VTH-Beleid Omgevingsrecht gemeente Bergen

Geldend van 17-09-2024 t/m heden

Intitulé

VTH-Beleid Omgevingsrecht gemeente Bergen

Inhoudsopgave

Algemeen beleid VTH-taken

  • A.

    Inleiding

  • B.

    Missie VTH-beleid

  • C.

    Uitgangspunten bij uitvoering VTH-taken

  • D.

    Probleemanalyse VTH-taken

  • E.

    Organisatie

  • F.

    Kwaliteitsborging

  • G.

    Informatie- en meldingensystemen

  • H.

    Monitoring en evaluatie

Beleid vergunningverlening

  • A.

    Nagestreefde doelen vergunningverlening

  • B.

    Uitgangspunten vergunningverlening

  • C.

    Strategie vergunningverlening

  • D.

    Preventiestrategie

  • E.

    Stappenplan maatwerk vergunningstrategie

Beleid toezicht- en handhaving

  • A.

    Visie op handhaving

  • B.

    Scala aan toezichtactiviteiten

  • C.

    Handhavingsdoelen

  • D.

    Handhavingstrategie

  • E.

    Risico’s en prioriteiten

  • F.

    Uitgangspunten handhavingstrategie

  • G.

    Focus handhavingstaken

  • H.

    Handhavingstappenplan

Bijlagen

  • 1.

    Toezichtstrategie

Hoe houden we toezicht en voorkomen we overtredingen

  • 2.

    Landelijke handhavingstrategie

Hoe treden we op bij overtredingen

  • 3.

    Gedoogstrategie

Wanneer en hoe zien we af van handhaving

  • 4.

    Risicoanalyse en prioritering

Welke prioriteiten heeft welk onderwerp

  • 5.

    Beleidslijn Dwangsom en invordering

Richtlijnen voor het vaststellen van de hoogte van dwangsommen

  • 6.

    Aanvullende strategieën

Bij sommige onderwerpen is een specifieke strategie benodigd..

Algemeen beleid VTH-taken

Inleiding

Dit is het eerste VTH-beleid Omgevingsrecht (Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving) van de gemeente Bergen.

Inleiding

Het VTH-beleid (Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving) van de gemeente Bergen geeft in hoofdlijnen invulling aan de lokale taken op het gebied van het omgevingsrecht. Het gaat om het toetsen van vergunningaanvragen, het houden van toezicht en het handhaven van regels. Dit beleid is de basis voor de programmatische en integrale uitvoering van wettelijke taken.

In dit beleid zijn de beleidsdoelen verwoord en zijn de methodieken en indicatoren beschreven die gebruikt worden om te bepalen of aan de gestelde doelen wordt voldaan.

De uitvoering van het beleid op detailniveau wordt elk jaar vastgesteld in een VTH-uitvoeringsprogramma. Hierin worden de concrete werkzaamheden en prioriteiten in vastgelegd. In het VTH-jaarverslag wordt aangegeven of de beoogde doelstellingen zijn behaald.

Keuzes

De gemeente beseft dat vergunningverlening, toezicht en handhaven iets is dat door betrokkenen als onprettig kan worden ervaren. Vergunningen vraagt men niet voor het plezier aan, controles zorgen soms voor overlast en handhaving is voor degenen die erdoor getroffen worden zeer belastend.

Uitvoering geven aan deze gemeentelijke taken is echter belangrijk om te kunnen waarborgen dat de gemeente Bergen een veilige, gezonde, aantrekkelijke en duurzame omgeving kan zijn. Soms kan het gedrag van individuele burgers of bedrijven dit streven bedreigen en een risico opleveren voor de leefomgeving. Het is dan aan de gemeente om te zorgen dat de risico's beheersbaar blijven. Er is echter altijd een grens aan de middelen die de gemeente daarvoor kan en wil inzetten. Deze grens bepaalt daarmee ook de mate van risico die de gemeente acceptabel vindt om door de gemeentelijke samenleving te worden gedragen.

Dit beleid geeft inzicht in de keuzes die op dit vlak gemaakt zijn

Missie VTH-Beleid

Het VTH-beleid strekt ertoe met het verlenen van vergunningen en handhaven van de regels van het omgevingsrecht te waarborgen dat de gemeente Bergen een aantrekkelijke gemeente kan zijn waar inwoners en bezoekers zich welkom, thuis en veilig voelen.

Doel 1

Verlenen van een hoog dienstverleningsniveau binnen redelijke termijnen

De afhankelijkheid van mensen van hun gemeente is groot. Men kan immers voor het verkrijgen van een vergunning niet bij een andere instantie terecht.

Zelfs wanneer de gemeente een slechte service zou bieden, kunnen mensen de gemeente niet passeren.

Gelet hierop is het juist van belang om op eigen beweging een hoogwaardig dienstniveau na te streven en mensen naar tevredenheid te helpen.

De gemeente streeft er daarom naar om mensen snel, maar zorgvuldig binnen redelijke termijnen te helpen.

Doel 2

Behoud en verbetering van de kwaliteit, fysieke veiligheid en duurzaamheid van de leefomgeving

Door middel van het vaststellen en controleren van landschaps-inrichtingsplannen wordt een bijdrage geleverd aan de verbetering van de kwaliteit van de omgeving. Horeca- en evenementencontroles strekken ertoe overlast te verminderen. Ditzelfde geldt voor de controles op milieurechtelijke hinderbepalingen en de regels omtrent afvaldumpingen, parkeerexcessen en hondenoverlast.

Aangezien de gemeente als doelstelling heeft om in 2030 energieneutraal te zijn, zal er ook in toenemende mate oog voor zijn hoe individuele projecten hier een goede bijdrage aan kunnen leveren.

Doel 3

Voorkomen van overtredingen en het verbeteren van naleefgedrag

De gemeente probeert gebruikers van de fysieke leefomgeving te beïnvloeden, zodat zij zich aan de verschillende geldende regels houden. Binnen het VTH-beleid staan diverse instrumenten ter beschikking om gedrag te beïnvloeden en naleving af te dwingen. De in te zetten instrumenten zijn daarbij breder dan alleen vergunningverlening, controles en de juridische dwangmiddelen.

Ook bij het opstellen van regels en de voorlichting daarover liggen kansen om de gebruikers van de leefomgeving het gewenste gedrag te laten vertonen. Dit is alles wat nagestreefd om doeltreffend te kunnen handhaven.

Doel 4

Het leveren van maatwerk met oog voor algemene belangen

Om alle belangen die bij individuele zaken spelen optimaal te kunnen behartigen is maatwerk noodzakelijk.

Maatwerk waarbij nadrukkelijk oog is voor individuele belangen, maar waarbij er ook voor gewaakt wordt dat servicegerichtheid aan individuen nooit een ongepaste inbreuk op algemene belangen tot gevolg zal hebben.

Er wordt naar gestreefd om juridische correcte en voor de leefomgeving bevorderlijke besluiten te nemen, waarbij maatwerk wordt geleverd rekening houdend met ook de belangen van het individu.

Uitgangspunten bij uitvoering VTH-taken

We hanteren de volgende bestuurlijke uitgangspunten bij de uitvoering van VTH-taken

Integraal werken

Integraal werken en de 1-loket gedachte staat centraal. Dit vraagt om goed “Case-management”. We passen dit toe bij vergunningverlening en toezicht en handhaving. Met integraal werken voorkomen we dat we op één regelgevings-vlak goed handelen, maar vanwege strijdigheid of samenloop met andere regelgeving geen samenhangend besluit nemen.

Risicogericht werken

We richten ons op de grootste risico’s en zorgen dat bedrijven en burgers de regels naleven.

We willen de veiligheid verhogen, de kwaliteit van de leefomgeving behouden en onnodige (administratieve) lasten voorkomen.

Voorkomen van ondermijning

We willen niet dat burgers of bedrijven een vergunning of toestemming gebruiken om activiteiten uit te voeren met geld dat verdiend is via misdrijven. Ook willen we niet dat burgers of bedrijven een vergunning (mede) gebruiken voor het plegen van misdrijven.

We toetsen daarom de integriteit van aanvragers om ondermijnende activiteiten te voorkomen of stoppen.

Betrouwbaar en transparant doen wat gedaan moet worden

We zijn betrouwbaar voor onze burgers, partners en het bedrijfsleven. Dat doen we bijvoorbeeld door het standaardiseren van werk, toepassen van standaard vergunningsvoorschriften en dezelfde strategie. Dit zorgt voor rechtsgelijkheid.We voeren de VTH-taken transparant uit.

Professionele besluitvorming met voldoende kennis en kunde

De uitvoering van taken voldoet aan de (landelijk) gestelde proces- en kwaliteitscriteria 2.2, tenzij er voor de uitvoering van specifieke taken goed gemotiveerd van afgeweken worden.

Probleemanalyse VTH-taken

Het doel van de probleemanalyse is inzichtelijk te maken waar zich welke risico’s voordoen, zodat op basis van deze analyse sturing gegeven kan worden aan de inspanningen op het vlak van vergunningverlening, toezicht en handhaving. De probleemanalyse is daarmee de basis voor het stellen van prioriteiten, het formuleren van doelstellingen en het jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma.

Probleemanalyse Vergunningverlening

Indien aan de activiteiten waarop de vergunningaanvraag ziet grote risico’s kleven, wordt die aanvraag met meer diepgang beoordeeld dan te vergunnen activiteiten die minder risico’s met zich meebrengen. Dit hoeven niet altijd fysieke (veiligheids)risico’s te zijn. Ook rechtszekerheid en bestuurlijke risico’s worden hierin meegewogen. Uiteindelijk resulteert vergunningverlening in een goed afgewogen besluit dat handhaafbaar is en waarbij alle relevante aspecten in de besluitvorming zijn betrokken.

Onderwerpen die uit de risicoanalyse met een lage prioriteit worden beoordeeld, kunnen op een eenvoudigere manier (met minder diepgang) worden afgehandeld. Alleen bij onvoldoende rechtszekerheid of wanneer een aanvraag onvoldoende vertrouwen geeft, worden ook deze aanvragen op alle onderdelen diepgaand getoetst.

In de probleemanalyse van vergunningverlening in het uitvoeringsprogramma wordt ook inzicht gegeven in het aantal te verwachten aanvragen/meldingen; type bouwwerk/aard van de inrichting; aard en complexiteit van de aanvraag en de benodigde capaciteit uitgaande van de taken en de benodigde kritieke massa.

Probleemanalyse Toezicht en Handhaving

Het hart van de probleemanalyse op het vlak van toezicht en handhaving vormt de risicoanalyse waarin inzichtelijk is gemaakt welke problemen zich kunnen gaan voordoen, hoe ernstig deze problemen zijn en hoe groot het risico is dat deze problemen zich zullen voordoen. Voor het uitvoeren van de risicoanalyse is gebruik gemaakt van een landelijk veel gebruikt risicomodel van het voormalige ministerie van Justitie. Dit model gaat uit van de definitie:

Risico = (negatief effect) x (de kans dat dit effect voorkomt) Anders gezegd houdt het model in dat van alle te onderscheiden activiteiten (feitelijk de overtredingen) de kans wordt bepaald dat er iets gebeurt en wordt afgezet tegen de ernst van de gevolgen daarvan (het effect). De risicoanalyse resulteert in een lijst, waarin de omvang van het risico van de verschillende activiteiten inzichtelijk is gemaakt.

Deze risico-analyse is dynamisch en maakt onderdeel uit van het uitvoeringsprogramma.

Organisatie

Hoe VTH-taken binnen de gemeente Bergen zijn georganiseerd en wie welke verantwoordelijkheden heeft is weergegeven in dit onderdeel.

Gemeenteraad

De gemeenteraad heeft ten aanzien van enkele meer complexe omgevingsvergunningen de bevoegdheid om hieromtrent te besluiten.De raad heeft formeel geen wettelijke bevoegdheden waar het gaat om de toepassing en uitvoering van handhaving. Wel is de gemeenteraad verantwoordelijk voor de toewijzing van benodigde budgetten en kan zij het gemeentebestuur voorstellen doen waar zij meent dat op hoofdlijnen (meer) het accent op gelegd zou moeten worden.

College van B&W en Burgemeester

Het college stelt prioriteiten, zowel op beleidsniveau als op zaakniveau. Het college beslist zowel over de vaststelling van het VTH-beleid als over de uitvoering van de meeste VTH-taken. Daarnaast rapporteert het college over de uitvoering van het plan en wordt jaarlijks geëvalueerd of de gestelde doelen zijn behaald. Het college maakt het beleid, het programma en de rapportage kenbaar aan de raad.heeft de burgemeester eigenstandige vergunningverlenings- en handhavingbevoegdheden op het gebied van Algemeen bestuur, Openbare Orde en Veiligheid.

Ambtelijke formatie vergunningverlening

De exacte formatie hangt af van de ambities die in het jaarlijks vast te stellen VTH-programma neergelegd worden. Standaard bestaat de formatie uit:

  • -

    1 Algemene casemanager omgevingsvergunningen bouw

  • -

    1 Algemene casemanager omgevingsvergunningen milieu

  • -

    1 Algemeen casemanager APV

  • -

    1 Casemanager RUD (milieu)

  • -

    3 vergunningspecialisten bouw

  • -

    1 vergunningspecialist milieu

Ambtelijke formatie toezicht en handhaving

De exacte formatie hangt af van de ambities die in het jaarlijks vast te stellen VTH-programma neergelegd worden. Standaard bestaat de formatie uit:

  • -

    2 Toezichthouders bouwen / RO

  • -

    1 Toezichthouder milieu

  • -

    2 Groene buitengewone opsporingsambtenaren

  • -

    1 Blauwe buitengewone opsporingsambtenaar

  • -

    2 Handhavingsjuristen, waarvan 1 ook de coördinator voor toezichttaken is en de beleidscyclus beheert

Kwaliteitsborging

Evaluatie en doorontwikkeling beleid en programma's

Er sprake van een dubbele uitvoeringscyclus: één op beleidsniveau en één op uitvoeringsniveau. Jaarlijks wordt de uitvoering van dit beleidsplan en het daaraan gekoppelde handhavingsprogramma getoetst en indien nodig bijgesteld. De prioriteiten en ambities kunnen hiermee, of bij een aanleiding, ook worden bijgesteld.

afbeelding binnen de regeling

Ontwikkelingen team

Ontwikkeling van het team: Dit is een continue proces als gevolg van de organisatieontwikkeling, wijzigende wetgeving, regionale afstemming en van ontwikkelingen in de ‘samenleving’.

