Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden 2023

Geldend van 01-01-2023 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden 2023

De raad van de gemeente Heusden;

gelezen het voorstel van het college van Heusden van 1 november 2022

gelet op artikelen 2.1.3, 2.1.4 eerste, tweede en derde lid, 2.1.4a, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.4b tweede lid, 2.1.5 eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 vierde lid en 2.6.6 eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo);

gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein;

overwegende dat de Wmo de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke ondersteuning bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven en dat van hen verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;

overwegende dat het noodzakelijk is om burgers te ondersteunen als zij dusdanige beperkingen ondervinden bij hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid dat zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van vrij toegankelijke voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;

overwegende dat het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen over de invulling van de plicht tot ondersteuning;

besluit:

vast te stellen de navolgende Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden 2023

Hoofdstuk 1  Algemene bepalingen

Artikel 1 Toepassing

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de uitvoering van de Wmo.

  • 2.

    In deze verordening wordt onder de niet-gedefinieerde begrippen verstaan wat daarmee in de Wmo wordt bedoeld.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet (aanzienlijk) duurder is dan vergelijkbare producten;

  • 2.

    vrij toegankelijke voorzieningen: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.

  • 3.

    budgetplan: plan wat door de inwoner wordt opgesteld, waarin wordt aangegeven op welke wijze er invulling wordt gegeven aan de afgesproken resultaten waarin wordt gemotiveerd waarom de inwoner kiest voor een pgb en waarin de inwoner aantoont dat hij of zij een pgb kan beheren;

  • 4.

    collectieve maatwerkvoorziening: een voorziening die niet individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt;

  • 5.

    evaluatieformulier: formulier wat de behaalde resultaten van ondersteuning beschrijft en indien nodig gebruikt wordt voor het aanvragen van een verlenging;

  • 6.

    formele ondersteuning: ondersteuning en zorg, uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon die beroepsmatig of bedrijfsmatig werkzaam is in deze ondersteuning en zorg, wat blijkt uit de inschrijving van de KvK van hemzelf of de organisatie waarvoor hij werkzaam is; personen uit de directe familie van de inwoner (1e en 2e graad) zijn hiervan uitgezonderd;

  • 7.

    gebruikelijke hulp: de dagelijkse verzorging, ondersteuning en/of opvoeding die gezinsleden, partners, (pleeg)ouders/ wettelijk vertegenwoordigers geacht worden elkaar onderling te bieden. Ze hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van dat huishouden;

  • 8.

    informele ondersteuning: ondersteuning en zorg die geboden wordt door personen die niet de vereiste kwalificaties hebben. Personen uit de directe familie van de inwoner (1e en 2e graad) vallen altijd onder informele ondersteuning;

  • 9.

    integraal plan van aanpak: plan dat door de inwoner en het college of samenwerkingsverband Wmo wordt opgesteld en ondertekend, waarin de afgesproken resultaten worden vastgelegd en de ondersteuning die daarvoor wordt ingezet en eventueel een weergave geeft van de gesprekken c.q. verslaglegging;

  • 10.

    inwoner: een cliënt als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo;

  • 11

    kostprijs: de kosten die de gemeente heeft aan de toegewezen voorziening;

  • 12

    kwalitatief goede ondersteuning: ondersteuning die is gericht op het behalen van de resultaten die benoemd zijn in het integraal plan van aanpak en hiervoor effectief en efficiënt ingezet wordt, passend bij het ontwikkelperspectief;

  • 13

    maatwerkvoorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo;

  • 14

    mantelzorger: iemand die langdurig, structureel en onbetaald zorgt voor iemand die zorg of ondersteuning nodig heeft, en met wie zij een persoonlijke relatie hebben;

  • 15

    melding: een melding als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 1 van de Wmo;

  • 16

    ondersteuningsplan: plan dat door de inwoner en zorgaanbieder wordt opgesteld, waarin wordt aangegeven op welke wijze er invulling wordt gegeven aan de afgesproken resultaten;

  • 17

    ontwikkelperspectief: de inschatting van de mogelijkheden van de inwoner voor vooruitgang of verbetering van de situatie;

  • 18

    pakket aan voorzieningen: de combinatie van alle vormen van ondersteuning die ingezet wordt om het gewenste resultaat te behalen;

  • 19

    persoonlijk passend pakket: een vormvrije invulling van een maatwerkvoorziening;

  • 20

    persoonlijk plan: een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 2 van de Wmo;

  • 21

    perspectiefplan 18+: het plan dat, in geval van (verwachte) doorgaande hulpverlening na het 18e levensjaar, samen met de jongere wordt opgesteld ten aanzien van verschillende leefgebieden: zorg, onderwijs, werk, vrije tijd, gezondheid en financiën.

