Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening afvalstoffenheffing 2023

Geldend van 23-12-2022 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening afvalstoffenheffing 2023

De raad van de gemeente Apeldoorn;

Gelezen het voorstel van het college,

Gelet op artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;

BESLUIT:

Vast te stellen de navolgende Verordening afvalstoffenheffing 2023.

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Voorwerp van de belasting

  • 1. Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2. Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 4 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt en van degene die huishoudelijke afvalstoffen aanbiedt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1. De belasting, bedoeld in de onderdelen 2 tot en met 4 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. De belasting, bedoeld in de onderdelen 5 en 6 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, danwel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting, bedoeld in onderdeel 2 van de tarieventabel, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. De belasting, bedoeld in de onderdelen 3 en 4 van de tarieventabel, is verschuldigd na afloop van het belastingjaar of, zo dit eerder is, bij de beëindiging van de belastingplicht.

  • 3.

    • a.

      Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting, bedoeld in onderdeel 2 van de tarieventabel, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog kalendermaanden overblijven, met inachtneming van het hierna onder b bepaalde.

    • b.

      Vangt de belastingplicht voor de 16e van de maand aan, dan is de belasting, bedoeld in onderdeel 2 van de tarieventabel, over die maand ten volle verschuldigd; vangt de belastingplicht op of na de 16e van de maand aan, dan is over die maand geen belasting, bedoeld in onderdeel 2 van de tarieventabel, verschuldigd.

    • c.

      Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de, in onderdeel 2 van de tarieventabel genoemde, voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog kalendermaanden overblijven, met inachtneming van het hierna onder d. bepaalde, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,=.

    • d.

      Eindigt de belastingplicht voor de 16e van de maand, dan wordt over die volle maand ontheffing verleend. Eindigt de belastingplicht op of na de 16e van de maand, dan wordt over die maand geen ontheffing verleend.

  • 4. Lid 3c en lid 3d zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5. Belastingbedragen van minder dan € 10,= worden niet geheven.

  • 6. De belasting als bedoeld in de onderdelen 5 en 6 van de bij deze verordening behorende tarieventabel is verschuldigd bij aanvang van de dienstverlening.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, opgelegd voor de belasting als bedoeld in de onderdelen 2 tot en met 4 van de tarieventabel, worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,= maar minder dan € 10.000,= en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De belasting als bedoeld in de onderdelen 5 en 6 van de bij deze verordening behorende tarieventabel moet worden betaald :

    • a.

      in geval van uitreiking van kennisgeving: op het tijdstip van uitreiking;

    • b.

      in geval van toezending van de kennisgeving: binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

  • 1. Voor de belasting bedoeld in onderdeel 2 van de tarieventabel kan kwijtschelding worden verleend.

  • 2. Voor de belasting bedoeld in de onderdelen 3 en 4 van de tarieventabel kan kwijtschelding worden verleend tot een bedrag van maximaal € 33,00 per belastingjaar.

Artikel 11 Overgangsrecht

  • 1. De Verordening afvalstoffenheffing 2022, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12 tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2023.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: verordening afvalstoffenheffing 2023.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 10 november 2022.

De raad voornoemd,

S.M. Stam

waarnemend raadsgriffier

A.J.M. Heerts

voorzitter

Bijlage 1 TARIEVENTABEL behorende bij de Verordening afvalstoffenheffing 2023

ALGEMEEN

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

MAATSTAVEN EN TARIEVEN AFVALSTOFFENHEFFING

1.

De belasting wordt per perceel berekend naar een vast tarief, verhoogd met één of meer gedifferentieerde tarieven.

 

2.

Het vaste belastingtarief bedraagt per perceel per belastingjaar

€ 255,00

3.

Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2 bedraagt het gedifferentieerde belastingtarief:

 

3.1

voor de aanbieding van een minicontainer van 140 liter bestemd voor restafval

€ 7,75

3.2

gereserveerd

gereserveerd

3.3

voor de aanbieding van een minicontainer van 1100 liter bestemd voor restafval

€ 41,25

3.4

voor de ontgrendeling van de kleine inworp-opening van een (ondergrondse) container voor restafval

€ 0,75

3.5

voor de ontgrendeling van de grote inworp-opening van een (ondergrondse) container voor restafval of voor de ontgrendeling van de inworp-opening van een (ondergrondse) container voor restafval, die over één inworp-opening beschikt

€ 1,50

4.

De tarieven, genoemd in onderdeel 3, worden in die gevallen, waarin meerdere percelen voor de afvalverwijdering gebruik dienen te maken van hetzelfde inzamelmiddel, gedeeld door het aantal percelen dat voor de afvalverwijdering op de betreffende inzamelmiddelen is aangewezen.

 

5.

Onverminderd het bepaalde in de onderdelen 1, 2, 3 en 4 bedraagt de heffing voor:

 

5.1

het op aanvraag laten inzamelen van grove huishoudelijke afvalstoffen per kubieke meter of een gedeelte daarvan

€ 38,50

5.2

het achterlaten van grove huishoudelijke afvalstoffen op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats per 10 kilo of een gedeelte daarvan

€ 2,00

5.3

het gewicht van de grove huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in 5.2 wordt bepaald door het op de weegbrug bij aankomst gemeten gewicht te verminderen met het op de weegbrug bij vertrek gemeten gewicht.

 

5.4

De heffing genoemd in 5.1. en 5.2 is niet van toepassing, als het tegoed op de Milieupas of op de Verhuispas positief is. Het tegoed op de Milieupas wordt aan het begin van het belastingjaar op 400 kilogram gesteld. Het tegoed op de Verhuispas wordt bij het verstrekken van de Verhuispas op 400 kilogram gesteld. Het in 5.1 en 5.2. bedoelde gewicht van de ingezamelde of achtergelaten grove huishoudelijke afvalstoffen gaat ten laste van het saldo van de Milieupas of Verhuispas.

Het gewicht van de in 5.1 bedoelde kubieke meter of een gedeelte daarvan wordt als 100 kilogram gerekend.

 

6.

Onverminderd het bepaalde in de onderdelen 1, 2, 3, 4 en 5 bedraagt de heffing voor:

 

6.1

de levering van een minicontainer van 140 liter bestemd voor GFT of de levering van een minicontainer van 240 liter bestemd voor papier en karton of PMD of GFT, met uitzondering van de levering van een minicontainer die binnen drie maanden na een verhuizing is aangevraagd en het perceel ten tijde van de verhuizing niet over een container voor die grondstof beschikte, per container

€ 25,00

6.2

De omwisseling van een minicontainer van 140 liter bestemd voor GFT naar een minicontainer van 240 liter bestemd voor GFT of de omwisseling van een minicontainer van 240 liter bestemd voor GFT naar een minicontainer van 140 liter bestemd voor GFT, per omwisseling (maximaal één keer per kalenderjaar)

€ 25,00

6.3

de levering van een vervangende Milieupas, met uitzondering van de levering van een Milieupas die binnen drie maanden na een verhuizing is aangevraagd, per Milieupas

€ 10,00

6.4

de plaatsing van een kantelslot op een minicontainer van 140 of 240 liter, per kantelslot

€ 60,00

6.5

voor de levering van een minicontainer van 140 liter bestemd voor restafval

€ 25,00

6.6

vervallen

vervallen

Behoort bij de verordening afvalstoffenheffing 2023 en het bijbehorende raadsbesluit van 10 november 2021.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 10 november 2022.

De raad voornoemd,

S.M. Stam

Waarnemend raadsgriffier

A.J.M. Heerts

voorzitter

Toelichting verordening afvalstoffenheffing 2023

Wijziging artikel 15.33 Wet milieubeheer

Artikel 15.33 van de Wet milieubeheer is met ingang van 1 januari 2012 gewijzigd om problemen met de heffing van afvalstoffen, die zich vooral bij kamerbewoning voor deden, op te lossen (Wet van 17 maart 2011, Stb. 183). In artikel 15.33 Wet milieubeheer verdween het begrip ‘feitelijk’, waardoor het mogelijk is dat degene in de heffing wordt betrokken die geen gebruik maakt van het perceel, maar delen van het perceel in gebruik geeft aan anderen. Dat is op grond van de huidige wetgeving niet mogelijk omdat de Hoge Raad in het Tegelen-arrest (Hoge Raad 23 mei 1990, nr. 26328, BNB 1990/239, Belastingblad 1990, blz. 470) heeft gesteld dat degene die een deel van een perceel in gebruik heeft gegeven, alleen in de heffing kan worden betrokken als hij zelf ook een deel van het perceel gebruikt. In lid 2 van het voorgestelde artikel 15.33 Wet milieubeheer wordt een aantal situaties beschreven waarin een gebruiker als zodanig wordt aangewezen.

Door in de verordening het begrip ‘gebruik maken’ te omschrijven als gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer is de belastingplicht in de verordening altijd in overeenstemming met de wet.

A Algemeen

1 Wettelijke basis

De verordening afvalstoffenheffing is gebaseerd op de tekst van de Gemeentewet en de Wet milieubeheer.

Wijziging van artikel 15.33 Wet milieubeheer

De Wet van 17 maart 2011, Stb. 183, heeft artikel 15.33 van de Wet milieubeheer gewijzigd om problemen met de heffing van afvalstoffen, die zich vooral bij kamerbewoning voor deden, op te lossen.

De wetswijziging is in werking getreden met ingang van 1 januari 2012. Vanaf 2012 is de verordening uitgegaan van gebruik maken, dus zonder het begrip ‘feitelijk’. De verhuurder van onzelfstandige delen moet vanaf 2012 in de heffing worden betrokken zonder dat hij het perceel zelf feitelijk gebruikt. De verhuurder kan de belasting verhalen op de huurders die een deel in gebruik hebben.

2.1 Karakter afvalstoffenheffing

De afvalstoffenheffing is gebaseerd op het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De afvalstoffenheffing kan in beginsel als een belasting worden beschouwd. Tegenover de heffing staat niet een individueel aanwijsbare prestatie van de overheid in de vorm van het werkelijk meenemen van huishoudelijke afvalstoffen, doch een nakoming van de wettelijke inzamelverplichting bij het desbetreffende perceel door de gemeente. Dit leidt ertoe dat indien de inzamelplicht bij een bepaald perceel door de gemeente niet wordt nagekomen, de gemeente ter zake van het gebruik van dat perceel geen afvalstoffenheffing kan heffen (HR 2 januari 1985, nr. 22 664, Belastingblad 1985, blz. 161 (Epe). Voor de goede orde wordt er op gewezen dat de gemeente ingevolge de Wet milieubeheer verplicht is om een afvalstoffenverordening vast te stellen. In die verordening dient te worden vermeld op welke wijze huishoudelijke afvalstoffen worden overgedragen respectievelijk ter inzameling worden aangeboden.

2.2 Huishoudelijke afvalstoffen

Ingevolge de strekking van de Wet milieubeheer behoren tot de huishoudelijke afvalstoffen alle afvalstoffen die afkomstig zijn uit een particuliere huishouding. Dit betekent dat de kosten van het beheer van deze afvalstoffen kunnen worden doorberekend in de afvalstoffenheffing. Hierbij is niet van belang op welke wijze deze afvalstoffen worden ingezameld. Hierbij moet worden gedacht aan de gescheiden inzameling van onder meer glas, papier en klein chemisch afval. De met deze gescheiden inzameling van huishoudelijke afvalstoffen samenhangende kosten kunnen worden begrepen in de totale kosten van het beheer van huishoudelijke afvalstoffen. Hetzelfde geldt overigens met betrekking tot de kosten van inzameling van grof huisvuil dat over het algemeen ook afzonderlijk wordt ingezameld. Grof huisvuil wordt tot de huishoudelijke afvalstoffen gerekend. Ingevolge artikel 10.22, eerste lid, van de Wet milieubeheer zijn gemeenten verplicht zorg te dragen voor de inzameling van grof huisvuil. Er geldt echter geen periodieke inzamelplicht. De inzameling kan bijvoorbeeld bestaan uit een systeem van ophalen op afroep.

3 Tariefdifferentiatie

De gemeente hanteert in de verordening afvalstoffenheffing een tariefdifferentiatie. De gedachte dat een gedifferentieerd tarief kan bijdragen aan een vermindering van de hoeveelheid huishoudelijk afval speelt hierbij een belangrijke rol. Er zijn verschillende vormen van tariefdifferentiatie denkbaar. De tariefdifferentiatie is afhankelijk van de omstandigheden in de gemeente. Het is wel verplicht om een basistarief te heffen. In de tarieventabel van deze verordening is tariefdifferentiatie opgenomen voor volume/frequentie. Bij tariefdifferentiatie is het van belang dat dit goed in de belastingverordening is geregeld. Tariefdifferentiatie mag niet leiden tot schending van het gelijkheidsbeginsel.

B Artikelsgewijze toelichting, indien relevant

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Meer uitleg bij de opgenomen begripsomschrijvingen:

a.

gebruik maken: in de verordening wordt omschreven als gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer. Per 1 januari 2012 gaat de verordening uit van ‘feitelijk’ gebruik maken van een perceel. In het laatste geval kan de verhuurder bij kamerverhuur alleen in de heffing worden betrokken als die zelf gebruik maakt van het perceel (HR 23 mei 1990, nr. 26 328, BNB 1990/239, Belastingblad 1990, blz. 470 (Tegelen)).

b.

aanbieding: is het aanbieden van een container, afvalzak ter lediging waarbij het registratiesysteem wordt geactiveerd. Zodra de inzameldienst een container of afvalzak registreert, is er sprake van een belastbaar feit.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

Eerste lid

In het eerste lid wordt verwezen naar artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. Dit is de wettelijke grondslag voor de afvalstoffenheffing.

Tweede lid

Het begrip perceel

Op grond van het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer en in samenhang met het bepaalde in de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer kan een afvalstoffenheffing worden geheven ter zake van het in artikel 15.33 bedoelde gebruik van een perceel waar in een particuliere huishouding huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Zodra derhalve sprake is van een particuliere huishouding waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan, kan, op voorwaarde dat de gemeente aan de inzamelverplichting voldoet, een afvalstoffenheffing worden geheven. Een nadere omschrijving van het begrip perceel is voor de heffing dan ook niet noodzakelijk.

Voor het belastbaar feit wordt onder andere verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel. Omdat ingevolge artikel 217 van de Gemeentewet het voorwerp van de belasting en het tarief in de belastingverordening moeten zijn vermeld, mag er geen twijfel over bestaan dat de tarieventabel deel uitmaakt van de verordening. Vandaar dat de woorden 'daarbij behorende' zijn gebruikt. In de tarieventabel wordt dit eveneens uitdrukkelijk aangegeven. In het tweede lid is bepaald dat de afvalstoffenheffing naar afzonderlijke grondslagen wordt geheven. Het is toegestaan naar elke grondslag afzonderlijk een aanslag op te leggen (HR 7 februari 1973, nr. 16885, BNB 1973/69). De bepaling is opgenomen met het oog op het heffen per incidentele gebeurtenis. Op basis van deze bepaling kan naast de jaarlijks verschuldigde belasting, de belasting verschuldigd per aanbieding worden geheven. Iedere aanbieding is een afzonderlijke grondslag voor de heffing. De gemeente kan er ook voor kiezen niet per afzonderlijke aanbieding te heffen, maar naar het aantal aanbiedingen gedurende een belastingtijdvak, bijvoorbeeld het kalenderjaar (zoals bij het basistarief). In dat geval staat de grootte van de belastingschuld pas na afloop van dat jaar vast en kan aan het einde van het kalenderjaar een aanslag naar het aantal aanbiedingen worden opgelegd. In verband hiermee verwijzen wij naar het arrest van de Hoge Raad van 2 november 1994, nr. 29595, Belastingblad 1994, blz. 819 (Amsterdam) inzake het opleggen van een aanslag precariorecht gedurende de loop van het tijdvak.

Inzamelplicht

De afvalstoffenheffing is gebaseerd op het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

Artikel 3 Voorwerp van belasting

In dit artikel wordt het voorwerp, het perceel, beschreven.

Artikel 4 belastingplicht

In dit artikel is de belastingplicht geregeld. Hierbij is aansluiting gezocht bij het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt voor ieder perceel waar in een particuliere huishouding huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

Voor de toelichting op de grondslagen en tarieven wordt verwezen naar de toelichting die voor de tarieventabel opgenomen is.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar voor de belasting als bedoeld in de tarieventabel is gelijk aan het kalenderjaar. Hiermee is bedoeld dat het vaste basisbedrag, de toeslag en de gedifferentieerde tarieven voor de periodieke dienstverlening per jaar geheven worden.

Artikel 7 Wijze van heffing

In gevolge artikel 233 van de Gemeentewet kan de afvalstoffenheffing worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. Er is voor gekozen om de afvalstoffenheffing bij wege van aanslag te heffen. Eerst zal een aanslag worden opgelegd voor het vaste deel. Vervolgens zal na afloop van het belastingjaar een aanslag afvalstoffenheffing worden verzonden voor het variabele deel (ledigingen). Beide aanslagen worden indien mogelijk gecombineerd op 1 biljet.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

Eerste lid en tweede lid

Blijkens de redactie van het eerste en tweede lid wordt de belasting verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of bij het begin van de belastingplicht, zo dit later is. Hoewel in de verordening is gekozen voor een tijdvakheffing en niet voor een tijdstipheffing, ontstaat de materiële belastingschuld ingevolge dit artikellid niet pas aan het einde van het belastingjaar, doch reeds bij het begin ervan. De belastingschuld kan derhalve in de loop van het belastingjaar worden geformaliseerd. Het feit dat gedurende het gehele jaar huishoudelijke afvalstoffen ingezameld worden, rechtvaardigt een tijdvakheffing.

Tweede en derde lid

In de leden twee en drie zijn regels gegeven die betrekking hebben op wijzigingen gedurende het kalenderjaar in de belastingplicht. In de verordening is gekozen voor een tijdsevenredige herleiding per maand, waarbij gedeelten van een maand niet worden meegerekend.

Vierde

Indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en een ander perceel in gebruik neemt, dan blijft het bepaalde in het derde en vierde lid buiten toepassing. Dit betekent dat een tijdsevenredige herleiding van de belastingschuld dan achterwege kan blijven. Deze herleiding zou slechts louter om formele redenen plaatsvinden. Een materiële wijziging in de belastingschuld zal immers door een verhuizing niet plaatsvinden. Voorwaarde voor toepassing van deze bepaling is overigens wel dat de belastingplichtige het ene perceel verlaat en het volgende perceel in (feitelijk; zie wetsvoorstel 32479) gebruik neemt. Indien een belastingplichtige op enig moment een tweede perceel in (feitelijk; zie wetsvoorstel 32479) gebruik zou nemen dan vindt het bepaalde in het vierde lid geen toepassing, maar wel het bepaalde in het derde lid.

Artikel 9 Termijnen van betaling

In dit artikel is de betalingstermijn opgenomen.

