Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR688384
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR688384/2
Regeling vervallen per 01-01-2024
VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN
Geldend van 25-04-2023 t/m 31-12-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2023
Intitulé
VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN ONROERENDE-ZAAKBELASTINGENDe raad van de gemeente Hof van Twente;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;
gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;
besluit:
vast te stellen de navolgende VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING
VAN ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN (1ste wijziging verordening onroerendezaakbelastingen 2023)
Artikel 1 Belastingplicht
- 1.
Onder de naam 'onroerendezaakbelastingen' worden ter zake van binnen de
gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar
een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet
krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt,
verder te noemen: gebruikersbelasting;
b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar
van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of
beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting.
- 2.
Bij de gebruikersbelasting wordt:
a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is
gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft
gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als
zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik
aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft
gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd
de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is
gesteld.
- 3.
Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens
eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het
kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij
op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 2 Voorwerp van de belasting
- 1.
Voorwerp van de belasting is een onroerende zaak.
- 2.
Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III
van de Wet waardering onroerende zaken.
- 3.
Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond
van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die
onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die
onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan
woondoeleinden.
Artikel 3 Maatstaf van heffing
- 1.
De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering
onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het
kalenderjaar bedoeld in artikel 1.
- 2.
Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de
voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de
heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing
van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet
waardering onroerende zaken.
Artikel 4 Vrijstellingen
- 1.
In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf
buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling
van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond,
daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van
glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van
gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;
b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van
gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a
bedoelde grond;
c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of
voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van
levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige
onroerende zaken die dienen als woning;
d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de
Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden
genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met
uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;
e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden,
zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige
rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van
natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;
f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en
ander met inbegrip van kunstwerken;
g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen,
instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van
de delen van zodanige werken die dienen als woning;
h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die
worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke
rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als
woning;
i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat
beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op
zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;
j. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet
zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek,
ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten,
verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken
en palen;
k. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan
de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met
uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;
l. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van
zodanige onroerende zaken die dienen als woning.
- 2.
In afwijking van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de
gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de
onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar
zijn aan woondoeleinden.
Artikel 5 Belastingtarieven
- 1.
Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het
percentage bedraagt voor:
a. de gebruikersbelasting 0,2208%;
b. de eigenarenbelasting
voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen
0,1109%;
voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen
0,2546%.
- 2.
Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de
toepassing van de vorige volzin, wordt het totaal van de op één aanslagbiljet
verenigde verschuldigde bedragen onroerende-zaakbelastingen of andere heffingen,
aangemerkt als één belastingbedrag.
- 3.
Geen onroerende-zaakbelasting wordt geheven bij een heffingsmaatstaf van minder
dan € 2.500,00.
Artikel 6 Wijze van heffing
De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.
Artikel 7 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de
aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de
laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van het aanslagbiljet
minimaal € 10,00 en maximaal € 6.000,00 bedraagt, en zolang de verschuldigde
bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat
de aanslagen moeten worden betaald in maximaal zes termijnen. Het minimale
bedrag voor een incassotermijn is € 10,00. De eerste termijn vervalt op de laatste
werkdag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld. Elk van de volgende termijnen vervalt telkens op de laatste
werkdag van de daaropvolgende kalendermaand.
- 3.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden
gestelde termijnen.
Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking
tot de heffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen.
Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De 'Verordening onroerende-zaakbelastingen 2023' van 13 december 2022 wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de
heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die
zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de
bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2023.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als '1ste wijziging verordening onroerendezaakbelastingen 2023’.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente
Hof van Twente d.d. 28 maart 2023.
De raad van Hof van Twente,
de griffier, de voorzitter,
mr. A. Venema drs. H.A.M. Nauta-van Moorsel MPM
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl