Nota vaste activabeleid gemeente Someren 2022

Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Intitulé

Nota vaste activabeleid gemeente Someren 2022

De raad van de gemeente Someren;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 5 oktober 2022;

gelet op artikel 9 van de Financiële verordening artikel 212 Gemeente Someren 2017 en artikel 59 tot en met 65 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV)

b e s l u i t :

  • 1.

    De nota vaste activabeleid gemeente Someren 2022 vast te stellen;

  • 2.

    De nota investeringsbeleid gemeente Someren 2017 in te trekken.

1. Inleiding

Hierbij bieden wij u de nota vaste activabeleid 2022 voor de gemeente Someren aan. Deze nota wordt door de Raad vastgesteld en bevat ten minste:

  • de wijze van waarderen van activa;

  • de wijze van activeren van activa;

  • de wijze van afschrijven van activa.

Doelstelling

Het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) bevat een aantal artikelen die betrekking hebben op gemeentelijke investeringen. De commissie BBV definieert investeringen als:

‘het vastleggen van vermogen in objecten waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt’.

In deze notitie wordt ingegaan op de bepalingen uit het BBV en de overige voorschriften met betrekking tot het waarderen, activeren en afschrijven van investeringen.

Deze nota is een nadere uitwerking van het kader rondom investeren zoals dat is opgenomen in de financiële verordening van de gemeente Someren en vervangt de nota investeringsbeleid 2017. Het doel van deze nota is tweeledig:

  • 1.

    Informatie geven over de richtlijnen van het BBV over investeringen;

  • 2.

    Beleidsregels vast te stellen over de wijze waarop investeringen in de gemeentelijke administratie moeten worden vastgelegd en verantwoord.

Wettelijk kader

Deze nota sluit aan bij de Gemeentewet (artikel 212) en bij het BBV. Het BBV schrijft voor op welke wijze de gemeente moet begroten en verantwoorden en de wijze waarop zij uitvoeringsinformatie vastlegt. Artikel 59 tot en met 65 van het BBV zijn specifiek gewijd aan het thema hoe de gemeente dient om te gaan met het waarderen, activeren en afschrijven van investeringen.

De commissie BBV heeft mede als taak zorg te dragen voor een eenduidige uitvoering en toepassing van het BBV. Aan de hand van praktijkcases is veel informatie beschikbaar gekomen die een eenduidige uitvoering en toepassing van het BBV bevorderen. In deze informatie wordt onderscheid gemaakt in stellige uitspraken en aanbevelingen. Met stellige uitspraken geeft de commissie BBV een interpretatie van de regelgeving die leidend is. Dit betekent dat verwacht wordt dat stellige uitspraken worden gevolgd en indien een gemeente toch een afwijkende interpretatie kiest (de gemeente is van oordeel dat in haar specifieke omstandigheden een andere lijn beter past en ook ‘BBV-proof’ is), zij dit expliciet moet motiveren en kenbaar moet maken bij de begroting en jaarstukken. Bij aanbevelingen gaat het om uitspraken die 'steun en richting geven aan de praktijk'. De commissie BBV spoort gemeenten en provincies aan om deze aanbevelingen te volgen omdat dat naar haar oordeel bijdraagt aan het inzicht in de financiële positie (transparantie). In de voorliggende nota wordt hiermee rekening gehouden.

Leeswijzer

De nota is opgebouwd uit een toelichting op de verschillende soorten investeringen, waarna vervolgens de waarderingsgrondslagen en de afschrijvingsmethoden zijn uitgewerkt. Ter afsluiting wordt ingegaan op de procedures rondom investeringskredieten.

In de bijlagen zijn de herziene afschrijvingstabel, een omschrijving van de definities van de gebruikte begrippen en de wettelijke kaders opgenomen.

De nota materiele vaste activa van de commissie BBV is leidend voor deze nota. Per onderdeel is aangegeven wat de belangrijkste kaders zijn waar niet van afgeweken kan worden, en de wijze waarop de gemeente Someren de eigen vrije beleidsruimte invult.

Hoofdstuk 2

2.1 Definitie van een investering

De levenscyclus van een vast activum begint met een investering (bijvoorbeeld in wegen, groen, gebouwen, enzovoort). De commissie BBV definieert investeringen als ‘het vastleggen van vermogen in objecten waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt’. Een investering kan plaatsvinden door vervaardiging of aankoop van een nieuw activum, of door verbouwing of renovatie van een bestaand actief. In dit laatste geval is er alleen sprake van een investering als uitgaven:

  • leiden tot een significante kwaliteitsverbetering;

  • leiden tot een levensduurverlenging;

  • aanpassingen betreffen om te voldoen aan wet- of regelgeving.

Wordt er niet aan één of meerdere van bovenstaande voorwaarden voldaan, dan is er sprake van onderhoud en mag er niet worden geactiveerd. Meer informatie over onderhoud is opgenomen in hoofdstuk 6.

Binnen de vaste activa wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • Materiele vaste activa

  • Financiële vaste activa

  • Immateriële vaste activa.

Materiële vaste activa (BBV artikel 35)

Materiële vaste activa (MVA) zijn investeringen die een fysieke verschijningsvorm hebben, zoals bijvoorbeeld gebouwen, wegen, machines of installaties. Het BBV schrijft voor dat de materiële vaste activa moeten worden opgenomen op de balans als:

  • a.

    investeringen met een economisch nut;

  • b.

    investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;

  • c.

    investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

Bovengenoemde categorieën worden apart op de balans opgenomen. Materiële vaste activa hebben een economisch nut indien ze verhandelbaar zijn (er een markt voor is bijvoorbeeld bedrijfsauto’s, computers) en/of indien ze kunnen bijdragen aan het genereren van middelen. Indien dit genereren van middelen gebeurt of kan gebeuren middels het vragen van rechten of heffingen, dan spreekt het BBV van MVA met een economisch nut waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven. Bekend voorbeeld hiervan is riolering. Ook de milieustraat kan tot deze categorie investeringen worden gerekend.

Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut zijn niet verhandelbaar, maar vervullen wel een duidelijke publieke taak. Voorbeelden hiervan zijn investeringen in openbare verlichting, groenvoorzieningen en investeringen in wegen.

Investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut kunnen vervolgens worden onderverdeeld naar de volgende drie categorieën:

  • Nieuwe- of uitbreidingsinvesteringen. Dit zijn investeringen ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe activiteiten of uitbreiding van de huidige activiteiten. Bijvoorbeeld: een nieuw schoolgebouw, de reconstructie van een weg, nieuwe iPad's, enzovoorts.

  • Vervangingsinvesteringen. Dit zijn investeringen ten behoeve van de vervanging van een (bestaand) actief als gevolg van economische veroudering of slijtage. Bijvoorbeeld: het vervangen van een auto, computers, kopieerapparaten, enzovoorts.

  • Levensduurverlengende investeringen. Dit zijn investeringen die worden gedaan ten behoeve van een bestaand actief en expliciet leiden tot een substantiële levensduurverlenging van het betreffend actief. Bijvoorbeeld: het renoveren van een gebouw.

Financiële vaste activa (BBV artikel 36)

Financiële vaste activa zijn ‘niet tastbare bezittingen die voor een lange termijn geld waard zijn, waarvan de waarde niet per direct besteed kan worden’. Volgens het BBV bestaan deze uit de volgende categorieën die apart op de balans moeten worden opgenomen:

  • kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen;

  • leningen aan openbare lichamen, woningbouwcorporaties, deelnemingen en overige verbonden partijen;

  • overige langlopende leningen;

  • uitzettingen in ’s Rijks schatkist met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

  • uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

  • overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

Immateriële vaste activa (BBV artikel 34)

Immateriële vaste activa zijn de bezittingen van de gemeente die niet onder de categorie materieel of financieel vallen, maar wel waarde hebben én vallen onder een van de volgende categorieën:

  • a.

    Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van (dis)agio.

    Het disagio is het verschil tussen het bedrag waarvoor de lening wordt aangegaan en het lagere bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd. In het BBV is bepaald dat een lening voor het totaalbedrag van de aangegane schuld moet worden gewaardeerd. Voor kosten verbonden aan het afsluiten van geldleningen en het saldo van (dis)agio geldt een maximale afschrijvingsduur gelijk aan de looptijd van de lening.

  • b.

    Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief.

    Wanneer voorafgaand aan een nieuwe investering een onderzoek en/of voorbereidend werk plaatsvindt, dan mogen deze kosten worden geactiveerd. De kosten kunnen volgens artikel 60 van het BBV worden geactiveerd als:

    • het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;

    • de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;

    • het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren;

    • de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

  • c.

    Bijdragen aan investeringen in eigendom van derden.

    In artikel 61 BBV is duidelijk ingekaderd wanneer bijdragen aan derden mogen worden geactiveerd. Bijdragen aan investeringen in eigendom van derden mogen worden geactiveerd indien:

  • a.

    er sprake is van een investering door een derde;

  • b.

    de investering bijdraagt aan de publieke taak;

  • c.

    de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren op een wijze zoals overeengekomen;

  • d.

    de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de gemeente anders recht kan doen gelden op de investeringen die samenhangen met de investering.

Indien aan één van deze criteria niet voldaan wordt, mag de bijdrage niet geactiveerd worden, maar moet deze op de exploitatie als een last worden verantwoord.

Kosten die niet onder deze opsomming vallen mogen niet onder immateriële vaste activa worden opgenomen.

2.2 Criteria voor het activeren van vaste activa

In het BBV (artikel 59) is opgenomen dat alle investeringen zoals gedefinieerd in hoofdstuk 2.1 moeten worden geactiveerd, met uitzondering van kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Het actief moet over een periode van meerdere jaren gebruikt kunnen worden. Activa met een levensduur van twee jaar of minder worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • De minimumwaarde van een investering stelt de gemeente vast op € 25.000. Dit is inclusief niet-compensabele en niet-verrekenbare BTW. Investeringen onder dit bedrag worden niet geactiveerd, maar komen ineens ten laste van de exploitatie van betreffende boekjaar. Bij het activeren van investeringen wordt geen onderscheid gemaakt tussen investeringen met economisch of maatschappelijk nut.

  • Een uitzondering op de ondergrens vormen aankopen die als losstaand actief weliswaar de ondergrens niet overstijgen, maar in grotere aantallen worden aangeschaft en daarmee wel de ondergrens overstijgen. Denk daarbij aan een vervangingsinvestering van computers of meubilair. Het is niet toegestaan om een investering op ‘onlogische’ wijze op te delen om beneden de gestelde ondergrens voor activeren te blijven. Identieke activa worden daarom, met inachtneming van de levensduur, samengevoegd onder één noemer en geactiveerd.

  • Een uitzondering op de ondergrens vormen ook investeringen in gronden en terreinen, die altijd worden geactiveerd. Dit geldt ook voor in erfpacht uitgegeven gronden. Bouwgrond in exploitatie valt hier niet onder; dit behoort tot de vlottende activa (voorraden) en valt daarom niet onder de werking van deze nota. Voor grondexploitaties en strategische gronden gelden afzonderlijke beleidsregels, zoals opgenomen in de nota grondbeleid.

  • Eventuele tekorten in de exploitatie moeten in één keer ten laste worden gebracht van het eigen vermogen en mogen niet geactiveerd worden omdat ze geen meerjarig nut hebben.

  • Volgens de stellige uitspraken van de commissie BBV valt software (als afzonderlijk actief) onder de materiële vaste activa, namelijk als investering met economisch nut. Kosten van software moeten zoveel mogelijk worden toegerekend aan de periode waarop deze kosten betrekking hebben. Ook gebruiksrechten op software voor onbepaalde duur die in één keer in rekening worden gebracht worden geduid als investering met economisch nut, zoals bedoeld in het BBV artikel 35 lid 1a. Wanneer er implementatiekosten zijn verbonden aan nieuwe hardware of software, worden deze geactiveerd. Bij software geldt dat dit wel moet gaan om een eigen actief of om gebruiksrechten voor onbepaalde duur. Activering vindt plaats omdat de implementatie valt onder de bijkomende kosten die als onderdeel van de verkrijgingsprijs (zie hoofdstuk 3) worden gezien.

    De implementatie is namelijk noodzakelijk om het actief in gebruik te kunnen nemen. Implementatiekosten kunnen zowel de kosten van externen als de kosten van eigen medewerkers betreffen.

Hoofdstuk 3 Waarderen

3.1 Uitgangspunten bij waarderen

Activeren op basis van verkrijgings- of vervaardigingsprijs

Alle materiele en immateriële activa, die op de balans worden opgenomen, vertegenwoordigen een zekere waarde. Artikel 63 van het BBV schrijft voor dat activa worden geactiveerd op basis van de verkrijgingsprijs of de vervaardigingsprijs:

  • Verkrijgingsprijs: de inkoopprijs met bijkomende kosten.

  • Vervaardigingsprijs: de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. Dit laatste betekent dat een redelijk deel van indirecte kosten in de prijs kan worden opgenomen en rente kan worden toegerekend over het tijdvak van de vervaardiging van het actief.

BTW wordt niet geactiveerd als deze verrekenbaar of compensabel is volgens de Wet op het BTW-compensatiefonds. Is dit niet het geval, dan verhoogt de BTW de waardering van het actief.

Een bijzondere categorie zijn in erfpacht uitgegeven gronden. Voor deze gronden geldt de prijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde (zie BBV notitie Erfpacht Gronden 2017).

Waarderen voor het bruto bedrag, tenzij

Artikel 62 van het BBV schrijft voor dat alle vaste activa voor het bedrag van de investering (bruto bedrag, exclusief compensabele of verrekenbare BTW) worden geactiveerd.

Dat houdt in dat reserves niet in mindering mogen worden gebracht op de boekwaarde van een investering. Reserves mogen wel gebruikt worden ter dekking van de jaarlijkse kapitaallasten.

In het BBV zijn twee uitzonderingen opgenomen, waarbij de netto-methode wordt gehanteerd:

  • Bijdragen van derden die in directe relatie staan met het actief: deze worden in mindering op de waardering van het actief gebracht en verlagen per saldo de kostprijs van het actief (artikel 62 lid 2). De reden hiervoor is dat degene die de bijdrage heeft verstrekt direct wil zien of zijn bijdrage geheel aan dat doel is besteed waarvoor het bestemd was.

    Bijdragen van derden zijn bijvoorbeeld bijdragen van het Rijk, Provincie of Europese fondsen.

  • Voorziening vervanging riolering: in de riool- of afvalstoffenheffing mogen bedragen voor toekomstige vervangingsinvesteringen worden opgenomen (o.g.v. Gemeentewet art. 229b lid 2, onderdeel a). Deze spaarbedragen moeten dan wel aan een voorziening worden toegevoegd (BBV artikel 44 lid 1d). In het jaar dat de vervangingsinvestering daadwerkelijk plaatsvindt wordt de investering geactiveerd en dient het bedrag dat hiervoor uit de voorziening wordt gehaald in mindering te worden gebracht op de vervangingsinvestering (BBV artikel 62 lid 3).

3.2 Op- en afwaarderen

De waarde van een actief kan aanzienlijk veranderen ten opzichte van de waarde die op de balans voor dat actief is opgenomen.

De werkelijke waarde kan dan hoger of lager zijn.

Actuele waarde bij waardevermindering- of vermeerdering

Bij de waardering van de vaste activa met economisch nut wordt rekening gehouden met waardevermindering, als deze vermindering naar verwachting duurzaam is. Een duurzame waardevermindering wordt direct verwerkt (verlies wordt op het moment van constatering genomen).

Een duurzame waardevermindering vindt plaats onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar. Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd als de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Opwaardering van een activum vindt niet plaats (BBV artikel 63, 65).

Actuele waarde bij bestemmingswijziging

Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde als gevolg van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen (BBV artikel 63 lid 5). Ook hier geldt dat opwaardering van een activum niet plaats vindt. De verkrijgings- of de vervaardigingsprijs vormt de bovengrens.

Afwaardering bij buitengebruikstelling

Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling als de restwaarde lager is dan de op dat moment aanwezige boekwaarde. Bij gedeeltelijke buitengebruikstelling vindt afwaardering evenredig plaats.

Opbrengst en boekwaarde bij verkoop

Bij verkoop wordt een eventuele boekwinst of-verlies als incidentele bate of last verantwoord in de jaarrekening.

Als een actief met een boekwaarde wordt afgestoten (verkoop, inruil ect.), dan zal de verkoopopbrengst van dat actief in eerste instantie worden aangewend als dekking voor het volledig afschrijven van de restant boekwaarde van dat actief. De verkoopopbrengst van een actief minus de boekwaarde van dit actief wordt de boekwinst of het boekverlies genoemd. Op het moment van afstoten moet de winst of het verlies in de exploitatie worden verantwoord als een incidenteel voordeel of nadeel. De boekwinst of het boekverlies mag in geen geval worden verrekend met de verkrijgings- of vervaardigingsprijs van een eventueel vervangingsobject.

Hoofdstuk 4. Afschrijven

Het gebruik van vaste activa strekt zich uit over meerdere jaren. De levensduur van (niet financiële) vaste activa is echter niet oneindig. Door technische slijtage of economische veroudering daalt de waarde. Het zichtbaar maken van de waardevermindering in de jaarlijkse exploitatie wordt afschrijven genoemd. Bij het bepalen van de juiste afschrijving moeten de levensduur en de wijze van afschrijven in ogenschouw worden genomen.

Belangrijkste uitgangspunten bij het afschrijven zijn volgens artikel 64 BBV:

  • Onafhankelijk van resultaat: de afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar;

  • Bestendige gedragslijn: slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorgaande begrotingsjaar zijn toegepast.

  • Stelselmatig: op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.

De gemeente is vrij om te kiezen welk afschrijvingsbeleid het hanteert. Wel wordt voorgeschreven dat in dit beleid aandacht wordt besteed aan:

  • Afschrijvingsmethode per categorie;

  • Moment van starten met afschrijven;

  • De gebruiksduur per categorie kapitaalgoederen ofwel de afschrijvingstermijn;

  • De componentenbenadering;

  • Restwaarde.

4.1 Afschrijvingsmethode

Lineair en annuïtair afschrijven

Er bestaan verschillende methoden voor het bepalen van het bedrag aan afschrijving. De gemeente Someren hanteert de lineaire en de annuïtaire afschrijvingsmethode.

  • Lineair afschrijven: bij deze methode wordt elk jaar hetzelfde bedrag afgeschreven, waarbij de rentelasten jaarlijks omlaag gaan. De jaarlijkse afschrijving is gelijk aan de verkrijgingsprijs (indien van toepassing, minus de restwaarde) gedeeld door de afschrijvingstermijn.

  • Annuïtair afschrijven: deze methode gaat uit van een gelijkblijvende jaarlijkse kapitaallast. Door de afschrijving vermindert de boekwaarde en daarom vermindert ook de rentecomponent. Vanwege de gelijkblijvende annuïteit neemt de afschrijving ieder jaar toe. Bij deze methode zijn de afschrijvingen aan het begin laag en aan het einde hoog.

In de regel wordt de lineaire afschrijvingsmethode gehanteerd, echter in de gevallen dat sprake is van:

  • een noodzakelijke match tussen lasten en baten (bijvoorbeeld bij verhuur van gebouwen),

  • het van belang wordt geacht de lasten gedurende de looptijd gelijk te houden (bijvoorbeeld bij de berekening van heffingstarieven),

kan ook annuïtair worden afgeschreven.

De componentenmethode

De componentenmethode houdt in dat een investering niet als één geheel wordt gewaardeerd en afgeschreven, maar in onderdelen wordt uitgesplitst op basis van de individuele economische gebruiksduur van die onderdelen. Onderdelen die afzonderlijk vervangen kunnen worden, hebben dus een eigen economische gebruiksduur. De gemeente Someren maakt gebruik van de componentenmethode bij samengestelde investeringen, namelijk bij investeringen die op grond van de afschrijvingstermijnentabel in bijlage 1 in meerdere onderdelen uiteen te splitsen zijn.

4.2 Start van afschrijven

Voor de start van afschrijvingen geldt dat voor alle categorieën vaste activa dezelfde methode moet worden gehanteerd.

De Commissie BBV onderscheidt in haar notitie materiële vaste activa een aantal momenten om te beginnen met afschrijven. De onderstaande mogelijkheden worden daarin onderscheiden:

  • vanaf het begin van het jaar waarin het kapitaalgoed gereed komt/verworven wordt (een volledig jaar afschrijving);

  • medio het begrotingsjaar waarin het kapitaalgoed gereed komt/verworven wordt (een half jaar afschrijving);

  • vanaf het boekjaar volgend op het jaar waarin het kapitaalgoed gereed komt/verworven wordt;

  • vanaf het moment van ingebruikname.

De gemeente kan de methode zelf kiezen en vastleggen in het beleid. De gemeente Someren start, mede vanwege administratieve eenvoud, met afschrijvingen op 1 januari in het jaar volgend op het jaar dat de investering in gebruik wordt genomen.

4.3 Afschrijvingstermijnen

De te hanteren afschrijvingstermijn voor een bepaald actief is op grond van het BBV (art. 64 lid 3) afhankelijk van de verwachte toekomstige gebruiksduur. De gemeente kan zelf per categorie vaststellen welke afschrijvingstermijn wordt gehanteerd, zolang de economische levensduur de technische levensduur niet overschrijdt. Er mag rekening worden gehouden met een restwaarde. De Commissie BBV schrijft in haar notitie materiele vaste activa dat de restwaarde de schatting is, tegen het prijspeil van het moment van ingebruikname, van de opbrengst die na de gebruiksduur nog gerealiseerd kan worden, verminderd met de te maken kosten voor verwijdering of vernietiging van (delen van) het actief. De restwaarde dient reëel en per actief te worden geschat. Bij het bepalen van de restwaarde mag geen rekening worden gehouden met voorgenomen, dus nog niet besloten, toekomstige bestemmingswijzigingen. In de waarderingsgrondslag wordt, tenzij in een expliciet besluit van de gemeenteraad anders wordt bepaald, in beginsel geen rekening gehouden met een restwaarde van het actief.

De afschrijvingstermijn kan aangepast worden (korter of langer), indien de feitelijke gebruiksduur of gebruiksintensiteit bij nader inzicht afwijkt van wat vooraf was bepaald.

Artikel 64 lid 2 BBV geeft aan dat de afschrijving slechts om gegronde reden af mag wijken van de grondslagen die in het voorgaande begrotingsjaar zijn toegepast. Wanneer de gemeente besluit een andere afschrijvingsduur te kiezen is er sprake van een schattingswijziging. In dit geval wordt de huidige boekwaarde als gevolg van de wijziging niet herrekend. Wel wordt de afschrijving over de aangepaste afschrijvingsduur opnieuw berekend. De Raad beslist over het doorvoeren van een dergelijke wijziging.

In bijlage 1 is een afschrijvingstabel opgenomen met de afschrijvingstermijnen voor de veel voorkomende typen activa in de gemeente Someren. In bijzondere gevallen kan de Raad besluiten een afwijkende afschrijvingstermijn te hanteren, wanneer hiervoor goed onderbouwde redenen zijn. Deze dienen te worden toegelicht bij de kredietaanvraag (zie hoofdstuk 5). Als de afschrijvingstabel niet voorziet in een bepaalde activasoort kan de Raad een besluit over de afschrijvingstermijn nemen, waarna de afschrijvingstabel hierop wordt aangepast.

4.4 De restwaarde van een actief

De restwaarde is de schatting, tegen het prijspeil van het moment van ingebruikname, van de opbrengst die na de gebruiksduur nog gerealiseerd kan worden, verminderd met de te maken kosten voor verwijdering of vernietiging van (delen van) het actief. Er wordt bij de bepaling van de restwaarde dus geen rekening gehouden met mogelijke waardeveranderingen vanwege inflatie of deflatie, veranderende marktomstandigheden en dergelijke. De restwaarde dient reëel en per actief te worden geschat. De gemeente Someren hanteert in principe geen restwaarde.

4.5 Rentetoerekening

Aan alle geactiveerde kapitaaluitgaven wordt rente toegerekend. Dit zijn de lasten die voortkomen uit financiering van de investering. De combinatie van rente en afschrijving vormen de kapitaallasten die zowel in de begroting als in de jaarrekening ten laste van de exploitatie worden gebracht. Rente wordt toegerekend voor zover er sprake is van een nadelig resultaat op de rente. Dat wil zeggen dat de rentekosten hoger zijn dan de rentebaten.

Hoofdstuk 5. Procedures

5.1. Algemeen

Volgens het BBV bestaat de begroting uit een programmabegroting en de financiële begroting, waarbij de financiële begroting bestaat uit het overzicht van baten en lasten alsmede een overzicht van de financiële positie met toelichting. In deze uiteenzetting wordt apart aandacht besteed aan de investeringen, onderscheiden in investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. Door de vaststelling van de begroting gaat de Raad akkoord met de in de uiteenzetting opgenomen investeringen en de daaruit voortvloeiende lasten die in de desbetreffende programma’s zijn opgenomen. De Raad kan bij de begrotingsbehandeling aangeven welke investeringskredieten zij op een later tijdstip wenst te autoriseren.

5.2 Aanvragen van kredieten voor investeringen

Jaarlijks inventariseren gewenste investeringen.

Het coalitieprogramma vormt de basis voor het in beeld brengen van gewenste investeringen. De gewenste investeringen worden beoordeeld en integraal afgewogen. De geautoriseerde investeringen worden vervolgens gebundeld en meerjarig financieel vertaald in het investeringsprogramma (IP). In het investeringsprogramma wordt per investering aangegeven:

  • a.

    een omschrijving van de activiteiten.

  • b.

    het bedrag van de investering (inclusief urentoerekening)

  • c.

    het geplande uitvoeringsjaar

  • d.

    wijze van financiële dekking

  • e.

    afschrijvingstermijn (conform bijlage 1)

  • f.

    de kapitaallasten voor de komende vier jaren.

Middels een integrale afweging van middelen worden jaarlijks keuzes gemaakt als het gaat om investeringen. Het betreft hier investeringen die al in het IP opgenomen zijn alsmede nieuwe gewenste investeringen. Voor het presenteren van een betrouwbaar meerjarenperspectief is het uiteraard van belang dat een zo volledig mogelijk beeld van de investeringen wordt geschetst. Uitgangspunt bij de te maken keuzes is dat deze moeten passen binnen het geformuleerde financiële beleidskader. Er dient sprake te zijn van een sluitende (meerjaren)begroting.

Autorisatie investeringen

Bij het vaststellen van de begroting worden investeringen die zijn opgenomen in de jaarschijf van het begrotingsjaar door de Raad geautoriseerd. Een beschikbaar gesteld krediet mag niet voor een ander doel worden aangewend dan waarvoor de raad autorisatie heeft gegeven.

De investeringen opgenomen in de daaropvolgende jaarschijven hebben een voorlopig karakter.

Incidentele investeringen

Indien er investeringskredieten noodzakelijk zijn in de loop van het jaar die niet bij de vaststelling van de begroting waren voorzien, dienen deze ter besluitvorming aan de Raad te worden voorgelegd. Zo’n voorstel aan de Raad dient vergezeld te gaan met een structureel sluitende begrotingswijziging, waarin de baten en lasten voortvloeiende uit de investering zijn opgenomen.

Voor het aanvragen van kredieten geld het volgende schema:

Bedrag investering

Toelichting

< € 10.000

1. Bedrag wordt niet in het investeringsprogramma opgenomen.

2. Het bedrag van de investering wordt ineens ten laste van de exploitatie gebracht.

< € 25.000 en > € 10.000

3. Bedrag wordt in het investeringsprogramma opgenomen.

4. Het bedrag van de investering wordt ineens ten laste van de exploitatie gebracht.

> € 25.000

5. Bedrag wordt in het investeringsprogramma opgenomen.

6. De investering wordt geactiveerd. De jaarlijkse kapitaallasten worden ten laste van de exploitatie gebracht.

5.3 Rapporteren over kredieten

De Raad wordt minstens eenmaal per jaar via een rapportage geïnformeerd over het verloop van de investeringskredieten.

5.4 Over-/onderschrijding van kredieten

In de praktijk ontstaan afwijkingen ten opzichte van het beschikbaar gestelde krediet. Bij over- en onderschrijdingen worden de volgende richtlijnen in acht genomen:

Overschrijdingen

Toelichting

Overschrijding < 5% van het krediet met een maximum van € 10.000

Het krediet kan tussentijds zonder toelichting worden afgesloten. Definitieve vaststelling door de Raad via de P&C cyclus.

Alle overige overschrijdingen > 5% en > € 10.000

Afwijkingen worden nader geanalyseerd en verklaard. Definitieve vaststelling door de raad via de P&C cyclus.

Hoofdstuk 6. Onderhoud

6.1 Definitie onderhoud

Onderhoud gaat om de kosten die worden gemaakt voor kapitaalgoederen van de gemeente, om deze objecten gedurende de levensduur op een bepaald kwaliteitsniveau te houden of weer te krijgen. Volgens de stellige uitspraak van de commissie BBV mag klein en groot onderhoud niet worden geactiveerd, omdat het een object in goede, oorspronkelijke staat brengt en dus niet van invloed is op de bepaalde gebruiksduur van het object.

Klein onderhoud: door de commissie BBV is klein onderhoud gedefinieerd als de dagelijkse reparaties die noodzakelijk zijn om een object in goede werkende en veilige staat te houden. Dit wordt altijd uitgevoerd op basis van een van tevoren vastgesteld kwaliteitsniveau. Klein onderhoud wordt op een klein gedeelte van het object uitgevoerd, en gaat bijvoorbeeld om maatregelen die nodig zijn om representativiteit te behouden of om een object blijvend naar behoren te laten functioneren. Kosten worden in het jaar van uitvoering ten laste van de exploitatie gebracht.

Groot onderhoud: groot onderhoud wordt gedefinieerd als de lasten die na een langere periode van gebruik ontstaan door slijtage. Het gaat hier om gepland onderhoud dat op een substantieel deel van een object wordt uitgevoerd. Kosten voor groot onderhoud kunnen in het jaar van uitvoering op twee wijzen verwerkt worden:

  • a.

    ten laste van de exploitatie.

  • b.

    ten laste van een vooraf gevormde voorziening (BBV artikel 44 lid 1c).

Op grond van artikel 9 lid 2 onderdeel c van de BBV dienen de beleidslijnen met betrekking tot relevante beheersmatige aspecten vastgelegd te worden in een verplichte paragraaf ‘onderhoud kapitaalgoederen’.

6.2 Beleidskaders

Het beheer en onderhoud van kapitaalgoederen is geen doel op zich, maar moet altijd een bijdrage leveren aan het doel waarvoor de kapitaalgoederen zijn aangeschaft of vervaardigd. Kapitaalgoederen kunnen op verschillende kwaliteitsniveaus worden onderhouden. De gemeenteraad stelt het te handhaven kwaliteitsniveau vast.

Artikel 12 lid 1 BBV schrijft voor dat een aantal categorieën kapitaalgoederen (minimaal) worden onderscheiden. De gemeente kan kiezen meer categorieën te onderscheiden. De gemeente Someren hanteert de volgende categorieën:

  • 1.

    Accommodaties, inclusief sport (BBV verplicht)

  • 2.

    Riolering (BBV verplicht)

  • 3.

    Wegen (BBV verplicht)

  • 4.

    Water (BBV verplicht)

  • 5.

    Groen (BBV verplicht)

Indien van toepassing en wenselijk kunnen een of meerdere van onderstaande, niet verplichte, categorieën aan de paragraaf kapitaalgoederen toegevoegd worden:

  • 6.

    Civieltechnische kunstwerken

  • 7.

    Openbare verlichting

  • 8.

    Spelen

  • 9.

    Verkeer

Een omschrijving per categorie is opgenomen in de begroting en jaarstukken in de paragraaf ‘onderhoud kapitaalgoederen’. Voor elke categorie geldt dat bij het einde van de technische levensduur wordt beoordeeld wat de technische staat is. Indien de kwaliteit van de kapitaalgoederen nog afdoende is (binnen de kaders van de vastgestelde kwaliteitsniveaus), wordt de investering doorgeschoven in de tijd.

6.3 Beheerplannen

Het BBV schrijft voor dat de financiële consequenties met betrekking tot beheer en beheerplannen zijn opgenomen in een bestemmingsreserve of een voorziening (artikel 43 lid 2, artikel 44 lid 1).

Een voordeel van een voorziening is dat de lasten van groot onderhoud gelijkmatig verdeeld (egaliseren) kunnen worden over meerdere begrotingsjaren. Bij het gebruik van een voorziening is het verplicht om een actueel beheerplan te hebben. Het beleidsuitgangspunt van de gemeente Someren is dat een beheerplan maximaal vijf begrotingsjaren omvat (conform BBV is dat maximaal 5 jaar). De gemeente Someren heeft per categorie kapitaalgoederen bepaalt of er gebruik wordt gemaakt van een bestemmingsreserve of een voorziening voor groot onderhoud.

N.B. Op grond van onderwijswetgeving ligt de verantwoordelijkheid en het budget voor nieuwbouw en uitbreiding van schoolgebouwen bij de gemeente. De verantwoordelijkheid voor het (buiten)onderhoud en aanpassingen van schoolgebouwen in het primair en voortgezet onderwijs is overgedragen naar de schoolbesturen. Scholen worden dus niet meegenomen in een onderhoudsplan van de gemeente.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Someren,

de secretaris,

J. Koppers-Krabben

de burgemeester,

D. Blok

BIJLAGE 1

Afschrijvingstabel behorende bij de nota vaste activa

De in de tabel opgesomde afschrijvingstermijn zijn maximale termijnen. Een kortere afschrijvingstermijn is mogelijk in verband met werkelijke economische of technische levensduur. Een afwijking van deze maximale afschrijvingstermijnen dient altijd door de Raad besloten te worden, dit kan op basis van een meerjarenonderhoudsplan en/of kostendekkingsplan.

Als de afschrijvingstabel niet voorziet in een bepaalde activasoort kan de Raad een besluit over de afschrijvingstermijn nemen, waarna de afschrijvingstabel hierop wordt aangepast (zie artikel 4.3).

Omschrijving

afschrijving

Maximaal

1

Immateriële vaste activa

Kosten onderzoek en ontwikkeling

Max. 5 jaar (max. termijn BBV)

Kosten sluiten van geldleningen

Looptijd lening

2

Materiële vaste activa

a.

Gronden en terreinen

Geen afschrijving

b.

Woonruimten

Nieuwbouw

40

Aanbouw 25 jaar (of langer afhankelijk van hoofdbestanddeel)

25

Renovatie en restauratie

25

Aankoop bestaande gebouwen

Variabel

Semi-permanente gebouwen

20

c.

Bedrijfsgebouwen

Nieuwbouw

40

Aanbouw 25 jaar (of langer afhankelijk van hoofdbestanddeel)

25

Renovatie en restauratie

25

Aankoop bestaande gebouwen

Variabel

Semi-permanente gebouwen

20

d.

Grond – weg- en waterbouwkundige werken

Vrijvervalriolering

50

Persleidingen, drukriolering

40

Rioolgemalen, drukrioolgemalen, randvoorzieningen

30

Drainage leidingen

25

Aanleg/reconstructie wegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen

35

Aanleg/reconstructie plantsoenen, parken speelterreinen

25

Onderlaag sportvelden

25

Toplaag kunstgrasveld

10

Overstorten

5

e.

Vervoermiddelen

Overige vervoermiddelen

8

f.

