VERORDENING AFVOER HEMELWATER WAALWIJK

Geldend van 31-12-2022 t/m heden

Intitulé

VERORDENING AFVOER HEMELWATER WAALWIJK

De raad van de gemeente Waalwijk;

Gelet op het artikel 10.32a van de Wet Milieubeheer en artikel 149 en 156 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de:

‘Verordening afvoer hemelwater Waalwijk’

De gemeenteraad van Waalwijk heeft op 15 oktober 2020 het Integraal Waterplan Waalwijk 2021-2024 vastgesteld. Met het opstellen van deze verordening kan bij nieuwbouw, renovaties en de aanleg van verhardingen de gewenste afkoppelverplichting uit het Integraal Waterplan Waalwijk 2021-2024 in alle situaties worden verankerd. De Verordening afvoer hemelwater Waalwijk stelt onder meer regels over het brengen van afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in de gemeentelijke riolering en hemelwatervoorziening.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Beheerder van het openbaar riool: het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

  • 3.

    Nieuw Bouwwerk: bouwwerk dat wordt opgericht na inwerkingtreding van deze verordening, inclusief herbouw na sloop van een bestaand bouwwerk.

  • 4.

    Eigenaar: degene op wiens perceel het hemelwater valt.

  • 5.

    Ontdoener: degene die het hemelwater via een hemelwatervoorziening verwerkt of loost.

  • 6.

    Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

  • 7.

    Hemelwatervoorziening: voorziening voor de inzameling en verdere verwerking van afvloeiend hemelwater, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool in beheer bij een gemeente.

  • 8.

    Infiltratie: het proces waarbij hemelwater wegzakt in de bodem.

  • 9.

    Riolering: voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, in beheer bij een gemeente.

  • 10.

    Stedelijk afvalwater: huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater.

  • 11.

    Verhard oppervlak: oppervlak voorzien van verhardingen (o.a. daken, wegen, verharde terreinen, etc.), zodanig dat hemelwater van dit oppervlak niet in de bodem kan infiltreren.

  • 12.

    Nieuw verhard oppervlak: verhard oppervlak dat wordt aangelegd na inwerkingtreding van deze verordening, inclusief aanleg na verwijdering van bestaand verhard oppervlak.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze verordening is van toepassing op:

  • 1.

    Nieuw bouwwerk;

  • 2.

    Nieuw verhard oppervlak, bij een toename in verhard oppervlak van meer dan 20 m2.

HOOFDSTUK 2. LOZEN VAN HEMELWATER

Artikel 3 Verbod op lozen van hemelwater op de riolering

  • 1.

    Het is verboden om zonder hemelwatervoorziening vanaf een nieuw bouwwerk of een nieuw verhard oppervlak hemelwater te lozen op de riolering of openbaar terrein.

  • 2.

    De eigenaar van een perceel heeft de verplichting het hemelwater op eigen terrein te verwerken en heeft daarbij vrije keuze tussen de toe te passen voorzieningen waarbij het volgende geldt:

    • a.

      De minimale te realiseren hemelwatervoorziening moet 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak kunnen verwerken.

    • b.

      De maximale leeglooptijd van een infiltratievoorziening is 48 uur.

    • c.

      Indien infiltratie aantoonbaar niet mogelijk is, bedraagt de afvoer naar openbaar water of gemeentelijk afwateringstelsel maximaal 2 l/s/ha.

    • d.

      Om verstopping van de afvoer te voorkomen dient de afvoer minimaal een diameter van 40 mm te bedragen.

    • e.

      De hemelwatervoorziening wordt voorzien van een overstort waarbij het overtollige water oppervlakkig afstroomt naar openbaar water of gemeentelijk afwateringstelsel.

  • 3.

    De voorzieningen als bedoeld in lid 2 dienen uiterlijk 10 weken na het gereedkomen van het nieuw bouwwerk of aanleg van het nieuw verhard oppervlak gerealiseerd te zijn en moeten blijvend in stand gehouden worden door de eigenaar van het perceel.

  • 4.

    De beheerder van het openbare riool kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid en de verplichting in het tweede lid, indien van de eigenaar van het nieuw bouwwerk of het nieuw verhard oppervlak redelijkerwijs een te grote inspanning wordtgeëist in verhouding tot het doel van het verbod en de verplichtingen.

Artikel 4 Vrijstelling bij extreme neerslag

  • 1. Het verbod, bedoeld in artikel 3.1, geldt niet voor zover de te verwerken hoeveelheid hemelwater als gevolg van extreme neerslag groter is dan de hoeveelheid die in artikel 3.2a wordt genoemd.