Uitzondering hierop vormt de automatische incasso. Indien geopteerd is voor automatische incasso worden bedragen tot € 5000 in maximaal 10 termijnen afgeschreven. Dit geldt alleen voor aanslagen voor het vaste bedrag die in hetzelfde jaar worden opgelegd als het belastingjaar. Als die aanslagen worden opgelegd na het belastingjaar dan zijn slechts drie termijnen toegestaan. Hetzelfde geldt indien de automatische incasso niet kan worden uitgevoerd bijvoorbeeld als gevolg van stornering, dan gelden ook drie termijnen.

De aanslagen voor de ledigingen worden doorgaans opgelegd nadat het belastingjaar is verstreken.

Artikel 10 Kwijtschelding

Op grond van artikel 255 van de Gemeentewet volgen gemeenten het kwijtscheldingsbeleid zoals dat is geregeld in de Uitvoeringsregeling invorderingswet 1990. Indien een gemeente niets anders regelt geldt deze regeling automatisch voor alle gemeentelijke belastingen. Artikel 255 biedt ook de mogelijkheid om van deze regeling af te wijken. Voor het vaste basisbedrag wordt kwijtschelding verleend. Voor het variabele tarief ter zake van de periodieke inzameling is de kwijtschelding gemaximeerd tot het in de verordening aangegeven bedrag . Hierdoor is het enerzijds mogelijk dat minima geen afvalstoffenheffing hoeven te betalen, doch anderzijds blijft ook voor minima een prikkel bestaan om bewust met afval om te gaan. Tevens wordt door de maximering van de kwijtschelding voorkomen dat misbruik kan worden gemaakt van de kwijtscheldingsregeling, doordat voorkomen wordt dat minima voor derden kunnen fungeren als goedkoop afvaldepot.

Artikel 11, 12 en 13 Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel

Deze artikelen regelen op welk moment de verordening in werking treedt en vanaf welk moment de belasting volgens de nieuwe verordening wordt geheven. Op basis van deze bepaling gaan de wijzigingen in op 1 januari van het jaar.

Dit artikel geeft aan met welke verkorte naam de verordening kan worden aangehaald.

Toelichting bij de tarieventabel

Bij de opstelling van de verordening is gekozen voor de toevoeging van een afzonderlijke tarieventabel. Deze tarieventabel is onderdeel van (en behoort tot) de verordening. In de verordening zelf zijn geen tarieven opgenomen.

Tarieventabel

De tarieventabel is onderverdeeld in 3 onderdelen. Onderdeel 1 is het basistarief dat aan ieder perceel in het kader van de afvalstoffenheffing word opgelegd. Het vaste bedrag wordt opgelegd als de gemeente de inzamelplicht voor de afvalstoffenheffing nakomt. Onderdeel 2 is een variabel bedrag dat bepaald wordt door het aantal aanbiedingen van een bepaald volume container danwel een aanbieding bij een ondergrondse container, keer het in de tarieventabel genoemde tarief.

De onderdelen zoals hiervoor genoemd bepalen tezamen wat de heffingsgrondslagen zijn en hoe hoog het tarief is indien zich een belastbaar feit voordoet. De tarieven zijn zodanig vastgesteld dat de geraamde netto baten van de afvalstoffenheffing niet uitgaan boven de geraamde netto lasten terzake. Het is niet noodzakelijk dat het vaste tarief uitsluitend de vaste lasten dekt en het variabele tarief de variabele lasten.

Wijzigingen ten opzichte van de verordening afvalstoffenheffing 2022

6.5

voor de levering van een minicontainer van 140 liter bestemd voor restafval, voor percelen met een BAG-woonplaatscode 3560 (Apeldoorn)

€ 25,00

6.6

voor de levering van een minicontainer van 140 liter bestemd voor restafval, voor percelen die al over een minicontainer van 140 liter voor restafval beschikken

€ 25,00

Vervangen door de tekst:

6.5

voor de levering van een minicontainer van 140 liter bestemd voor restafval

€ 25,00

6.6

Gereserveerd

gereserveerd

De wijziging is doorgevoerd zodat iedereen, ongeacht woonplaatscode en aantal aanwezige containers, €25 betaald.