Machines, apparaten en installaties

Aanleg/vervanging openbare verlichting

20

Machines, apparatuur technische installaties

15

Hulpverlening- en brandbestrijdingsmaterialen

10

g.

Overige materiële vaste activa

Speeltoestellen, sporttoestellen en sportmaterialen

15

Inrichting gebouw, onder andere meubilair, inventaris etc.

10

Overige materiële vaste activa

10

Hard- en software

4

Zonnepanelen

20

Overige duurzame investeringen (o.a. windmolens)

Variabel

4

Financiële vaste activa

Financiële vaste activa

Variabel

Bijdrage in activa van derden

Afhankelijk van actief

BIJLAGE 2: BEGRIPPEN

Activa:

De bezittingen van een gemeente. Activa worden verdeeld in vaste en vlottende activa.

Activeren:

Het opnemen van investeringen op de balans van de gemeente.

Afschrijven:

Afschrijven is het boekhoudkundig laten zien dat de waarde van activa in de loop van de tijd

afneemt. Deze waarde afname wordt veroorzaakt door technische slijtage en/of economische veroudering. Het afschrijvingsbedrag hangt af van de gebruiksduur en restwaarde van de investering. De gebruiksduur bepaalt de afschrijvingstermijn en dus ook de hoogte van de jaarlijkse afschrijvingslasten.

Agio/disagio:

Agio c.q. disagio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en

het hogere c.q. lagere bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd.

Annuïtaire afschrijvingsmethode:

Een afschrijvingsmethode waarbij de kapitaallasten jaarlijks gelijk zijn gedurende de gehele

economische levensduur van de investering. In de beginjaren is de afschrijvingscomponent

laag en de rentecomponent hoog. Aan het eind ligt de verhouding andersom.

Boekwaarde:

De waarde van de activa op de balans. Dit is de verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de afschrijvingen.

Economische levensduur:

Activa slijten op twee manieren. Aan de ene kant door het gebruik, de zogeheten technische

slijtage. Aan de andere kant doordat ze verouderen: er komen bijvoorbeeld nieuwe machines

op de markt waarin de nieuwste technische kennis is verwerkt. Deze veroudering wordt

economische slijtage genoemd.

Financiële vaste activa:

Is een groep van activa die een financiële waarde of bezit vertegenwoordigen zoals

bijvoorbeeld deelnemingen en aandelen.

Immateriële vaste activa:

Immateriële vaste activa onderscheiden zich van materiële vaste activa doordat ze geen

tastbare vorm hebben en dus onzichtbaar zijn. Ze hebben met materiële vaste activa echter

gemeen, dat ze langdurig bruikbaar zijn.

Investeren:

Het aanschaffen of zelf produceren van activa. Hierbij is het de bedoeling de bedrijfsmiddelen meerdere jaren te gebruiken.

Investeringen met economisch nut:

Activa die geld kunnen opleveren of die verhandelbaar zijn (er is een markt voor), zoals

gebouwen; deze moeten worden geactiveerd.

Investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut:

Activa in de openbare ruimte die een publieke taak vervullen zoals wegen, groenvoorziening. Deze mogen worden geactiveerd.

Investeringskrediet:

Bedrag dat door de gemeenteraad beschikbaar is gesteld voor het doen van een investering.

Kapitaalgoederen:

Goederen die meerdere jaren nut geven; denk aan wegen, gebouwen, riolen.

Kapitaallasten:

De jaarlijks terugkerende lasten die samenhangen met de investeringen. De kapitaallasten bestaan uit afschrijvingen en rente.

Lineaire afschrijvingsmethode:

Een afschrijvingsmethode waarbij de kapitaallasten jaarlijks dalen. De afschrijvingscomponent is jaarlijks gelijk. Als gevolg van de daling van de boekwaarde neemt de jaarlijkse rentelast af.

Materiële vaste activa:

Dit zijn investeringsuitgaven waar bezittingen tegenover staan van stoffelijke aard, waarvan

de gebruiksduur gedurende meerdere jaren kan worden toegepast.

Rente:

Een vergoeding voor het beslag dat de boekwaarde van een investering legt op de

financieringsmiddelen van de gemeente.

Restwaarde:

Dit is de geschatte waarde dat een actief vermoedelijk nog zal hebben op het moment dat je hem niet meer kunt gebruiken c.q. de afschrijving loopt.

Technische levensduur:

Het aantal jaren dat een actief daadwerkelijk meegaat, voordat het technisch versleten is.

Vaste activa:

De bezittingen van de gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan een jaar is vastgelegd. Voorbeelden hiervan zijn gronden, gebouwen en inventaris. De vaste activa worden verdeeld in immateriële, materiële en financiële vaste activa.

Verkrijgingsprijs:

Het bedrag dat is betaald om activa aan te schaffen; dit betreft zowel de inkoopprijs als de

bijkomende kosten.

Vervaardigingsprijs:

De kosten die gemaakt zijn ten behoeve van het intern vervaardigen van een actief.

Vlottende activa:

De bezittingen van de gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode korter dan een jaar is vastgelegd. Binnen een jaar moeten de vlottende activa zijn omgezet in geld. Voorbeelden hiervan zijn voorraden, debiteuren en liquide middelen (bank en kas).