  • 22

    pgb: een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo;

  • 23

    respijtzorg: tijdelijke voorziening voor inwoner of mantelzorger bij dreigende overbelasting van de mantelzorger;

  • 24

    samenwerkingsverband Wmo: de groep zorgaanbieders, die op basis van afspraken over de manier van samenwerken, gezamenlijk gecontracteerd zijn om zorg vanuit de Wmo te leveren;

  • 25

    schoon en leefbaar huis: maatwerkvoorziening die de inwoner ontvangt zodat de woning waarin de inwoner woont op orde en schoon is, conform de algemeen gebruikelijke hygiënische norm;

  • 26

    sociaal netwerk: de omgeving om de inwoner, zoals familie, kennissen, vrienden en buurtbewoners;

  • 27

    toezichthouder: personen die aangewezen en belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatigheid en/of kwaliteit als bedoeld in artikel 6 lid 1 van de Wmo;

  • 28

    voorliggende voorziening: een voorziening waarmee aan de hulpvraag geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen en waardoor een maatwerkvoorziening geheel of gedeeltelijk achterwege kan blijven;

  • 29

    woning: een woning waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was- en kookgelegenheid en toilet met andere woningen wordt gedeeld;

  • 30

    zaak: een hulpmiddel, woningaanpassing of autoaanpassing die is toegekend op basis van de Wmo.

Artikel 3 Beschikbare voorzieningen

1. Er is een breed scala van vrij toegankelijke en voorliggende voorzieningen beschikbaar. Enkele voorbeelden zijn:

  • 1.

    advies, voorlichting en trainingen;

  • 2.

    mantelzorgondersteuning;

  • 3.

    onafhankelijke cliëntondersteuning;

  • 4.

    algemene daginvulling/daginloop;

  • 5.

    poolvoorzieningen voor hulpmiddelen;

  • 6.

    thuiszorgwinkels.

2. Het aanbod van vrij toegankelijke en voorliggende voorzieningen wordt aangevuld met maatwerkvoorzieningen, zoals:

  • 1.

    schoon en leefbaar huis;

  • 2.

    hulpmiddelen;

  • 3.

    begeleiding;

  • 4.

    kortdurend verblijf, respijtzorg;

  • 5.

    begeleid wonen;

  • 6.

    beschermd wonen.

3. Het aanbod zoals genoemd in lid 1 en 2, is niet uitputtend en is aan verandering onderhevig. Verschuivingen van maatwerkvoorziening naar vrij toegankelijke of voorliggende voorziening is mogelijk.

Artikel 4 Mandaat toekennen voorzieningen

De daartoe gemandateerde professionals en het samenwerkingsverband Wmo kennen namens het college maatwerkvoorzieningen toe.

Hoofdstuk 2 Integrale benadering

Artikel 5 Melding en Vooronderzoek

1. Een hulpvraag kan door of namens een inwoner vormvrij bij het college worden gemeld en kan leiden tot een onderzoek.

2. Het college informeert de inwoner voorafgaand aan het onderzoek over de mogelijkheid om gebruik te maken van gratis onafhankelijke cliëntondersteuning en over de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan.

3. Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de inwoner en maakt een afspraak voor een gesprek conform de wettelijke termijnen.

4. Voor het gesprek verschaft de inwoner of zijn of haar vertegenwoordiger aan het college alle

overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

5. Het college informeert de inwoner over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

Artikel 6 Ondersteuning in spoedeisende situaties

In spoedeisende situaties treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatwerkondersteuning of maatregel, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 7 Onderzoek en gesprek

1. Het college voert binnen de wettelijke termijn na de melding een onderzoek uit. Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek, tenzij sprake is van de situatie bedoeld in het 3e lid, en vindt waar mogelijk plaats bij de inwoner thuis. Het gesprek wordt gevoerd met de inwoner, dan wel met zijn of haar vertegenwoordiger. Waar nodig kunnen mensen uit het sociaal netwerk, mantelzorgers en/of cliëntondersteuner betrokken worden bij het gesprek.

