Regeling vervallen per 31-12-2023

Verordening sociaal domein gemeente Terneuzen 2023

Geldend van 01-01-2023 t/m 30-12-2023

Intitulé

Verordening sociaal domein gemeente Terneuzen 2023

Hoofdstuk 1 Inleiding

Deze ‘Verordening sociaal domein gemeente Terneuzen 2023’ is een aangepaste versie van de ‘Verordening sociaal domein gemeente Terneuzen 2022’. De aanleiding om deze verordening vast te stellen was het Beleidsplan sociaal domein Terneuzen 2022-2025. De titel van dit beleidsplan is “Iedereen aan boord”.

Samengevat zegt dit: “Iedereen moet mee kunnen doen in onze gemeente. In het sociaal domein werken we aan verdere vernieuwing en aan verbetering van de samenwerking tussen organisaties. We zetten in op integraal werken volgens het principe van één gezin, één plan, één regisseur. Ondersteuning en hulp zijn zo snel, adequaat, vroeg en dichtbij mogelijk. We gaan uit van kwaliteit”.

De gemeenteraad stelde het Beleidsplan sociaal domein Terneuzen 2022-2025 op 16 december 2021 vast. Hierin kiest de raad voor meer samenhang tussen verschillende terreinen van het sociaal domein. Dit betekent: niet meer per hulpvraag verschillende regelingen maken maar één regeling waarin uw hulpvraag centraal staat. Om die reden is er in 2022 gekozen voor één verordening in het sociaal domein, de zogenaamde omgekeerde verordening.

Op 16 december 2021 heeft de Raad besloten om de verordening 2022 te evalueren in oktober 2022. De Verordening sociaal domein gemeente Terneuzen 2023 is het resultaat van deze evaluatie.

In deze regeling leest u wat u van de gemeente kunt verwachten maar ook wat wij van u verwachten.

De regels gaan over de volgende onderwerpen:

  • Werken en participeren;

  • Uitkeringen;

  • Gezond en veilig opgroeien, en;

  • Wonen in een veilige en gezonde omgeving.

1.1 Waarom deze regels?

In het Beleidsplan Sociaal Domein 2022-2025 staan de doelen die we voor ogen hebben binnen het Sociaal Domein. Wij willen dat alle inwoners van Terneuzen actief kunnen deelnemen aan de samenleving, gezond en zelfredzaam zijn. We streven ernaar dat inwoners in ieder geval:

  • gezond en veilig opgroeien en zich optimaal ontwikkelen;

  • een zinvolle dagbesteding hebben (van betaald werk tot vrijwilligerswerk);

  • een inkomen hebben;

  • hun financiën op orde hebben en houden;

  • een eigen huishouding kunnen voeren en voor zichzelf kunnen zorgen;

  • een geschikte en schone woonruimte hebben, waarin zij (zo lang mogelijk) zelfstandig en veilig wonen en;

  • maatschappelijk participeren.

Het is onze taak om u daarbij te helpen. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:

  • Participatiewet (PW);

  • Jeugdwet;

  • Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015);

  • Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze

  • werknemers (IOAW);

  • Inkomensvoorziening oudere arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

  • Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • Burgerlijk Wetboek (BW);

  • Gemeentewet.

De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. Het zijn regels op hoofdlijnen. Soms zijn er nog extra regels nodig waarin we bepaalde zaken uitwerken. Ook dat regelen we in deze verordening. De Adviesraad Participatiewet heeft advies gegeven over deze verordening.

1.2 Uitgangspunten

De regels in deze verordening:

  • 1.

    zijn bedoeld om de onder 1.1 genoemde doelen te realiseren en knelpunten van inwoners op te lossen;

  • 2.

    zijn goed leesbaar;

  • 3.

    regelen niet meer dan nodig is;

  • 4.

    houden de administratieve lasten van gemeente en inwoners zo laag mogelijk;

  • 5.

    kunnen we goed uitvoeren;

  • 6.

    zijn duidelijk voor de inwoners;

  • 7.

    zijn onderling afgestemd op elkaar;

  • 8.

    respecteren de wettelijke regels;

  • 9.

    helpen om maatwerk toe te kunnen passen.

1.3 Kernwaarden

Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houden we rekening met de doelen van de genoemde wetten. We zorgen ervoor dat het resultaat van een besluit recht doet aan die doelen. We gaan daarbij uit van de volgende kernwaarden:

  • 1.

    u bent in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om de genoemde doelen te realiseren;

  • 2.

    u zet zich ervoor in om deze doelen te bereiken;

  • 3.

    wij helpen waar dat nodig is en stimuleren u om zelf oplossingen te vinden voor uw problemen;

  • 4.

    kwetsbare groepen, zoals kinderen en inwoners met een beperking, hebben extra hulp nodig om volwaardig mee te doen aan de samenleving.

1.4 Nadere regels en beleidsregels

Deze verordening is een algemeen verbindend voorschrift. De verschillende wetten bepalen dat gemeenten verplicht zijn om een aantal zaken in een verordening te regelen. Vaak wordt dat niet in detail in de verordening uitgewerkt. Dat kan vervolgens in nadere regelgeving.

1.4.1 Nadere regels

Nadere regels zijn algemeen verbindende voorschriften die een uitwerking zijn van de verordening. Een aantal artikelen van deze verordening bevatten bepalingen, die het college de bevoegdheid geven om nadere regels vast te stellen. Nadere regels kunnen rechten en plichten voor u bevatten.

1.4.2 Beleidsregels

Een beleidsregel beschrijft hoe het college omgaat met een wettelijke bevoegdheid. Er kunnen dus geen rechten of plichten voor u in worden vastgelegd. Wel geeft het u duidelijkheid hoe het college omgaat met uw hulpvraag en aanvraag. Het helpt onze consulenten om uw hulpvraag te beoordelen.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding leest u eerst hoe en waar u hulp kunt vragen en hoe wij die hulpvraag oppakken. Daarna leggen we in een aantal hoofdstukken uit wat de belangrijkste regels van de gemeentelijke taken zijn. De regels gaan over de hulp van de gemeente om een stap naar werk te zetten en minimaregelingen (hoofdstuk 3), ondersteuning voor kinderen en jongeren bij het opgroeien (hoofdstuk 4) en ondersteuning bij het wonen in uw eigen leefomgeving (hoofdstuk 5). In die hoofdstukken leest u wanneer u hulp kunt krijgen, wat die hulp inhoudt en welke rechten en plichten u heeft.

Daarna zijn er enkele hoofdstukken over de vorm die de hulp heeft, wat we van elkaar kunnen verwachten en hoe de hulp georganiseerd is (hoofdstuk 6 tot en met 10). In het laatste hoofdstuk (hoofdstuk 11) staat een uitleg van de belangrijkste begrippen die we in deze verordening gebruiken.

De hoofdstukken 2 tot en met 6 en hoofdstuk 8 beginnen met een korte inleiding. Hierin staat waarover het hoofdstuk precies gaat. Daarna volgen de regels. De regels zijn gebaseerd op de wetten genoemd in artikel 1.1 van deze verordening. Niet alle wetten zijn op ieder artikel van toepassing. Dat verschilt per artikel. Per artikel geven we aan welke wetten op dat artikel van toepassing zijn.

Hoofdstuk 2 De hulpvraag

Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop u aan ons hulp kunt vragen over één of meer onderwerpen uit deze verordening. Ook staat in dit hoofdstuk hoe uw hulpvraag wordt behandeld en hoe wij tot een besluit komen.

Uitgangspunt is dat u alle hulpvragen in één keer kunt stellen. Voor bepaalde hulpvragen geldt een bijzondere route. Dit staat ook vermeld in dit hoofdstuk.

2.1 Melding bij de gemeente

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Als u hulp nodig heeft, kunt u dit melden bij de gemeente. U kunt dit schriftelijk, mondeling, telefonisch of digitaal doen.

  • 2.

    Wij bevestigen uw hulpvraag per brief of e-mail. In de bevestiging kunnen wij u uitnodigen voor een gesprek met een medewerker. In die uitnodiging staat:

    • a.

      waar en wanneer het gesprek plaatsvindt en waarover het gesprek zal gaan;

    • b.

      informatie over de mogelijkheid om gratis hulp te krijgen van een (onafhankelijke) cliëntondersteuner; en

    • c.

      informatie over de mogelijkheid om zelf een plan op te stellen. In dit plan legt u uit hoe uw persoonlijke situatie is en wat u wilt bereiken met uw hulpvraag.

  • 3.

    In sommige situaties kunnen we afzien van een gesprek.

  • 4.

    Indien u hulp nodig heeft op grond van de Jeugdwet, PW, IOAW of IOAZ, dan kunt u direct schriftelijk of digitaal een aanvraag indienen.

  • 5.

    Wij beschouwen een verzoek om algemene informatie op grond van de wetten genoemd in lid 4 van dit artikel, als ‘eerste contact’ en nog niet als aanvraag.

  • 6.

    Wij kunnen nadere regels vaststellen met betrekking tot de procedure voor de hulpvraag van een maatwerkvoorziening, individuele voorziening of andere voorziening.

2.1.1 Gegevens

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

De gemeente verzamelt alle gegevens over uw situatie die nodig zijn voor uw hulpvraag. Soms hebben we gegevens nodig die we niet zelf hebben of kunnen inzien. Dan vragen wij u, om die ontbrekende gegevens binnen een redelijke termijn bij ons aan te leveren. Bij de uitnodiging voor het gesprek maken we duidelijk welke gegevens dat zijn. We geven in deze uitnodiging ook aan binnen welke termijn u deze gegevens moet indienen.

2.2 Het gesprek

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Het doel van het gesprek is om een goed beeld te krijgen van de hulpvraag, van het effect dat u wilt bereiken en van uw persoonlijke situatie.

  • 2.

    Het gesprek vindt binnen een redelijke termijn plaats na de melding voor de hulpvraag.

  • 3.

    Bij de start van het gesprek identificeert u zich met een geldig legitimatiebewijs. Wij zijn namelijk verplicht uw identiteit vast te stellen.

  • 4.

    Als u zelf een plan heeft gemaakt, dan betrekt de medewerker dit bij het gesprek.

  • 5.

    Als u dat wilt, kunt u iemand vragen om bij dit gesprek aanwezig te zijn. Dit kan iemand uit uw sociale netwerk zijn of een onafhankelijke cliëntondersteuner.

2.2.1 Inhoud van het gesprek

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    In het gesprek onderzoekt de medewerker:

    • a.

      uw behoefte: wat is er nodig?

    • b.

      uw persoonlijke situatie: hoe ziet die eruit en wat betekent dit voor het gewenste doel?

    • c.

      uw eigen (on)mogelijkheden: (hoe) kunt u zelf bijdragen aan de oplossing van het probleem?

    • d.

      uw omgeving: welke hulp kan uw sociale netwerk of kunnen andere organisaties bieden?

  • 2.

    De medewerker informeert u over de mogelijkheden van de gemeente om uw persoonlijke situatie te verbeteren. Als u een hulpvraag doet voor de Wmo 2015 of Jeugdwet informeert de medewerker u ook over de mogelijkheden van een persoonsgebonden budget (pgb). De medewerker betrekt deze zaken bij het onderzoek naar de hulpvraag.

  • 3.

    De medewerker informeert u over het vervolg.

  • 4.

    In het kader van de hulpvraag bent u verplicht om persoonsgegevens te verstrekken;

  • 5.

    Indien vereist zal de medewerker u toestemming vragen om uw persoonsgegevens te verwerken.

2.3 Het verslag

Jeugdwet, Wmo 2015

  • 1.

    U krijgt een verslag van de gemeente. In dit verslag staan de uitkomsten van het onderzoek naar uw hulpvraag.

  • 2.

    Soms hebben we meer informatie nodig voor het verslag. Hierdoor kan het verslag niet altijd binnen de wettelijk gestelde onderzoekstermijn klaar zijn. U krijgt dan een brief.

  • 3.

    Uit het verslag blijkt welk doel u wilt bereiken en hoe we dit kunnen realiseren.

  • 4.

    U ondertekent het verslag en stuurt dit binnen vijf werkdagen naar de gemeente. Als u het niet eens bent met het verslag, kunt u dat aangeven in het verslag.

  • 5.

    Als u een maatwerkvoorziening (Wmo 2015) of een individuele voorziening (Jeugdwet) van de gemeente wilt ontvangen, kunt u dit aangeven op het ondertekende verslag.

2.4 Aanvraag

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

Na de melding van de hulpvraag en het gesprek met een medewerker van de gemeente, kunt u een aanvraag indienen volgens de regels die daarvoor gelden. De aanvraag kunt u schriftelijk of digitaal indienen. Het doel van de aanvraag is te bepalen of de gemeente hulp verleent en welke vorm die hulp dan heeft.

2.4.1 Aanvraag van een voorziening

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Vraagt u om een maatwerkvoorziening (Wmo 2015), een individuele voorziening (Jeugdwet), of een andere voorziening (PW, IOAW, IOAZ), dan kunnen we die hulp toekennen in de volgende situatie:

    • a.

      De voorziening is noodzakelijk om (één van) de doelen van de in artikel 1.1 genoemde wetten te bereiken;

    • b.

      U heeft geen mogelijkheden om het gewenste effect op eigen kracht te bereiken. U kunt dit effect ook niet bereiken met:

  • hulp van huisgenoten;

  • hulp vanuit uw sociale netwerk;

  • behulp van andere voorzieningen of organisaties; en

    • a.

      De voorziening past bij het door u gewenste effect en persoonlijke situatie.

  • 2.

    Indien één van de voorwaarden of weigeringsgronden van artikel 2.4.4 van deze verordening van toepassing is, kunnen we de voorziening niet toekennen.

  • 3.

    De voorziening is voldoende in inzet en kwaliteit, zodat u het gewenste effect kunt bereiken.

  • 4.

    Bij toekenning van een voorziening krijgt u de goedkoopste passende voorziening.

  • 5.

    We kunnen nadere regels stellen over voorzieningen die op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet beschikbaar zijn.

2.4.2 Beoordelen van uw aanvraag

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ, Awb

  • 1.

    Om te bepalen of wij hulp verlenen, nemen we de volgende stappen:

    • a.

      Stap 1: Wij stellen eerst vast wat uw hulpvraag is.

    • b.

      Stap 2: Wij stellen hierna vast welke problemen, beperkingen en stoornissen u precies heeft.

    • c.

      Stap 3: Wij bepalen welke hulp, en hoeveel hulp u nodig heeft.

    • d.

      Stap 4: Wij onderzoeken wat u zelf kunt doen om uw probleem op te lossen (eigen kracht). Wij betrekken hierbij: de hulp van huisgenoten, hulp van anderen uit uw sociale netwerk/sociale omgeving en de inzet van algemene voorzieningen.

    • e.

      Stap 5: Wij bepalen welke aanvullende hulp u nodig heeft om uw probleem op te lossen en het gewenste effect te bereiken.

  • 2.

    Voor de Jeugdwet kijken we ook nog naar het woonplaatsbeginsel.

  • 3.

    Pleegouders kunnen voor ondersteuning bij de pleegzorgorganisatie terecht. Als het nodig is kan de pleegzorgorganisatie extra hulp vragen aan de gemeente.

2.4.3 Advies

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ, Awb

Bij iedere stap, zoals in artikel 2.4.2 is genoemd, kan de gemeente een (externe) deskundige inzetten voor advies. Dit advies betrekken we bij de beoordeling van uw aanvraag. We stellen u vooraf op de hoogte welke deskundigheid we op welk moment nodig vinden en inzetten.

2.4.4 Voorwaarden en weigeringsgronden

Wmo 2015

  • 1.

    We verstrekken de voorziening als deze:

    • veilig is voor uzelf en uw omgeving;

    • geen gezondheidsrisico’s geeft en;

    • niet anti-revaliderend werkt.

We houden hierbij rekening met uw beperkingen.

  • 2.

    We verstrekken geen voorziening:

    • a.

      als u niet woont in de gemeente Terneuzen;

    • b.

      als u voor uw probleem een beroep kunt doen op een andere wet;

    • c.

      als u de gevraagde voorziening zelf al aanschaft voordat u een melding doet bij de gemeente. Deze regel geldt niet voor een acute noodsituatie.

    • d.

      als u de gevraagde voorziening zelf aanschaft ná de melding en vóór de datum van ons besluit. Deze regel geldt niet als we:

      • daarvoor schriftelijk toestemming hebben gegeven, of;

      • de gemaakte kosten, de noodzaak en de passendheid van de voorziening achteraf nog kunnen beoordelen.

    • e.

      als u de gevraagde voorziening al eerder van ons heeft ontvangen en de normale afschrijvingstermijn van die voorziening is nog niet verstreken. Dit geldt niet als de voorziening verloren is gegaan terwijl dit niet uw schuld is. Wij kunnen u ook de restwaarde van de voorziening die verloren is gegaan (gedeeltelijk) vergoeden.

    • f.

      als u deze voorziening niet specifiek op u gericht is;

    • g.

      als de voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer u rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan;

    • h.

      als u aanspraak heeft op zorg met verblijf op grond van de Wet langdurige zorg of er redenen zijn om aan te nemen dat u daarvoor in aanmerking komt en weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit hierover. Deze regel geldt niet als artikel 8.6a van de Wmo 2015 van toepassing is.

    • i.

      de voorziening niet langdurig noodzakelijk is, tenzij het gaat om hulp bij het huishouden of begeleiding;

  • 3.

    Als we een vervoersvoorziening verstrekken houden we alleen rekening met de verplaatsingen in uw directe woon- en leefomgeving. De vervoersvoorziening bestaat uit maximaal 3.000 kilometer per jaar.

  • 4.

    We verstekken geen woonvoorziening als:

    • a.

      de beperkingen komen:

      • door de aard van de in de woning gebruikte materialen,

      • door de slechte staat van onderhoud, of

      • doordat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;

    • b.

      u uw hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waarvoor u de melding doet;

    • c.

      u woont in een vakantiewoning, hotel, pension, klooster, trekkerswoning of een tweede woning. We kunnen dan wel een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten verstrekken;

    • d.

      het gaat om voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten die bij het gebouw horen waarin u woont;

    • e.

      de noodzaak voor de voorziening het gevolg is van een verhuizing

      • waarvoor geen aanleiding was op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie, en

      • er geen belangrijke reden voor de verhuizing is;

    • f.

      u niet verhuist naar de voor uw beperkingen meest geschikte beschikbare woning. Deze regel geldt niet als we daarvoor vooraf schriftelijk toestemming hebben gegeven;

    • g.

      u een indicatie hebt voor verhuizing naar een zorginstelling op grond van de Wet langdurige zorg;

    • h.

      u de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kan meenemen.

2.4.5 Voorwaarden individuele voorzieningen

Jeugdwet

  • 1.

    U kunt alleen in aanmerking komen voor een individuele voorziening als u geen oplossing kunt vinden voor uw hulpvraag:

    • a.

      binnen uw eigen mogelijkheden. Hieronder verstaan we in ieder geval:

  • gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

  • het hebben van een aanvullende verzekering die voorziet in de gevraagde voorziening;

    • a.

      door gebruik te maken van een algemene voorziening, of;

    • b.

      door gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2.

    Als uw aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die u voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, kunnen we hier alleen een voorziening voor verstrekken, als:

    • a.

      op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van:

      • opgroei- of opvoedingsproblemen,

      • psychische problemen, of

      • stoornissen

waarvoor u de hulp hebt ingezet, en;

  • b.

    we achteraf nog kunnen beoordelen of de voorziening noodzakelijk en passend is, en

  • c.

    we de gemaakte kosten achteraf nog kunnen beoordelen.

  • 3.

    De voorziening als bedoeld in lid 2 kan slechts betrekking hebben op gemaakte kosten over een periode van maximaal 3 maanden vóór de aanvraag.

  • 4.

    Wij kunnen nadere regels vaststellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het eerste en tweede lid.

2.5 Besluit 2.5.1 Inhoud van het besluit

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ, Awb

  • 1.

    Wij stellen u per brief op de hoogte van ons besluit. Hierin staat of we u wel of geen hulp geven. Als we wel hulp geven, staat in het besluit ook in welke vorm we de hulp geven:

    • a.

      hulp in natura;

    • b.

      pgb;

    • c.

      geld.

  • 2.

    Geven we hulp in natura, dan staat in het besluit in ieder geval:

    • a.

      wat de hulp inhoudt en waarvoor u de hulp krijgt;

    • b.

      wanneer de hulp ingaat en hoe lang de hulp duurt;

    • c.

      wie de hulp geeft en hoe de hulpverlener de hulp geeft;

    • d.

      welke voorwaarden en verplichtingen gelden;

    • e.

      motivatie van het besluit, en

    • f.

      hoe u bezwaar kunt maken tegen het besluit.

  • 3.

    Geven we hulp in de vorm van een pgb, dan staat in het besluit in ieder geval:

    • a.

      waarvoor u het pgb krijgt;

    • b.

      hoe hoog het pgb is;

    • c.

      wanneer het pgb ingaat en wanneer het pgb eindigt;

    • d.

      hoe u de besteding van het pgb moet verantwoorden;

    • e.

      welke voorwaarden en verplichtingen gelden;

    • f.

      motivatie van het besluit, en

    • g.

      hoe u bezwaar kunt maken tegen het besluit.

  • 4.

    Geven we hulp in de vorm van geld, dan staat in het besluit in ieder geval:

    • a.

      voor welk doel we het geld geven;

    • b.

      hoeveel geld u krijgt;

    • c.

      wanneer we het geld betalen;

    • d.

      hoe vaak we het geld betalen;

    • e.

      welke voorwaarden en verplichtingen gelden;

    • f.

      motivatie van het besluit, en

    • g.

      hoe u bezwaar kunt maken tegen het besluit.

  • 5.

    Geven we geen hulp, dan staat in het besluit in ieder geval:

    • a.

      motivatie waarom we geen ondersteuning geven, en

    • b.

      hoe u bezwaar kunt maken tegen het besluit.

2.5.2 Verval van recht

Jeugdwet, Wmo 2015

Het recht op ondersteuning vervalt als u niet binnen drie maanden na het besluit begint met het gebruikmaken van de hulp. Dit geldt niet als u kunt aantonen dat u een dringende reden heeft waardoor u niet binnen de termijn van drie maanden gebruik kunt maken van de hulp.

2.5.3 Terugwerkende kracht

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    We kennen een aanvraag niet met terugwerkende kracht toe.

  • 2.

    Het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing als de wet of deze verordening het wel mogelijk maakt.

2.5.4 Spoedeisende gevallen

Jeugdwet, Wmo 2015, PW

In spoedeisende gevallen zorgt de gemeente ervoor dat u hulp krijgt die nodig is, zonder dat de normale procedure wordt gevolgd. 

Hoofdstuk 3 Participeren en inkomen

Dit hoofdstuk gaat over participatie, tegenprestatie en minimaregelingen. Wij vinden het belangrijk inwoners die geen werk hebben te helpen bij het vinden van werk. In dit hoofdstuk leest u voor wie dit geldt, hoe wij u hierbij kunnen helpen en wat wij van u verwachten als u een uitkering ontvangt.

3.1 Participatie – voor wie

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    U bent in de eerste plaats zelf, met de hulp van de mensen om u heen of met de hulp van uitzendbureaus en andere organisaties, verantwoordelijk om werk te vinden.

  • 2.

    Als u dat niet lukt, kunnen wij u helpen. Daarbij gebruiken wij de voorzieningen genoemd in dit hoofdstuk. Wij kunnen u een voorziening aanbieden als:

  • a.

    u een uitkering van ons ontvangt;

  • b.

    u geen uitkering van ons ontvangt en geen hulp krijgt van instanties zoals UWV, SVB of werkgevers;

  • c.

    u jonger bent dan 27 jaar, geen werk heeft en geen havo-, vwo- of mbo-diploma vanaf niveau 2 of hoger heeft.

3.2 Werkwijze

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Bij het vinden van werk of een opleiding die bij u past, werken wij samen met UWV, regiogemeenten en organisaties.

  • 2.

    Wij ondersteunen werkgevers die werk hebben voor inwoners die onder de doelgroep van de gemeente vallen.

3.3 Voorzieningen

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kijken welke hulp u nodig heeft.

  • 2.

    Wij beoordelen welke voorziening passend is voor u.

  • 3.

    Wij bepalen welke voorziening we inzetten en voor hoe lang.

  • 4.

    Wij kijken naar uw omstandigheden, uw mogelijkheden en eventuele beperkingen, zorg voor kinderen, mantelzorg, wettelijke verplichtingen en het beschikbare budget.

  • 5.

    Wij stemmen de hulp aan u af gelet op uw positie op de arbeidsmarkt.

  • 6.

    Het doel van de voorziening is het vinden of behouden van passend werk.

  • 7.

    Wij kunnen in ieder geval de volgende voorzieningen inzetten:

  • participatieplaats

  • beschut werk

  • proefplaatsing

  • werkervaringsplaats/stage

  • detacheringsbaan

  • basisbaan

  • sociale activering

  • vrijwilligerswerk

  • diagnostische instrumenten

  • werkgeverssubsidie

  • loonkostensubsidie

  • scholing, cursussen, trainingen

  • begeleiding, ondersteuning

  • jobcoaching

  • jobhunting, bemiddeling

  • nazorg

  • kinderopvang

  • andere voorzieningen en vergoedingen, maatwerk

  • 8.

    In een plan van aanpak leggen wij vast welke hulp u krijgt en welke afspraken wij met u maken.

  • 9.

    We kunnen nadere regels vaststellen ter uitwerking van dit artikel.

3.3.1 Participatieplaats

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen deze voorziening inzetten als u een uitkering krijgt, ouder bent dan 27 jaar en uw kans op werk klein is.

  • 2.

    Wij kunnen voor een periode van maximaal twee jaar een participatieplaats aanbieden.

  • 3.

    Het doel is de kans op betaald werk te vergroten en werkervaring op te doen.

  • 4.

    Een voorwaarde is dat het werk niet leidt tot verdringing van andere werknemers bij dezelfde werkgever en ook niet leidt tot oneerlijke concurrentie met andere organisaties.

  • 5.

    Na iedere 6 maanden kunt u een premie van maximaal € 250,00 ontvangen. Een voorwaarde is dat u voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van uw kans op werk.

3.3.2 Beschut werk

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u een beschutte werkplek aanbieden, als het UWV heeft vastgesteld dat u alleen kan werken als het werk en de omgeving zijn aangepast aan uw mogelijkheden.

  • 2.

    Het doel is om u een veilige werkplek te bieden.

  • 3.

