Beleidsregel bekostiging leerlingenvervoer gemeente Utrecht

Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel bekostiging leerlingenvervoer gemeente Utrecht

Burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,

Gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Utrecht;

Overwegende dat:

  • het gewenst is ter invulling van hun beleidsruimte een beleidsregel vast te stellen over uitvoering van het leerlingenvervoer;

Besluiten vast te stellen de volgende Beleidsregel bekostiging leerlingenvervoer gemeente Utrecht

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen en Algemene uitgangspunten

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      s tructurele handicap: een handicap van ten minste drie maanden waardoor de leerling geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, ook niet onder begeleiding, wordt gezien als structureel;

    • b.

      v erordening: Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Utrecht.

  • 2. Begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de verordening.

Artikel 2 Ouders

  • 1. Het vervoer van leerlingen van woning naar school en terug en de begeleiding van de leerling in het vervoer van woning naar school en terug is een verantwoordelijkheid van de ouders.

  • 2. Ouders dienen wijzigingen die van belang zijn voor het leerlingenvervoer door te geven (art. 7, lid 1, verordening). Wanneer een ouder vaststelt dat een leerling als gevolg van ziekte of vanwege andere oorzaken niet vervoerd hoeft te worden, moet de ouder dat melden, telefonisch of met de ouderlogin op de website. Betermelding (na ziekte) moet op dezelfde manier worden doorgegeven. Zonder tijdige betermelding is er geen vervoer beschikbaar. Een afmelding geldt tot tegenbericht van de ouder.

  • 3. Ouders moeten in ieder geval de volgende wijzigingen doorgeven:

    • a.

      wijziging van de reistijd, in verband met verandering in bijvoorbeeld het openbaar vervoer;

    • b.

      wijziging in het woonadres van de leerling, bijvoorbeeld door verhuizing;

    • c.

      wijziging in de gezinssituatie of gezinssamenstelling, die invloed heeft op het al dan niet kunnen begeleiden van leerlingen;

    • d.

      wijziging van het adres van de school;

    • e.

      wijziging van de schooltijden van de school;

    • f.

      toekenning van bekostiging voor het reizen van en naar school anders dan op basis van de verordening.

Artikel 3 Meerjarige beschikkingen

  • Burgemeester en wethouders bepalen het recht op het leerlingenvervoer. Burgemeester en wethouders hanteren op basis van artikel 6, lid 5 van de verordening, meerjarige beschikkingen waarbij het recht op het leerlingenvervoer blijft bestaan gedurende de schoolperiode tenzij er iets verandert in de van belang zijnde omstandigheden.

Hoofdstuk 2 School

Artikel 4 Afwijkende schooltijden bij structurele handicap

  • 1. In het geval van een structurele handicap streven burgemeester en wethouders ernaar om in overleg met de school en de ouders het vervoer in de ochtend of in de middag te laten plaatsvinden gezamenlijk met het reguliere leerlingenvervoer.

  • 2. Burgemeester en wethouders vervoeren zoveel mogelijk de leerlingen met afwijkende schooltijden van één of meerdere scholen gezamenlijk.

Artikel 5 Vervoer naar een stageplek

  • 1. Stage is een verplicht onderdeel van een arbeidsgericht uitstroomprofiel in het Voortgezet speciaal onderwijs. Als de leerling een ander, niet arbeidsgericht uitstroompofiel volgt, is een stage niet verplicht.

  • 2. Uitgangspunt voor stage is dat deze zo dichtbij mogelijk bij de woning van de leerling ligt zodat de leerling zelfstandig kan reizen. De in artikel 15, lid 3, onder d van de verordening genoemde maximale straal voor een stage is 15 kilometer vanaf woning of school.

  • 3. Om het plannen van stageritten beter mogelijk te maken, vindt aangepast vervoer naar en van een stageadres op schooldagen plaats aansluitend op de reguliere schooltijden.