2. Het college onderzoekt samen met de inwoner het gewenste resultaat aan de hand van:

a. het persoonlijk plan van de inwoner, de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkelingen van de inwoner en het probleem of de hulpvraag;

b. alle leefdomeinen zoals opgenomen in het integraal plan van aanpak en het ontwikkelperspectief van de inwoner;

c. het vermogen van de inwoner om zelf of met ondersteuning van het sociaal netwerk een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

d. de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening, waaronder een vrij toegankelijke of voorliggende voorziening;

e. de noodzaak om een maatwerkvoorziening toe te kennen;

f. de wijze waarop verschillende voorzieningen op elkaar afgestemd worden;

g. of er, met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de Wmo, een bijdrage in de kosten voor de inwoner van toepassing is;

h. de mogelijkheid om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de inwoner in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over wat die keuze inhoudt en wat de gevolgen zijn van die keuze.

3. Als het resultaat voldoende bekend is voorafgaand aan het onderzoek kan het college, in overleg met de inwoner, afzien van een gesprek.

Artikel 8 Verslag en aanvraag

1. Van het onderzoek wordt door het college, in samenspraak met de inwoner, een schriftelijk verslag gemaakt in de vorm van een integraal plan van aanpak.

2. In het integraal plan van aanpak wordt alle relevante informatie uit het onderzoek opgenomen, waaronder in ieder geval:

a. per leefdomein welke resultaten er behaald gaan worden en wat het ontwikkelperspectief is;

b. wat de inwoner zelf doet;

c. welke ondersteuning de inwoner krijgt van het sociaal netwerk;

d. welke ondersteuning de inwoner krijgt vanuit vrij toegankelijke en voorliggende voorzieningen;

e. welke maatwerkondersteuning er aangevraagd wordt en voor welk resultaat;

f. wat de beoogde maatwerkondersteuning kost;

g. of er een bijdrage in de kosten verschuldigd zal zijn.

3. Indien het gaat om een aanvraag voor begeleiding bepaalt het samenwerkingsverband Wmo onderdelen e t/m g van het integraal plan van aanpak zoals beschreven in lid 2 van dit artikel.

4. Een inwoner kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening indienen bij het college. Hiervoor wordt een door de inwoner ondertekend integraal plan van aanpak, waarin de inwoner heeft aangegeven een maatwerkvoorziening te wensen, gebruikt.

5. Indien dit nodig is, wordt het integraal plan van aanpak aangevuld met bijbehorende bijlagen, zoals een ondersteuningsplan en/of budgetplan en/of Overeenkomst Persoonlijk Passend Pakket.

6. Indien het gaat om een aanvraag voor verlenging van eerder toegekende ondersteuning, wordt het integraal plan van aanpak tevens aangevuld met ingevulde evaluatieformulieren van de eerder toegekende ondersteuning.

Artikel 9 Verstrekking in natura

1. Voor het maken van een afweging of een maatwerkvoorziening nodig is, wordt nagegaan of de inwoner naar oordeel van het college:

a. de noodzaak tot ondersteuning redelijkerwijs had kunnen vermijden;

b. op eigen kracht of met andere personen uit het sociaal netwerk of in de naaste

omgeving het afgesproken resultaat geheel of gedeeltelijk kan bereiken;

c. met een vrij toegankelijke en/of voorliggende voorziening het afgesproken resultaat geheel of gedeeltelijk kan bereiken;

d. een maatwerkvoorziening nodig heeft om het afgesproken resultaat geheel of gedeeltelijk te bereiken.

2. Wanneer een maatwerkvoorziening verstrekt wordt, is dit de goedkoopst adequate maatwerkvoorziening voor het bereiken van het afgesproken resultaat.

3. Een maatwerkvoorziening kan onderdeel uitmaken van een pakket aan voorzieningen.

4. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven, tenzij:

a. de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden

die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen;

b. de inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten;

c. de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de beperkingen van de inwoner.

5. Voor de inzet van een maatwerkvoorziening voor een inwoner in de leeftijdscategorie 16-18 jaar zal er (minimaal een half jaar voor het bereiken van 18 jaar) gekeken worden naar een vervolgtraject na de 18e verjaardag en wordt door de betrokken zorgaanbieder samen met de jongere een perspectiefplan opgesteld.

6. Bij het toekennen van een maatwerkvoorzienig informeert het college inwoners of hun vertegenwoordigers in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

7. Een maatwerkvoorziening kan alleen ingezet worden voor kwalitatief goede ondersteuning die bijdraagt aan het gewenste resultaat en past bij het ontwikkelperspectief zoals is opgenomen in het integraal plan van aanpak.

8. Voor bepaalde voorzieningen kunnen nog aparte voorwaarden van kracht zijn, welke genoemd staan in deze verordening, nadere regels of in de betreffende wetten.

9. Een maatwerkvoorziening in de vorm van beschermd wonen, wordt verstrekt overeenkomstig de vigerende raadsverordening van de centrumgemeente Tilburg en de hierop gestoelde nadere regels en/of beleidsregels van de centrumgemeente Tilburg.

Artikel 10 Beschikking

1. In een beschikking wordt aangegeven welke maatwerkvoorziening wordt verstrekt en in welke vorm en hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in ieder geval in de beschikking vermeld:

  • 1.

    het beoogde resultaat dan wel de toegekende maatvoorziening;

  • 2.

    motivatie en/of onderbouwing gericht op de toegekende voorziening;

  • 3.

    de ingangsdatum;

  • 4.

    duur van de toekenning;

  • 5.

    of er sprake is van een bijdrage in de kosten;

  • 6.

    of er sprake is van terugvorderingsregels;

  • 7.

    hoe er bezwaar kan worden gemaakt.

3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt aanvullend op het genoemde in lid 2 in ieder geval vermeld;

  • 1.

    de globale hoogte van het pgb;

  • 2.

    welke kwaliteitseisen gelden voor maatwerkvoorziening waaraan het pgb wordt besteed;

  • 3.

    de wijze van verantwoording van het pgb.

4. Bij een maatwerkvoorziening in de vorm van begeleiding stelt het samenwerkingsverband Wmo de beschikking op in de vorm van het plan van aanpak, waarin de onderdelen d tot en met g van lid 2 worden beschreven.

Artikel 11 Maatwerkvoorziening via een pgb

1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de Wmo.

2. Een pgb kan verstrekt worden als, op basis van het gesprek, het integraal plan van aanpak en het door de inwoner ingevulde budgetplan, is vastgesteld dat de inwoner, al dan niet met hulp uit het sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen, en in staat is om de rechten en plichten die zijn verbonden aan het pgb op een verantwoorde manier uit te voeren.

3. Net als een maatwerkvoorziening in natura, moet een pgb ingezet worden voor kwalitatief goede ondersteuning die bijdraagt aan het gewenste resultaat en past bij het ontwikkelperspectief zoals is opgenomen in het integraal plan van aanpak.

4. Een expertadvies kan deel uitmaken van het proces om de hoogte van het pgb te bepalen.

5. De hoogte van een pgb:

a. wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat

het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken;

b. bedraagt voor formele ondersteuning niet meer dan 100% van de geldende gemeentelijke inkooptarieven in natura;

Artikel 12 Regels hoogte pgb

  • 1.

    De hoogte van een pgb wordt vastgesteld voor:

a. een zaak:

op basis van maximaal 100% van het tarief dat hiervoor wordt gehanteerd door de gecontracteerde aanbieder en de daarbij behorende termijn voor de technische afschrijving. Dit tarief omvat reeds onderhouds- en verzekeringskosten;

b. schoon en leefbaar huis:

i. formele ondersteuning: op basis van 80% van het tarief per resultaat dat hiervoor wordt gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

ii. informele ondersteuning: op basis van 100% van het wettelijke minimumloon conform de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;

c. begeleiding:

i. formele ondersteuning: op basis van 85 % van het tarief per resultaat dat hiervoor wordt gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

ii. informele ondersteuning: op basis van 100% van het wettelijke minimumloon conform de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, tot ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

Artikel  13 Financiële tegemoetkoming

Het college kan een financiële tegemoetkoming verstrekken op basis van artikel 2.1.7 van de Wmo voor de volgende voorzieningen. De hoogte van de tegemoetkoming en aanvullende voorwaarden worden vastgelegd in het besluit.