Medewerkers van het team nemen deel aan informatiebijeenkomsten en opleidingstrajecten. De onderwerpen zijn gekoppeld aan nieuw beleid en wetgeving (Wabo, Wro, Activiteitenbesluit, Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging voor het bouwen), het op peil houden van kennis, competentiegerichte opleidingen en sociale vaardigheden.

Eén maal per week overleg plaats tussen alle toezichthouders, BOA's en handhavers om de voortgang van het handhavingsprogramma te bespreken, zaken af te stemmen en relevante ontwikkelingen te bespreken.

Ontwikkelingenwetgeving

Wijzigende wetgeving: De aankomende jaren zijn een aantal ontwikkelingen te verwachten. Het gaat o.a. om de volgende onderwerpen:

Kwaliteitscriteria: maken inzichtelijk welke kwaliteit burgers, bedrijven en instellingen, maar ook overheden onderling en opdrachtgevers mogen verwachten bij de uitvoering of de invulling van de VTH-taken. De raad moet hiervoor een verordening vaststellen.

Omgevingswet: treed naar verwachting in 2022 in werking en integreert zo’n 26 wetten op het gebied van de fysieke leefomgeving, als bouwen, milieu, waterbeheer, ruimtelijke ordening, monumentenzorg en natuur.

Private kwaliteitsborging: maakt onderdeel uit van de Wet Kwaliteitsborging die in 2022 in werking treedt. De kwaliteit van de bouw wordt geborgd door een erkende kwaliteitsborger.

Informatie- en meldingsystemen

Middelen

Automatisering:

SquitXO / Squit2020 wordt gebruikt voor o.a. het beheren van de werkvoorraad en het vastleggen van inspectiegegevens. Ook het inrichtingenbestand is in Squit verwerkt.

Vervoer:

De groene en blauwe BOA’s hebben de beschikking over een dienstvoertuig.

Persoonlijke bescherming:

De BOA's beschikken over portofoons, waarmee ze in directe verbinding staan met de meldkamer.

Financiële middelen:

Het team Handhaving heeft een beperkt budget waaruit (persoonlijke) benodigdheden ter vervulling van toezicht en handhaving kunnen worden bekostigd.

Zie handhavingsprogramma voor jaarlijkse concrete details.

Bereikbaarheid

Meldingensystemen

Buiten kantooruren moeten burgers een melding kunnen doen van incidenten of hun klachten kunnen uiten. De gemeente Bergen kent de volgende bereikbaarheidsregelingen:

Meldingen kunnen online gedaan worden via de gemeentelijke website.

Voor spoedgevallen buiten kantooruren is er een 24-uurs meldingenlijn ingericht die benaderbaar is via het algemene nummer van de gemeente. Mensen worden dan doorverbonden met de piketmedewerker van de meldkamer van de Regionale uitvoeringsdienst.

Monitoring en evaluatie

Monitoring

Gedurende de uitvoering van het VTH-uitvoeringsprogramma vindt monitoring plaats. Monitoring is het stelselmatig en systematisch verzamelen, bewerken en verstrekken van gegevens. Daarmee gaan we na of het beleid effect heeft en de gestelde doelen zijn (of worden) gehaald.

Om verantwoording af te leggen over de inspanningen en resultaten zijn verschillende gegevens nodig. Informatie gestuurd werken maakt hier een belangrijk onderdeel van uit. In het jaarlijks uitvoeringsprogramma wordt de systematiek van monitoring uitgewerkt. De gegevens worden vervolgens gebruikt als input voor de jaarlijkse evaluatie. De gemeente Bergen investeert in het (verder) ontwikkelen van gerichte indicatoren en een registratiesysteem.

Programmering en jaarverslagen

De in dit beleid geformuleerde strategische doelen, prioriteiten en jaarlijkse operationele doelen vormen het kader voor de vergunnings-, toezicht- en handhavingsactiviteiten in Bergen. De uitwerking en de programmering komt tot uiting in het jaarlijks op te stellen VTH- uitvoeringsprogramma. Aan de hand van de doelen, het budget uit de programmabegroting, de gestelde prioriteiten, incidentele bestuurlijke prioriteiten en het naleefgedrag van inwoners en bedrijven wordt jaarlijks het uitvoeringsprogramma opgesteld. In het uitvoeringsprogramma worden de volgende elementen opgenomen wat de verwachte werkvoorraad is voor vergunningverlening, toezicht en handhaving en welke consequenties dat heeft voor de capaciteit, wat de voorgenomen handhavingsactiviteiten zijn en welke projecten in het kader van het integraal toezicht zullen worden uitgevoerd.

Na afloop van een kalenderjaar wordt er een jaarverslag opgesteld. Dit verslag geldt als evaluatie.

Beleid vergunningverlening

Nagestreefde doelen bij vergunningverlening

Onder vergunningverlening wordt verstaan het beoordelen van meldingen en vergunningaanvragen aan geldende, relevante, wet- en regelgeving om op die manier te komen tot een kwalitatief goed besluit (zo nodig onder voorwaarden en voorschriften) binnen de gestelde proceduretijd.

Servicegerichte besluitvorming binnen wettelijke beslistermijnen

De gemeente Bergen kiest voor een klantgerichte benadering, waarbij een goede dienstverlening en een snelle en zorgvuldige afhandeling van de vergunningaanvragen centraal staan.

Er wordt naar gestreefd om alle besluiten binnen de wettelijke beslistermijnen nemen.

Verdaging van de standaard termijnen geschied tijdig en met opgave van redenen.

Rechtszekerheid Er worden integrale en correcte besluiten genomen

Rechtszekerheid voor inwoners en bedrijven is van groot belang. De gemeente neemt conform vastgesteld beleid en de rechtsgeldige jurisprudentie besluiten.

Waar beleidsvrijheid is handelt de gemeente in lijn conform de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Beschermen en verbeteren van de leefomgeving

Bij het verlenen van service aan burgers en het meedenken in oplossingen voor burgers wordt ervoor gewaakt te dat het algemeen belang en de belangen van flora en fauna niet belast worden omwille van serviceverlening aan individuen.

Bescherming en verbetering van de leefomgeving vormt het primaat bij iedere vergunningtoets.

Redeneren vanuit oplossingen en leveren van maatwerk

Wij spannen ons in om te bezien of alle belangen door maatwerk-voorschriften voldoende gewaarborgd kunnen worden. Indien dit niet kan, worden initiatiefnemers hieromtrent voorafgaande aan besluitvorming zo volledig mogelijk geïnformeerd.

Er wordt meegedacht over eventuele oplossingen, maar er wordt terughoudend omgegaan met het verstrekken van adviezen over de concrete vormgeving van het plan.

Goede en tijdige participatie van burgers en bedrijven bij besluitvorming

Waar mogelijk wordt gestimuleerd dat initiatiefnemers in gezamenlijk overleg met mensen in de omgeving kijken naar oplossingen voor de problemen

Uitgangspunten vergunningverlening

Bij het behandelen van een vergunningaanvraag of een ingediende melding hanteren we de onderstaande vier uitgangspunten om te zorgen voor een kwalitatief goede beoordeling.

Omgevingsgericht met een integrale afstemming aan de voorkant

  • -

    nieuwe activiteiten toetsen we op belasting van de omgeving, waarbij onacceptabele omgevingsbelastingen worden voorkomen;

  • -

    we beoordelen integraal, toetsen aan de weigeringsgronden en beoordelen inhoudelijk;

  • -

    politiek-bestuurlijke speerpunten geven we prioriteit;

  • -

    publicatie van besluiten geschiedt conform de regels en bij besluiten die (potentiële) maatschappelijke onrust met zich brengen communiceren we meer met de omgeving dan wettelijk verplicht is.

Transparant, voorspelbaar en betrouwbaar

  • -

    we passen vastgesteld beleid toe;

  • -

    we maken , heldere en transparante, begrijpelijke, handhaafbare vergunningen op maat, deze zijn openbaar en digitaal beschikbaar;

  • -

    we baseren voorschriften op de best beschikbare technieken (BBT) en stellen vooral doelvoorschriften; bedrijven kunnen dan zelf bepalen hoe ze daar aan voldoen. Dit past bij onze uitgangspunten voor deregulering en vermindering van administratieve lasten en meer zelfsturing.

Maatwerk bij beleidsrijke situaties en/of bij een slecht naleefgedrag

  • -

    we behandelen besluiten voor activiteiten die bij niet naleven schade kunnen veroorzaken aan leefomgeving, gezondheid, veiligheid en natuur intensiever. Deze besluiten bevatten meer maatwerk- en of middelvoorschriften. De voorschriften formuleren we in detail;

  • -

    als landelijke voorschriften niet goed helder zijn, niet goed toepasbaar voor een specifieke situatie of als de initiatiefnemer een slecht naleefgedrag heeft dan stellen we maatwerken- of middelvoorschriften op.

Gezamenlijk en professioneel

  • -

    het proces van vergunningverlening begint met een voorbereidende fase waarin de initiatiefnemer de mogelijkheden verkent, een aanvraag opstelt en eventueel vooroverleg heeft;

  • -

    Het proces van vergunningverlening wordt na besluitvorming overgedragen naar toezicht. Tijdens het toezicht vinden daar waar nodig gezamenlijke controles plaats met andere betrokken disciplines zoals bijvoorbeeld de brandweer.

  • -

    als we dat wettelijk moeten, publiceren we de onherroepelijke vergunning voor iedereen.

Strategie vergunningverlening

De meeste mensen die in de gemeente Bergen wonen, werken of recreëren doen hun best om zich te houden aan de spelregels die in wet- en regelgeving zijn vastgelegd. Toch worden niet alle regels goed nageleefd. Vaak komt dat door onbekendheid van de betreffende regel of door onbewust gedrag. Soms wordt een overtreding bewust gemaakt en dan is het zaak dat de gemeente daar op de juiste manier op reageert.

Preventie: Duidelijke regels en zichtbare controle

Vergunningverlening legt de basis voor de verdere keten van toezicht en handhaven. Het geeft duidelijkheid in de regels en werkt daarom preventief door in toezicht en handhaving.

Zowel voor degene die de vergunning heeft aangevraagd als voor omwonenden is het van belang te weten wat de spelregels zijn, zodat onnodige meldingen worden voorkomen.

In de navolgende preventiestrategie is dit onderdeel verder uitgewerkt.

Zie Preventiestrategie

Eén loket en één verantwoordelijke casemanager

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning (bouwen, milieu, kappen, etc.) kan bij één loket worden aangevraagd. Er geldt daarbij één procedure waarop één besluit volgt.

Een casemanager voert het casemanagement uit. De casemanager is verantwoordelijk voor integrale beoordeling van aanvragen en coördineert samenhangende besluiten. De casemanager stemt af met andere betrokken bevoegde gezagen, adviesorganen en collega’s.

Maatwerk: Vergunningskader afhankelijk van complexiteit en maatschappelijk belang

De manier waarop we invulling geven aan vergunningverlening en casemanagement is afhankelijk van het kader waarbinnen we het beoordelen. Hierbij maken we onderscheid tussen:

  • -

    omvang en aard van aangevraagde activiteiten;

  • -

    de specifieke omgeving waarin de activiteiten worden uitgevoerd;

  • -

    naleefgedrag van regelgeving door de aanvrager;

  • -

    de integriteit van de aanvrager volgens een Bibob-toets.

Op basis van deze indicatoren bepalen we of aanvragen technisch- of sociaal-maatschappelijk eenvoudig of complex zijn.

Zie stappenplan

Oude vergunningen worden ambtshalve ingetrokken

Wij hebben er voor gekozen alle vergunningen in te trekken, indien deze na het verstrijken van een termijn van 3 jaren niet (volledig) zijn gebruikt.

Voor vergunningen voor bouw- en aanlegactiviteiten geldt bovendien dat wanneer met de werkzaamheden is gestart, en deze tussentijds zijn gestaakt, er na 26 weken tot het intrekken van de vergunning kan worden overgegaan.

In uitzonderlijke situaties is voor bouwactiviteiten uitstel mogelijk mits hiervoor een gegronde reden aanwezig is. Voorwaarde hiervoor is dat uitstel tot intrekking alleen wordt gegeven als het te realiseren plan zal voldoen aan de op dat moment geldende eisen (waaronder die van het Bouwbesluit) en planologische inzichten.

Preventiestrategie

We hanteren de volgende uitgangspunten om het naleefgedrag van burgers te verbeteren

Eenvoudige, duidelijke en kenbare regels

Regels die we zelf maken of voorschriften in een vergunning die we verlenen zijn zo eenvoudig en begrijpelijk mogelijk opgesteld. Waardoor zo min mogelijk discussie over de interpretatie kan ontstaan. En we proberen te voorkomen dat iemand ze niet snapt.

Alle gemeentelijke regels en beleidstukken worden op internet gepubliceerd op de daarvoor bedoelde websites.

Zorgen voor begrip

We laten de reden en achterliggende gedachte van regels weten. Iemand die weet en begrijpt waarom regels er zijn is eerder geneigd deze te accepteren en te volgen. Vergunningverleners en toezichthouders kennen de regels en de achterliggende gedachte en dragen deze gevraagd en ongevraagd uit.