  • 2. Een ondergrondse verbinding tussen de hemelwaterafvoeren en het gemeentelijk riool voor de afvoer van extreme neerslag is alleen toegestaan in afstemming en met instemming van de beheerder van het openbare riool

Artikel 5 Kwaliteit af te voeren hemelwater

Het afstromende hemelwater, als bedoeld in artikel 3, mag niet verontreinigd zijn als gevolg van afspoelen of uitlogen van de gebruikte bouwmaterialen of geloosde stoffen.

HOOFDSTUK 3: OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 6 Toezichthouders

Burgemeester en wethouders wijzen de personen aan die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.

Artikel 7: Hardheidsclausule

Het college kan afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op een dag na bekendmaking.

Artikel 9. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening afvoer hemelwater Waalwijk.’

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2022.

De Raad van Waalwijk,

de griffier, de voorzitter,

Jeske W.M. Louer, Sacha C.A.M. Ausems

Toelichting op de Verordening afvoer hemelwater Waalwijk

Algemeen

Met het opstellen van deze verordening kan bij nieuwbouw, renovaties en de aanleg van verhardingen de afkoppelverplichting uit het Integraal Waterplan Waalwijk 2021-2024 worden verankerd.

Over de riolering en de aansluiting van bouwwerken op de openbare riolering staan voorschriften in het Bouwbesluit 2012 en in de aansluitverordening van de gemeente Waalwijk. De onderhavige verordening is aanvullend en komt niet in strijd met plichten die elders zijn vastgelegd. Bij strijd zou de hogere regeling -het Bouwbesluit- voorgaan.

Keur

In de meeste gevallen is het waterschap het bevoegd gezag over het oppervlaktewater. Voor lozing op het oppervlaktewater en de wijze waarop dit wordt uitgevoerd, evenals voor bouwwerken op of langs waterlopen, heeft het waterschap regels vastgelegd in de Keur. Gemeente Waalwijk ligt in het beheergebied van de waterschappen Brabantse Delta en (voor een klein deel) Aa en Maas.

In deze Keur is ook hemelwaterbeleid benoemd. Deze komen (in 2022) overeen met de regels in deze verordening.

Zorgplicht

De eigenaar van een perceel is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het hemelwater dat op zijn terrein valt. Op grond van deze zorgplicht ligt er pas een taak voor de gemeente als de eigenaar van het perceel zich in alle redelijkheid niet kan ontdoen van het hemelwater op zijn terrein.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

Deze verordening is van toepassing voor het bouwen van nieuwe bouwwerken en de aanleg van nieuwe verhardingen, vanaf een oppervlakte van 20 m2. Het maakt niet uit hoeveel verharding er in de oorspronkelijke situatie aanwezig was.

Artikel 3 Verbod op lozen van hemelwater op de riolering

De gemeenteraad heeft de zorgplichten voor het afvalwater, hemelwater en grondwater in het Integraal Waterplan Waalwijk geformuleerd. Het verbod om hemelwater te lozen op de riolering is opgenomen in de Wet milieubeheer en verder uitgewerkt in het Besluit lozing afvalwater huishoudens en het Integraal Waterplan Waalwijk.

Op eigen terrein verwerken

In wezen is de regel simpel: hemelwater mag niet op de riolering worden aangesloten. Dit houdt in dat het op eigen terrein verwerkt moet worden. In de methode van verwerken is de ‘ontdoener’ vrij. De voorkeursvolgorde voor verwerking van hemelwater is:

1. hergebruik;

2. infiltreren in de bodem;

3. bergen; en

4. afvoeren.

Afvoer naar oppervlaktewater kan afhankelijk van het oppervlak een goedkeuring, melding of vergunning vereisen van het waterschap op basis van de Keur.

In de Waterwet en het Burgerlijk wetboek is reeds geregeld dat het op eigen terrein te verwerken water niet mag leiden tot overlast op naburige percelen.

De norm van 60 mm is gebaseerd op de Keur van de Brabantse Waterschappen (2021).

De voorziening dient een bui van 60 mm binnen 48 uur te kunnen verwerken om vervolgens het hemelwater van een volgende bui op te kunnen vangen.

Ook op locaties waar een gescheiden gemeentelijke riolering aanwezig is voor vuilwater en hemelwater, geldt dat het hemelwater in principe op eigen terrein verwerkt moet worden. Aansluiting van hemelwater op het gemeentelijk hemelwaterstelsel is alleen mogelijk na toestemming van de beheerder.

Met deze verordening wordt ook de instandhouding van de voorzieningen geregeld. Ongewenste latere aanpassingen aan de afvoer van hemelwater en stedelijk afvalwater vallen binnen deze verordening. Hierop kan handhavend opgetreden worden.

