een deskundigenadvies opvragen.

Artikel 17. Herziening, opschorting, intrekking of terugvordering van de vervoersvoorziening

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot toekenning van een vervoersvoorziening herzien, opschorten of intrekken, als burgemeester en wethouders vaststellen dat:

    • a.

      niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      een besluit genomen is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een ander besluit zou zijn genomen;

    • c.

      de verstrekte vervoersvoorziening niet meer de meest passende vervoersvoorziening is;

    • d.

      sprake is van onaanvaardbaar wangedrag door de leerling gedurende het verblijf in het aangepast vervoer;

    • e.

      de inlichtingen- en medewerkingsplicht als bedoeld in artikel 18 is geschonden of

    • f.

      het vervoeren van de leerling leidt tot een onveilige situatie in het aangepast vervoer.

  • 2. De verantwoordelijkheid voor het gedrag van de minderjarige leerling gedurende het verblijf van de leerling in het aangepaste vervoer berust bij de ouder.

  • 3. Ten onrechte genoten bekostiging kan van de ouder of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling waaraan die bekostiging is toegekend worden teruggevorderd respectievelijk kunnen de ten onrechte door het college gemaakte kosten voor het verstrekken van de bekostiging van leerlingenvervoer op de ouder of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling worden verhaald, dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuw verstrekte vervoersvoorziening.

Artikel 18. Inlichtingen- en medewerkingsplicht

  • 1. De ouder of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling doen aan burgemeester en wethouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging schriftelijk mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op een vervoersvoorziening.

  • 2. Een relevante wijziging van feiten of omstandigheden wordt binnen een week gemeld. Zo mogelijk wordt daarbij de ingangsdatum van de wijziging gemeld.

  • 3. Als sprake is van een wijziging die van invloed is op de toegekende vervoersvoorziening, wordt het recht op een vervoersvoorziening zo nodig opnieuw onderzocht en zo nodig opnieuw vastgesteld.

  • 4. De aanvrager van een vervoersvoorziening of degene die een wijziging als bedoeld in het tweede lid meldt, heeft de plicht om mee te werken aan een onderzoek naar het recht op een vervoersvoorziening.

  • 5. Bij een schending van de inlichtingen- of medewerkingsplicht als bedoeld in dit artikel wordt de, als gevolg daarvan ten onrechte genoten bekostiging of de door burgemeester en wethouders gemaakte kosten voor aangepast vervoer, teruggevorderd, tenzij terugvordering naar het oordeel van burgemeester en wethouders onevenredig is.

  • 6. Als er geen sprake is van een schending van de inlichtingen- of medewerkingsplicht, kunnen burgemeester en wethouders besluiten om de ten onrechte genoten bekostiging of de door burgmeester en wethouders gemaakte kosten voor aangepast vervoer, terug te vorderen, tenzij terugvordering naar het oordeel van burgemeester en wethouders onevenredig is.

Artikel 19. Afwijzingsgronden

  • 1. Een aanvraag voor vervoersvoorziening wordt in ieder geval afgewezen, als:

    • a.

      er naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen noodzaak is voor het toekennen van een vervoersvoorziening;

    • b.

      de vervoersvoorziening niet is aangevraagd voor het vervoer van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school;

    • c.

      de ouder naar het oordeel van burgemeester en wethouders redelijkerwijs in staat is om het vervoer van en/of naar school zelf te verzorgen, gelet op de eigen verantwoordelijkheid als bedoeld in artikel 7;

    • d.

      niet is voldaan aan de afstandsgrens bedoeld in artikel 9;

    • e.

      de leerling of ouder geen gebruik wil maken van de aangewezen opstapplaats;

    • f.

      niet is voldaan aan de eerder opgelegde nadere voorwaarden als bedoeld in artikel 6, tweede lid.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onder c, van dit artikel en artikel 7 is de ouder niet in staat om het vervoer van de leerling van en naar school redelijkerwijs te verzorgen als de ouder een fysieke of mentale handicap heeft die het verzorgen van het vervoer van de leerlingen van en naar school onmogelijk maakt. In dat geval kan een vervoersvoorziening worden toegekend. De ouder dient de handicap door middel van een verklaring van een arts aan te tonen.

  • 3. Een aanvraag voor bekostiging van leerlingenvervoer kan tevens worden geweigerd als niet wordt voldaan aan de inlichtingen- of medewerkingsplicht als bedoeld in artikel 18.