    Wij bieden de volgende aanpassingen aan, zodat u beschut kunt werken:

    • a.

      het aanpassen van uw werkplek of de omgeving waarin u werkt;

    • b.

      uitsplitsing van taken;

    • c.

      het aanpassen van werktempo, het aantal uren dat u werkt en de begeleiding die u krijgt;

    • d.

      jobcoaching.

  • 4.

    Als u in aanmerking komt voor beschut werk, kunnen wij helpen om de stap naar beschut werken makkelijker te maken. Wij kunnen de volgende voorzieningen aanbieden:

    • a.

      helpen bij de invulling van uw dag;

    • b.

      vrijwilligerswerk;

    • c.

      scholing;

    • d.

      schuldhulpverlening.

  • 5.

    Wij zetten ons in om iedereen die voor beschut werk in aanmerking komt te plaatsen. We streven er naar om in ieder geval het door het rijk opgelegde minimum aantal beschutte werkplekken per jaar te realiseren.

3.3.3 Proefplaatsing

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u, bij wijze van proef, tijdelijk en met behoud van uw uitkering een proefplaatsing aanbieden bij een bedrijf om werkervaring op te doen.

  • 2.

    De plaatsing duurt drie maanden, maar stopt eerder als het doel eerder bereikt is.

  • 3.

    Het doel is dat u kennis en vaardigheden opbouwt.

  • 4.

    Het uiteindelijke doel is dat u voor minimaal zes maanden in dienst komt bij het bedrijf.

  • 5.

    Tijdens de proefplaatsing kan het bedrijf een beeld krijgen om te zien of u geschikt bent voor het werk.

  • 6.

    De werkgever moet u goed begeleiden.

  • 7.

    Een voorwaarde is dat dit niet leidt tot verdringing van andere werknemers bij dezelfde werkgever. Ook mag het niet leiden tot oneerlijke concurrentie met andere organisaties.

3.3.4 Werkervaringsplaats/stage

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u bij wijze van proef tijdelijk en met behoud van uitkering een werkervaringsplaats/stage aanbieden bij een re-integratiebedrijf.

  • 2.

    De plaatsing duurt drie maanden, maar stopt eerder als u het doel heeft behaald.

  • 3.

    Wij kunnen de plaatsing na drie maanden verlengen, maar met verlenging duurt de plaatsing maximaal zes maanden.

  • 4.

    Het doel is om werknemersvaardigheden te leren en daarmee de kans op betaald werk te vergroten en werkervaring op te doen.

  • 5.

    Een voorwaarde is dat dit niet leidt tot verdringing van andere werknemers bij dezelfde werkgever. Ook mag het niet leiden tot oneerlijke concurrentie met andere organisaties

3.3.5 Detacheringsbaan

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u via een andere organisatie een baan aanbieden bij een werkgever.

  • 2.

    Het doel is dat u uiteindelijk bij de werkgever in dienst komt.

3.3.6 Basisbaan

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Een basisbaan kunnen wij enkel aanbieden als u een bijstandsuitkering ontvangt en ouder bent dan 27 jaar.

  • 2.

    Wij kunnen u een basisbaan aanbieden als na afloop van een werkervaringsplaats en/of participatieplaats blijkt dat er geen werk voor u is, terwijl u wel uw doelen heeft behaald.

  • 3.

    Het doel is u te helpen naar betaald werk zodat u niet meer afhankelijk bent van een uitkering.

  • 4.

    Voor een basisbaan krijgt u het wettelijk minimumloon.

3.3.7 Sociale activering

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u, als u nog niet toe bent aan werken, activiteiten aanbieden die u dichter bij betaald werk brengen.

  • 2.

    Het doel is u te helpen moeilijkheden op weg naar werk of in uw dagelijks leven te overwinnen.

3.3.8 Vrijwilligerswerk

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u vrijwilligerswerk aanbieden. Vrijwilligerswerk kan u helpen om uw afstand tot werk kleiner te maken.

  • 2.

    Het doel van het vrijwilligerswerk is dat u uw kennis en vaardigheden vergroot.

3.3.9 Diagnostische instrumenten

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u testen en/of onderzoeken aanbieden. U gaat dan naar een deskundige die onderzoekt welke belemmeringen en mogelijkheden u heeft om te kunnen werken of om uw werk te kunnen houden.

  • 2.

    Het doel van testen en onderzoeken is dat u uw kans op betaald werk vergroot en dat werk of een voorziening past bij uw mogelijkheden.

3.3.10 Werkgeverssubsidie en tijdelijke loonkostensubsidie

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen een werkgever die u in dienst neemt, voor een korte periode loonkostensubsidie geven.

  • 2.

    Dit doen wij alleen als de werkgever geen wettelijke loonkostensubsidie kan krijgen en u niet in aanmerking komt voor andere vergoedingen.

  • 3.

    Het doel is om werkgevers te stimuleren u in dienst te nemen. Maar ook om extra kosten die werkgevers maken voor uw begeleiding te vergoeden.

  • 4.

    Het werk mag geen andere werknemers bij hetzelfde bedrijf verdringen. Ook mag er geen oneerlijke concurrentie ontstaan met andere organisaties.

3.3.11 Wettelijke loonkostensubsidie

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen de werkgever een wettelijke loonkostensubsidie toekennen als u bij de werkgever in dienst komt, maar niet het wettelijke minimumloon kan verdienen.

  • 2.

    De werkgever moet voldoen aan de voorwaarden van artikel 10d van de Participatiewet.

  • 3.

    Het doel van deze subsidie is om werkgevers te stimuleren inwoners met een arbeidsbeperking in dienst te nemen en productieverlies te vergoeden.

  • 4.

    Wij stellen vast of u het wettelijke minimumloon kunt verdienen.

  • 5.

    De loonkostensubsidie aan de werkgever hangt af van de loonwaarde.

  • 6.

    De hoogte van de loonkostensubsidie is maximaal 70% van het wettelijke minimumloon. Daar komen de wettelijke vakantietoeslag en een vergoeding voor werkgeverslasten bij.

  • 7.

    Totdat de loonwaarde is gemeten, kunnen wij de werkgever maximaal zes maanden een vaste maandelijkse loonkostensubsidie toekennen van maximaal 50% van het wettelijke minimumloon. Daar komen nog de wettelijke vakantietoeslag en een vergoeding voor werkgeverslasten bij.

3.3.12 Scholing, cursussen, trainingen

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u scholing, een cursus of een training aanbieden.

  • 2.

    De scholing is bedoeld om werk te kunnen vinden of te kunnen behouden.

  • 3.

    Wij bepalen welke scholing u krijgt en hoe lang dit duurt.

3.3.13 Jobcoaching

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen voor begeleiding op uw werkplek een jobcoach inzetten.

  • 2.

    Dit doen we als u extra begeleiding nodig heeft om uw werk te behouden.

  • 3.

    We kunnen ook uw werkgever een vergoeding geven als hij een jobcoach inzet.

  • 4.

    Wij spreken met uw werkgever af hoe en hoe lang we de jobcoach inzetten.

3.3.14 Jobhunting, bemiddeling

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen een jobhunter of bemiddeling inzetten voor het vinden van werk.

  • 2.

    Een jobhunter zoekt passend werk.

3.3.15 Kinderopvang

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    We kunnen er voor zorgen dat er passende kinderopvang beschikbaar is als:

    • a.

      u meedoet aan een activiteit die nodig is om:

  • in te burgeren;

  • aan het werk te gaan; of

  • om werkervaring op te doen, en

    • a.

      u zelf geen kinderopvang kunt regelen en betalen.

  • 2.

    Wij kunnen de kosten van kinderopvang, die voor uw rekening blijven, vergoeden.

3.3.16 Nazorg

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u ondersteunen of begeleiden als u werk gevonden heeft en uw uitkering is beëindigd.

  • 2.

    Dit doen we als dat nodig is om uw werk te kunnen doen of te kunnen behouden.

3.3.17 Andere voorzieningen en vergoedingen, maatwerk

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    We kunnen andere voorzieningen inzetten als dat nodig is om uw kans op werk te vergroten.

  • 2.

    We kunnen kosten vergoeden die u moet maken om mee te kunnen doen aan een voorziening of om te kunnen werken.

  • 3.

    We kunnen nadere regels vaststellen welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen en wat de hoogte van de vergoeding is.

3.4 Tegenprestatie

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij kunnen u een tegenprestatie opleggen als u een uitkering ontvangt en wij dit een passende manier vinden om iets terug te doen voor de samenleving.

  • 2.

    De tegenprestatie moet nuttig zijn voor de samenleving en is onbetaald.

  • 3.

    Het doel van de tegenprestatie is het vergroten van uw zelfredzaamheid en/of het vergroten van uw kansen op werk.

  • 4.

    Bij het opleggen van een tegenprestatie houden wij rekening met uw persoonlijke omstandigheden, zoals gezinssituatie, duur van de werkloosheid en eventuele beperkingen.

  • 5.

    U hoeft geen tegenprestatie te leveren als dit niet is te combineren met vrijwilligerswerk of mantelzorg.

  • 6.

    De tegenprestatie duurt zolang u nog geen re-integratietraject volgt of betaald werk heeft gevonden.

  • 7.

    De tegenprestatie mag het vinden van werk niet in de weg zitten.

  • 8.

    De tegenprestatie mag niet leiden tot verdringing van werknemers en tot oneerlijke concurrentie.

  • 9.

    U mag zelf een voorstel doen hoe u de tegenprestatie wil invullen. Als dit nodig is, kunnen wij meedenken en ondersteuning bieden. Wij beoordelen uw voorstel.

  • 10.

    U kunt de tegenprestatie invullen door:

  • a.

    het doen van vrijwilligerswerk;

  • b.

    het leveren van mantelzorg;

  • c.

    overige maatschappelijke nuttige werkzaamheden;

  • d.

    door te werken aan persoonlijke problemen zodat u (later) in staat bent aan één van de hiervoor genoemde vormen van tegenprestatie te voldoen.

  • 11.

    Het kan zijn dat u al maatschappelijke actief bent. Als u al een of meerdere van de hierboven genoemde activiteiten doet, kunnen we deze activiteiten aanmerken als tegenprestatie.

3.5 Regelingen voor mensen met een laag inkomen 3.5.1 Bijzondere bijstand

PW

  • 1.

    U kunt bijzondere bijstand aanvragen voor extra uitgaven die noodzakelijk zijn en die u niet kunt betalen uit uw maandelijkse inkomen of andere aanwezige middelen.

  • 2.

    Als u een inkomen heeft lager dan 120 procent van de voor u toepasselijke uitkeringsnorm kunt u in aanmerking komen voor individuele bijzondere bijstand.

  • 3.

    In afwijking van lid 2 van dit artikel geldt voor de kosten van bewindvoering, mentor, curatele en rechtsbijstand een inkomensgrens van 100 procent van de voor u toepasselijke uitkeringsnorm.

  • 4.

    Voor de uitvoering van de bijzondere bijstand kunnen we nadere regels vaststellen.

3.5.2 Collectieve zorgverzekering minima

PW

  • 1.

    Wij bieden samen met CZ een collectieve zorgverzekering aan voor mensen met een laag inkomen.

  • 2.

    Als u een inkomen heeft lager dan 120 procent van de voor u toepasselijke uitkeringsnorm kunt u gebruik maken van deze zorgverzekering voor minima.

  • 3.

    Als uw inkomen lager dan 120 procent van de bijstandsnorm is kunt u een bijdrage voor de premie van de aanvullende zorgverzekering krijgen.

  • 4.

    Voor de uitvoering van deze categoriale bijzondere bijstand kunnen we nadere regels stellen.

3.5.3 Individuele inkomenstoeslag

PW

  • 1.

    U kunt individuele inkomenstoeslag aanvragen, als u langdurig een laag inkomen heeft. Hiermee bedoelen we in de 36 maanden voor de aanvraagdatum een inkomen had dat niet hoger is dan 120 procent van de voor u toepasselijke uitkeringsnorm.

  • 2.

    De individuele inkomenstoeslag is per kalenderjaar:

    • a.

      € 350,00 als u alleenstaand bent;

    • b.

      € 450,00 als u alleenstaande ouder bent;

    • c.

      € 500,00 als u gehuwd bent.

3.5.4 Kinderopvang met sociaal medische indicatie

Gemeentewet

  • 1.

    U kunt zich melden voor een aanvraag bij de gemeente, het gezinsteam van de uitvoeringsorganisatie van de gemeente of de jeugdverpleegkundige.

  • 2.

    U kunt in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming voor kinderopvang als:

  • a.

    u een sociaal medische indicatie heeft;

  • b.

    u in de gemeente Terneuzen woont;

  • c.

    uw kind naar een geregistreerde opvang of gastouder gaat;

  • d.

    uw kind 12 jaar is of jonger en het basisonderwijs of het speciaal onderwijs nog niet heeft verlaten;

  • e.

    u geen recht heeft op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst;

  • f.

    u onvoldoende mogelijkheden heeft binnen uw gezin of sociale netwerk om uw kind(eren) op te vangen;

  • g.

    het noodzakelijk is dat uw kind naar de opvang gaat.

  • 3.

    Het doel is u te ontlasten en/of uw kinderen te ondersteunen.

  • 4.

    Wij kunnen een financiële tegemoetkoming weigeren als:

  • a.

    u niet voldoet aan de vereisten van lid 1 van dit artikel;

  • b.

    u niet bereid bent om hulpverlening te accepteren of hieraan mee te werken;

  • c.

    u niet bereid bent mee te werken aan het opstellen van een gezinsplan;

  • d.

    er een voorliggende voorziening aanwezig is;

  • e.

    u niet voldoet aan de verplichtingen vastgelegd in artikel 7.1 van deze verordening;

  • 5.