Ontheffing

Artikel 10.32a lid 2 Wet milieubeheer luidt: ‘Van de mogelijkheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt geen gebruik gemaakt, indien van degene bij wie afvloeiend hemelwater of grondwater vrijkomt redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van dat water kan worden gevergd’. Dit is de basis voor de mogelijkheid om op grond van het vierde lid ontheffing te verlenen. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Een voorschrift kan betrekking hebben op onder meer een uitstel van de plicht tot het niet aansluiten op de riolering en/of op het treffen van een alternatieve (tijdelijke) voorziening of een zuiverende voorziening.

Een afwijking of ontheffing dient afgewogen te worden in het proces van de Omgevingsvergunning en/of Watertoets en waterparagraaf. Daarvoor kan er om een nader onderzoek gevraagd worden. Bijvoorbeeld het aantonen dat infiltratie niet mogelijk is met onder andere representatief bodemonderzoek of filtratieonderzoek. Of aantonen dat er bijvoorbeeld ruimtegebrek is of dat er nadelige effecten op de omgeving kunnen ontstaan.

De ligging van de hemelwatervoorzieningen, riolering en de infiltratievoorzieningen in de openbare ruimte zijn bij de gemeente bekend en zijn op te vragen bij de gemeente.

Artikel 4 Vrijstelling bij extreme buien

Op drukriolering mag nooit hemelwater aangesloten worden, dus ook niet bij extreme regenval.

Bij extreme neerslag is het toegestaan om het hemelwater via de overstort bovengronds af te voeren naar openbaar water of gemeentelijk afwateringstelsel. De voorziening voor extreme buien moet altijd aangegeven zijn op de stukken bij de melding, op basis van artikel 3.

Artikel 5 Kwaliteit af te voeren water

De eigenaar heeft een zorgplicht ten aanzien van de (goede) kwaliteit van het af te voeren en te infiltreren hemelwater.

De verwerking van het hemelwater mag daarom niet leiden tot verontreiniging van het ontvangende medium, zoals bodem, grondwater, oppervlaktewater, et cetera. Aangenomen mag worden dat het hemelwater van voldoende kwaliteit is als het afstroomt over niet-afspoelende en niet-uitlogende materialen en er geen verontreinigende activiteiten op deze oppervlakken plaatsvinden. Verontreinigende activiteiten zijn bijvoorbeeld autowassen, besproeiing met onkruidbestrijdende middelen, lozing van verfmiddelen (kalk of iets dergelijks) of lekkage van oliën.

De gemeente ontraadt hemelwater dat in contact is geweest met zink, koper of lood zonder zuiverende randvoorziening (zoals bodemverrijking) of bronmaatregel (zoals coaten of vervangen dakgoot) direct naar de bodem of het oppervlaktewater af te voeren.

Zuivering

Om aan de zorgplicht te voldoen, kan het nodig zijn een filter toe te passen. Met beheersmaatregelen (vervangen vulmateriaal, afvoeren verontreinigd vulmateriaal) moet voorkomen worden dat een verontreiniging doorslaat naar de bodem, het grondwater of het oppervlaktewater. Na de voorziening kan het water in bodem (als grondwater) of op oppervlaktewater worden geloosd. Vanzelfsprekend hebben maatregelen aan de bron de voorkeur.

Bodemverontreiniging

De mogelijk reeds aanwezige verontreiniging van de bodem moet altijd goed worden nagegaan door ontdoener van het hemelwater.

Bij het zonder beperkingen toestaan van het lozen van afvloeiend hemelwater is ervan uitgegaan, dat in de praktijk tijdens het afvloeien van het hemelwater enige verontreiniging bijna onontkoombaar is. De oppervlakken waarover het hemelwater afvloeit zijn immers niet volledig schoon, en afhankelijk van het materiaal waarmee het hemelwater in aanraking komt, vindt vaak enige mate van afspoeling of uitloging plaats. In de meeste gevallen leidt deze echter niet tot een zodanige verontreiniging van het hemelwater, dat het lozen in de bodem verboden moet worden.

Indien er wel sprake is van een grote verontreiniging, dan is het vaak mogelijk om door het treffen van preventieve maatregelen de verontreiniging terug te brengen en daarmee het hemelwater alsnog rechtstreeks in het milieu te brengen.

Binnen door de provincie aangewezen zones, zoals het grondwaterwingebied en bijbehorende beschermingszones en boringsvrije zones, gelden mogelijk aanvullende regels voor de verwerking van hemelwater. Dit is vastgelegd in de Provinciale Milieu Verordening. Hiervoor is de provincie het bevoegd gezag.

Artikel 8 Inwerkingtreding

In dit artikel is geregeld op welk moment de verordening in werking treedt.