Paragraaf 4. Aard en omvang van de vervoersvoorziening van leerlingenvervoer

Artikel 20. Bekostiging rit waarbij leerling aanwezig is

Bij alle vervoersvoorzieningen wordt alleen een bekostiging verstrekt voor de rit waarbij de leerling aanwezig is. Voor de rit waarbij de leerling niet aanwezig is wordt geen bekostiging verstrekt.

Artikel 21. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer

Burgemeester en wethouders verstrekken bekostiging van de kosten van openbaar vervoer op basis van het goedkoopst adequate openbaar vervoer.

Artikel 22. Bekostiging van de kosten van vervoer per fiets

  • 1. Als naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanspraak bestaat op bekostiging en de leerling, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, verstrekken burgemeester en wethouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets.

  • 2. De kilometervergoeding voor de fiets bedraagt € 0,09 gemeten langs de kortste afstand per fiets van de woning naar school.

Artikel 23. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer of vervoer per fiets ten behoeve van een begeleider

  • 1. Burgemeester en wethouders verstrekken bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer of vervoer per fiets van de leerling en een begeleider van de leerling als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de afstandsgrens genoemd in artikel 9, eerste lid;

    • b.

      de leerling is jonger dan negen jaar;

    • c.

      door de ouder ten behoeve van burgemeester en wethouders genoegzaam aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken; of

    • d.

      de leerling is gehandicapt.

  • 2. De kilometervergoeding voor de fiets van de begeleider bedraagt € 0,09 gemeten langs de kortste afstand per fiets van de woning naar de school.

  • 3. Als begeleiding vereist is, vergoeden burgemeester en wethouders geen andere kosten dan de vervoerskosten die verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het vervoer.

  • 4. Als een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking.

Artikel 24. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer

Burgemeester en wethouders kennen een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer toe als:

  • a.

    aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in de artikelen 21 of 23 en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;

  • b.

    aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in de artikelen 21 of 23 en openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van burgemeester en wethouders al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets;

  • c.

    aanspraak bestaat op bekostiging van de kosten per openbaar vervoer of vervoer per fiets en door de ouder ten behoeve van burgemeester en wethouders genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door de ouder zelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of

  • d.

    de leerling, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, ook niet onder begeleiding in staat is van het openbaar vervoer gebruik te maken, onverlet het bepaalde in artikel 11.

Artikel 25. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer meerdere leerlingen

  • 1. Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kunnen burgemeester en wethouders de ouder vragen of op aanvraag toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren.

  • 2. Als toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouder is verleend, bekostigen burgemeester en wethouders aan de ouder die een leerling zelf vervoert, dan wel laat vervoeren:

    • a.

      een bedrag op basis van de kosten van het vervoer per fiets voor de leerling zonder begeleiding, als aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets al dan niet met begeleiding. De kilometervergoeding voor de fiets bedraagt € 0,09 gemeten langs de kortste afstand van de woning naar de school;

    • b.

      een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer voor de leerling zonder begeleiding, als aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer al dan niet met begeleiding; of

    • c.

      een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, als aanspraak zou bestaan op een voorziening in de vorm van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid. Deze vergoeding bedraagt het belastingvrije kilometerbedrag per kilometer, namelijk € 0,19 gerekend over de kortste afstand tussen de woning en de school.

  • 3. Als toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouder is verleend, bekostigen burgemeester en wethouders aan de ouder die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoert, dan wel laat vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

  • 4. Aan de ouder die één of meer leerlingen laat vervoeren door een andere ouder die voor het vervoer van één of meer leerlingen bekostiging van burgemeester en wethouders ontvangt, wordt door burgemeester en wethouders geen bekostiging verstrekt.

Artikel 26. Bekostiging andere passende vervoersvoorziening

Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kunnen burgemeester en wethouders na overleg met de ouder een bekostiging verstrekken voor een andere passende voorziening, die goedkoper is dan of gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer.

Artikel 27. Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie

  • 1. Burgemeester en wethouders kennen desgewenst een vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie toe aan de in de gemeente wonende leerling die, met het oog op het volgen van voor hem passend speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft.

  • 2. Burgemeester en wethouders kennen aan de ouder een vervoersvoorziening toe voor het weekeindevervoer van de leerling voor de, eenmaal per weekeinde gemaakte, reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouder en terug, voor zover de weekeinden niet vallen binnen de vastgestelde schoolvakanties.

  • 3. Burgemeester en wethouders kennen een vervoersvoorziening toe voor het vakantievervoer van de leerling voor de, eenmaal per schoolvakantie van twee dagen of meer, gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouder en terug, voor zover de vakantie voorkomt in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.

  • 4. Artikel 23, aanhef en onder a, is niet van toepassing.