  • 1.

    verhuiskosten/bezoekbaar maken woning; op basis van 100% van de kosten tot een maximum van € 2.500;

  • 2.

    Woningaanpassing;

  • 3.

    sportvoorziening; op basis van een door het college vastgesteld tarief voor een periode van 3 jaar.

Artikel 14 Persoonlijk passend pakket

  • 1.

    Hierbij wordt gebruikt gemaakt van een specifiek hiervoor opgestelde overeenkomst waarbij de vormvrije invulling wordt gekoppeld aan de resultaten zoals opgenomen in het integraal plan van aanpak en eventuele andere aspecten zoals opgenomen in artikel 8 lid 2.

  • 2.

    Het college bepaalt of gebruik gemaakt kan worden van een persoonlijk passend pakket.

Artikel 15 Normen kader maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning

Voor de onderbouwing van de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning wordt gebruik gemaakt van het HHM-normenkader (juni 2019, met aanvullende instructie 2022).

Artikel 16 Niet in behandeling nemen aanvraag en afwijzingscriteria

1. Het college kan een aanvraag voor een maatwerkvoorziening niet in behandeling nemen als zij vaststelt dat de inwoner geen of onvoldoende gegevens verstrekt.

2. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval geweigerd als het gewenste resultaat al is gerealiseerd vóór de melding.

3. Er wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt als;

a. er een adequate voorliggende voorziening is;

b. de gevraagde voorziening van de inwoner algemeen gebruikelijk is;

c. het gebruik van een voorziening voor de inwoner zelf of voor derden onveilig is of

gezondheidsrisico’s met zich mee brengt;

d. er geen sprake is van aantoonbare meerkosten ten opzichte van een soortgelijke

voorziening voor inwoners zonder een beperking;

e deze uitsluitend therapeutische doeleinden heeft;

f. de inwoner niet meewerkt aan een door de gemandateerde professional noodzakelijk geacht (medisch) onderzoek.

4. Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

a. voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

b. voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte;

c. indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

d. indien de inwoner niet is verhuisd naar de met zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

5. Het college kan huishoudelijke ondersteuning weigeren op basis van een inkomenstoets, deze inkomenstoets is nader uitgewerkt in de beleidsregels.

6. Het college kan een pgb weigeren indien aan de inwoner in de afgelopen toekenningsperiode, voorafgaand aan de datum van het gesprek, een pgb is verleend en waarbij door de inwoner niet is voldaan aan de voorwaarden van het pgb.

7. Het college verstrekt geen pgb voor het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV).

8. Het college verstrekt geen pgb als het integraal plan van aanpak niet is aangevuld met een door de inwoner opgesteld budgetplan.

Artikel 17 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

1. Een inwoner doet aan het college op verzoek, of direct uit eigen beweging, mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing over het gebruik maken van een bepaalde voorziening.

2. Op basis van artikel 2.3.10 van de Wmo, kan het college een beslissing over een maatwerkvoorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

a. de inwoner onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

b. de inwoner niet langer op de maatwerkvoorziening is aangewezen;

c. de maatwerkvoorziening niet langer toereikend is;

d. de inwoner niet langer voldoet aan de voorwaarden van de maatwerkvoorziening, waaronder de voorwaarden voor kwalitatief goede ondersteuning;

e. de inwoner de maatwerkvoorziening niet of voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het bestemd is.

3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid onder a heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene(n) die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft/hebben verschaft, geheel of gedeeltelijk de geldwaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening.

4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na uitbetaling, of binnen de termijn waarvoor het is toegekend, niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

5. In geval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden ingenomen en kan de toekenning worden beëindigd.

Artikel 18 Primaat en ondersteuning

1. Het college kan ondersteuning als collectieve- en individuele maatwerkvoorziening verlenen waarbij een collectieve maatwerkvoorziening voor gaat op een individuele maatwerkvoorziening.

2. Hulpmiddelen en woningaanpassingen worden alleen verstrekt als deze langdurig, in principe voor minimaal zes maanden, noodzakelijk zijn.

Artikel 19 Criteria woonvoorziening

  • 1.