Handhaafbare regels

Regels zijn zo geformuleerd dat ze uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Ook zorgen we dat we de regel (zo eenvoudig mogelijk) kunnen controleren. Als we zelf regels of voorschriften maken dan laten we een handhaafbaarheidstoets uitvoeren door vergunningverlening, toezicht en handhaving

Informeren over (nieuwe) regels en processen en stimuleren vooroverleg

Over (nieuwe) regels geven we voorlichting aan de doelgroepen. Over herzieningen van bestemmingsplannen wordt niet actief gecommuniceerd.Indien een burger of ondernemer niet bekend is met de regels, dan weet die soms niet dat hij/zij in overtreding is. We communiceren via een passend communicatiemiddel voor de doelgroep.

Zichtbaar toezicht en integrale samenwerking

We laten zien dat we toezicht houden en handhaven als dat nodig is. We communiceren over toezicht- en handhavingsprioriteiten en over handhavings-projecten. We streven ernaar dat toezichthouders dagelijks zichtbaar aanwezig zijn buiten.Tenslotte werken we samen met andere partners.

Stappenplan in het kader van Maatwerk vergunningstrategie

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

We delen aanvragen in 4 typen vergunningen:

  • -

    Vergunning eenvoudig

Een vergunning voor een situatie met geringe technische en sociaal-maatschappelijke complexiteit bestaat vooral uit standaardvoorschriften.

  • -

    Vergunning eenvoudig+

Is de situatie technisch-inhoudelijk niet complex maar sociaal-maatschappelijk wel, dan bestaat een vergunning vooral uit standaardvoorschriften en geven we extra aandacht aan afstemming, overleg en samenwerking tussen betrokken partijen.

  • -

    Vergunning specifiek

Bij een technisch-inhoudelijk complexe situatie met een geringe sociaal-maatschappelijke complexiteit bestaat de vergunning vooral uit specifieke voorschriften.

  • -

    Vergunning specifiek+

De situatie is technisch-inhoudelijk en sociaal-maatschappelijk gezien complex. Dit vraagt om specifieke voorschriften in een vergunning en een zorgvuldige afstemming, samenwerking en overleg tussen betrokken partijen.

Beleid toezicht en handhaving

Visie op handhaving

De gemeente Bergen is een mooie en prettige plek om te wonen, te werken en te recreëren. Het is belangrijk om dit vast te houden. Als iedereen zich aan de spelregels houdt, blijft de gemeente Bergen de mooie en prettige plek die zij is. De gemeente ziet erop toe dat de regels van het omgevingsrecht worden nageleefd.

Vertrouwen waar kan, controleren en ingrijpen waar het moet

De gemeente Bergen vertrouwt erop dat haar inwoners, ondernemers en bezoekers de verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen omgeving en activiteiten. Handhaven gebeurt dan ook vanuit dit vertrouwen:

Loslaten waar kan en focussen op zaken die écht belangrijk zijn.

Slecht gedrag wordt echter aangepakt. Wanneer blijkt dat een burger, een bedrijf of een instelling regels van omgevingsrecht niet naleeft wordt deze hierop aangesproken.

Handhaven doen we samen

De gemeente Bergen ziet handhaving als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de verschillende overheidsorganen, ondernemers, organisaties en inwoners. Samen pakken we de problemen aan. Wij willen als gemeente met beide benen in de samenleving staan; dicht bij de burger en bedrijven. Handhaving richt zich dan ook niet alleen op het coördineren van regels, maar ook op het adviseren en voorlichten hierover. Van handhaving gaat daarmee een preventieve werking uit.

Handhaven gebeurt op de manier die het meest effectief is

De gemeente Bergen pakt de handhaving op verschillende manieren aan.

Dit kan programmatisch, thematisch en signaalgericht, maar ook gebiedsgericht. Ook het zichtbaar zijn door gebiedscontroles draagt bij aan het stimuleren van het naleefgedrag.

De uitvoering van de handhaving wordt gebaseerd op een jaarlijks geactualiseerd handhavingsprogramma.

Zie Scala aan toezichtactiviteiten

Handhaven gebeurt op een integere en transparante wijze

De gemeente Bergen staat voor een integer bestuur. Dat betekent dat handhaving gebeurt volgens de spelregels die in wet- en regelgeving zijn neergelegd, zodat burgers en ondernemers weten waar zij aan toe zijn.

Daarnaast is er op persoonsniveau een duidelijke scheiding tussen vergunningverlening en handhaving. Dit betekent dat degene die de vergunning verleent zich niet bezig houdt met handhaving van deze vergunning.

Verder geeft de gemeente zelf het goede voorbeeld.

De grondslag van handhaven is positief

De gemeente Bergen verkiest een handhavingsstijl die goed gedrag stimuleert.

Dus eerder verleiden om het goed te doen, dan afschrikken door te dreigen met hoge straffen.

De strategie richt zich daarom bewust op preventie, door middel van advisering of voorlichting en minnelijk en constructief overleg over goede oplossingen. Natuurlijk neemt dit niet weg dat de gemeente, waar nodig, kordaat optreedt.

Scala aan toezichtactiviteiten

Het doel van toezicht is het voorkomen (dan wel beperken) van onveilige, ongezonde en niet duurzame situaties. Daarnaast is het belangrijk dat de ruimtelijke kwaliteit behouden blijft. Handhaving komt na toezicht. Wanneer sprake is van overtredingen, wordt bezien of en op welke manier bestuurlijk optreden (en/of eventueel strafrechtelijk optreden door de boa’s) noodzakelijk is.

Onder toezicht wordt in dit beleidsplan verstaan:

  • Vergunning gerelateerde controles in de realisatiefase (zoals bij slopen, bouwen, kappen) en in de beheer- of gebruiksfase (zoals bij het exploiteren van een milieu inrichting en brandveilig gebruik van bouwwerken):

    • o

      Vergunning gericht toezicht: Uitvoeren van controles naar aanleiding van verleende vergunningen/meldingen;

    • o

      Programmatisch toezicht: Uitvoeren van controles naar aanleiding van cyclische handhavings-programmering (betreft milieu, brandveiligheid en Drank- en Horecawet).

  • Controles op het uitvoeren van activiteiten zonder vergunning of melding, naar aanleiding van eigen waarnemingen en meldingen:

    • o

      Themagericht toezicht: Toezicht per thema;

    • o

      Gebiedsgericht toezicht: Toezicht op gebiedsniveau naar aanleiding van surveillance/klachten/speerpunten (informatie gestuurd toezicht);

    • o

      Toezicht naar aanleiding van meldingen (klachten);

    • o

      Risicogericht werken;

    • o

      Controles in het kader van handhaving.

Scala toezichtactiviteiten

afbeelding binnen de regeling

Handhavingsdoelen

Handhaving van regelgeving is geen doel op zich. Door uitvoering te geven aan de gemeentelijke handhavingstaken wordt gestreefd naar:

Waarborgen van een veilige leefomgeving

Het voorkomen en opheffen van gevaar, hinder / overlast en schade voor burgers, bedrijven en instanties die het gevolg is van het overtreden van regels van omgevingsrecht.

Waarborgen van een goed leefklimaat

Het behoud c.q. herstel van een goed woon- en leefmilieu .

Het handhavingsbeleid moet ervoor zorgen dat een bepaalde basiskwaliteit van de fysieke leefomgeving van de gemeente wordt gewaarborgd.

Natuur en landschap beschermen tegen ongewenste invloeden

Natuur en landschap kunnen de dupe worden van bepaalde overtredingen, terwijl deze zich hier niet tegen weren kunnen.

Dat we als gemeente hier onze verantwoordelijkheid nemen en waken voor dit gemeengoed is daarom van groot belang.

Gestreefd wordt te voorkomen dat omgevingskwaliteiten ongewenst onder druk (kunnen) komen te staan.

Waarborgen van de rechtsgelijkheid

Een halt toe te roepen aan rechtsongelijkheid en ongewenste precedentwerking te voorkomen.

Verder strekt het handhavingsbeleid strekt ertoe te voorkomen dat programma’s door informele en niet beleidsmatige toezeggingen worden doorkruist.

Voorkomen en opheffen van onrust

Het voorkomen / opheffen van maatschappelijke gevoelens van angst, ongerustheid en ergernis die gevoed worden door de omstandigheid dat regels van omgevingsrecht overtreden worden.

Handhavingstrategie

De meeste mensen die in de gemeente Bergen wonen, werken of recreëren doen hun best om zich te houden aan de spelregels die in wet- en regelgeving zijn vastgelegd. Toch worden niet alle regels goed nageleefd. Vaak komt dat door onbekendheid van de betreffende regel of door onbewust gedrag. Soms wordt een overtreding bewust gemaakt en dan is het zaak dat de gemeente daar op de juiste manier op reageert.

Toezichtstrategie

Zo houden we toezicht en voorkomen we overtredingen

Deze strategie is er vooral op gericht om met de beperkte capaciteit efficiënt aanwezig te zijn, te verbinden en de verantwoordelijkheid daar te leggen waar die hoort. Efficiënte aanwezigheid houdt in dat een beperkte inzet van capaciteit een maximaal gevoel van aanwezigheid van de gemeente tot gevolg heeft.

Bijlage 1 'Toezichtstrategie'

Sanctiestrategie

Zo treden we op bij overtredingen

Landelijke handhavingstrategie (LHS)

Het doel van de LHS is om uit het oogpunt van rechtsgelijkheid: uitvoering te geven aan de beginselplicht tot handhaven, passend te interveniëren bij iedere bevinding, in vergelijkbare situaties vergelijkbare keuzes te maken en interventies op vergelijkbare wijze te kiezen en toe te passen, landsbreed door het bestuurlijk bevoegd gezag/de omgevingsdiensten, landelijke inspecties, politie en het Openbaar Ministerie.

De LHS komt in de plaats van de sanctiestrategie en raakt zowel de toezichtstrategie als de gedoogstrategie. Zo is aanspreken tijdens toezicht ook een interventie en erkent de LHS dat er omstandigheden kunnen zijn om van (bestuursrechtelijk) handhaven af te zien. Dit laat eventuele strafvervolging door het OM overigens onverlet.

Bijlage 2 ‘Landelijke Handhavingstrategie

Gedoogstrategie

Wanneer en hoe zien we af van handhaving?

In bijzondere gevallen kan worden afgezien van handhaving. Bijvoorbeeld als er concreet en reëel zicht is op legalisatie of als handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen.

Onder gedogen wordt verstaan het expliciete besluit van een bestuursorgaan om tegen een overtreding niet handhavend op te treden. Een gedoogsituatie is van tijdelijke aard doordat het strijdige handelen binnen afzienbare tijd ophoudt of gelegaliseerd is. Als tot gedogen wordt besloten wordt gebruikt gemaakt van:

Bijlage 3 'Gedoogstrategie'.

Conflictbemiddeling

Hoe kunnen wij bijdragen aan een oplossing bij een conflict?

Naast de inzet van de verschillende handhavingsinstrumenten, is het soms nodig om ook andere instrumenten in te zetten. Deze instrumenten komen aan de orde op het moment dat er sprake is van een conflict tussen partijen.

Mediation: Een onafhankelijke bemiddelaar gaat samen met de parijen op zoek naar een oplossing voor een probleem. Omdat partijen, onder leiding van een mediator, zelf op zoek gaan naar een oplossing, is de oplossing vaak beter dan een gang naar de rechter.

Buurtbemiddeling: Deze vorm lijkt erg op mediation, alleen wordt hierbij gebruik gemaakt van vrijwillige en opgeleide buurtbemiddelaars.

Risico’s en prioriteiten

Hoe de gemeente Bergen de beschikbare capaciteit inzet wordt inzichtelijk gemaakt met het stellen van prioriteiten. Om inzicht te krijgen in welke zaken prioriteit moeten krijgen, is het van belang de risico’s in kaart te brengen. De risicoanalyse is ingevuld naar aanleiding van de gegevens die zijn verstrekt door, met name, de taakvelden Vergunningen en Handhaving. Zij baseren zich daarbij onder andere op de ervaringen van eerdere jaren, die inzicht geven in het huidige naleefgedrag. Dit maakt ook dat de risicoanalyse regelmatig moet worden geëvalueerd, naar aanleiding van de nieuwe ervaringen.

Methodiek

Bij het maken van een risicoanalyse onderzoekt het college wat de risico’s zijn op het gebied van fysieke veiligheid, sociale kwaliteit, financieel-economische schade, natuur/stadsschoon, volksgezondheid en bestuurlijk imago. Deze risico’s worden gewaardeerd van 0 tot 5.

De waarden van de zes risicogebieden worden gemiddeld en vormen zodoende het negatief effect. De kans op dat het negatieve effect ontstaat, wordt op basis van ervaringsgegevens van het naleefgedrag gewaardeerd van 0 tot 5.

Volgens de formule ‘Negatief effect x Kans = Risico’ wordt vervolgens het risico berekend en kent de volgende waarden:

0 t/m 5 = zeer laag, 5 tot 10 = laag, 10 tot 15 = gemiddeld, 15 tot 20 = hoog, 20 t/m 25 = zeer hoog.

Indien een overtreding een groot negatief kan hebben, maar dat de kans klein is dat het gebeurt (en er dus sprake is van een lage prioriteit), kan besloten toch toezicht te houden gezien het effect.

Bijlage 4 'Risicoanalyse en prioritering'

Bijlage 4a 'Prioriteitenmatrix'

Prioriteiten

De prioritering werkt vooral door in de manier waarop toezicht wordt gehouden en wordt gehandhaafd. Dit betekent dat aan elk prioriteitsniveau een toezichtfrequentie en –intensiteit verbonden kan worden. Dit vertaalt zich vervolgens naar inzet van mensen en middelen. Gezien de beperkte toezichts- en handhavingscapaciteit kiest de gemeente Bergen ervoor om de prioritering direct te vertalen in het jaarlijkse handhavinguitvoeringsplan.