Artikel 28. Andere vergoedingen

Bij het vaststellen van een aanspraak van een vervoersvoorziening op grond van deze verordening houden burgemeester en wethouders rekening met eventuele andere vergoedingen of vervoersvoorzieningen waarop de leerling of zijn ouder aanspraak hebben. De aanspraak op een toelage, voor zover die voor de betreffende leerling betrekking heeft op reiskosten, wordt in elk geval op een bekostiging in mindering gebracht, dan wel - in het geval de vervoersvoorziening door of namens het burgemeester en wethouders wordt verzorgd - als eigen bijdrage in rekening gebracht.

Artikel 29. Eigen bijdrage in de vorm van een drempelbedrag

  • 1. De ouder van een leerling die een school voor (speciaal) basisonderwijs bezoekt, van wie het (gezins-)jaarinkomen meer bedraagt dan € 27.900,00 betaalt een eigen bijdrage voor de bekostiging van het leerlingenvervoer.

  • 2. In geval burgemeester en wethouders in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgen dan wel doen verzorgen, betaalt de ouder van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, van wie het (gezins-)jaarinkomen meer bedraagt dan € 27.900,00, per leerling per schooljaar een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de afstand tussen de woning en de school, tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.

  • 3. De kosten voor openbaar vervoer, genoemd in het tweede lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die bij gebruik van de OV-chipkaart of een andere binnen de gemeente geldende OV-betaalmogelijkheid voor de in artikel 9 bedoelde afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan. Bij het bepalen van de kosten wordt rekening gehouden met de kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden.

  • 4. Het inkomensbedrag van € 27.900,00, genoemd in het eerste en tweede lid, wordt met ingang van 1 januari 2023 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorafgaande jaar en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 450,00. Het aangepaste bedrag treedt in plaats van het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag van € 27.900,00.

  • 5. De hoogte en de berekening van de eigen bijdrage wordt in het toekenningsbesluit toegelicht en vastgelegd.

  • 6. Het eerste tot en met het vierde lid zijn niet van toepassing op de gehandicapte leerling.

Artikel 30. Eigen bijdrage in de vorm van een draagkrachtafhankelijke bijdrage

  • 1. Als de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan twintig kilometer bedraagt, wordt de vastgestelde bekostiging verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouder afhankelijk bedrag.

  • 2. In geval burgemeester en wethouders in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgen dan wel doen verzorgen, en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan twintig kilometer bedraagt, betaalt de ouder een van de financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.

  • 3. De hoogte van het bedrag als bedoeld in het eerste lid en de bijdrage als bedoeld in het tweede lid worden berekend per gezin en zijn afhankelijk van de hoogte van het verzamelinkomen van de ouder. Zij bedragen voor schooljaar 2022/2023:

    Jaarinkomen in euro’s

    Eigen bijdragen per jaar in euro’s per gezin

    Tot 36.900

    nihil

    36.900- 43.650

    145

    43.650- 50.400

    630

    50.540- 56.700

    1.170

    56.700- 64.800

    1.715

    64.800- 71.100

    2.300

    71.100 en meer

    voor elke extra € 5.000: € 550 erbij

  • 4. De inkomensbedragen, genoemd in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2023 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 500,-.

  • 5. De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2023 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 5,-.

  • 6. De hoogte en de berekening van het bedrag als bedoeld in het eerste lid en de bijdrage als bedoeld in het tweede lid wordt in het toekenningsbesluit toegelicht en vastgelegd.

  • 7. Het eerste tot en met het vijfde lid zijn niet van toepassing op de gehandicapte leerling.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 31. Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de regeling niet voorziet

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 32. Hardheidsclausule

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening.

  • 2. Van een bijzonder geval, bedoeld in het eerste lid, is in ieder geval sprake bij een schrijnende situatie en/of een ernstige benadeling van het gezin.

  • 3. Van een bijzonder geval als bedoeld in het eerste lid, is geen sprake wanneer de ouder door werk, stage, vrijwilligerswerk of andere activiteit buitenshuis het vervoer van de leerling van en naar school niet kan verzorgen.

Artikel 33. Intrekking oude regeling en overgangsrecht

De Verordening leerlingenvervoer Breda 2008 wordt ingetrokken, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van de Verordening tegemoetkoming bekostiging leerlingenvervoer Breda 2023 en op besluiten die op grond van de Verordening leerlingenvervoer Breda 2008 zijn genomen.

Artikel 34. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegemoetkoming bekostiging leerlingenvervoer Breda 2023.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15-12-2022.

,De voorzitter,

,De griffier,