    Wij beslissen over het aantal dagdelen waarvoor de financiële tegemoetkoming nodig is.

  • 6.

    U doet al het mogelijke om het aantal uren waarop noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo gering mogelijk en zo kort mogelijk te laten zijn.

  • 7.

    De opvang duurt maximaal zes maanden. Wij kunnen de opvangperiode als het nodig is eenmaal verlengen. Wij beslissen over de periode.

  • 8.

    Wij betalen de financiële tegemoetkoming uit aan de kinderopvangorganisatie.

  • 9.

    Indien uw inkomen hoger is dan 120 procent van de bijstandsnorm, betaalt u een inkomensafhankelijke eigen bijdrage.

  • 10.

    Voor de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming en voor de berekening van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage, wordt aangesloten bij het model dat de Belastingdienst hanteert voor het berekenen van de eigen bijdrage bij de kinderopvangtoeslag.

  • 11.

    De bepalingen van de artikel 7.4.1 en 7.4.2 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing.

3.5.5 Meedoenbudget

Gemeentewet

  • 1.

    Het meedoenbudget is bedoeld om inwoners met een laag inkomen mee te laten doen aan sportieve, sociale, educatieve en/of culturele activiteiten.

  • 2.

    U kunt in aanmerking komen voor het meedoenbudget als u een inkomen heeft dat lager is dan 120 procent van de voor u toepasselijke uitkeringsnorm.

  • 3.

    Het meedoenbudget bedraagt € 100,00 per gezinslid per jaar.

  • 4.

    Wij betalen het meedoenbudget in één keer aan u uit.

3.5.6 Volwassenenfonds Sport en Cultuur

1. Het Volwassenenfonds Sport en Cultuur is bedoeld om inwoners vanaf 18 jaar met een laag inkomen mee te laten doen aan sportieve en culturele activiteiten.

2. U kunt in aanmerking komen voor het fonds genoemd in lid 1 als u een inkomen heeft dat lager is dan 120 procent van de voor u toepasselijke bijstandsnorm.

3. Wij betalen de contributie of het lesgeld aan de sportvereniging of de instantie waar u creatieve activiteiten doet.

3.5.7 Kindpakket

Gemeentewet

  • 1.

    Het kindpakket is bedoeld om kinderen van ouders met een laag inkomen mee te laten doen aan sportieve, sociale, educatieve en/of culturele activiteiten.

  • 2.

    U kunt in aanmerking komen voor het kindpakket als u een inkomen heeft dat lager is dan 120 procent van de voor u toepasselijke uitkeringsnorm.

  • 3.

    U kunt het kindpakket aanvragen bij de Stichting Leergeld of het Jeugdfonds sport en cultuur.

Hoofdstuk 4 Gezond en veilig opgroeien

Wij willen dat kinderen en jongeren zo gezond en veilig mogelijk opgroeien. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van kinderen en jongeren zelf, hun ouders en hun (sociale) netwerk. Het kan zijn dat u hierbij ondersteuning nodig heeft. Dan kunt u terecht bij de gemeente.

Met kinderen en jongeren bedoelen wij kinderen en jongeren tot 18 jaar. Maar ook jongvolwassenen van 18 tot 23 die al jeugdhulp ontvingen toen zij 18 jaar oud waren en die deze hulp vanaf hun 18e nog nodig hebben. Dit zijn de jeugdigen, zoals staat beschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

In dit hoofdstuk leest u wat uw eigen verantwoordelijkheden zijn en wat de rol van de gemeente is. Ook vindt u hier informatie over voorzieningen.

4.1 Vrij toegankelijke hulp

Jeugdwet

  • 1.

    Wij zorgen ervoor dat kinderen en jongeren zoveel mogelijk gezond, kansrijk en veilig kunnen opgroeien. Om dit te bereiken, helpen we alle kinderen en jongeren, hun ouders en hun sociale netwerk met:

    • a.

      het versterken van de opvoed- en opgroeiomgeving, waarin gezinnen, wijken, scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen samenwerken en elkaar aanvullen;

    • b.

      het geven van informatie, advies en trainingen;

    • c.

      het bieden van jeugdgezondheidszorg;

    • d.

      activiteiten voor jongeren die hun talenten ontwikkelen;

    • e.

      het bieden van opvoedondersteuning; en

    • f.

      een vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Deze ondersteuning is vrij toegankelijk. U hebt hiervoor geen besluit nodig van de gemeente. En ook geen verwijzing van een huisarts, medisch specialist of jeugdarts.

  • 3.

    Wij zorgen ervoor dat we signalen bij opgroei- en opvoedingsproblemen zo vroeg mogelijk opvangen. En dat we daar ook zo vroeg mogelijk ondersteuning bij aanbieden op vrijwillige basis.

4.2 Individuele voorziening

Jeugdwet

  • 1.

    Wij kunnen u een individuele voorziening aanbieden waarbij we goed kijken welke ondersteuning op uw vraag aansluit. Wij kunnen de volgende vormen van hulp bieden:

    • a.

      ondersteuning bij het opvoeden en opgroeien in de vorm van advies en cursussen;

    • b.

      een plek in een pleeggezin of verblijf in een instelling. Pleegzorg heeft hierbij de voorkeur;

    • c.

      specialistische jeugdhulp in de vorm van begeleiding, ondersteuning of behandeling;

    • d.

      persoonlijke verzorging;

    • e.

      vervoer naar en van de plaats waar u jeugdhulp krijgt.

  • 2.

    Deze hulp is niet vrij toegankelijk. U hebt hiervoor een besluit nodig van de gemeente. Of u hebt een verwijzing nodig van een huisarts, een medisch specialist of een jeugdarts.

4.3 Overgang van 18- naar 18+

Jeugdwet, Wmo 2015

  • 1.

    Wij kunnen u ook nog ondersteunen als u (jeugd)hulp nodig hebt als u 18 jaar wordt. Wij kunnen samen met u zorgen voor een toekomstplan op alle belangrijke leefgebieden. In uw toekomstplan kunnen we in ieder geval aandacht besteden aan de volgende onderwerpen:

    • a.

      wonen;

    • b.

      inkomen;

    • c.

      zorg en ondersteuning;

    • d.

      scholing, werk of participatie;

    • e.

      vrije tijd;

    • f.

      uw sociale omgeving/sociale netwerk.

  • 2.

    Als het nodig is verlengen we uw ondersteuning. Dit kan maximaal tot de dag dat u 23 jaar wordt. Deze verlenging is onderdeel van uw toekomstplan.

  • 3.

    Pleegzorg kunnen we inzetten tot de dag dat u 21 jaar wordt. Verlengde jeugdhulp in de vorm van pleegzorg blijft mogelijk vanaf 21 jaar totdat u 23 jaar wordt.

  • 4.

    Verblijf in een gezinshuis kunnen we inzetten tot de dag dat u 21 jaar wordt. Dit geldt tenzij:

    • a.

      u dat zelf niet wil;

    • b.

      en/of de gezinshuisouder(s) niet instemmen;

    • c.

      en/of voor alle partijen (inclusief uzelf) duidelijk is dat u andere passende hulp nodig heeft, en die hulp ook beschikbaar is;

    • d.

      en/of u voldoet aan de criteria van de Wet langdurige zorg.

  • 5.

    We streven naar een soepele overgang van Jeugdwet naar ondersteuning vanuit andere wetten. Dit noemen we een warme overdracht. Dit kan bijvoorbeeld de Wmo 2015, Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet zijn.

4.4 Afstemming met andere vormen van hulp

Jeugdwet

  • 1.

    Wij zorgen ervoor dat de ondersteuning die u krijgt, aansluit bij andere vormen van ondersteuning die u krijgt. Om dat te bereiken, maken we afspraken met huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen, hulpverleners, instellingen, zorgverzekeraars en andere personen of organisaties. Die afspraken gaan over:

  • a.

    procedures die gelden bij doorverwijzing naar ondersteuning;

  • b.

    communicatie met andere organisaties en de gemeente;

  • c.

    afbakening van taken en verantwoordelijkheden;

  • d.

    aansluiting tussen vrij toegankelijke hulp en individuele voorzieningen.

  • 2.

    Wij zorgen voor afstemming binnen de verschillende samenwerkingstrajecten. Hierbij houden we rekening met de privacywetgeving. Het gaat dan om afstemming met:

  • de gezondheidszorg, zoals huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en zorgverzekeraars;

  • justitie en gecertificeerde instellingen, over kinderbescherming en jeugdreclassering;

  • Veilig Thuis;

  • maatschappelijke ondersteuning, over de continuïteit van ondersteuning als u 18 jaar wordt;

  • voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht en werk en inkomen.  

Hoofdstuk 5 Wonen en meedoen in de samenleving

Soms hebt u hulp nodig om zo lang en zelfstandig mogelijk in uw eigen leefomgeving te kunnen wonen. Wij hebben de taak om u te helpen als u niet in staat bent om zelf oplossingen te vinden voor knelpunten. Bijvoorbeeld in uw woning, bij normale dagelijkse activiteiten en in de huishouding. Wij moeten ook maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat u met een beperking zo lang mogelijk zelfredzaam bent. Wij kijken niet alleen naar de korte termijn, maar ook naar de ontwikkelingen richting de toekomst. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen over de hulp die wij aan u kunnen bieden.

5.1 Dagbesteding (groepsbegeleiding)

Wmo 2015

  • 1.

    Indien u, vanwege uw beperking, onvoldoende in staat bent om de dag goed in te vullen, kunt u een maatwerkvoorziening krijgen.

  • 2.

    Deze maatwerkvoorziening houdt in dat u mee kunt doen aan arbeidsmatige, recreatieve of andere begeleide groepsactiviteiten voor één of meer dagdelen per week.

  • 3.

    Dagbesteding kan ingezet worden als u (nog) niet kunt werken en geen gebruik kan maken van dagbesteding via andere organisaties.

  • 4.

    Het doel van de dagbesteding is structuur in de dag te brengen en het voorkomen van (crisis)opnamen.

  • 5.

    De begeleiding richt zich op:

    • een zinvolle, gestructureerde invulling van de dag;

    • voorkomen van vereenzaming;

    • het overnemen van toezicht;

    • ontlasten van de mantelzorger;

    • ondersteuning in uw dagelijks leven waar nodig.

  • 6.

    Indien nodig, kan het vervoer naar en van de dagbesteding vergoed worden.

5.2 Individuele begeleiding

Wmo 2015

  • 1.

    U kunt in aanmerking komen voor individuele begeleiding als u de normale, dagelijkse activiteiten niet zelf kunt doen.

  • 2.

    Lid 1 is enkel van toepassing indien dagbesteding voor u onvoldoende is en er geen andere voorzieningen gericht op begeleiding kunnen worden ingezet.

  • 3.

    De begeleider helpt u bij de dagelijkse gang van zaken De begeleider kan ook helpen bij vaak terugkerende activiteiten, zoals het structureren van de dag, het doen van de administratie en het beheren van de financiën. De begeleider neemt deze activiteiten niet volledig over.

5.3 Zelfstandig en veilig wonen 5.3.1 Geschikte woning

Wmo 2015

  • 1.

    Wij zorgen ervoor dat u een maatwerkvoorziening krijgt als het normale gebruik van uw woning door een beperking niet mogelijk is. U moet voldoen aan de voorwaarden van artikel 2.4.1.

  • 2.

    De voorziening houdt in dat wij de woning bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar laten maken.

  • 3.

    Soms kunnen wij uw woning niet of slechts tegen zeer hoge kosten aan laten passen. Dan verwachten wij van u dat u verhuist naar een geschikte(re) woning, als deze beschikbaar is. Uw huidige woning passen wij dan niet aan.

  • 4.

    Wij zorgen voor een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten als u verhuist naar een geschikte(re) woning. Een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten geven we één keer per 10 jaar. De gemiddelde verhuisbeweging in Nederland (2020) op basis van het langjarige gemiddelde is dat iemand één keer per tien jaar verhuist. U moet dan wel voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.4.1 van deze verordening.

  • 5.

    We kunnen nadere regels vaststellen.

5.3.2 Een schone en leefbare woning

Wmo 2015

  • 1.

    Wij zorgen ervoor dat u ondersteuning kunt krijgen als u als gevolg van een beperking uw woning niet schoon en leefbaar kunt houden. U moet daarbij voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 1.2.1 Wmo 2015 en artikel 2.4.1 van deze verordening.

  • 2.

    Het doel van hulp in de huishouding is een schoon en leefbaar huis. Een schoon en leefbaar huis houdt in dat de woning opgeruimd en functioneel is. De woning moet schoon zijn volgens algemeen gebruikelijke hygiënische normen. Hiermee willen we een algemeen aanvaardbaar basisniveau voor een schoon en leefbaar huis bereiken. Zo moet iedereen in de leefeenheid gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, slaapkamer, keuken, douche/toilet en gang.

  • 3.

    De ondersteuning houdt in dat de woonkamer, slaapkamer, keuken, badkamer en de gang(en) tussen die ruimten voor zover nodig regelmatig schoongehouden worden. Daarbij hanteren wij een geobjectiveerd normenkader.

  • De ondersteuning kan ook zijn:

    • a.

      het aanbrengen van structuur in de huishouding;

    • b.

      het doen van boodschappen;

    • c.

      het zorgen voor eten en drinken;

    • d.

      het wassen, drogen van kleding, bedden- en linnengoed.