Als hoofdlijn geldt dat de volgende onderwerpen prioriteit hebben:

  • -

    Handhavingsverzoeken,

  • -

    Spoedeisende situaties (gevaar voor veiligheid, volksgezondheid, milieu),

  • -

    Hoe ernstiger / meer gecalculeerd de overtreding, hoe hoger de prioriteit

afbeelding binnen de regeling

Uitgangspunten handhavingstrategie

Hier volgen de uitgangspunten van de gemeentelijke handhavingstrategie.

Handhaven is het laatste middel als waarschuwen en preventie niet werkt

We proberen overtredingen op te lossen door middel van een goed gesprek met de overtreder en/of de partijen die een conflict hebben. Als een overtreder niet wenst mee te werken of bij een herhaling van overtredingen wordt onverkort een handhavingsprocedure opgestart. Bij het bepalen van de juiste handhavingsaanpak is maatwerk van belang.

Proactief informatie uitwisselen

De gemeente wil de beschikbare capaciteit zo effectief en efficiënt mogelijk inzetten. De strategie is erop gericht om informatie te delen en verkrijgen via samenwerkingsverbanden met andere handhavingsorganisaties.

Daarnaast wordt er wekelijks overleg gevoerd door alle leden van het team toezicht- en handhaving om iedereen op de hoogte te houden van alles dat speelt.

Toezichtlast voor burgers en bedrijven wordt zoveel mogelijk beperkt

De toezichtlast voor inwoners en bedrijven wordt waar mogelijk beperkt. Onder andere wordt hier vorm aan gegeven door controles zo veel mogelijk integraal en samen uit te voeren.

Dit vereist naast interne afstemming ook externe afstemming met de RUDLN en de VRLN waar het milieutoezicht en toezicht op brandveiligheid is ondergebracht.

Burgers worden betrokken bij bepalen van handhavingsaccenten

Jaarlijks wordt geëvalueerd over welke type overtredingen het meest geklaagd is en waar veel mensen overlast van ondervinden. Deze overtredingen krijgen dan in de programmering van toezichtactiviteiten het jaar daarop extra prioriteit.

Daarnaast worden burgers bij wijze van pilotproject in 2021 uitgenodigd deel te nemen aan een enquête waarin zij aan kunnen geven wat voor hen de grootste publieke ergernissen in de openbare ruimte zijn. De drie publieke ergernissen met de hoogste score worden dan themagericht aangepakt.

Er wordt aangifte gedaan van strafbare feiten

Indien strafbare feiten worden gesignaleerd wordt hier door de toezichthouders aangifte gedaan bij de politie.

Focus

De focus van handhaving ligt op milieu, veiligheid en volksgezondheid. Van de burgers en bedrijven wordt steeds meer verwacht dat zij hun eigen verantwoordelijkheid oppakken als het gaat om naleving van regels. De nadere uitwerking van de focus zal plaatsvinden in het jaarlijks op te stellen handhavingsprogramma.

Handhaving milieu-en volksgezondheid bij bedrijven’

Bedrijven met een risico op het vlak van veiligheid, volksgezondheid en milieu worden met een zekere frequentie gecontroleerd. Deze frequentie is afhankelijk van een uit te voeren risicoanalyse. Bedrijven die met weinig of geen risico’s gepaard gaan, worden zeer beperkt of soms alleen reactief gecontroleerd.

Dit geldt onder ook voor de naleving van de Drank- en horecawet.

Zie handhavingsprogramma voor concrete details.

Controleren bouwwerken

Dit zelfde geldt voor onze taak op het gebied van het controleren van bouwwerken. Nieuwe bouwwerken met een risico op het vlak van veiligheid, volksgezondheid en milieu controleren wij met een zekere frequentie. Bouwwerken zonder dit soort risico’s controleren wij vooral naar aanleiding van klachten/verzoeken om handhaving (piepsysteem) en in geval van evidente excessen. Dit betekent o.a. dat wij vooral reactief toezien op de regels met betrekking tot eenvoudige bouwwerken zoals schuren, dakkapellen, schuttingen en carports. Ook wordt er beperkt gecontroleerd op monumenten of welstand.

Zie handhavingsprogramma voor concrete details.

Naleving regels ruimtelijke ordening

Op de ruimtelijke regels, die eerdergenoemde aspecten regelen, houden wij beperkt toezicht. Wij laten ons bij onze inzet op dit vlak vooral leiden door klachten/verzoeken om handhaving (piepsysteem) en evidente excessen. Wel zal meer toezicht zijn op het illegale bewoning.

Zie handhavingsprogramma voor concrete details.

Openbare orde

Wij vinden dat de handhaving van de openbare orde en alle regels die daar mee samenhangen, zoals hondenoverlast, burenoverlast, (zwerf)afval, parkeren e.d., vooral in het wijkgericht werken en in samenwerking met de buurt moeten worden opgelost. Indien dit niet succesvol is, zal door middel van toezicht en handhaving worden opgetreden.

Zie handhavingsprogramma voor concrete details.

Handhavingstappenplan

Na het constateren van een overtreding wordt de sanctiestrategie gehanteerd volgens het standaard driestappentraject. Binnen de gemeentelijke organisatie zal de sanctiestrategie zoveel mogelijk uniform toegepast worden. Een op te leggen sanctie kan zijn: een last onder dwangsom, bestuursdwang of het intrekken van een vergunning/ontheffing.

Standaard: 3-Stappenplan

  • 1.

    Mondeling contact , minnelijk overleg en indien nodig eerste aanschrijving (sommatiebrief)

  • 2.

    Hercontrole en vooraanschrijving zienswijze

  • 3.

    Oplegging en uitvoering bestuursrechtelijke beschikking (last onder dwangsom of bestuursdwang)

Afwijkend: 2-Stappenplan

Van het 3-stappentraject kan in de volgende situaties worden afgeweken:

  • Indien legalisatie van overtreding praktisch uitgesloten is

  • In geval van recidive (notoire overtreders van voorschriften van niet geringe ernst)

In dat geval zijn dit de twee stappen:

  • 1.

    Vooraanschrijving met gelegenheid zienswijze in te dienen

  • 2.

    Handhavingsbesluit met redelijke begunstigingstermijn

Uitzonderlijk: 1-Stapsplan

Van het 2 en 3-stappentraject kan in de volgende situaties worden afgeweken:

  • De overtreding heeft betrekking op een situatie met acuut gevaar voor de volksgezondheid, of dreigende onomkeerbare schade voor milieu.

  • Wanneer bestuursrechtelijk optreden geen oplossing biedt.

  • Indien zich de omstandigheden voordoen als bedoeld in de artikelen 4:8 lid 2 of 4:11 Algemene wet bestuursrecht.

In dat geval is dit de enige stap:

  • 1.

    Handhavingsbesluit met korte of geen begunstigingstermijn (deze volgt al dan niet onverwijld na het toepassen van bestuursdwang en opmaken van een proces-verbaal)

Ondertekening

Bijlage 1 - Toezichtstrategie

De toezichtstrategie is verdeeld in 3 thema’s:

  • A.

    Voorlichting en communicatie

  • B.

    Toezicht

  • C.

    Vormen van toezicht

A. Voorlichting en communicatie:

De insteek van de gemeente Bergen is om via voorlichting te bereiken dat overtredingen, die kunnen ontstaan uit een gebrek aan informatie en kennis, worden voorkomen. Inwoners en bedrijven worden geïnformeerd door de gemeente over bijvoorbeeld het handhavingbeleidsplan en verandering van wet- en regelgeving. Door middel van gerichte communicatie (voorlichting, brochures, website, huis-aan-huis bladen, social media) wordt naleving van de regels bevorderd. Het communicatietraject is een gezamenlijke opgave van handhaving, de vakafdelingen en communicatie.

Voorlichting en communicatie kan ingezet worden:

  • om de omgeving voor te lichten en draagvlak te creëren,

  • bij complexe en veranderende wetgeving,

  • om bewustwording te bereiken,

  • om de positieve voorbeelden te communiceren,

  • om aan te geven waarop handhaving zich gaat richten (eenduidig en transparant),

  • om actief om te gaan met informatie en het signaleren van trends met betrekking tot klachten en meldingen,

  • om het naleefgedrag te stimuleren,

  • om kennis te nemen van de problemen of vragen van een doelgroep,

  • om hulp te bieden bij het invullen van een aanvraagformulier.

De communicatie vindt zo gericht mogelijk plaats aan de hand van de volgende communicatievormen:

  • Massacommunicatie: via websites, social media en persberichten zo veel mogelijk mensen informeren over de regels en de handhaving ervan.

  • Doelgroepgerichte/gebiedsgerichte communicatie: een doelgroep of gebied informeren over de specifieke regels en handhaving die voor hun/dat gebied van toepassing zijn (bijvoorbeeld informatieavond organiseren voor een specifieke branche).

De wijze van communiceren wordt aangepast aan de doelgroep en het onderwerp. Daarnaast is een belangrijke rol weggelegd voor toezichthouders en handhavers; zij kunnen tijdens hun werk de bedrijven en inwoners individueel informeren.

Door goede voorlichting kunnen onwenselijke situaties worden voorkomen en gedrag van inwoners en bedrijven positief worden beïnvloed (voorkomen is beter dan genezen). Hierdoor is de verwachting dat er minder tijdrovende en kostbare handhavingsmiddelen ingezet hoeven te worden. Overigens is het laten zien dat een ‘overtreder’ wordt aangepakt ook een vorm van preventieve handhaving.

Het informeren is vooral bedoelt om mensen bewust te maken van een bepaalde regel. Veel overtredingen komen namelijk voort uit onwetendheid; als je een regel niet kent kun je de die ook niet naleven (onbewuste overtreder). Het afschrikken richt zich vooral op diegenen die de regel kennen, maar het risico nemen dat overtreding niet wordt afgestraft (calculerende overtreder).

B. Toezicht

Bij het bepalen van de toezichtstrategie is er sprake van een zekere beleidsvrijheid. Daarbij dient natuurlijk wel een zekere ondergrens in het oog te worden gehouden. Immers, de gemeente heeft een groot aantal wettelijke toezichtstaken uit te voeren en kan die taken niet verwaarlozen. Zowel in deze toezichtstrategie als in het handhavingbeleidsplan zijn, gezien de beperkte toezichtcapaciteit, de keuzes verwerkt in de manier en diepte van toezicht houden.

Toezichthouders

Op grond van artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht mag een bestuursorgaan toezichthoudende ambtenaren benoemen. Toezicht is een snelle manier om te controleren of de wetten en regels worden nageleefd. Ook is het een snelle manier om te bereiken dat overtredingen worden voorkomen of beëindigd. Het houden van toezicht heeft tot resultaat dat de voorschriften zonder verdere sanctiemiddelen worden nageleefd. Vanuit de toezichthoudende taak kunnen overtredingen worden geconstateerd. Wordt een overtreding geconstateerd, dan gaat de toezichthoudende taak over in de handhavingstaak. Het is goed om het verschil aan te geven tussen de toezichthoudende taak en de handhavingstaak:

‘Bij de toezichthoudende taak wordt vanuit de controletaak gezocht naar illegale situaties. Als dit het geval is wordt geprobeerd in goed overleg te komen tot een oplossing. Wil de betrokkene de strijdigheid niet opheffen, dan gaat de toezichthoudende taak over in de handhavingstaak.’

Bevoegdheden

Toezichthoudende ambtenaren (toezichthouders) hebben volgens de Algemene wet bestuursrecht een aantal bevoegdheden om hun taak goed uit te kunnen oefenen. Toezichthouders mogen:

  • Plaatsen betreden zonder toestemming van de eigenaar. Hierbij is één uitzondering gemaakt: toezichthouders mogen geen woningen betreden zonder toestemming van de eigenaar. Dit mogen zij wel als zij daar een machtiging van de burgemeester voor hebben.

  • Inlichtingen eisen.

  • Inzage eisen in zakelijke gegevens en stukken en daar kopieën van maken.

  • Monsters nemen.

Iedereen is verplicht om mee te werken met de toezichthouders bij de uitoefening van hun bevoegdheden. Toezichthouders moeten zich legitimeren. Voor de bewijsvoering maken de toezichthouders een rapportage op van hun toezichtshandelingen.

Toezicht houden is controleren of en in hoeverre de wettelijke bepalingen worden nageleefd. Het is niet mogelijk om toezicht te houden op alles dat er in de gemeente gebeurt. Daarom bepaalt het college jaarlijks in het Handhavingsprogramma het hoe, wat en hoeveel van het toezicht. Zij laat zich hierbij leiden door de prioriteitenstelling die voortvloeit uit de risicoanalyse en kan daarbij gebruik maken van de hierna genoemde toezichtsinstrumenten. Gezien de beperkte toezicht- en handhavingscapaciteit kiest de gemeente Bergen ervoor om het toezicht direct te vertalen in het handhavingsprogramma.

Vormen van toezicht

Handhaving vraagt om verschillende vormen van toezicht. Het controleren van een evenement is bijvoorbeeld heel wat anders dan het toezicht houden op overlast van hondenpoep. In de gemeente Bergen wordt gebruik gemaakt van de volgende toezichtsinstrumenten:

Programmatisch toezicht.

Bedrijven moeten voldoen aan diverse wetgeving op o.a. het gebied van milieu, bouw en (brand)veiligheid. Het toezicht dat hierop wordt plaatsvindt, de bedrijfscontroles, wordt gepland aan de hand van de aard van het bedrijf. De volgende toezichtsvormen kennen we:

Ad hoc toezicht.

Toezicht is vaak niet te plannen. Er komt een klacht of een melding binnen, of een toezichthouder constateert terwijl iets bij het langsrijden. Wanneer dit past binnen de prioriteitenstelling, wordt hier direct toezicht op gehouden. Het is belangrijk dat voor dit soort gevallen in de planning ruimte wordt gehouden.

Signaalgericht toezicht.

Signaalgericht toezicht is toezicht naar aanleiding van een handhavingsverzoek of een melding/klacht. Wanneer dit past binnen de prioriteitenstelling, wordt hier direct toezicht op gehouden.

Thematisch toezicht.