  • 4. Bij stages, ook voor een niet- arbeidsgericht uitstroompofiel, dienen ouders, school en de stageplek eerst bespreken of er andere mogelijkheden van vervoer zijn dan het leerlingenvervoer. Als de stageplek vervoer biedt is dat sowieso voorliggend op het leerlingenvervoer.

Artikel 6 (Medische) behandeling en zorg

  • 1. Het leerlingenvervoer betreft slechts het vervoer naar en van scholen in de zin van de onderwijswetgeving.

  • 2. Het aangepast vervoer naar onderwijs op of nabij een zorglocatie is in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids.

Hoofdstuk 3 Woning

Artikel 7 Woning in verschillende gemeenten

  • Indien een leerling een woning in meerdere gemeenten heeft, kan alleen de aanvraag voor de woning in de gemeente Utrecht worden behandeld.

Artikel 8 Tweede ophaal- of brengadres

  • 1. Burgemeester en wethouders verstrekken alleen bekostiging van vervoer van een tweede ophaal- of naar een tweede brengadres als:

    • a.

      een leerling recht heeft op bekostiging van het vervoer van de woning naar school of vice versa;

    • b.

      het tweede adres voldoet aan het afstandscriterium voor een woning uit de verordening;

    • c.

      het opstap- of brengadres structureel is, dat wil zeggen dat er sprake moet zijn van een vast, (twee-) wekelijks terugkerend patroon voor tenminste drie maanden;

    • d.

      het tweede adres zich binnen de gemeente bevindt, en;

    • e.

      er geen voorliggende voorziening is die het vervoer van het tweede adres naar school of van school naar het tweede adres voor haar rekening neemt of zou moeten nemen.

Hoofdstuk 4 Vervoer: Algemeen

Artikel 9 Afstand

De afstand van de woning van de leerling naar school wordt gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg volgens de routeplanner Google maps.

Artikel 10 Bekostiging van openbaar vervoer

De kosten van het openbaar vervoer worden berekend met behulp van www.9292.nl en de informatie die verstrekt wordt op de websites van het openbaar vervoer bedrijf, waarbij de goedkoopste optie bepalend is.

Artikel 11 Vergoeding voor eigen vervoer

  • 1. Er worden maximaal twee enkele reizen per dag vergoed: aan het begin en aan het einde van de schooldag. Geen bekostiging wordt verstrekt voor de kosten die ontstaan indien de leerling ook tussen de middag wordt vervoerd.

  • 2. Indien ouders twee of meer leerlingen vervoeren die aangepast vervoer behoeven, wordt uitgegaan van de afstand uitgaande van de woning van de te vervoeren leerling die het verst van de school verwijderd woont.

Artikel 12 Terugvordering

Onterecht ontvangen tegemoetkomingen voor leerlingenvervoer worden altijd van de ouders teruggevorderd.

Hoofdstuk 5 Aangepast vervoer

Artikel 13 Ophaal- en brengplaats

  • 1. Bij aangepast vervoer haalt de vervoerder de leerlingen bij de woning op. Bij de woning ophalen betekent dat de chauffeur de leerling ophaalt bij de woning en dat de ouder de leerling naar en van het vervoer begeleidt.

  • 2. De chauffeur moet de leerling bij de terugrit aan de ouder of aan iemand anders die namens de ouder aanwezig is op het vaste brengadres overdragen. De chauffeur mag het kind nooit alleen op de stoep achterlaten, tenzij er een schriftelijke verklaring van de ouder is waarin dit is toegestaan. De ouder heeft de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de ouder thuis is of dat de ouder iemand in huis heeft die namens de ouder de leerling opvangt.

Artikel 14 Overstapplaatsen

  • Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen beslissen dat bij de uitvoering van het vervoer gebruik gemaakt wordt van overstapplaatsen.

Artikel 15 Begeleiding leerling in het aangepast vervoer

  • 1. Het is mogelijk dat een leerling begeleiding nodig heeft tijdens het vervoer. In dat geval wordt de begeleiding door of namens de ouder verzorgd. Burgemeester en wethouders bepalen of begeleiding ingezet mag worden.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn niet verantwoordelijk voor begeleiding in het leerlingenvervoer. Wel zal er een zitplaats ter beschikking worden gesteld voor de begeleiding.

  • 3. Voor de begeleiding geldt dat het ophaal/brengadres gelijk is aan het adres van de te begeleiden leerling. Voor de ritten van de begeleider terug naar de woning of naar school zonder de leerling ontvangt de begeleider een vergoeding voor de reiskosten op basis van het openbaar vervoer.

Artikel 16 Zelfredzaamheidtrajecten

  • 1. Aan leerlingen die recht hebben op aangepast vervoer, kunnen burgemeester en wethouders een voorziening verstrekken om zelfstandig te leren reizen. Bij een dergelijk zelfredzaamheidstraject valt te denken aan een traject waarin met de leerling geoefend wordt met de bus te reizen of aan een (driewiel-)fiets al dan niet met trapondersteuning.

  • 2. Burgemeester en wethouders bekijken per situatie wat een passende oplossing is om de zelfredzaamheid te bevorderen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten het recht op leerlingenvervoer en de inzet van een zelfredzaamheidvergoeding voort te zetten gedurende de periode dat een leerling recht heeft op leerlingenvervoer.

Artikel 17 Aangepast vervoer in kleinere groepen

  • 1. Bij toekenning van aangepast vervoer is groepsvervoer de standaard. In sommige gevallen is groepsvervoer voor een leerling niet mogelijk om medische of psychosociale redenen. Voor die gevallen beoordelen burgemeester en wethouders of vervoer in kleinere groepen of individueel vervoer noodzakelijk is.

  • 2. Slechts in uitzonderlijke gevallen kunnen leerlingen om medische of psychosociale redenen met een gelimiteerd aantal leerlingen vervoerd worden. Burgemeester en wethouders toetsen de indicatie voor kleinschalig vervoer tenminste jaarlijks.

Artikel 18 Overmacht

  • Burgemeester en wethouders beslissen of het vervoer al dan niet plaats moet vinden, bijvoorbeeld bij overmacht.

Hoofdstuk 6 Begeleiding in het openbaar vervoer of bij het fietsen

Artikel 19 Begeleiding door ouders

  • Begeleiding in het openbaar vervoer of bij het fietsen is de verantwoordelijkheid van de ouders. Als het niet mogelijk is dat ouders zelf de begeleiding uitvoeren, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. Als ouders en de instelling er zelf niet in slagen de begeleiding te leveren, kunnen zij daarvoor bijvoorbeeld een oppas, buren, familie of vrijwilligers inschakelen.

Artikel 20 Begeleiding is onmogelijk of begeleiding leidt tot ernstige benadeling

  • 1. In de verordening is opgenomen dat de leerling in aanmerking komt voor aangepast vervoer indien er sprake is van een ernstige benadeling van het gezin en een andere oplossing niet mogelijk is. De ouder dient in een dergelijk geval dit ten behoeve van burgemeester en wethouders genoegzaam aan te tonen om de individuele situatie te kunnen beoordelen.

  • 2. Voor aanvragen voor aangepast vervoer op deze grond worden de volgende uitgangspunten gehanteerd. Er kan sprake zijn van ernstige benadeling van het gezin als:

    • a.

      een gehandicapte leerling aangewezen is op passend onderwijs op een specifieke schoollocatie;

    • b.

      de reisafstand van de woning naar deze schoollocatie tenminste twee kilometer bedraagt;

    • c.

      de leerling niet in staat is om zelfstandig te reizen (dit is opgenomen schoolverklaring of in het ontwikkelingsperspectief plan van de leerling), en;

    • d.

      de ouders aannemelijk hebben gemaakt dat zij niet in staat zijn de begeleiding van de leerling naar school te (laten) verzorgen.

  • 3. Een ouder is niet in staat om de leerling naar de specifieke schoollocatie te begeleiden als:

    • a.

      in het gezin meerdere kinderen naar verschillende schoollocaties gaan die niet in staat zijn zelfstandig naar school te reizen, mits de ouders aannemelijk hebben gemaakt dat zij niet in staat zijn deze kinderen naar de verschillende scholen te begeleiden en dat géén beroep kan worden gedaan op een ander om de begeleiding van de verschillende kinderen op zich te nemen;

    • b.

      de overige kinderen in het gezin niet zelfstandig naar school kunnen reizen als:

      • i.

        zij door een handicap niet of niet zonder begeleiding van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken, of

      • ii.

        de school tenminste 6 kilometer weg ligt en zij jonger zijn dan 9 jaar;

    • c.

      er tenminste twee andere kinderen in het gezin zijn die jonger zijn dan vier jaar, en de ouders aannemelijk hebben gemaakt er niet in te slagen de verzorging van deze kinderen gedurende het naar/van school brengen te regelen;

    • d.

      de begeleidende ouder de moeder is en zij binnen een maand zal bevallen van een kind of korter dan drie maanden geleden is bevallen;

    • e.

      er een medische reden is, vast te stellen door een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige, of;

    • f.

      de ouder een arbeidsovereenkomst heeft welke in redelijkheid geen mogelijkheid biedt om in de werktijden rekening te houden met de schooltijden van de leerling. Een werkverklaring dient de werktijden te vermelden en aan te geven of het gezien de aard van het werk mogelijk is rekening te houden met de schooltijden.

Hoofdstuk 7 Onaanvaardbaar wangedrag in het aangepast vervoer

Artikel 21 Mogelijkheden tot aangepast vervoer

  • 1. Uitgangspunt van het aangepast vervoer is dat de leerling veilig te vervoeren moet zijn en daartoe in staat is.

  • 2. Burgemeester en wethouders verstrekken een voorziening in de vorm van aangepast vervoer indien de leerling de veiligheid van medeleerlingen en chauffeur in het aangepast vervoer niet in gevaar brengt.

  • 3. Bij onaanvaardbaar wangedrag kunnen burgemeester en wethouders maatregelen opleggen. Doel van de maatregelen is ouders en leerlingen te wijzen op hun verantwoordelijkheid om gedragsproblemen op te lossen. De ondernomen acties worden in het dossier van de betreffende leerling vastgelegd.

  • 4. Onaanvaardbaar wangedrag betreft gedrag van zowel een leerling of een ouder zoals vermeld in artikel 22.

Artikel 22 Onaanvaardbaar wangedrag: categorieën

  • 1. Naar het oordeel van burgemeester en wethouders is in ieder geval sprake van onaanvaardbaar wangedrag als een leerling of ouder:

    • a.

      een bedreigende, hinderlijke of gevaarlijke situatie veroorzaakt, of;

    • b.

      (seksueel) grensoverschrijdend gedrag vertoont.

  • 2. Niet alle misdragingen zijn even ernstig. Burgemeester en wethouders onderscheiden de volgende categorieën naargelang de ernst van het onaanvaardbare wangedrag:

    • a.

      lichte misdragingen. Hiervan is in ieder geval sprake als de leerling zich niet houdt aan de regels van de vervoerder, zoals:

      • i.

        niet rustig in het voertuig stappen;

      • ii.

        niet luisteren naar de aanwijzingen van de chauffeur;

      • iii.

        ongepast gedrag vertonen;

      • iv.

        ongepast taalgebruik hanteren;

      • v.

        levensmiddelen in het voertuig gebruiken;

      • vi.

        (geluids-)overlast veroorzaken, of;

      • vii.

        de gordel niet omdoen.

    • b.

      ernstige misdragingen. Hiervan is in ieder geval sprake als de leerling:

      • i.

        dreigt met fysiek geweld tegen de chauffeur of medeleerlingen of anderen die gelijktijdig worden vervoerd;

      • ii.

        dreigt met fysiek geweld tegen goederen, waarvoor geldt dat er bij de uitvoering van het dreigement gevaar voor personen ontstaat, of;

      • iii.

        de gedragingen genoemd onder a blijft herhalen.

    • c.

      zeer ernstige misdragingen. Hiervan is in ieder geval sprake als de leerling:

      • i.

        fysiek geweld toepast tegen personen of goederen waarbij letsel wordt toegebracht aan personen of schade aan goederen ontstaat;

      • ii.

        fysiek geweld toepast tegen personen of goederen met de intentie om letsel toe te brengen aan personen of schade aan goederen te veroorzaken, zonder dat dit letsel of die schade daadwerkelijk wordt toegebracht of veroorzaakt;

      • iii.

        dreigt met fysiek geweld met de kennelijke bedoeling dat de chauffeur of andere personen in het aangepast vervoer iets doet of nalaat, waarbij de dreiging net zo lang wordt voortgezet totdat dat doel is bereikt of totdat dat doel niet meer te bereiken is;

      • iv.

        ernstig seksueel overschrijdend gedrag vertoont naar de chauffeur of andere personen in of bij het aangepast vervoer, of;

      • v.

        de gedragingen genoemd onder b blijft herhalen.

Artikel 23 Onaanvaardbaar wangedrag: maatregelen

  • 1. Burgemeester en wethouders hanteren per categorie onaanvaardbaar wangedrag bedoeld in artikel 22, tweede lid, een stappenplan met maatregelen passend bij de ernst van de misdraging.

  • 2. Stappenplan bij lichte misdragingen:

    • a.

      In beginsel vindt eerst een gesprek plaats tussen de ouder(s) en de chauffeur of de vervoerder met als doel het gedrag van de leerling te verbeteren. Zo nodig betrekt één van de partijen de gemeente of school bij het zoeken naar een oplossing;

    • b.

      Als het gedrag na het gesprek niet verbetert volgt een schriftelijke waarschuwing;

    • c.

      Als het gedrag na de schriftelijke waarschuwing niet verbetert, wordt het stappenplan bij ernstige misdragingen toegepast.

  • 3. Stappenplan bij ernstige misdragingen:

    • a.

      het aangepast vervoer wordt tijdelijk opgeschort. De ouder(s) ontvangen hierover een brief. De duur van de opschorting is afhankelijk van de ernst van de gedraging. De opschorting kan niet langer duren dan acht (8) weken. Gedurende de opschorting is de leerling wel verplicht naar school te gaan. Tijdens de opschorting overleggen ouder(s) en gemeente om te komen tot een structurele oplossing na de opschorting;

    • b.

      als het gedrag na de tijdelijke opschorting niet verbetert, wordt het stappenplan bij zeer ernstige misdragingen toegepast.

  • 4. Stappenplan bij zeer ernstige misdragingen:

    • a.

      het aangepast vervoer wordt opgeschort voor de rest van het betreffende schooljaar. De ouder(s) ontvangen hierover een brief;

    • b.

      herhaalt het gedrag zich in het daaropvolgende schooljaar dan wordt het aangepast vervoer definitief beëindigd. Leerlingenvervoer is dan alleen mogelijk in de vorm van een vergoeding voor eigen of openbaar vervoer.

  • 5. Als sprake is van meerdere misdragingen geldt in beginsel de maatregel uit het stappenplan dat hoort bij de meest ernstige misdraging.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 24 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de datum waarop de Verordening bekostiging Leerlingenvervoer Gemeente Utrecht in werking treedt.

Artikel 25 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel bekostiging leerlingenvervoer Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, in de vergadering van 20 december 2022.

De burgemeester

Sharon A.M. Dijksma

De secretaris,

Gabrielle G.H.M. Haanen