  • 4.

    Als er in uw huishouden minderjarige kinderen zijn, dan kan de ondersteuning ook bestaan uit het overnemen van de gebruikelijke zorg voor deze kinderen. Deze hulp geven wij alleen om de periode tot er andere hulp is te overbruggen.

  • 5.

    We kunnen nadere regels vaststellen.

5.3.3 Beschermd wonen

Wmo 2015

Als u een maatwerkvoorziening in de vorm van beschermd wonen nodig heeft, gelden de regels die zijn vastgelegd in de ‘Integrale verordening Wmo en Jeugd 2021 gemeente Vlissingen’. De gemeenteraad van Vlissingen heeft deze verordening vastgesteld op 16 december 2020. Dit gaat om inwoners met psychische of psychosociale problemen die problemen hebben met zelfstandig wonen. Doel van de maatwerkvoorziening is te voldoen aan de behoefte aan beschermd wonen. Maar ook om ervoor te zorgen dat u zo snel mogelijk weer op eigen kracht meedoet in de samenleving.

5.4 Meedoen aan de samenleving 5.4.1 Verplaatsen in en om de woning

Wmo 2015

  • 1.

    Wij zorgen ervoor dat u een maatwerkvoorziening kunt krijgen als u zich vanwege een beperking niet voldoende kunt verplaatsen in en om uw woning. U moet wel voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.4.1 van deze verordening.

  • 2.

    Een maatwerkvoorziening houdt in dat u een hulpmiddel kunt krijgen dat geschikt is voor dagelijks zittend gebruik.

  • 3.

    We kunnen nadere regels vaststellen

5.4.2 Verplaatsen dichtbij huis

Wmo 2015

  • 1.

    Als u vanwege een beperking in mobiliteit onvoldoende mogelijkheden heeft om in uw omgeving contact met anderen te hebben, kunnen wij een maatwerkvoorziening geven. U moet wel voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.4.1 van deze verordening.

  • 2.

    Als het nodig is helpen wij u bij het vervoer dicht bij de woning. Hierdoor kunt u meedoen met recreatieve en maatschappelijke activiteiten en zelf de dagelijkse boodschappen doen. Die hulp kan bestaan in het aanbieden van:

    • a.

      de mogelijkheid om te reizen met collectief taxivervoer indien u geen gebruik kunt maken van het openbaar vervoer.

    • b.

      een scootmobiel, of

    • c.

      het gebruikmaken van een ander vervoermiddel.

  • 3.

    Het moet gaan om:

    • a.

      het verplaatsen rondom de woning;

    • b.

      het verplaatsen over een langere afstand vanaf de woning; of

    • c.

      het vervoer naar de plek waar u deelneemt aan een activiteit van de gemeente om de dag in te vullen.

  • 4.

    We beschikken als gemeente over twee algemene voorzieningen te weten: collectief vraagafhankelijk vervoer en een scootmobielpool. Deze voorzieningen zijn voorliggend. Wij kijken altijd eerst naar een oplossing binnen een algemene voorziening;

  • 5.

    We kunnen nadere regels vaststellen.

5.5 Mantelzorg 5.5.1 Ondersteuning mantelzorger

Wmo 2015

  • 1.

    Wij zorgen ervoor dat u een maatwerkvoorziening kunt krijgen als u niet meer in staat bent om de mantelzorg vol te houden. Dit doen we als u mantelzorg geeft in een situatie waarin steeds toezicht nodig is.

  • 2.

    Een maatwerkvoorziening houdt in dat een professional de mantelzorg kan overnemen (art. 2.1.6 van de wet).

5.5.2 Mantelzorgwaardering

Wmo 2015

  • 1.

    Wij waarderen de inzet van u als mantelzorger voor inwoners met een beperking. Daarom stellen wij jaarlijks een vorm van mantelzorgwaardering vast. Het doel van de mantelzorgwaardering is om het belang van mantelzorgers voor de samenleving te onderstrepen.

  • 2.

    De mantelzorgwaardering kan verschillen van vorm.

  • 3.

    We kunnen nadere regels vaststellen.

5.5.3 Voorwaarden mantelzorgwaardering

Wmo 2015

  • 1.

    Een inwoner die mantelzorg ontvangt kan een vorm van mantelzorgwaardering aanvragen. Dit zijn de voorwaarden:

    • a.

      De mantelzorger verleent de hulp minimaal acht uur per week gedurende drie maanden onafgebroken.

    • b.

      De mantelzorger is iemand die geen betaalde hulp aan de inwoner geeft.

    • c.

      We keren per huishouden maar één mantelzorgwaardering uit.

  • 2.

    Wij hebben een formulier waarmee u de mantelzorgwaardering kunt aanvragen.

  • 3.

    Wij kunnen nadere regels vaststellen. 

Hoofdstuk 6 De vorm van de ondersteuning

Als wij u ondersteunen, kan dat in verschillende vormen. In dit hoofdstuk vindt u de regels daarvoor.

Wij kunnen ondersteuning bieden in de vorm van een dienst, zoals hulp in de huishouding of individuele begeleiding. Maar we kunnen u ook ondersteunen met behulp van een hulpmiddel, zoals bijvoorbeeld een rolstoel. Een uitkering of minimaregeling noemen wij ondersteuning in de vorm van geld.

Onder ondersteuning valt ook het persoonsgebonden budget (pgb). Dit is geld waarmee u zelf de ondersteuning inkoopt die u nodig heeft.

Ondersteuning in natura is ondersteuning die u van een instelling of professional krijgt die een contract heeft met de gemeente. Wij bieden u de ondersteuning die noodzakelijk is om uw situatie te verbeteren.

6.1 Ondersteuning in natura

Jeugdwet , Wmo 2015

  • 1.

    Als u in aanmerking komt voor ondersteuning, krijgt u deze ondersteuning in natura. Wij kunnen de ondersteuning ook op een andere manier geven, als dit in de wet of in deze verordening staat.

  • 2.

    Als u in aanmerking komt voor een hulpmiddel, dan verstrekken we dit in bruikleen of in eigendom.

  • 3.

    Wij zorgen ervoor dat de leverancier van het hulpmiddel u helpt om dit hulpmiddel goed te kunnen gebruiken.

  • 4.

    Wij zorgen ervoor dat de leverancier van het hulpmiddel de wettelijke bepalingen over de garantie nakomt.

  • 5.

    De leverancier vertelt u alles wat belangrijk is om te weten over het hulpmiddel dat u krijgt.

  • 6.

    We kunnen nadere regels vaststellen.

6.2 Persoonsgebonden budget (pgb) 6.2.1 Voorwaarden

Jeugdwet, Wmo 2015

  • 1.

    In plaats van ondersteuning in natura kunt u een persoonsgebonden budget (pgb) krijgen. U moet wel voldoen aan de voorwaarden die de Wmo 2015, de Jeugdwet en deze verordening stellen.

  • 2.

    Als u een pgb wilt, kunt u of iemand anders de taken die bij het pgb horen, uitvoeren. Wij kennen een pgb alleen toe als wij vinden dat u of uw budgetbeheerder in staat is uw belangen voldoende te behartigen. De budgetbeheerder moet de taken die bij het pgb horen op een verantwoorde manier kunnen uitvoeren. De budgetbeheerder is verplicht om mee te werken aan de beoordeling van zijn pgb-vaardigheden als wij daar om vragen.

  • 3.

    Het pgb kan niet worden beheerd door een administratiekantoor.

  • 4.

    Met een pgb kunt u zelf ondersteuning inkopen. U mag het pgb echter niet gebruiken voor alle kosten die daarmee te maken hebben. U mag het pgb niet gebruiken voor:

  • a.

    kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;

  • b.

    het voeren van een pgb-administratie;

  • c.

    ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb-administratie;

  • d.

    kosten voor een feestdagenuitkering aan de hulpverlener(s);

  • e.

    reiskosten van de hulpverlener; en

  • f.

    kosten voor vervoer, als u zelf gebruik kunt maken van de regiotaxi of een andere vervoersregeling.

  • 5.

    U maakt een plan voor de besteding van het pgb. Dit is het pgb-plan. In het pgb-plan schrijft u onder andere welke ondersteuning u met het pgb wilt betalen en wie de ondersteuning gaat geven. Wij moeten het plan goedkeuren alvorens het pgb te kunnen vaststellen in een besluit.

  • 6.

    Wij stellen een pgb vast waarmee u veilige, doeltreffende en kwalitatief goede ondersteuning kunt inkopen.

  • 7.

    Nadat het pgb is toegekend moet u of uw beheerder met de hulpverlener een zorgovereenkomst sluiten. Deze zorgovereenkomst moet gebaseerd zijn op ons besluit.

  • 8.

    Wij kunnen, als wij dit nodig vinden, periodiek met u het pgb en het beheer ervan evalueren. Wij kunnen u verzoeken, in de situatie dat u het pgb niet zelf beheert, om de pgb-beheerder niet bij dit gesprek uit te nodigen. U kunt in voorkomende gevallen desgewenst een beroep doen op een onafhankelijk cliëntondersteuner.

  • 9.

    We kunnen nadere regels vaststellen.

6.2.2 Professionele en niet-professionele hulp

Jeugdwet, Wmo 2015

  • 1.

    Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb maken we onderscheid tussen professionele en niet-professionele hulp.

  • 2.

    We spreken van professionele hulp als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- en aanverwanten in de 1e of 2e graad:

    • a.

      iemand die in dienst is van een instelling of bedrijfsmatig hulp verleent en ingeschreven staat in het Handelsregister, of

    • b.

      iemand die als zelfstandige beroepsmatig de hulp verleent en ingeschreven staat in het Handelsregister.

  • 3.

    U mag het pgb besteden aan hulp die wordt gegeven door een professionele hulpverlener, als deze persoon voldoet aan de volgende voorwaarden. Deze persoon:

    • a.

      moet de diploma’s hebben die nodig zijn om de hulp te kunnen geven;

    • b.

      heeft een originele verklaring omtrent het gedrag (VOG) die niet ouder is dan drie maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag;

    • c.

      moet als hij jeugdhulp biedt, aantonen dat hij de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling gebruikt en dat hij SKJ of BIG geregistreerd is.

  • 4.

    Van niet-professionele hulp is sprake als:

    • a.

      de hulp geboden wordt door personen, al dan niet uit het sociaal netwerk, die niet voldoen aan de criteria genoemd in lid 2;

    • b.

      de hulp geboden wordt door personen die voldoen aan de criteria genoemd in lid 2, maar bloed- of aanverwanten zijn in de 1e of 2e graad.

  • 5.

    U mag het pgb besteden aan hulp die wordt gegeven door een niet-professionele hulpverlener, als deze persoon voldoet aan de volgende voorwaarden. Deze persoon:

    • a.

      heeft gemotiveerd aangegeven dat de ondersteuning niet tot overbelasting leidt;

    • b.

      is in staat om de ondersteuning te bieden die voldoet aan de kwaliteitseisen die gelden voor die ondersteuning op grond van de Wmo 2015 of de Jeugdwet;

    • c.

      heeft een originele verklaring omtrent het gedrag (VOG) die niet ouder is dan drie maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag.

  • 6.

    We kunnen nadere regels vaststellen.

6.2.3 Hoogte en tarief pgb

Jeugdwet, Wmo 2015

  • 1.

    Het pgb voor een hulpmiddel is niet hoger dan de volledige kostprijs van het hulpmiddel en is niet hoger dan de goedkoopst passende voorziening.Als het bedrag dat u de hulpverlener uit het pgb gaat betalen hoger is dan de goedkoopst passende voorziening, betaalt u de meerkosten zelf.

  • 2.

    Bij het bepalen van de hoogte van het pgb voor het inkopen van ondersteuning hanteren wij de volgende regels:

    • a.

      Als een professionele hulpverlener de hulp gaat bieden is het pgb 75 procent van de kostprijs voor hulp in natura.

    • b.

      Als een niet-professionele hulpverlener de hulp gaat bieden, is het pgb 120 procent van het wettelijk minimumloon

  • zoals vastgesteld op 1 januari van het voorafgaande jaar,

  • voor een persoon van 21 jaar of ouder,

  • inclusief vakantiebijslag, en

  • bij een 36-urige werkweek.

  • 3.

    Gaat het om een hulpmiddel, dan houden we bij de hoogte van het pgb rekening met een reële termijn voor de technische afschrijving. Maar we houden ook rekening met de onderhouds- en verzekeringskosten.

  • 4.

    Als u een pgb krijgt voor beschermd wonen, dan gelden de regels die zijn vastgelegd in de ‘Integrale verordening Wmo en Jeugd 2021 van de gemeente Vlissingen’. De gemeenteraad van Vlissingen heeft deze verordening vastgesteld op 16 december 2020.

  • 5.

    Voor een pgb voor woningaanpassingen stellen wij een document op waarin de eisen staan waaraan een woningaanpassing moet voldoen. Dit heet het programma van eisen. Aan de hand van dit document vraagt u twee offertes op. Wij bepalen aan de hand van deze offertes de hoogte van het pgb.

  • 6.

    Wij stellen het pgb voor hulpmiddelen als volgt vast: de hoogte van het pgb is gelijk aan de huurprijs die wij betalen voor een vergelijkbaar middel bij zorg in natura. De hoogte van het pgb is maximaal de huurprijs van 7 jaar. Tenzij de situatie verandert waardoor het hulpmiddel niet meer passend is. In deze prijs zitten ook de kosten voor onderhoud, verzekering en reparatie van het hulpmiddel.