Bij thematisch toezicht wordt gekeken naar één bepaald aspect van de regelgeving, bijvoorbeeld op luchtwassers en koelinstallaties, maar er kan ook worden gekeken naar één specifiek onderwerp als hondenpoep en reclameborden. Dit gebeurt meestal op projectmatige wijze; in een korte tijd wordt een substantieel aantal locaties bezocht. Aanleidingen hiervoor zijn bijvoorbeeld veel voorkomende overtredingen en klachten.

Gebiedsgerichte controles.

De gemeente beschikt over een groot grondgebied, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. In dit gebied houdt zij ongeplande controles. Een toezichthouder gaat het gebied in en treedt op bij overtredingen van onder andere de Algemeen Plaatselijke Verordening, zoals het zwerfafval, verkeerd parkeren, hondenbeleid, afvaldump en dergelijke.

Administratief toezicht.

Onder administratief toezicht wordt, naast eventueel bezoek ter plaatse, de beoordeling van opgevraagde of toegezonden documenten en rapporten verstaan voor bijvoorbeeld stoffenstromen zoals grond of secundaire (bouw) stoffen. Ook het vergelijken van luchtfoto’s valt hieronder.

Bijlage 2 - Landelijke handhavingstrategie

12 oktober 2022

HOOFDSTUK 1

Inleiding

1.1 Aanleiding en achtergrond

De Omgevingswet is gericht op het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Deze wet heeft daarbij oog voor de duurzame ontwikkeling, bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu. De wet is ook gericht op de intrinsieke waarde van de natuur, en op het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.

Met de Omgevingswet is (nagenoeg) alle voorheen bestaande wet- en regelgeving die ter bescherming van de fysieke leefomgeving dient, gemoderniseerd en gebundeld. Het gaat om een stelselherziening waarmee zowel integratie als vereenvoudiging van het omgevingsrecht is beoogd. Dat is een grote hoeveelheid regels en voorschriften. Het omgevingsrecht is niet alleen neergelegd in de Omgevingswet, maar ook in de bijbehorende uitvoeringsregelgeving: het Omgevingsbesluit (Ob), het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en de Omgevingsregeling (Or). Daarnaast maken ook Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen regels en voorschriften in het omgevingsrecht. Een groot aantal bestuursorganen en 29 regionale omgevingsdiensten zijn met de uitvoering van die regels belast. Die bestuursorganen en omgevingsdiensten, de politie, de bijzondere opsporingsdiensten, de inspectie leefomgeving en transport (ILT), gemeenten, provincies, waterschappen, en het Openbaar Ministerie zijn met de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving belast. Tezamen vormen zij de handhavingspartners.

De Omgevingswet gaat uit van vertrouwen. Bij vertrouwen hoort het nemen van verantwoordelijkheid. De overheid wil erop kunnen vertrouwen dat burgers en bedrijven zich houden aan de voor hen geldende regels. Burgers en bedrijven mogen erop vertrouwen dat de overheid degenen aanspreekt die de regels overtreden. Dat draagt bij aan een gelijk speelveld en doet recht aan het rechtsgevoel van de samenleving. Handhaving is dan ook één van de instrumenten waarmee de overheid het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit nastreeft. Handhaving is een essentieel element van de werking van de rechtsstaat.

Om effectief te kunnen handhaven, moeten de handhavingspartners intensief en loyaal samenwerken. Dat geldt voor de bestuurlijke overheden onderling, voor de instanties binnen de strafrechtsketen en, omdat vrijwel alle omgevingsrechtelijke regels zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden gehandhaafd, bovenal voor de bestuurlijke organen en instanties enerzijds en het Openbaar Ministerie en andere strafrechtelijke instanties anderzijds. Afstemming en samenwerking tussen bestuur en justitie zijn ook noodzakelijk omdat niet alleen via het strafrecht (strafrechter of OM) een straf kan worden opgelegd, maar in toenemende mate ook het bestuur overtredingen kan bestraffen met een bestuurlijke boete. Afstemming en samenwerking tussen bestuur en justitie zijn bovendien in talloze wettelijke bepalingen voorgeschreven. Het gaat daarbij niet alleen om de Omgevingswet en de Algemene wet bestuursrecht, maar ook om het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten.

De inwerkingtreding van de Omgevingswet is de aanleiding voor het vaststellen van de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO). De LHSO heeft een breder werkings- bereik dan zijn voorganger, de Landelijke handhavingsstrategie (LHS) uit 2014. Een deel van de taken, het basistakenpakket, moet worden uitgevoerd door de regionale omgevingsdiensten. Voor die basistaken moeten de bestuursorganen die in een omgevingsdienst deelnemen gezamenlijk een uniforme handhavingsstrategie vaststellen.

Die strategie moet zo nodig worden afgestemd met de instanties belast met de strafrechtelijke handhaving. Het Omgevingsbesluit stelt eisen aan de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). De decentrale bestuursorganen stellen op basis daarvan kwaliteitscriteria vast voor het VTH-beleid. De LHSO is daarvan een belangrijk onderdeel. De decentrale bestuursorganen stellen op basis van deze eisen een uitvoerings- en handhavingsstrategie vast. Deze twee strategieën vormen in feite het uitvoerings- en handhavingsbeleid. Het is noodzakelijk dat hierin ook het handhavingsbeleid wordt opgenomen, bij voorkeur wordt er hier de LHSO voor gebruikt. Voor de omgevingsdiensten is het verplicht om, voor dit onderdeel, aan te sluiten bij de LHS en zijn opvolgers; nu dus de LHSO1

1.2 Doelstelling en werkingssfeer

De overheid is verantwoordelijk voor het handhaven van het omgevingsrecht. Voor het bestuur geldt (bij herstelsancties) de zogenoemde beginselplicht tot handhaving. Het Openbaar Ministerie is belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. De kwaliteitseisen die het Unierecht aan nationale handhaving stelt – handhaving moet doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn –, gelden door de toenemende invloed van het Unierecht op het omgevingsrecht voor een steeds groter deel van het omgevingsrecht en worden in de LHSO dan ook als uitgangspunt genomen.

Wanneer regels worden overtreden – en het vertrouwen daardoor wordt geschaad –, is een passende interventie geboden. Welke interventie passend is, hangt af van de aard, zwaarte, oorzaken en gevolgen van de overtreding en van het verwachte effect van de interventie. Het gedrag van de overtreder speelt vooral bij bestraffende interventies ook een belangrijke rol.

Uit een oogpunt van rechtsgelijkheid behoren interventies in vergelijkbare situaties op eenzelfde wijze te worden toegepast. Interveniëren is daarbij breder dan het opleggen van sancties; ook aanspreken, waarschuwen en informeren kunnen in een concreet geval passende interventies zijn. De LHSO biedt een afwegingsinstrument om in concrete gevallen afgestemd, eenduidig, effectief en evenredig te kunnen interveniëren.

De LHSO dient als hulpmiddel voor een effectieve en rechtmatige handhaving.

Brede toepasselijkheid; werkingssfeer ook naast de verplichte basistaken mogelijk

De LHSO heeft betrekking op de Omgevingswet en de daarop gebaseerde regels. Ze is bedoeld als instrument voor de organisaties belast met de handhaving daarvan. Toepassing van de LHSO leidt tot afgestemd en effectief bestuursrechtelijk en/of strafrechtelijk optreden. Daarom is de LHSO met de daarin neergelegde visie, uitgangspunten en richtsnoeren, breed toepasbaar. De LHSO kan dan ook door bestuursorganen worden vastgesteld voor andere taken dan de verplichte basistaken. Ook zou de LHSO kunnen worden toegepast door andere bestuursorganen. De uiteindelijke werkingssfeer hangt dus af van de mate waarin bestuursorganen de LHSO toepassen en in hun handhavingsbeleid overnemen.

Alle bij de LHSO betrokken handhavingspartners hebben de wens en zien de verplichting om te komen tot integrale en effectieve handhaving op het geheel van ordeningswetgeving, en het omgevingsrecht in het bijzonder. De noodzaak ligt besloten in de wijze waarop de Europese en Nederlandse wetgever toezicht en opsporing en handhaving hebben geregeld. De noodzaak komt ook naar voren uit een reeks onderzoeksrapporten. De LHSO is de tussen de handhavingspartners afgestemde strategie om tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving af te wegen.

Met de vaststelling van de LHSO door het Bestuurlijk Omgevingsberaad (BOb) vervalt de landelijke handhavings- strategie van 4 juni 2014. De LHSO zal vijf jaar na de vast- stelling op initiatief van het Interprovinciaal overleg worden geëvalueerd.

1.3 Opzet van dit document

Het grote bereik van de Omgevingswet brengt mee dat de LHSO een brede reikwijdte heeft. Er is daarom gekozen voor de volgende opzet. In hoofdstuk 2 worden de uitgangspunten en beginselen voor de handhaving van het omgevingsrecht uiteengezet, waaronder die voor de noodzakelijk samenwerking tussen de handhavingspartners. Die beginselen en uitgangspunten spelen een belangrijke rol bij de wijze waarop de passende interventie wordt gekozen. De algemene strategie hiervoor is te vinden in hoofdstuk 3 (visie) en hoofdstuk 4 (stappenplan). In hoofdstuk 5 worden de randvoorwaarden en processtappen voor het werken met de LHSO gegeven. In aanvulling op de LHSO kunnen er handhavings- of sanctiestrategieën zijn voor specifieke deelterreinen van het omgevingsrecht vergelijkbaar met de aanvulling voor Seveso- overtredingen (Brzo) uit 2012.

Landelijke handhavingsstrategie (algemeen/basis)

De handhavingsstrategie bestaat inhoudelijk uit een visie op de handhaving, een beschrijving van de keuzes tussen interventies, de processtappen om – in het licht van de uitgangspunten en beginselen – in een concreet geval tot de juiste keuze voor een passende interventie te komen en de beslispunten voor het bevoegd gezag. De landelijke VTH-kwaliteitscriteria2 vereisen voor het basistakenpakket een uniforme handhavingsstrategie op het niveau van de regio; door het overnemen van de landelijke handhavingsstrategie kan aan deze verplichting van met name de deelnemers aan een Omgevingsdienst worden voldaan. De handhavingsstrategie in hoofdstuk 3 ziet dan ook primair op de basistaken, waarvoor het vaststellen van een uniforme handhavingsstrategie op het niveau van de omgevingsdienst voor met name de deelnemers aan een Omgevingsdienst wettelijk verplicht is, maar kan ook worden vastgesteld voor en toegepast bij de uitvoering en handhaving van de niet-basistaken. De LHSO kan op deze manier worden gebruikt voor (veel) meer delen van of zelfs het gehele omgevingsrecht. Dat heeft als voordeel dat ook handhavingspartners zoals de politie en bijzondere toezicht- en opsporingsinstanties er meer mee zouden kunnen gaan werken.

Keuzemodules niet-basistakenpakket:

keuzestrategieën

Vanwege de breedte van het omgevingsrecht is de handhavingsstrategie naar zijn aard algemeen. De keuze van bestuursorganen om de LHSO ook vast te stellen voor handhaving buiten de verplichte basistaken kan verder worden ondersteund met een aantal modules waarin bouwstenen en modellen zijn opgenomen voor specifieke deelterreinen van het omgevingsrecht buiten dat basistakenpakket. Te denken valt aan bouwregels en erfgoedregels, vanwege de daarvoor bestaande bestuurlijke boetebevoegdheden, maar het is denkbaar dat in de loop van de komende tijd andere modules worden toegevoegd die geschikt zijn voor een landelijke benadering.3 Deze domeinspecifieke strategieën kan het bevoegd gezag (het OM daaronder begrepen) naar keuze vaststellen, al dan niet aangepast aan de lokale situatie. Ook kan het bevoegd gezag ervoor kiezen samen met het vaststellingsbesluit LHSO of in een latere aanvulling daarop eigen lokale, bovenlokale of regionale strategieën vast te stellen voor bepaalde deelterreinen naar keuze. De elektronische bekendmaking van zo’n besluit maakt deze beleidskeuze transparant.

HOOFDSTUK 2

Uitgangspunten en beginselen

Aan het Unierecht en het Nederlandse geschreven en ongeschreven recht kan een aantal uitgangspunten en beginselen worden ontleend die centraal staan bij de handhaving van het omgevingsrecht en de samenwerking tussen de handhavingspartners. Dat zijn de volgende.

2.1 Uitgangspunten

A. Veilige en gezonde fysieke leefomgeving.

Handhaving door de overheid van het omgevingsrecht draagt bij aan het bereiken van de doelen van de Omgevingswet: duurzame ontwikkeling, bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu. Ook handhaving is gericht op het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving, een goede omgevingskwaliteit, ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur, en op het doelmatig beheren en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving.

B. Vertrouwen.

De Omgevingswet gaat uit van vertrouwen. Bij vertrouwen hoort het nemen van verantwoordelijkheid. De overheid wil erop kunnen vertrouwen dat burgers en bedrijven zich houden aan de voor hen geldende regels. Burgers en bedrijven moeten er op kunnen vertrouwen dat de overheid degenen die regels overtreden daarop aanspreekt. Het spreekt vanzelf dat burgers en bedrijven erop kunnen vertrouwen dat de overheid ook zelf de regels naleeft. En de instanties die met de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht zijn belast, handelen op basis van onderling vertrouwen en respect.

C. Integraal, risico gestuurd en effectgericht.

Handhaving in het omgevingsrecht is integraal (de activiteiten van de betrokken overheidsorganisaties zijn onderling afgestemd), risico gestuurd (prioritering op basis van regelmatige risico-inventarisatie om met beperkte capaciteit een zo groot mogelijke beperking van risico’s te bereiken) en effectgericht (het doel is een zo groot mogelijke naleving om bij te dragen aan de doelen van de Omgevingswet). Vanzelfsprekend wordt waar nodig en/of op verzoek van handhavingspartners ook buiten vooraf gestelde prioriteiten opgetreden.