    Als uit onderzoek blijkt dat, als er geen sprake zou zijn geweest van de beperking, er toch op basis van afschrijving, een defect of uit veiligheidsoverweging, een noodzaak zou zijn voor een renovatie van badkamer of keuken, wordt de toe te kennen voorziening beperkt tot de kosten die direct te relateren zijn aan de beperking.

  • 2.

    Als uit onderzoek blijkt dat een woningvoorziening voor een jeugdige noodzakelijk is en er sprake is van co-ouderschap, kan een woonvoorziening toegekend worden voor beide woningen van de ouders, mits beide ouders binnen de gemeente wonen. Voorzieningen die redelijkerwijs verplaatsbaar zijn, reizen met het kind mee; denk hierbij aan auto, rolstoel, verrijdbare tillift.

  • 3.

    Het college kan, op basis van nader te bepalen regels, een woonvoorziening toekennen voor een mantelzorgwoning.

Artikel 20 Bijdrage in de kosten

1. Een inwoner kan een bijdrage in de kosten verschuldigd zijn:

a. voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel een pgb of financiële

tegemoetkoming;

b. voor het gebruik van een vrij toegankelijke voorziening, niet zijnde onafhankelijke cliëntondersteuning.

2. De bijdrage in de kosten overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.

3. De bijdrage in de kosten is verschuldigd zolang de inwoner gebruik maakt van de maatwerkvoorziening of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt en is afhankelijk van het inkomen en vermogen van de inwoner en zijn of haar echtgenoot.

4. De bijdrage is gelijk aan het in artikel 3.1, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 opgenomen bedrag, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

5. Inwoners met een inkomen waarmee zij in aanmerking komen voor de HeusdenPas, worden vrijgesteld van een eigen bijdrage.

6. Het college bepaalt bij nadere regeling:

a. voor welke maatwerkvoorzieningen de inwoner een bijdrage verschuldigd is;

b. door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid van de Wmo, de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb worden vastgesteld en geïnd.

7. Het college kan bij nadere regeling bepalen:

a. voor welke vrij toegankelijke voorzieningen de inwoner een bijdrage verschuldigd is;

b. wat per soort vrij toegankelijke voorziening de hoogte van deze bijdrage is;

c. voor welke groep personen op de bijdrage voor een vrij toegankelijke voorziening een korting geldt.

Artikel 21 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van inwoners in de gemeente bestaat.

Hoofdstuk 3 Kwaliteit

Artikel 22 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, waaronder voldoende deskundigheid van beroepskrachten door:

a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de inwoner;

b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

2. Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, waaronder eisen met betrekking tot kwalitatief goede ondersteuning en de deskundigheid van beroepskrachten.

3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de inwoner ter plaatse controleren van de geleverde maatwerkvoorzieningen.

4. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de besteding van de pgb’s.

Artikel 23 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wmo en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

a. een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met een derde; of

b. een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

i. een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

ii. de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

a. overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de Wmo en

b. rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wmo, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

a. de kosten van de beroepskracht;

b. redelijke overheadkosten;

c. kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

d. reis en opleidingskosten;

e. indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

f. overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

Hoofdstuk 4 Klachten, medezeggenschap, inspraak en waardering

Artikel 24 Klachtregeling

1. Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van inwoners ten aanzien van de totale dienstverlening.

2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van lid 1 door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 25 Medezeggenschap

1. Aanbieders en inwoners die lid zijn van het door hen in leven geroepen medezeggenschapsorgaan, dienen te beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van inwoners over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van lid 1 door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 26 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval inwoners of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

2. Het college heeft hiervoor nadere regels vastgesteld in de ‘Verordening Adviesraad Sociaal Domein Heusden’.

Hoofdstuk 5 Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 27 Nadere regels en hardheidsclausule

1. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

2. Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

3. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de inwoner afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 28 Overgangsrecht

1. Een inwoner houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2021 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen of er door het college een nieuw onderzoek is uitgevoerd.

2. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2021, waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2021.

3. Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2021, geschiedt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2021 die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

4. Van het in lid 2 en lid 3 gestelde kan ten gunste van de inwoner worden afgeweken.

Artikel 29 Intrekking en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023.

  • 2.

    Tegelijk met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de ‘Verordening maatschappelijke ondersteuningen jeugdhulp 2021’ ingetrokken.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 20 december 2022.

De griffier, De voorzitter

mw. drs. F.E.H.M. Backerra drs .W. van Hees

Ondertekening