6.2.4 Verantwoording pgb

Jeugdwet, Wmo 2015

  • 1.

    Wij kunnen u op elk moment vragen om duidelijk te maken hoe u het pgb heeft besteed. Wij kunnen u ook vragen welke resultaten de ondersteuning voor u heeft gehad. De budgetbeheerder zal daarom een duidelijke en volledige administratie moeten bijhouden.

  • 2.

    U mag uit het pgb alleen ondersteuning betalen die de hulpverlener ook daadwerkelijk heeft geleverd.

6.3 Ondersteuning in geld

Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    In de wetten en in deze verordening staat wanneer u ondersteuning kunt krijgen in de vorm van geld.

  • 2.

    Ondersteuning in de vorm van geld hoeft u meestal niet terug te betalen. U moet het geld wel terugbetalen:

    • a.

      als dat in de wet staat,

    • b.

      als het in deze verordening staat,

  • 3.

    Nadat wij een besluit hebben genomen over de betaling, ontvangt u het geld zo spoedig mogelijk.

  • 4.

    Wij betalen het geld via uw rekeningnummer. Maar het kan ook op het rekeningnummer van uw gemachtigde, bijvoorbeeld uw bewindvoerder. Als dit niet lukt dan kunnen wij het geld op een andere manier betalen.

  • 5.

    Wij kunnen besluiten om het geld niet te betalen, maar te verrekenen met een bedrag dat u nog moet terugbetalen aan de gemeente. Dat is een verrekening van een vordering. Wij kunnen dit alleen doen als dit volgens de wettelijke regels kan. En het moet gaan om een vordering op grond van een van de wetten waarover deze verordening gaat.

6.4 Wat is de eigen bijdrage?

Wmo 2015

  • 1.

    U betaalt een eigen bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    We passen daarbij de wettelijke regels van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 toe.

  • 3.

    Een bijdrage in de kosten is nooit hoger dan:

    • a.

      Het bedrag dat betaald moet worden op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 of

    • b.

      De kostprijs van de voorziening als deze lager is dan het bedrag dat u volgens het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 zou moeten betalen.

  • 4.

    De duur van de eigen bijdrage hangt af van de soort voorziening.

    • a.

      Voor hulpverlening vragen wij een eigen bijdrage voor zolang de indicatie duurt.

    • b.

      Voor voorzieningen die in bruikleen worden verstrekt, vragen wij een eigen bijdrage zolang de voorziening aan u is verstrekt.

    • c.

      Voor een drempelhulp vragen wij een eigen bijdrage totdat de kostprijs is voldaan.

    • d.

      Voor een roerende voorziening die wij in eigendom verstrekken, vragen wij een eigen bijdrage totdat de kostprijs is voldaan.

    • e.

      Voor een bouwkundige of woon technische aanpassing vragen wij een eigen bijdrage totdat u de kostprijs heeft voldaan.

  • 5.

    Er is slechts één eigen bijdrage per huishouden verschuldigd.

  • 6.

    Als u gebruik maakt van intramuraal beschermd wonen (hulp in natura) betaalt u een inkomensafhankelijke bijdrage.

  • 7.

    Er geldt geen eigen bijdrage:

    • a.

      als u of uw partner/echtgenoot al een bijdrage in de kosten van beschermd wonen moet betalen;

    • b.

      voor niet AOW-gerechtigde meerpersoonshuishoudens;

    • c.

      voor een minderjarige, met uitzondering van woningaanpassingen;

    • d.

      voor een rolstoel;

    • e.

      voor een algemene voorziening;

    • f.

      als uw inkomen lager is dan 120 procent van de voor u van toepassing zijnde uitkeringsnorm.

  • 8.

    Voor het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) geldt een eigen bijdrage per kilometer en een starttarief.

Hoofdstuk 7 Afspraken tussen inwoner en gemeente

7.1 De rol van de inwoner

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ, Gemeentewet, Awb

  • 1.

    U bent in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het oplossen van uw probleem. Wij vullen de mogelijkheden van u en uw sociale netwerk aan als dat nodig is. U zorgt voor het volgende:

    • a.

      U zet eerst de eigen mogelijkheden in voordat u hulp vraagt aan de gemeente.

    • b.

      Als wij hulp verlenen werkt u mee aan de oplossing van uw probleem.

    • c.

      U zorgt ervoor dat de hulp van de gemeente niet langer duurt dan nodig is.

  • 2.

    U werkt mee zodat snel duidelijk is op welke manier we uw probleem zo snel mogelijk kunnen oplossen. Dat betekent het volgende:

    • a.

      U informeert de gemeente zo snel en zo volledig mogelijk. Het gaat dan over alles wat belangrijk is voor het beoordelen van uw hulpvraag, uw persoonlijke situatie en uw rechten en plichten.

    • b.

      We ontvangen alle documenten en bewijsstukken die we nodig hebben zo snel mogelijk van u.

    • c.

      U brengt ons zo snel mogelijk op de hoogte van uw beperkingen, als die van belang zijn in het contact met ons.

7.2 Afspraken en verplichtingen 7.2.1 Afstemming op houding en gedrag van de inwoner

PW, IOAW, IOAZ, Awb

  • 1.

    Wij kunnen uw uitkering verlagen, als u zich niet aan afspraken en verplichtingen houdt.

  • 2.

    Als wij uw uitkering verlagen, laten wij u weten:

    • a.

      waarom wij uw uitkering verlagen;

    • b.

      hoelang wij uw uitkering verlagen;

    • c.

      met hoeveel procent wij uw uitkering verlagen of om welk bedrag het gaat; en

    • d.

      als dat van toepassing is, waarom wij hiervan afwijken.

  • 3.

    Als wij een beslissing nemen om uw uitkering te verlagen, houden wij rekening met:

    • a.

      hoe ernstig uw gedrag is;

    • b.

      of u er iets aan kunt doen (valt u iets te verwijten?);

    • c.

      uw persoonlijke situatie.

  • 4.

    Voordat wij uw uitkering verlagen, geven wij u de mogelijkheid om uw reactie te geven.

  • 5.

    Wij kunnen besluiten om u niet de gelegenheid te geven een reactie te geven zoals bedoeld in lid 4. Dit doen wij als:

    • a.

      er sprake is van spoed en er dus geen tijd voor is;

    • b.

      u al eerder uw reactie heeft kunnen geven en de feiten en omstandigheden sindsdien niet zijn veranderd;

    • c.

      wij uw reactie niet nodig hebben om te oordelen over uw gedrag of dat u iets te verwijten valt; of

    • d.

      u zelf aangeeft dat u geen reactie wilt geven.

7.2.2 Geen schuld en verlaging

PW, IOAW, IOAZ, Awb

We passen geen verlaging toe als u er niets aan kunt doen of als er sprake is van een dringende reden.

7.2.3 Ingangsdatum en periode verlaging

PW, IOAW, IOAZ, Awb

  • 1.

    Wij verlagen uw uitkering of bijzondere bijstand over de kalendermaand nadat dit gedrag heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Wij kunnen uw uitkering ook verlagen over de kalendermaand na de maand waarop wij hierover een besluit hebben genomen. Dat kan als we de uitkering over die periode al hebben uitbetaald. Wij houden hierbij rekening met de op dat tijdstip geldende uitkeringsnorm.

  • 3.

    Wij kunnen uw uitkering ook met terugwerkende kracht verlagen over de periode waarop uw gedrag betrekking heeft gehad of heeft plaatsgevonden. Dit kan op het moment dat we lid 1 van dit artikel niet kunnen toepassen, omdat we de uitkering hebben beëindigd of ingetrokken. Dit kan zo lang wij de uitkering nog niet hebben uitbetaald.

  • 4.

    Wij kunnen uw uitkering verlagen met ingang van de ingangsdatum van uw uitkering. Dit kan in afwijking van lid 1 van dit artikel. Dit kan op het moment dat uw gedrag heeft plaatsgevonden in de periode tussen de uitkeringsaanvraag en het besluit op die aanvraag.

7.2.4 Berekening verlaging

PW, IOAW, IOAZ, Awb

  • 1.

    De verlaging is een percentage van de voor u geldende uitkeringsnorm.

  • 2.

    Als u maandelijks bijzondere bijstand ontvangt, kunnen wij deze bijstand met een percentage verlagen.

  • 3.

    We kunnen nadere regels vaststellen.

7.2.5 Niet nakomen arbeidsverplichtingen

PW, IOAW, IOAZ, Awb

  • 1.

    Wij verlagen uw uitkering voor een maand met 10 procent van de uitkeringsnorm, als u

    • a.

      zich niet tijdig laat registreren als werkzoekende bij het UWV, of

    • b.

      niet tijdig uw registratie heeft verlengd.

  • 2.

    Wij verlagen uw bijstandsuitkering voor een maand met 20 procent van de uitkeringsnorm als u :

    • a.

      niet voldoende meewerkt aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak;

    • b.

      de verplichtingen zoals arbeidsinschakeling, artikel 9 Participatiewet, en nadere verplichtingen. artikel 55 Participatiewet, niet nakomt;

    • c.

      een alleenstaande ouder bent en uit uw houding en gedrag laat blijken dat u geen gebruik wilt maken van een voorziening die de kans op werk vergroot, waardoor uw ontheffing van de arbeidsplicht, artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet, is ingetrokken;

    • d.

      niet voldoende meewerkt aan de opgelegde tegenprestatie;

    • e.

      niet of niet voldoende meewerkt aan de taaltoets, artikel 18b, tweede lid, van de Participatiewet.

  • 3.

    Wij verlagen uw bijstandsuitkering voor een maand met 100 procent van de uitkeringsnorm voor het niet naar vermogen proberen werk (algemeen geaccepteerde arbeid) te krijgen en te behouden.

  • 4.

    Wij verlagen uw IOAW- of IOAZ-uitkering voor een maand met 20 procent van de bijstandsnorm als u:

    • a.

      niet of niet voldoende meewerkt aan een onderzoek naar de mogelijkheden om aan het werk te komen;

    • b.

      niet of niet voldoende gebruik maakt van arbeidsinschakeling (artikel 36 IOAW of IOAZ) en overige verplichtingen (artikel 37 IOAW of IOAZ), voor zover dit niet heeft geleid tot het niet starten of (voortijdig) stoppen van die voorziening;

    • c.

      een alleenstaande ouder bent en uit uw houding en gedrag laat blijken dat u geen gebruik wilt maken van een voorziening die de kans op werk vergroot, waardoor uw ontheffing van de arbeidsplicht (artikel 37 IOAW of IOAZ) is ingetrokken;

    • d.

      niet voldoende meewerkt aan de opgelegde tegenprestatie.

  • 5.

    Wij verlagen uw IOAW- of IOAZ-uitkering voor een maand met 100 procent van de uitkeringsnorm, als u:

    • a.

      niet uw best doet om werk (algemeen geaccepteerde arbeid) te krijgen;

    • b.

      een baan afwijst;

    • c.

      er zelf verantwoordelijk voor bent dat u uw werk kwijtraakt;

    • d.

      niet of niet voldoende gebruik maakt van hulp door de gemeente, waardoor u sneller werk vindt (volgens de artikelen 36 en 37 IOAW of IOAZ), voor zover dit heeft geleid tot het niet starten of (voortijdig) stoppen van de voorziening.

  • 6.

    Wij verlagen uw IOAW- of IOAZ-uitkering niet, als wij deze uitkering blijvend of tijdelijk kunnen weigeren (zoals bedoeld in artikel 20 IOAW en IOAZ).

7.2.6 Arbeidsverplichtingen die in de wet staan

PW

  • 1.

    Als u een verplichting als bedoeld in artikel 18, vierde lid van de Participatiewet niet of onvoldoende nakomt, bedraagt de verlaging 100 procent van de bijstandsnorm voor een maand.

  • 2.

    Als er bijzondere omstandigheden zijn, passen we de verlaging van het eerste lid toe over twee maanden in twee gelijke delen. De twee maanden zijn de maand waarover de verlaging oorspronkelijk is opgelegd en de maand daarna.

7.2.7 Te weinig besef van verantwoordelijkheid

PW, Awb

  • 1.

    Wij verlagen uw uitkering op het moment dat u te weinig inzet of verantwoordelijkheid toont voor uw eigen levensonderhoud. De verlaging hangt af van het bedrag dat de gemeente daardoor onterecht heeft uitbetaald. Dit noemen wij een benadelingsbedrag.

  • 2.

    De verlaging van de uitkering is:

    • a.

      10 procent voor de duur van één maand bij een benadelingsbedrag tot € 1.000,00;

    • b.

      20 procent voor de duur van één maand bij een benadelingsbedrag vanaf € 1.000,00 tot € 2.000,00;

    • c.

      50 procent voor de duur van één maand bij een benadelingsbedrag vanaf € 2.000,00 tot € 4.000,00;

    • d.

      100 procent voor de duur van één maand bij een benadelingsbedrag vanaf € 4.000,00 tot € 8.000,00;

    • e.

      100 procent voor de duur van twee maanden bij een benadelingsbedrag vanaf € 8.000,00 tot € 12.000,00;

    • f.

      100 procent voor de duur van drie maanden bij een benadelingsbedrag vanaf € 12.000,00 tot € 16.000,00;

    • g.

      100 procent voor de duur van vier maanden bij een benadelingsbedrag vanaf € 16.000,00 tot € 20.000,00;

    • h.

      100 procent voor de duur van vijf maanden bij een benadelingsbedrag vanaf € 20.000,00. Iedere overschrijding van dit bedrag met € 4.000,00 leidt tot een verlenging van de duur met één maand.