D. Onafhankelijk en professioneel.

Het tot handhaving bevoegde gezag is sterk, slagkrachtig en onbevangen. Het heeft een onafhankelijke houding, is deskundig en professioneel, en handelt zonder vooringenomenheid. Handhavingsinstanties en hun medewerkers handelen consequent en vasthoudend op basis van de geldende wet- en regelgeving en de landelijke handhavingsstrategie. Het belang van sterke, slagkrachtige en onafhankelijke handhaving is groot. De handhavingsinstanties zijn daarom robuust, hebben voldoende kritische massa en beschikken over de benodigde professionele afstand tot het politiek-bestuurlijke gezag. Ook is het belangrijk dat er ruimte is voor medewerkers om hun professionele mening naar voren te brengen. Alle bevoegde bestuursorganen en handhavingsorganisaties dragen hieraan bij. Indien en voor zover omgevingsdiensten met de uitvoering van handhavingstaken op grond van de Omgevingswet zijn belast, verstrekken de bevoegde bestuursorganen deze diensten een duidelijke opdracht en een ruim mandaat om die opdracht op professionele wijze uit te kunnen voeren.

E. Loyale samenwerking.

Met het oog op effectieve handhaving werken de met handhaving belaste bestuurlijke, politiële en justitiële autoriteiten loyaal met elkaar samen, hebben ze regelmatig overleg en handelen ze op basis van vertrouwen en respect. Ze wisselen waar mogelijk en noodzakelijk informatie met elkaar uit en delen kennis met elkaar.

Ze stemmen hun handhavingsprogramma’s op elkaar af om planmatig effectief en integraal te handhaven en ze stemmen hun handhavingsactiviteiten af om te komen tot passende interventies en de gekozen interventies effectief te doen zijn. Ze beseffen dat het delen van beschikbare informatie een noodzakelijke voorwaarde is voor een toereikende informatiepositie en effectieve handhaving.

De handhavingspartners voldoen zo aan de verplichtingen uit het Unierecht die zijn neergelegd in vele richtlijnen en verordeningen en worden afgeleid uit de algemene verplichting tot loyale samenwerking bij handhaving. Ook de aangifteplicht uit artikel 162 Sv en de voorlegplicht bij bestuurlijke boetes op grond van artikel 5:44 Awb zijn invulling van loyale samenwerking.

F. Adequate overlegstructuur.

Effectieve handhaving gaat uit van een adequate overlegstructuur waarin de bevoegde instanties en de bij hen werkzame toezichthouders en opsporingsambtenaren elkaar op het juiste moment informeren, overleg hebben en de vereiste loyale samenwerking tot stand brengen. De LHSO gaat uit van het bestaan van deze adequate overlegstructuur op zowel zaaksniveau als op meer algemeen, strategisch en beleid vaststellend niveau, met inachtneming van organisatorische verschillen per regio. Met deze overlegstructuur wordt ook de samenwerking tussen het bestuur en de politie en het openbaar ministerie loyaal en effectief gemaakt.

G. Dienstbaar.

Het tot handhaving bevoegde bestuurlijk gezag verwacht van zijn bestuurders en medewerkers dat zij handelen in het algemeen belang en dat zij zich dienstbaar opstellen en rolvast zijn richting betrokken burgers en bedrijven, verzoekers om handhaving en overtreders.

H. Transparant.

Het tot handhaving bevoegde gezag is transparant over zijn afwegingen, beleid, prioriteiten, activiteiten en resultaten.

2.2 Beginselen

A. Handhaving van het omgevingsrecht is gelijkwaardig, doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig om een goede naleving te bereiken.

Het Unierecht normeert een steeds groter deel van het omgevingsrecht en in toenemend detail. Dat betekent dat de nationale handhaving aan unierechtelijke kwaliteitseisen moet voldoen. De handhaving van unierechtelijke regels dient gelijkwaardig te zijn aan die van nationale regels, en ze dient doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig te zijn. Deze algemene, op artikel 4, derde lid, van het Verdrag betreffende de Europese Unie gebaseerde eisen horen daarom thuis in de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht.

Het evenredigheidsbeginsel brengt met zich dat de herstelsancties, bijvoorbeeld de hoogte van de dwangsom, evenredig zijn aan het doel ervan en dat bij bestuurlijke boetes maatwerk wordt betracht. Bij de strafrechtelijke handhaving geldt het opportuniteitsbeginsel en is het evenredigheidsbeginsel beter bekend als beginsel van proportionaliteit en subsidiariteit.

B. Beginselplicht tot handhaving.

Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken (of een handhavingstraject in gang moeten zetten dat tot het gebruiken van die bevoegdheid zal of kan leiden). Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

Het bevorderen van normconform gedrag staat bij handhaving centraal. In het omgevingsrecht is vaak herstel van de rechtmatige situatie mogelijk. Voor herstelsancties geldt de beginselplicht tot handhaven. Het overheidsoptreden is erop gericht dat eenieder zich uit eigen beweging normconform gedraagt. De beginselplicht tot handhaving biedt in veel gevallen ruimte om eerst te waarschuwen. Een bepaald gedrag of de aard van de overtreding kan echter aanleiding zijn om niet te waarschuwen, en dan wordt normconform gedrag in beginsel afgedwongen door de inzet van steviger handhavingsinstrumenten.

Indien de geconstateerde overtreding nog voortduurt, is het handhavend optreden in ieder geval gericht op het beëindigen van de overtreding, herstel van de rechtmatige situatie (het naleven van de norm) en het voorkomen van herhaling, en bestraffing. Het bevoegd gezag beziet in voorkomende gevallen of er aanleiding is om ook een bestuurlijke boete op te leggen aan de overtreder of om in nauw overleg met het openbaar ministerie strafrechtelijk te reageren. Bestraffende sancties en herstelsancties kunnen immers naast elkaar voor dezelfde overtreding worden opgelegd. Met algemene kaders of in een concreet geval moet dan ook steeds worden bezien of er aanleiding is voor strafrechtelijke of bestuursrechtelijke bestraffing.

C. Gelijkheidsbeginsel

De overheid behoort gelijke gevallen gelijk te behandelen. Voor het bestuurlijk bevoegd gezag vloeit dat voort uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het waarborgen van een level playing field is daarvan een onderdeel. Bij handhaving is dat van zo mogelijk nog groter belang. Dit vergt van de handhavende instanties dat zij stelselmatig en consistent handelen. Het uitgangspunt van transparantie en het gelijkheidsbeginsel betekenen dat het bestuursorgaan voorspelbaar handelt bij overtredingen. Het Openbaar Ministerie weegt bij zijn strafrechtelijke beslissingen het opportuniteitsbeginsel met het gelijkheidsbeginsel af. De werking van dat beginsel is in het strafprocesrecht niet altijd gelijk aan de werking in het bestuursrecht. Onderlinge afstemming en overleg is van groot belang om recht te doen aan zowel de bestuursrechtelijke als de strafrechtelijke invulling van het gelijkheidsbeginsel met het oog op effectieve handhaving en naleving.

D. Verdedigingsbeginsel

De persoon of onderneming die als overtreder of als klager te maken krijgt met handhavend overheidsoptreden moet in de gelegenheid worden gesteld haar of zijn zienswijzen kenbaar te maken, en daarvoor een redelijke termijn te krijgen. Bij bestuursrechtelijke handhaving heeft dit beginsel mede uitwerking gekregen in de hoorplicht van art. 4:7 en 4:8 Awb (spoedeisende gevallen uitgezonderd). In voorkomend geval betekent dit dat de verklaring van een deskundige of getuige moet kunnen worden ingebracht. Het draagvlak van de handhaving wordt versterkt door een overheid die recht doet aan de beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het verdedigingsbeginsel. Dat beginsel is ook neergelegd in tal van verdragsbepalingen (zoals artikel 6 EVRM) en in het Unierecht. In het strafrecht wordt de verdachte (onderneming) ook beschermd door zijn verdedigingsrechten.

E. Respect voor fundamentele rechten

Het spreekt vanzelf, en het staat zeker niet op de laatste plaats:

respect voor fundamentele rechten. Juist bij handhaving – waar veel handelen inbreuk (kan) maken op deze rechten - is dat respect van groot belang. Er moet daarbij in het bijzonder worden gedacht aan fundamentele rechten zoals het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het huisrecht en het zwijgrecht.

HOOFDSTUK 3

Visie op een passende interventie

De LHSO zet in op een passende interventie bij iedere overtreding. Handhavers hanteren de strategie bij iedere constatering van een overtreding en maken daarbij gebruik van de daarin aangegeven instrumenten. Dit waarborgt een effectieve en doelmatige handhaving. Het draagt bij aan passend en eenduidig optreden. Het waarborgt rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.

Een passende interventie is een interventie die is gebaseerd op de verzamelde feiten en op een beoordeling van de aard en ernst van de overtreding en van de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd, en die zo effectief en efficiënt mogelijk leidt tot spoedig herstel van de rechtmatige toestand, verdere naleving waarborgt, herhaling voorkomt en/of straft indien dit passend of noodzakelijk is om de normadressaat tot naleving te bewegen dan wel om de norm te bevestigen (speciale en generale preventie).

Om in het omgevingsrecht tot een passende interventie te komen, zijn de volgende twee hoofdvragen leidend:

Inzake herstel

  • 1a. Is herstel mogelijk? Zo ja, dan is in elk geval bestuursrechtelijk optreden aangewezen en is de vervolgvraag:

  • 1b. Welke bestuursrechtelijke interventie is in dit geval het meest geschikt?

Inzake bestraffing

  • 2a. Is er aanleiding voor bestraffing? Zo ja, dan is de vervolgvraag:

  • 2b. Welke weg (bestuursrechtelijk of strafrechtelijk) is het meest passend?

Dit zijn twee vragen met gelijk belang. Positieve beantwoording van de één betekent niet dat beantwoording van de andere hoofdvraag achterwege zou moeten worden gelaten. De vragen zijn nevengeschikt. Het zijn vragen die zowel door de bestuurlijke als door de strafrechtelijke handhavingspartners behoren te worden gesteld. In combinatie met het beginsel van loyale samenwerking betekent dit bijvoorbeeld ook dat het Openbaar Ministerie zich dient af te vragen of er herstel mogelijk is met bevoegdheden van de bestuurlijke handhavingspartners, en deze laatste partners of er bestraffende interventies kunnen zijn aangewezen waar het Openbaar Ministerie een taak heeft. Loyale samenwerking betekent onder meer ook dat waar mogelijk tijdig informatie wordt gewisseld om het beantwoorden van deze hoofdvragen op het juiste moment mogelijk te maken voor de ander in de handhavingssamenwerking.

Ad 1a en 1b (inzake herstel)

Centrale doelstelling van het omgevingsrecht is het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Dit betekent dat bij de handhaving van het omgevingsrecht herstel van de rechtmatige toestand altijd het eerste doel moet zijn, indien herstel uiteraard mogelijk is. Herstel wordt hier ruim opgevat: het beëindigen van de overtreding, het wegnemen of beperken van de gevolgen van de overtreding en/of het voorkomen van herhaling van de overtreding. Het aansturen op herstel ligt primair op de weg van het bestuur, dat zo nodig namelijk een herstelsanctie (last onder bestuursdwang of last onder dwangsom) kan opleggen en effectueren. Dit volgt ook uit de beginselplicht tot handhaving. Welke bestuurlijke interventie het meest passend is, hangt af van de omstandigheden van het geval, zoals de aard en ernst van de overtreding, kenmerken van de overtreder en de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd of ontstaan. De keuze vindt plaats aan de hand van het stappenplan en de interventiematrix uit hoofdstuk 4.

Ad 2a en 2b (inzake bestraffing)

In het kader van integrale handhaving moet steeds worden beoordeeld of er aanleiding is om de overtreder te bestraffen. Redenen voor bestraffing worden ontleend aan de feiten en omstandigheden rond de overtreding, de overtreder of een combinatie daarvan. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de overtreder al eerder in de fout is gegaan (recidive) of dat de overtreder de overtreding calculerend of welbewust heeft gepleegd. Ook de ernst van de overtreding, de wens om wederrechtelijk genoten economisch voordeel af te romen, het belang van ontmoediging, normbevestiging, individuele en algemene preventie etc. kunnen dergelijke redenen vormen. Strafrechtelijke handhaving is vaak aangewezen bij overtreding van de regels door een bepaalde functionaris of onderneming die in ethisch opzicht of in verband met het bijzondere vertrouwen dat in haar of zijn nastreven van normconform gedrag wordt gesteld een voorbeeldrol heeft. Dit kan per geval en ook per domein verschillen en wordt beoordeeld aan de hand van het stappenplan en de toepasselijke interventiematrix alsmede aan de hand van tussen de betrokken handhavingspartners gemaakte (afgestemde) afspraken. Als herstel niet meer mogelijk is, kan geen herstelsanctie worden opgelegd. Dat kan een indicatie zijn om een bestraffende sanctie op te leggen. Zie verder hoofdstuk 4 van deze strategie. Indien in een concreet geval aanleiding bestaat voor bestraffing en het bestuursrecht voor de betrokken overtreding een bestraffende sanctie mogelijk maakt (bestuurlijke boete), moet worden bekeken welke weg in dat geval het meest passend is: de bestuursrechtelijke of de strafrechtelijke. Dit kan per geval en per domein verschillen. Het OM en het bestuur zullen hierover afspraken moeten maken. Bij deze afspraken zal in de eerste plaats rekening moeten worden gehouden met de wens van de wetgever in het betrokken domein over de verhouding tussen de bestuurlijke of strafrechtelijke bestraffing. Juist waar de wetgever bepaalde overtredingen niet uitsluitend beboetbaar heeft gesteld, maar zowel strafbaar als beboetbaar kan de wens van de wetgever over de keuze tussen strafrechtelijke en bestuursrechtelijke bestraffing per domein of zelfs per (soort) overtreding uiteenlopen. Ook bij de inzet van het strafrecht is de effectiviteit in relatie tot de inzet van andere instrumenten leidend (optimum remedium in plaats van ultimum remedium). Doeltreffendheid, afschrikwekkendheid en evenredigheid zijn eisen die aan zowel de bestuursrechtelijke als de strafrechtelijke handhaving worden gesteld. Echter, het accent van deze eisen ligt bij strafrechtelijke handhaving iets anders dan bij bestuursrechtelijke handhaving.

