Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2023

Geldend van 28-12-2022 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2023

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • b.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • c.

    maand: een kalendermaand;

  • d.

    jaar: een kalenderjaar;

  • e.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4. Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    buizen in de grond tot lozing van fecaliën, van huishoud- of van hemelwater;

  • d.

    afvoerbuizen van hemelwater, welke aan een gebouw zijn aangebracht en niet meer dan 12 centimeter buiten de gevel uitsteken.

  • e.

    voor het innemen van een standplaats op openbare gemeentegrond ten behoeve van politieke partijen;

  • f.

    een mobiele onderzoeksunit die wordt gebruikt voor het doen van bevolkingsonderzoek als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet op het bevolkingsonderzoek, voor welk onderzoek op grond van die wet een vergunning is verleend, gedurende dat gebruik;

  • g.

    niet-commerciële evenementen/activiteiten.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6. Berekening van de precariobelasting

  • 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7. Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8. Wijze van heffing

  • 1. De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1. Een aanslag moet worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen twee maanden na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 13. Overgangsrecht

De verordening precariobelasting 2022 van 22 december 2021 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 14. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2023.

Artikel 15. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening precariobelasting 2023.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 21 december 2022.

griffier,

voorzitter,

Bijlage 1 Tarieventabel, behorende bij de Verordening precariobelasting 2023

 

Tarieventabel , behorende bij de Verordening precariobelasting 2023

tarief

tarief

tarief

tarief

 
 

per dag

per week

per maand

per jaar

 

Hoofdstuk 1 Voertuigen

 
 
 
 

1.1

Het tarief bedraagt

 
 
 
 

1.1.1

voor een caravan, kampeerwagen, boottrailer of ander voertuig ten behoeve van de recreatie, per voertuig

 
 

€ 45,72

€ 457,12

1.1.2

voor een aanhangwagen of ander dergelijk voertuig niet zijnde een voertuig als bedoeld onder 1.1.1, per voertuig

 
 

€ 16,33

€ 114,22

 
 
 
 
 
 
 

Hoofdstuk 2 Bouwmaterialen en dergelijke

 
 
 
 

2.1

Het tarief bedraagt voor bouwmaterialen, zoals een loods, een keet, een container, een steiger of een stelling,

 
 
 
 
 

een heikar of een heistelling, een kraan, een betonmolen, een asfaltketel, trechter, of enig ander werktuig ten

 
 
 
 
 

dienste van bouwwerken, andere dan die genoemd onder 2.2 en 2.3, bij een totaal ingenomen oppervlakte

 
 
 
 
 

van:

 
 
 
 

2.1.1

per m2

 

€ 2,75

€ 8,72

€ 65,23

2.2

Het tarief bedraagt voor een afschutting, per m1

 

€ 1,91

 
 

2.3

Het tarief bedraagt voor een stut, schoor of paal, per voorwerp

 

€ 1,91

 
 
 
 
 
 
 
 
 

Hoofdstuk 3 Leidingen, kabels en buizen n.v.t.

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Hoofdstuk 4 Installaties voor het al dan niet automatisch aftappen van motorbrandstoffen, olie, lucht of water

 
 
 
 

4.1

Het tarief bedraagt:

 
 
 
 

4.1.1

voor een luifel, per m2

 
 
 

€ 45,62

4.1.2

voor een tank voor motorbrandstof, olie, lucht of water, inhoud tot 4.000 liter

 
 
 

€ 135,95

4.1.3

voor een tank voor motorbrandstof, olie, lucht of water, inhoud 4.000 liter of meer

 
 
 

€ 271,94

4.1.4

voor een aftappunt met toebehoren voor motorbrandstof of olie

 
 
 

€ 321,80

4.1.5

voor een aftappunt met toebehoren voor lucht of water

 
 
 

€ 166,21

4.1.6

voor een vulput, kraanput en dergelijke, per voorwerp

 
 
 

€ 30,99

 
 
 
 
 
 
 

Hoofdstuk 5 Aankondigingsborden n.v.t.

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Hoofdstuk 6 Automaten n.v.t.

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Hoofdstuk 7 Terrassen

 
 
 
 

7.1

Het tarief bedraagt voor voorwerpen onder, op of boven een terras, bij een totaal ingenomen oppervlakte:

 
 
 
 

7.1.1

tot 15 m2

 
 

€ 56,28

€ 562,86

7.1.2

15 tot 30 m2

 
 

€ 81,62

€ 815,93

7.1.3

van 30 m2 tot 60 m2

 
 

€ 163,24

€ 1.631,96

7.1.4

van 60 m2 of meer, per 60 m2 of gedeelte daarvan

 
 

€ 543,93

€ 2.719,67

 
 
 
 
 
 
 

Hoofdstuk 8 Overige voorwerpen

 
 
 
 

8.1

Het tarief bedraagt:

 
 
 
 

8.1.1

voor rijwielrekken, per in beslag genomen ruimte zonder rijwielen, per m2

 
 
 

€ 23,39

8.1.2

voor uitstallingen ten behoeve van reclame- en verkoopdoeleinden:

 
 
 
 

8.1.2.1

tot 7 m2

 
 

€ 34,83

€ 348,33

8.1.2.2

van 7 m2 tot en met 12 m2

 
 

€ 92,49

€ 739,95

8.1.2.3

groter dan 12 m2

 
 

€ 193,66

€ 1.549,26

8.1.3

voor een rolluik, per m1

 
 
 
 

8.1.4

voor een markies of zonnescherm, per stuk

 
 
 

€ 91,31

8.1.5

voor het hebben van een luifel

 
 
 
 

8.1.5.1

tot 5 m2

 
 
 

€ 225,05

8.1.5.2

van 5 m2 tot en met 10 m2

 
 
 

€ 359,05

8.1.5.3

groter dan 10 m2

 
 
 

€ 466,11

8.2

Het tarief bedraagt voor voorwerpen waarvoor in dit hoofdstuk en de voorgaande hoofdstukken geen

 
 
 
 
 

afzonderlijk tarief is opgenomen:

 
 
 
 

8.2.1

per m2

€ 0,53

€ 2,67

€ 4,27

€ 29,34

8.3

Het tarief bedraagt voor standplaatsen, ingenomen door voertuigen, wagens, kramen, tenten en /of

 
 
 
 
 

andere voorwerpen voor de verkoop of tentoonstellen van goederen, anders dan standplaatsen op de

 
 
 
 
 

darvoor aangewezen markten

 
 
 
 

8.3.1

per m2

€ 2,65

€ 7,94

€ 23,82

€ 31,76

8.4

Het tarief bedraagt voor het innemen van een door de gemeente aangewezen dan wel gedoogde

 
 
 
 
 

vaste plaats op gemeentegrond ten behoeve van het uitoefenen van een horecafunctie:

 
 
 
 

8.4.1

tot 50 m2

 
 

€ 174,42

€ 1.744,20

8.4.2

50 m2 of meer

 
 

€ 301,23

€ 3.012,34

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 december 2022.

griffier,

voorzitter,