  • 3.

    Wij verlagen uw uitkering met 100 procent voor één maand als u een uitkering aanvraagt, doordat u door eigen toedoen betaalde arbeid niet heeft behouden.

  • 4.

    Als u alvorens een advocaat te raadplegen, zich niet heeft gewend tot het Juridisch Loket, is een verlaging van toepassing ter hoogte van het bedrag van de verlaging van de eigen bijdrage.

  • 5.

    Wij stemmen de verlaging, zoals bedoeld in artikel 18, tweede lid Participatiewet, maar anders dan lid 3 van dit artikel af op het benadelingsbedrag.

  • 6.

    Wij kunnen bijstand in de vorm van een lening verstrekken. Wij doen dit als u door toepassing van lid 2 van dit artikel geen of te weinig middelen heeft om de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud te betalen.

7.2.8 Onacceptabel gedrag

PW, IOAW, IOAZ, Awb

Wij verlagen uw uitkering als u zich op een onacceptabele manier gedraagt tegenover medewerkers van de gemeente en/of instanties die de Participatiewet, IOAW en IOAZ uitvoeren. Wij verlagen uw uitkering met:

  • 1.

    100 procent voor de duur van een maand bij fysiek geweld tegen de genoemde medewerkers;

  • 2.

    100 procent voor de duur van een maand bij bedreiging (mondeling of schriftelijk) tegen de genoemde medewerkers of bij fysiek geweld tegen spullen.

7.2.9 Niet nakomen van andere verplichtingen

PW, Awb

  • 1.

    Wij verlagen uw uitkering als u andere verplichtingen, bedoeld in artikel 55 van de Participatiewet, niet nakomt.

  • 2.

    Wij verlagen uw uitkering voor een maand met:

    • a.

      50 procent van de uitkeringsnorm bij het niet of niet nakomen van verplichtingen over werken en arbeidsinschakeling;

    • b.

      50 procent van de uitkeringsnorm bij het niet of niet nakomen van verplichtingen die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde vorm van bijstand;

    • c.

      50 procent van de uitkeringsnorm bij het niet of niet nakomen van verplichtingen die gericht zijn op een vermindering van de bijstand;

    • d.

      50 procent bij het niet instemmen met het financieel ontzorgen door het vanuit de uitkering betalen van vaste lasten

    • e.

      100 procent van de uitkeringsnorm bij het niet of niet nakomen van verplichtingen die gericht zijn op beëindiging van de uitkering.

7.2.10 Samenloop van gedragingen

PW, IOAW, IOAZ, Awb

  • 1.

    Wij leggen u één verlaging op, op het moment dat één gedraging schending van meerdere verplichtingen van dit hoofdstuk of artikel 18, lid 4 Participatiewet oplevert. Wij leggen u de hoogste verlaging op, inclusief de duur van de verlaging die daarbij hoort.

  • 2.

    Wij leggen u meerdere verlagingen op, op het moment dat meerdere gedragingen leiden tot het niet nakomen van één of meerdere verplichtingen. We leggen deze verlagingen gelijktijdig op. Als dit niet mogelijk is leggen we ze na elkaar op.

  • 3.

    Wij leggen geen verlaging op, als er sprake is van één gedraging waarbij u niet voldoet aan:

    • a.

      de artikelen in dit hoofdstuk

    • b.

      artikel 18, lid 4 Participatiewet in combinatie met artikel 17, lid 1 Participatiewet.

  • Dan leggen we een bestuurlijke boete op.

  • 4.

    Wij leggen u meerdere verlagingen op, als er sprake is van meerdere gedragingen waarbij u niet voldoet aan:

    • a.

      de artikelen in dit hoofdstuk

    • b.

      artikel 18, lid 4 Participatiewet in combinatie met artikel 17, lid 1 Participatiewet.

  • Wij doen dit niet als dit niet verantwoord is. Wij houden hierbij rekening met de ernst van uw gedrag, de mate van verwijtbaarheid en uw persoonlijke omstandigheden.

7.2.11 Herhaling (recidive)

PW, IOAW, IOAZ, Awb

  • 1.

    Wij verdubbelen de hoogte van de verlaging als u zich opnieuw schuldig maakt aan gedrag zoals bedoeld in

    • artikel 7.2.5

    • artikel 7.2.7

    • artikel 7.2.8, en

    • artikel 7.2.9.

  • We doen dit alleen als u dit gedrag vertoont binnen twaalf maanden na de datum van het besluit waarmee we een verlaging hebben toegepast.

  • 2.

    Wij verdubbelen de duur van de verlaging als u zich binnen twaalf maanden na de datum van het besluit opnieuw schuldig maakt aan hetzelfde gedrag. Het gaat dan om een besluit waarin we een verlaging van 100 procent op de uitkeringsnorm hebben toegepast.

  • 3.

    Wij verlagen uw uitkering twee maanden met 100 procent als u zich opnieuw schuldig maakt aan gedrag zoals bedoeld in artikel 18, lid 4 van de Participatiewet. We doen dit alleen als u dit gedrag vertoont binnen twaalf maanden na de datum van het besluit waarmee we een verlaging hebben toegepast.

  • 4.

    Wij verlagen uw uitkering twee maanden met 100 procent als:

    • u zich opnieuw schuldig maakt aan een gedraging, én

    • we hebben lid 1, 2 of 3 van dit artikel toegepast.

  • We doen dit alleen als u dit gedrag vertoont binnen twaalf maanden na de datum van het besluit waarmee we een verlaging hebben toegepast.

7.3 Terugvorderen uitkering en incasso

PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    We vorderen gemeentelijke uitkeringen terug in de gevallen die in de wet zijn beschreven. We doen dat volgens de regels van de wet en de nadere regels en de beleidsregels van het college. We vorderen niet terug als terugvordering onaanvaardbare gevolgen voor u heeft.

  • 2.

    Bij de incasso zorgen we ervoor dat u een inkomen blijft houden dat past bij uw persoonlijke situatie. Dit inkomen is in ieder geval gelijk aan de beslagvrije voet.

7.4 Herzien, intrekken en terugvorderen voorziening 7.4.1 Herzien en intrekken voorziening

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    We kunnen het recht op een voorziening herzien of intrekken als:

    • a.

      de voorziening of het pgb niet langer passend of nodig is;

    • b.

      u zich niet houdt aan voorwaarden en verplichtingen die we aan de voorziening hebben verbonden;

    • c.

      we de voorziening of het pgb hebben verstrekt op grond van verkeerde of onvolledige gegevens door u;

    • d.

      als u onvoldoende meewerkt aan een onderzoek naar het recht op de voorziening of het pgb. En we hierdoor niet langer kunnen vaststellen of we een voorziening kunnen voortzetten;

    • e.

      u de voorziening voor een ander doel gebruikt dan bedoeld;

    • f.

      u binnen drie maanden geen gebruik maakt van de voorziening of van het pgb, behalve als u daar niets aan kunt doen.

    • g.

      u overlijdt.

  • 2.

    We kunnen de voorziening met terugwerkende kracht herzien of intrekken.

7.4.2 Terugvordering voorziening

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, Burgerlijk Wetboek

Wij kunnen, los van de situaties die in artikel 58 van de Participatiewet staan, een voorziening of de waarde daarvan van u terugvorderen. Dit doen wij als er sprake is van één van de redenen die we in artikel 7.4.1 hebben opgesomd. Wij kunnen voorzieningen alleen bij opzet van u, of van een derde terugvorderen als we die voorzieningen hebben ingetrokken omdat u of die derde opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens aan ons hebben verstrekt.

7.5 Hoe controleert de gemeente? 7.5.1 Controle

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    We controleren regelmatig of u recht heeft op een uitkering of maatwerkvoorziening/individuele voorziening/pgb. En of u de juiste uitkering of maatwerkvoorziening/individuele voorziening/pgb heeft aangevraagd of ontvangt. We controleren dit onder andere door:

    • a.

      huisbezoeken te doen;

    • b.

      aanbieders van hulp te bezoeken;

    • c.

      gegevens te vergelijken met andere instanties; en

    • d.

      signalen en tips uit te zoeken.

  • 2.

    Wij doen de controles ook om de kwaliteit van de voorzieningen te beoordelen en om te kijken of u de voorzieningop de juiste manier gebruikt.

  • 3.

    Bij de controle van uitkeringen en voorzieningen zorgen we ervoor dat we de regels die horen bij de opsporing van strafbare feiten naleven.

  • 4.

    Als u de uitkering of voorziening wilt stoppen, onderzoeken wij wat de reden daarvan is. Daarnaast controleren wij of we de uitkering of voorziening tot de einddatum terecht hebben verstrekt.

  • 5.

    We kunnen nadere regels vaststellen.

7.5.2 Voorkomen van fraude

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij voeren een actief fraudepreventiebeleid. Wij informeren u vroegtijdig over rechten en plichten die verbonden zijn aan het krijgen van een uitkering of voorziening. Ook geven wij u informatie over de gevolgen van misbruik en/of oneigenlijk gebruik.

  • 2.

    Als u een melding of aanvraag heeft gedaan, mogen wij gebruik maken van alle benodigde gegevens die wij tot onze beschikking hebben. Hieronder vallen ook bestandsvergelijkingen met actuele gegevens en van de daaruit voorkomende signalen.

  • 3.

    Wij onderzoeken of u recht op een uitkering of voorziening heeft. Hierbij maken wij gebruik van de onderzoeksmethoden zoals genoemd in artikel 7.5.1.

  • 4.

    Als wij vaststellen dat er sprake is van fraude en/of misbruik en/of oneigenlijk gebruik, kunnen wij uw uitkering of (de waarde) van de voorziening terugvorderen. Wij kunnen u ook een bestuurlijke boete opleggen. Deze bestuurlijke boete geldt alleen voor de Participatiewet, IOAW en IOAZ.

  • 5.

    Als het ‘Aanwijzingsbesluit sociale zekerheidsfraude’ dit voorschrijft, doen wij aangifte bij het Openbaar Ministerie. Dit is in plaats van de bestuurlijke boete en geldt alleen voor de Participatiewet, IOAW en IOAZ.

7.5.3 Privacy

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ

  • 1.

    Wij verwerken uw gegevens volgens de regels van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

  • 2.

    Bij het uitvoeren van onderzoek zorgen wij ervoor dat inbreuk op persoonlijkheidsrechten niet verder gaan dan wat noodzakelijk, passend en wettelijk toegestaan is.

7.5.4 Toezichthouders

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ, Awb

Wij kunnen een of meer ambtenaren aanwijzen die de taak hebben erop toe te zien dat de wetten en de bijbehorende regels worden nageleefd.

7.6 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

Wmo 2015

  • 1.

    We treffen een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de levering van een voorziening door een aanbieder. Ook kunnen we een toezichthoudend ambtenaar aanwijzen.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onmiddellijk aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wmo 2015, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten. De toezichthouder adviseert ons ook over het voorkómen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen over welke eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij verstrekking van een voorziening.

Hoofdstuk 8 Inspraak en cliëntenparticipatie

Het beleid dat de gemeente maakt en uitvoert is bedoeld voor de inwoners. Met de ervaringen van de inwoners kan de gemeente haar beleid als het nodig is aanpassen en verbeteren. In dit hoofdstuk hebben we vastgelegd hoe inwoners hun invloed kunnen uitoefenen.

8.1 Hulp van de gemeente bij inspraak

Jeugdwet, Wmo 2015, PW, IOAW, IOAZ, Gemeentewet

  • 1.

    Het moment waarop u inspraak kunt geven, geeft u de mogelijkheid om invloed te hebben op plannen van de gemeente over beleid, regels of de uitvoering daarvan.

  • 2.

    U krijgt hierbij deskundige hulp, zodat de inspraak volwaardig is.

  • 3.

    U kunt deelnemen aan overleg met de gemeente over de kernwaarden, beleid, regels en de uitvoering daarvan.

  • 4.

    U krijgt op tijd en voldoende informatie om goede inbreng te kunnen geven.

  • 5.

    Wij kunnen nadere regels vaststellen.

8.2 Adviesraad

PW , IOAW, IOAZ

De gemeente zet zich ervoor in dat er een Adviesraad Participatiewet is die betrokken wordt bij de uitvoering van de Participatiewet, IOAW en IOAZ. De Adviesraad vormt een afspiegeling van de inwoners die de gemeente Terneuzen ondersteunt. Het doel van de Adviesraad is het advies geven over het beleid van de gemeente bij de uitvoering van de genoemde wetten.

8.3 Klachtregeling

Awb, Gemeentewet

De door de gemeente gecontracteerde aanbieder moet een regeling hebben voor de afhandeling van klachten van cliënten.

8.4 Medezeggenschap

Jeugdwet, Wmo 2015

  • 1.

    De door de gemeente gecontracteerde aanbieder moet een regeling hebben voor de medezeggenschap van cliënten. Deze regeling gaat over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn.

  • 2.

    Wij zien toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieder en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Hoofdstuk 9 Kwaliteit

9.1 Kwaliteit

Jeugdwet, Wmo 2015, Gemeentewet

  • 1.

    Alle diensten en producten die we binnen deze verordening aanbieden moeten van goede kwaliteit zijn.

  • 2.