Zo zal de doeltreffendheid bij de bestuursrechtelijke handhaving meer gewicht hebben, en afschrikwekkendheid meer bij de strafrechtelijke handhaving. De scherpte van de sancties in het strafrecht en de kracht van de strafprocesrechtelijke bevoegdheden en methoden voor waarheidsvinding onderscheiden zich van bestuursrechtelijke handhaving. Dat betekent vaak dat bestuursrechtelijke handhaving sneller en breder effect kan hebben, terwijl strafrechtelijke handhaving dieper kan en moet gaan, en mede daardoor in voorkomend wat meer tijd kan vergen. Dit zijn factoren die bij de keuze tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke bestraffing en bij de daarover te maken afspraken een rol zullen (moeten) spelen. OM, politie en andere opsporingsdiensten evenals het bestuur werken in voorkomende gevallen loyaal samen om tot een passende bestraffing te komen.

HOOFDSTUK 4

Stappenplan om te komen tot een passende interventie

Dit hoofdstuk geeft een stappenplan voor het toepassen van de visie uit hoofdstuk 3. Startpunt van het stappenplan zijn de bevindingen van het toezicht (al dan niet na een melding of aangifte): de constatering van feiten en omstandigheden en het oordeel van de toezichthouder, boa of handhaver daarover (de vaststelling dat sprake is van een overtreding). Het stappenplan is een hulpmiddel om de juiste afwegingen te maken en moet in geen geval als een rigide beslisboom worden beschouwd. De LHSO is immers vooral een afwegingsinstrument voor uitvoerders en richt zich tot hen. Aan de hand van het stappenplan, waartoe de hierna weer te geven interventiematrix behoort, kan worden gekomen tot onderling afgestemd en effectief handelen van de handhavingspartners.4

Het stappenplan bestaat uit de volgende vijf stappen:

Stap 1: positionering van de bevindingen in de basisinterventiematrix.

Stap 2: bepalen van de verzwarende aspecten die aanleiding kunnen geven voor een ingrijpender herstelsanctie of voor strafrechtelijk onderzoek of bestraffing.

Stap 3: optreden aan de hand van de [algemene of domeinspecifieke] interventiematrix.

Stap 4: bepalen of afstemmingsoverleg nodig is

Stap 5: vastleggen stappen en beslissingen.

Het stappenplan wordt hieronder per stap toegelicht. Het begrip ‘handhaver’ ziet op iedere functionaris – toezichthouder, opsporingsambtenaar, handhavingsjurist – die binnen de betrokken organisatie (een of meer onderdelen van) het stappenplan doorloopt.

4.1 Stap 1: positionering van de bevindingen in de basisinterventiematrix

De handhaver5 bepaalt in welk segment van de in figuur 1 opgenomen matrix (de basisinterventiematrix) hij zijn bevindingen positioneert door (1) het beoordelen van de gevolgen van de overtreding voor de fysieke leefomgeving, zoals milieu, erfgoed, natuur, water, ruimtelijke ordening, veiligheid, gezondheid e.d., en (2) het typeren van de (vermeende) overtreder.6

4. Aanzienlijk en/of onomkeerbaar

A4

B4

C4

D4

3. Van belang

A3

B3

C3

D3

2. Beperkt

A2

B2

C2

D2

1. Vrijwel nihil

A1

B1

C1

D1

[gevolgen↑/

overtreder→]

A. Goedwillend

B. Onverschillig

C. Calculerend

D. Notoir/ crimineel

Figuur 1 Basisinterventiematrix voor het positioneren van de overtreding naar gevolgen en typering overtreder

Ad 1 Typering van de gevolgen voor de fysieke leefomgeving

De handhaver beoordeelt de gevolgen van de geconstateerde overtreding voor de fysieke leefomgeving als:

  • 1.

    (vrijwel) nihil; of

  • 2.

    beperkt; of

  • 3.

    van belang; of

  • 4.

    aanzienlijk en/of onomkeerbaar.

Onder gevolgen worden ook dreigende gevolgen verstaan, dat wil zeggen als de overtreding (mogelijk) leidt tot (bij categorie 3 en 4: aanmerkelijke) nadelige gevolgen van belang (of het risico daarop) voor de fysieke leefomgeving, zoals hinder, schade aan beschermde waarden (zoals milieu, natuur of erfgoed), verontreiniging, zieken, gewonden of doden (mens, plant en dier). Ook kunnen daaronder de gevolgen van een overtreding worden verstaan die de mogelijkheden van controle beperken of onmogelijk maken, en de gevolgen of verstorende effecten die de overtreding heeft of kan hebben voor het gezag van de overheid of voor het systeem van ordening- of normering van de betrokken bedrijfstak als zodanig. Bij gevolgen is sprake van een glijdende schaal en het verschilt per (type) overtreding wat de gevolgen kunnen zijn en hoe ernstig die kunnen zijn. In zijn algemeenheid gaat het bij categorie 1 en 2 om lichte overtredingen. Het onderscheid tussen gevolgen van belang (categorie 3) en aanzienlijke gevolgen (categorie 4) zit vooral in de ernst en omvang van de (dreigende) schade. Schade van enige omvang die onomkeerbaar is, wordt in beginsel ingedeeld in categorie 4.

Voor specifieke domeinen of specifieke (bijvoorbeeld veelvoorkomende) overtredingen kan de kwalificatie van de gevolgen van een geconstateerde overtreding nader worden uitgewerkt om de handhavers houvast te bieden.

De handhaver baseert zijn kwalificatie van de gevolgen op de bevindingen van het toezicht. Als duidelijk is dat de overtreding nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving heeft of kan hebben maar de precieze omgeving daarvan nog niet kan worden vastgesteld, hanteert hij als uitgangspunt dat er gevolgen van belang zijn.

Ad 2 Typering van (het gedrag van) de overtreder De handhaver typeert de overtreder aan de hand van zijn gedrag als:

  • A.Goedwillend (indien de overtreder proactief is, geneigd is om de regels te volgen en/of de overtreding het gevolg is van onbedoeld handelen); of

  • B.Neutraal/onverschillig (indien de overtreder passief of reactief is, een houding van ‘moet kunnen’ heeft en/of de bevinding en de gevolgen van zijn handelen hem koud laten); of

  • C.Calculerend/opportunistisch (indien de overtreder wist of moest weten wat de gevolgen van de bevinding zouden zijn en die op de koop toe neemt, alleen tot normconform gedrag overgaat indien de toezichthouder daar uitdrukkelijk op wijst (of daarvoor een sanctie laat opleggen of oplegt), bewust risico(’s) op overtreding neemt); of

  • D.Notoir/crimineel (indien de overtreder bewust en structureel de regels overtreedt, controle bewust belemmert, criminele activiteiten ontplooit en/of deel uitmaakt van een criminele organisatie, sprake is van fraude, oplichting of witwassen).

Van professionele marktpartijen en ervaren personen of bedrijven mag worden verwacht dat zij de regels kennen en streven naar de naleving daarvan.7 En voor de overheid als overtreder geldt hier dat voor de kennis over en de naleving van regels gelet op haar voorbeeldfunctie strenge maatstaven gelden. Dat betekent dat een geconstateerde overtreding al snel wijst op een onverschillige houding of zelfs aanknopingspunt kan zijn voor het aannemen van calculerend gedrag. Dat geldt sterker indien een overtreding (steeds) pas ongedaan wordt gemaakt nadat een toezichthouder erop heeft gewezen.

De handhaver baseert de typering op de bevinding van het toezicht en neemt daarbij het gedrag van de overtreder en de toezicht- en handhavingshistorie mee in de beschouwing. De typering van de overtreder moet objectief en controleerbaar zijn en mag niet zijn gebaseerd op ‘onderbuikgevoelens’.

Als de handhaver niet in staat is om de overtreder te typeren, dan is typering A het uitgangspunt bij overtredingen waarvan de gevolgen vrijwel nihil zijn (categorie 1) en typering B het uitgangspunt bij overtredingen met beperkte gevolgen, gevolgen van belang of aanzienlijke/onomkeerbare gevolgen (categorie 2, 3 en 4).

4.2 Stap 2: bepalen van de verzwarende aspecten die aanleiding kunnen geven voor een ingrijpender herstelsanctie of voor straf rechtelijk onderzoek of bestraffing

De handhaver bepaalt of er verzwarende aspecten zijn die aanleiding geven voor een meer ingrijpende op herstel gerichte interventie of voor bestraffing. Bij de op herstel gerichte interventie hangen de verzwarende aspecten samen met de mate waarin er op feiten en omstandigheden gebaseerd vertrouwen is dat de overtreder terugkeer naar normconformiteit nastreeft en herstel. Dat vertrouwen is bijvoorbeeld geschonden wanneer er sprake is van recidive. (hoofdvragen 1a en 1b)

De handhaver bepaalt of er aspecten zijn die aanleiding geven voor bestraffing (hoofdvraag 2a), hetzij, - indien wettelijk mogelijk - met een bestuursrechtelijke bestraffing (bestuurlijke boete), hetzij met een strafrechtelijke bestraffing (strafbeschikking of strafvervolging). Hieronder valt ook de beslissing dat (nader) strafrechtelijk onderzoek aangewezen lijkt. De uitkomst van beantwoording van de hiervoor beschreven twee hoofdvragen (herstel of bestraffing) kan in veel gevallen zijn dat met herstel kan worden volstaan. Bij sommige aspecten is sowieso strafrechtelijke handhaving geïndiceerd.

In zijn algemeenheid geldt dat de keuze voor de soort bestraffing afhankelijk is van de wens van de wetgever in het betrokken domein. De wens van de wetgever over de keuze tussen strafrechtelijke en bestuursrechtelijke bestraffing loopt per domein of zelfs per (soort) overtreding uiteen. Zoals hiervoor is toegelicht, zal de doeltreffendheid bij de bestuursrechtelijke handhaving met bestraffende sancties meer gewicht hebben, en afschrikwekkendheid meer bij de strafrechtelijke handhaving. De scherpte van de sancties in het strafrecht en de kracht van de strafprocesrechtelijke bevoegdheden en methoden voor waarheidsvinding onderscheiden zich van bestuursrechtelijke handhaving. Dit zijn factoren die bij de keuze tussen bestuurs- rechtelijke en strafrechtelijke bestraffing en bij de daarover te maken afspraken in zijn algemeenheid een rol zullen (moeten) spelen.

De volgende aspecten worden in elk geval meegewogen bij de keuze voor strafrechtelijke bestraffing:

  • A.Onomkeerbare gevolgen/geen herstelsanctie mogelijk:

  • de overtreding heeft nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving die niet (meer) kunnen worden weggenomen, zoals onherstelbare milieuschade, of de normadressaat heeft het anderszins niet (meer) in zijn macht om de rechtmatige toestand te herstellen. Hoe groter en/of ernstiger de schade, hoe eerder strafrechtelijke handhaving is geïndiceerd. Een overtreding met onomkeerbare gevolgen zal overigens veelal al meteen bij het indelen in de basisinterventiematrix (stap 1) in de zwaardere interventiecategorie vallen.

  • B.Recidive: de normadressaat was al eerder in de fout gegaan en eerdere herstelsancties en/of een bestuurlijke boete hadden een onvoldoende preventief effect. Omdat het hier een beleidsmatige afweging betreft, zijn (algemene of domeinspecifieke) afspraken mogelijk over wat onder recidive wordt verstaan: herhaling van dezelfde overtreding, van eenzelfde type overtreding (en wat dat dan is) of van een overtreding in het betrokken domein – en alles daartussen.

  • Bij het bepalen van recidive worden ook overtredingen meegenomen uit andere regio’s, ook overtredingen uit aangrenzende landen of het verdere buitenland kunnen worden meegenomen.

  • C.Verkregen financieel voordeel (winst of besparing):

  • de normadressaat heeft door zijn handelen of nalaten financieel voordeel behaald en/of het behalen van financieel voordeel was het doel. Als het voordeel (substantieel) hoger is dan de maximale bestuurlijke boete die voor het betrokken feit kan worden opgelegd of als er helemaal geen bestuurlijke boete kan worden opgelegd, is strafrechtelijke handhaving aangewezen.

  • D.Combinatie met andere relevante strafbare feiten:

  • de normadressaat heeft andere strafbare feiten gepleegd om de in het omgevingsrecht geconstateerde overtreding te verhullen, zoals valsheid in geschrifte of omkoping, of de geconstateerde overtreding is gepleegd in het kader van andere strafbare feiten, zoals witwassen. Een zeer belangrijke indicator is ook het vermoeden van het bestaan van een criminele organisatie.

  • E.Medewerking van malafide deskundigen (“facilitators”): De normadressaat is bij zijn handelen ondersteund door malafide deskundigen, zoals malafide vergunningverlenende of certificerende instellingen, keuringsinstanties en brancheorganisaties. Het gaat hier om de inschakeling van ‘facilitators’, dat wil zeggen sleutelfiguren in een branche die niet-naleving bewust faciliteren. Het ligt voor de,hand dat het strafrecht zich in het bijzonder juist op deze facilitators zal richten. Loyale samenwerking tussen het OM en het bestuur is hier van groot belang alleen al gelet op de taken en bevoegdheden van het bestuur bij het verlenen en intrekken van vergunningen, certificaten en dergelijke.