    De diensten en producten:

    • a.

      passen bij de behoefte van de inwoner;

    • b.

      zijn veilig, geschikt en bruikbaar voor de inwoner;

    • c.

      voldoen aan de normen en eisen die de beroepsgroep of het vakgebied algemeen aanvaart;

    • d.

      respecteren uw rechten;

    • e.

      hebben we afgestemd op andere diensten of producten die we aan u hebben geleverd;

    • f.

      leveren we volgens een bepaalde opzet die we op tijd aan u meedelen.

  • 3.

    We kunnen nadere regels vaststellen.

9.2 Prijs en kwaliteit

Jeugdwet, Wmo 2015, Gemeentewet

  • 1.

    We zorgen ervoor dat de kwaliteit van de diensten en producten die we in deze verordening noemen een belangrijke rol spelen bij de inkoop en de aanbesteding.

  • 2.

    Bij inkoop en aanbesteding verwachten we van leveranciers dat zij:

    • a.

      diensten en producten leveren tegen de door hen berekende kostprijs, zonder dat de kwaliteit en de levering in gevaar komen; en

    • b.

      als zij personeel hebben, dat zij zich houden aan de regels van het arbeidsrecht.

  • 3.

    De leverancier moet aantonen dat hij bij de kostprijs rekening heeft gehouden met:

    • a.

      het soort dienst of product;

    • b.

      de omvang van het diensten- of productenpakket dat wordt geleverd;

    • c.

      de arbeidsvoorwaarden van het personeel volgens de cao die van toepassing is;

    • d.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • e.

      personeelskosten die niet direct met de dienstverlening te maken hebben, zoals kosten voor bijscholing, ziekte en verlof van personeel;

    • f.

      kosten als gevolg van verplichtingen voor leveranciers, zoals rapportage- en administratieve verplichtingen;

    • g.

      het jaarlijks aanpassen van de kostprijs in verband met stijging van de kosten.

Hoofdstuk 10 Intrekking en inwerkingtreding verordening

10.1 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule)

Gemeentewet

  • 1.

    U kunt de gemeente vragen de hardheidsclausule toe te passen. U kunt dit doen als toepassing van deze verordening voor u gevolgen heeft die niet in verhouding staan tot de doelen die we met deze verordening nastreven. Wij kunnen in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze regels zou leiden tot onredelijkheid en onbillijkheid.

  • 2.

    Wij beslissen in alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

10.2 Intrekken oude verordeningen

Gemeentewet

Wij trekken de volgende verordening in op de datum dat deze verordening ingaat (inwerkingtreding):

  • Verordening sociaal domein gemeente Terneuzen 2022

10.3 Overgangsrecht

Gemeentewet, Awb

  • 1.

    U houdt het recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening sociaal domein gemeente Terneuzen 2022, totdat we een nieuw besluit hebben genomen.

  • 2.

    Als u een aanvraag heeft ingediend onder de oude verordening en waarop wij nog niet hebben beslist bij het in werking treden van deze verordening, wordt uw aanvraag afgehandeld op grond van deze verordening.

  • 3.

    Als u een bezwaarschrift heeft ingediend tegen een besluit dat wij hebben genomen op basis van de ingetrokken verordening, beslissen wij op uw bezwaarschrift op de toepasselijke ingetrokken verordening.

  • 4.

    We kunnen afwijken van lid 3 als dit gunstiger is voor u.

  • 5.

    Als u een zorgcontract heeft met iemand uit uw sociaal netwerk en u ontvangt een pgb naar het tarief voor een professionele hulpverlener, dan komt dit hoge tarief te vervallen zodra de looptijd van de voorziening is verstreken.

  • 6.

    Als uw pgb, zoals bedoeld in lid 5 van dit artikel, doorloopt na 1 maart 2023, dan gaan we uw pgb opnieuw beoordelen vanaf 1 maart 2023.

  • 7.

    Per 1 januari 2023 zal voor alle nieuwe voorzieningen, met uitzondering van die genoemd in artikel 6.4 van deze verordening, het abonnementstarief gelden.

  • 8.

    Heeft u een lopende voorziening waarvoor wij een eigen bijdrage op grond van deze verordening kunnen opleggen, dan leggen we de eigen bijdrage op vanaf 1 juli 2023.

10.4 Ingangsdatum en naam

Gemeentewet

  • 1.

    Wij noemen deze verordening: Verordening sociaal domein gemeente Terneuzen 2023.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023.

Hoofdstuk 11 Begrippenlijst

In deze verordening gebruiken we allerlei begrippen. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening betrekking heeft.

11.1 Begripsbepalingen

Algemeen verbindend voorschrift: een algemene regel waaraan zowel burgers als de gemeente gebonden zijn en/of waaraan zij rechten/bevoegdheden kunnen ontlenen.

Algemene voorziening: voorziening die toegankelijk is voor alle inwoners van de gemeente.

Andere voorziening: een voorziening waarop de inwoner een beroep kan doen voor de hulp die hij nodig heeft, anders dan maatwerkvoorziening/individuele voorziening/uitkering of voorziening. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar vrij toegankelijk zijn voor de inwoner. Dat kan een andere uitkering zijn, een algemeen gebruikelijke, algemene of collectieve voorziening, of voorzieningen als alimentatie en toeslagen.

Arbeidsinschakeling: aan het werk (kunnen) gaan.

Arbeidsverplichting: de verplichting om mee te werken aan de arbeidsinschakeling of het leveren van een tegenprestatie, als bedoeld in artikel 9 van de Participatiewet.

Armoedeval: achteruitgang in inkomen als een uitkeringsgerechtigde een baan aanneemt op of rond het minimumloon. Dit komt door het wegvallen van tegemoetkomingen van de gemeente of van toeslagen zoals huurtoeslag en zorgtoeslag.

Basisbaan: een basisbaan is een dienstverband dat het arbeidsintegratiebedrijf in opdracht van de gemeente kan aangaan met een bijstandsgerechtigde.

Benadelingsbedrag: het bedrag dat de gemeente onterecht heeft uitbetaald

Bijstandsnorm: de maximale hoogte van de bijstandsuitkering bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de Participatiewet. De hoogte hangt af van de woon- en leefsituatie en de leeftijd van de inwoner.

Bijstandsuitkering: de algemene bijstand voor levensonderhoud, bedoeld in artikel 5, onderdeel b van de Participatiewet. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met bijstandsuitkering bedoeld: de algemene bijstand plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.

Detacheringsbaan: het arbeidsintegratiebedrijf kan in opdracht van de gemeente een detacheringsbaan aangaan met bijstandsgerechtigde. De bijstandsgerechtigde wordt door het arbeidsintegratiebedrijf uitgeleend aan andere werkgevers.

Doel: het resultaat.

Financiële buffer: vermogen. Een goede financiële buffer is een vermogen op of boven de vermogensgrens bedoeld in artikel 34, lid 3 van de Participatiewet.

Fraude: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een uitkering of een voorziening is, en om de duur en hoogte van die uitkering of voorziening vast te stellen. Als gevolg hiervan wordt een uitkering of voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.

Gebruikelijke hulp: de hulp die over het algemeen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Voor de Jeugdwet wordt met ouders ook andere opvoeders en verzorgers bedoeld.

Gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen.

Gesprek: gesprek waarin de inwoner zijn hulpvraag, zijn persoonlijke situatie en het doel dat hij wil bereiken bespreekt.

Herzien: het ongedaan maken van een recht op een voorziening over een periode die gelegen is voor het besluit. Er is over die periode wel recht op een voorziening, maar op een andere voorziening dan destijds is toegekend.

Hulp: ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of inkomensondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de Participatiewet, maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015, jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

Hulpvraag: de behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.

Individuele voorziening: een op de inwoner afgestemde voorziening als het gaat om een voorziening in het kader van de Jeugdwet: een voorziening die op een jongere of zijn ouders is afgestemd als bedoeld in artikel 2.3 van de Jeugdwet.

Ingezetene: de inwoner die rechtsgeldig staat ingeschreven in Basisregistratie Personen (BRP)

Inkomen: het inkomen, bedoeld in artikel 32, lid 1 van de Participatiewet.

Intrekken: het ongedaan maken van een recht op een voorziening over een periode die gelegen is voor het besluit. Het verschil met ‘herzien’ is dat er bij ‘intrekken’ geen recht is op een voorziening, ook niet op een andere voorziening.

Inwoner: de persoon die zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Terneuzen.

IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

Jeugdhulp: hulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

Jongere: de minderjarige. Als het gaat om de Jeugdwet: de jeugdige, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

Jongerenwerk: basisaanbod van sociaal-culturele voorzieningen voor jongeren, zoals kinderwerk, tiener- en jongerenwerk, sportbuurtwerk en jongereninformatie. Het basisaanbod bevat ook activiteiten die stimulering van de ontwikkeling of het voorkomen van problemen bij jongeren tot doel heeft.

Kindpakket: een pakket van voorzieningen, meestal in natura, dat de gemeente voor gezinnen met een laag inkomen beschikbaar stelt. Het doel van het pakket is te voorkomen dat kinderen die opgroeien in armoede niet mee kunnen doen aan bijvoorbeeld sport, culturele activiteiten of activiteiten van school.

Kostendelersnorm: norm voor de hoogte van een uitkering volgens artikel 22a van de Participatiewet. Naarmate meer mensen in een huis wonen, ontvangt iedere afzonderlijke uitkeringsgerechtigde een lagere uitkering omdat meer mensen de kosten kunnen delen.

Kostprijs: de totale kosten van een product of dienst.

Levensonderhoud: de dagelijkse bestaanskosten, zoals kosten voor voeding, kleding, huur, energie, water en (zorg)verzekeringen.

Leverancier: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen of diensten levert tegen betaling.

Loonwaarde: de waarde (uitgedrukt in euro’s) van arbeid die iemand nog kan uitvoeren.

Maatwerkvoorziening: een op de inwoner afgestemde voorziening zoals in de Wmo 2015 is omschreven. Hieronder valt ook een financiële tegemoetkoming.

Middelen: alle vermogens- en inkomensbestanddelen waarover een alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken (zie artikel 31 PW).

Ondersteuningsplan: een plan van aanpak dat de gemeente opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner in het maatschappelijk leven ervaart, waarin de gewenste hulp wordt geïnventariseerd en de gemeente mogelijke oplossingen aandraagt.

Ouder: ouder met ouderlijk gezag.

Passend werk: werk dat past bij wat u kunt en weet.

Persoonlijke situatie: alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn, inclusief de behoefte van de inwoner en de godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging.

Pgb: persoonsgebonden budget, een geldbedrag waarmee iemand zelf hulp(middelen) in kan kopen.

Pgb-plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt over de hulp die hij nodig heeft en die hij met het pgb wil inkopen. In het plan geeft de inwoner onder andere aan welke hulpverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke hulp gaat geven en hoe de kwaliteit en de continuïteit van die hulp gewaarborgd worden.

Professional: iemand die beroepsmatig hulp verleent.

Regiotaxi: vervoer van deur tot deur, op afroep en met een deeltaxi (ook wel collectief vraagafhankelijk vervoer genoemd).

Samenwonen: een gezamenlijke huishouding voeren als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet.

Sociaal netwerk: huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt (inclusief mantelzorgers).

Sociale omgeving: In de Jeugdwet wordt gesproken over de sociale omgeving van de jeugdige. Dit is buiten het gezin en buiten het school de relaties in die omgeving van de jeugdige zoals vriendenkring, sportverenigingen, clubhuizen, verenigingen waarvan de jeugdige onderdeel van uitmaakt.

Toekenningsbesluit: beschikking waarin de toekenning van een voorziening wordt toegelicht en welke voorwaarden gelden

U: wordt verstaan de rechthebbende als bedoeld in de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet.

Uitkering: de bijstandsuitkering, de IOAW- of de IOAZ-uitkering.

Uitkeringsnorm: de voor de inwoner in zijn situatie maximale hoogte van een uitkering; dit is de bijstandsnorm uit de Participatiewet of de grondslag bedoeld in de IOAW of IOAZ. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met uitkeringsnorm bedoeld: de bijstandsnorm plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.

Vermogen: totaal aan bezit in geld en goederen; het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet.

Voorliggende voorziening: een overheidsregeling of uitkering die voorliggend is aan andere voorzieningen vanuit de overheid. De inwoner kan de kosten op een andere manier vergoed krijgen.

Voorziening: zorg in natura dan wel een persoonsgebonden budget voor een maatwerkvoorziening of een individuele voorziening. Een financiële tegemoetkoming is ook een voorziening.

Voorziening bij de arbeidsinschakeling of bijzondere bijstand: een op de inwoner afgestemde voorziening als het gaat om een voorziening in het kader van de Participatiewet.

Vrij toegankelijke hulp: hulp die beschikbaar is zonder verwijzing van een huisarts, medisch specialist, jeugdarts of besluit van de gemeente.

Wet: de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet.

Wij: het college van Burgemeester en Wethouders.

Wmo 2015: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Woonplaatsbeginsel: een hulpmiddel om te bepalen welke gemeente verantwoordelijk is voor jeugdhulp aan de jeugdige. De verantwoordelijkheid ligt bij de gemeente waar de jeugdige zijn woonadres heeft volgens de Basisregistratie Personen (BRP) of in geval van zorg met verblijf de gemeente waar de jeugdige direct voorafgaand aan het verblijf stond ingeschreven.

Zelfredzaamheid: het vermogen om voor uzelf te zorgen.

Ondertekening

Besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Terneuzen op 15 december 2022.

de griffier (plv),

mw. ing. N.M.J. (Nicole) Jansen-Geerinckx

de voorzitter,

H.J.A. (Erik) van Merrienboer