  • F. Waarheidsvinding: soms is strafrechtelijke handhaving aangewezen vanwege de mogelijkheid van het toepassen van opsporingsbevoegdheden waarover de bestuurlijke organisaties niet beschikken. Strikt genomen gaat het hier niet om een verzwarende omstandigheid maar om de inzet van onderzoeksbevoegdheden die alleen in het strafrecht voorhanden zijn. Die bevoegdheden kunnen veelal alleen worden ingezet bij zwaardere feiten.

  • G. Normbevestiging: het strafrecht is het meest indringende corrigerende systeem. Juist door zijn expressieve kracht is het bij uitstek geschikt om het belang van regels en de ernst van niet-naleving te agenderen bij politiek, publiek en branche.

In aanvulling op deze algemene verzwarende aspecten kunnen per domein domeinspecifieke verzwarende aspecten worden geformuleerd.

4.3 Stap 3: optreden aan de hand van de algemene of domeinspecifieke interventiematrix

De LHSO heeft als uitgangspunt om de meest effectieve interventie in te zetten. Dat betekent in veel gevallen dat kan worden volstaan met een lichte interventie. In andere gevallen brengt de situatie mee dat zo’n lichte interventie geen recht doet, en moet een zwaardere, meer ingrijpende interventie worden gekozen. Per situatie wordt deze ‘interventieladder’ beoordeeld met de vraag wat de meest effectieve interventie is in het concrete geval. Daarbij speelt ook het maatschappelijk draagvlak voor handhaving een belangrijke rol. Zo zal bij een goedwillende overtreder die een lichte overtreding zonder nadelige gevolgen heeft gepleegd (positionering in segment A1) in eerste instantie kunnen worden volstaan met aanspreken, informeren of waarschuwen.8 Moet die overtreder (beperkte) maatregelen treffen om de overtreding op te heffen en laat hij dat na of gaat hij anderszins weer in de fout, dan wordt opgeschaald naar bijvoorbeeld het opleggen van een herstelsanctie of een bestuurlijke boete.

De handhaver gebruikt bij stap 4 de algemene of, indien beschikbaar en van toepassing, de domeinspecifieke interventiematrix. Dit werkt als volgt:

  • 1.De handhaver kijkt naar de interventies in het segment van de toepasselijke interventiematrix waarin hij de bevinding eerder met behulp van stap 1 (paragraaf 4.1) in de basisinterventiematrix heeft gepositioneerd.

  • 2.De handhaver kiest voor de minst zware (combinatie) van de bij het betreffende segment behorende interventies, tenzij de handhaver motiveert dat een andere (combinatie van) interventie(s) in de betreffende situatie passender is. Daarbij maakt hij gebruik van zijn bevindingen bij stap 2 (inzake eventuele verzwarende aspecten; paragraaf 4.2).

  • 3.De handhaver zet de betreffende (combinatie van) interventie(s) in totdat sprake is van naleving. Als naleving binnen de door de handhaver bepaalde termijn uitblijft, pakt de handhaver direct door via het inzetten van een zwaardere (combinatie van) interventie(s).

Knipselif2f6d0d8-07c1-433b-9432-303edba94bca.JPG [Klik hier om het document te downloaden]

In aanvulling op de LHSO kunnen er handhavings- of sanctiestrategieën zijn voor specifieke deelterreinen van het omgevingsrecht vergelijkbaar met de aanvulling voor Seveso-overtredingen (Brzo) uit 2012.

Maatvoering (termijnen)

In algemene zin geldt voor het stellen van termijnen het volgende:

  • Gedragsvoorschriften dienen direct in acht te worden genomen. Hiervoor moet geen of hooguit een zeer korte termijn te worden gesteld om de overtreding te beëindigen en/of herhaling ervan te voorkomen.

In alle andere gevallen, waaronder ook situaties waarin voor het treffen van herstelmaatregelen (al dan niet aanzienlijke) investeringen moeten worden gedaan, geldt: hoe urgenter de situatie des te korter de termijn. De termijn moet altijd worden afgestemd op de tijd die redelijkerwijs nodig is om de benodigde herstelmaatregelen te treffen, dus rekening houdend met de technische en organisatorische uitvoerbaarheid.

4.4 Stap 4: bepalen of afstemmingsoverleg nodig is

Indien er aan de hand van stap 1 en stap 2 wordt vastgesteld dat er aanleiding is voor bestraffing, beziet de handhaver bij stap 3 of er overleg met andere handhavende instanties is afgesproken of om andere redenen nodig is. Indien er is afgesproken dat de bestraffende interventie een strafrechtelijke is, dan wordt die weg ingezet. Indien er sprake is van opzettelijk of zeer nalatig veroorzaken van gevaar aan personen en/of milieu wordt steeds overleg met het OM gevoerd. Afhankelijk van de afspraken vindt er nadere afstemming plaats of niet. De gemaakte afspraken en de afstemming kunnen betekenen dat er een gezamenlijke interventie plaatsvindt.

Deze stap beoogt het faciliteren van goede afstemming en weloverwogen inzet van het handhavingsinstrumentarium. Het betreft daarom tweerichtingsverkeer: bestuursrechtelijke handhavers zoeken indien nodig en volgens de (algemene of domeinspecifieke) gemaakte afspraken het overleg op met politie en OM en omgekeerd. Samen met tijdige informatie- uitwisseling is dit tweerichtingsverkeer een uitwerking van het beginsel van loyale samenwerking.

Aan overleg is meer behoefte als voor de betrokken situatie geen standaard afspraken over de afstemming tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving gelden. De standaardafspraken voor de betrokken situatie kunnen voorzien in overleg of overleg wordt gezocht als de handhaver in de bevindingen van het concrete geval aanleiding ziet om van de standaard afspraken af te wijken. Uit een oogpunt van doelmatige handhaving wordt zoveel mogelijk gehandhaafd op basis van algemene afspraken tussen bestuur, politie en justitie over afstemming en keuzes voor afdoening.

Als de handhaver in een concreet geval concludeert dat overleg over de afstemming en inzet van bestuurs- en/of strafrecht nodig is, wordt gehandeld op basis van vooraf tussen bestuursrechtelijke handhavingsinstanties, bijzondere opsporingsdiensten, politie en OM gemaakte algemene afspraken over hun inzet en samenspel (afstemming). Alleen zo kan in voorkomende gevallen accuraat en effectief optreden worden gewaarborgd, vooral als sprake is van spoed en/of heterdaad. Situaties waarin de vooraf gemaakte afspraken niet voorzien, zullen apart door de betrokken instanties worden beoordeeld, in een regulier overleg of in ad hoc overleg als snelheid is vereist. Uit het overleg volgt hoe de betreffende overtreding verder wordt opgepakt.

Ten slotte wordt, ongeacht de positionering van overtreding en overtreder, standaard aangifte bij het OM gedaan als toezichthouders de volgende ernstige bevindingen doen:

  • Het toezicht wordt bewust onmogelijk gemaakt, bijvoorbeeld door het onterecht weigeren van toegang, intimidatie, geweldsdreiging, fraude, vernietiging van bewijs en/of poging tot omkoping.

  • De toezichthouder constateert dat er opzettelijk mensen in gevaar worden gebracht, door onder andere sabotage, vernieling of het bewust verstrekken van verkeerde informatie.

Bij deze vormen van niet-medewerking aan het toezicht wordt tevens bestuursrechtelijk opgetreden met het opleggen van ,een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang (artikel 5:20, derde lid, en 5:32 Awb).

4.5 Stap 5: vastlegging stappen en beslissingen

De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden systematisch, verifieerbaar en transparant vastgelegd, zodanig dat hieruit kan worden afgeleid dat is voldaan aan het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod van misbruik van bevoegdheid. De handhaver neemt hierbij in aanmerking dat handhavingsbeleid, waartoe naar vaste rechtspraak ook een handhavingsstrategie en/of interventieladder behoort, in de regel moet worden gevolgd en dat handelen in afwijking van het beleid zorgvuldig moet worden afgewogen en deugdelijk moet worden gemotiveerd. Ook wordt zo inzichtelijk op welke wijze verzwarende en verzachtende omstandigheden een rol hebben gespeeld bij de keuze, wat bijdraagt aan een consistent overheidshandelen. Het verdient aanbeveling om te werken met een vast model voor verslaglegging dat zoveel mogelijk landelijk wordt gehanteerd en in de gebruikte ICT systemen is ingebouwd.

HOOFDSTUK 5

Randvoorwaarden voor werken met de LHSO

Eventuele vaststelling en bekend making als beleid(sregel)

De LHSO kan elektronisch worden bekendgemaakt als beleidsregel. Vaak zal er daarnaast een beleidsregel moeten worden vastgesteld waarin duidelijk wordt gemaakt dat en hoe de LHSO wordt gevolgd in het eigen beleid. Er is daarvoor een model-vaststellingsbesluit beschikbaar dat door het betrokken bestuursorgaan kan worden gebruikt.

Afstemming met ander handhavingsbeleid

Het bestaande handhavingsbeleid dient waar nodig te worden afgestemd op de LHSO. De betrokken handhavende instantie is verplicht om een handhavingsstrategie vast te stellen en kan hierbij gebruik maken van de LHSO. Voor bepaalde beleidsterreinen zullen daarvoor naar verwachting in de toekomst modellen worden ontwikkeld die kunnen worden overgenomen of waarbij aansluiting kan worden gezocht. Om recht te doen aan het uitgangspunt van een transparante overheid zouden deze keuzestrategieën ook als beleidsregel moeten worden vastgesteld die elektronisch wordt bekendgemaakt. Het model-vaststellingsbesluit gaat uit van deze mogelijkheid.

Overlegstructuur

Het is voor een effectieve handhaving van groot belang dat er effectief en loyaal wordt samengewerkt tussen alle betrokkenen (bevoegde bestuursorganen, toezichthouders en opsporingsambtenaren, politie en openbaar ministerie).

Deze samenwerking moet zo zijn georganiseerd dat de juiste personen op het juiste moment structureel of juist ad hoc en zaakgericht overleggen en informatie uitwisselen. Structureel afstemmingsoverleg en overleg over signalen of concrete zaken met het OM en de politie dient te zijn gewaarborgd.

Organisatorische borging

Niet alleen op papier, maar ook organisatorisch moet uitvoering van de LHSO en in het bijzonder de afstemming en samenwerking geborgd zijn. Dat betekent dat de betrokken instanties ervoor zorgen dat relevante functies (zoals contactpersonen en specialisten) structureel bemenst zijn.

Model verslaglegging stappen

Het verdient aanbeveling om te werken met een vast model voor verslaglegging van de stappen en beslissingen in handhavingstrajecten dat zoveel mogelijk landelijk wordt gehanteerd en in de gebruikte ICT systemen is ingebouwd.

Bijlage 3

De bijlage is via de volgende link te vinden: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25085-2.html

Bijlage 4 - Handhavingsrisicomatrix 2019

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 5 - Beleidslijn Dwangsom en invordering

1. Algemeen

Een bestuursorgaan komt bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom en het maximum van het te verbeuren bedrag een ruime mate van beleidsvrijheid toe. De hoogte van de dwangsom kan en moet op de ernst van de overtreding worden afgestemd (evenredigheid) en tot doel hebben de overtreding tegen te gaan of te voorkomen (effectiviteit) (art. 5:32 Awb).

Het bestuursorgaan (college/burgemeester) is bevoegd een last onder dwangsom op te leggen (artikel 125 Gemeentewet in samenhang met artikel 5:32 van de Awb). Het bestuursorgaan stelt een bedrag vast waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd, waarbij de bedragen in redelijke verhouding dienen te staan tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom (artikel 5:32b).

Deze beleidslijn biedt handhavers enig houvast bij het bepalen van de hoogte van een dwangsom en het maximum te verbeuren bedrag. Deze beleidslijn is niet uitputtend bedoeld, maar bevat enkel voorbeelden. Het bestuursorgaan dient altijd zelf een deugdelijke motivering over de hoogte van de gekozen bedragen in het besluit op te nemen. De dwangsom dient voldoende prikkelend te werken, zodanig dat de overtreder de overtreding zal beëindigen. Bovendien mag de dwangsom niet zodanig hoog zijn dat deze als straf kan worden gezien.

2. Aan wie wordt het opleggen van een last onder dwangsom gericht

Overtreder

De last onder dwangsom kan alleen worden opgelegd aan de overtreder. Voorwaarde is dat deze het in zijn macht heeft de last uit te voeren of na te komen. Wie de overtreder is, is afhankelijk van de wettelijke bepaling die wordt overtreden. Zo kan de eigenaar naast de huurder overtreder zijn indien een voorschrift ook het laten gebruiken verbiedt.

Rechtsopvolger

Bestuursrechtelijke handhavingsbesluiten, gericht op de naleving van de Wabo, gelden mede tegen de rechtsopvolger van diegene aan wie het handhavingsbesluit is gericht (artikel 5.18 Wabo). Het handhavingsbesluit kan dus ook tegen de rechtsopvolger ten uitvoer worden gelegd, inclusief het kostenverhaal. Op deze wijze wordt voorkomen dat door (opeenvolgende) eigendomsoverdracht aan een ingezette bestuursrechtelijke handhavingsactie wordt ontkomen.

Voorwaarde is wel dat een dergelijk handhavingsbesluit ingeschreven wordt in de openbare registers (artikel 2, lid 1 van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken) . Overigens is deze registratie niet voor alle overtredingen verplicht.

3. Bepaling dwangsomhoogte

Het opleggen van een dwangsom heeft tot doel overtredingen ongedaan te maken en eventuele vervolgovertredingen te voorkomen. Afhankelijk van de overtreding stelt of het College van burgemeester en wethouders of de burgemeester een dwangsom vast, evenals een maximum waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd. De hoogte van een dwangsom is afhankelijk van de aard van de overtreding en staat in (redelijke) verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang (zie artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht). De hoogte van een dwangsom is verder afhankelijk van:

  • 1.

    de (geschatte) kosten die de overtreder moet maken om de overtreding op te heffen of met andere woorden, de dwangsom moet hoger zijn dan het (geschatte) financiële voordeel; het wegnemen van ongerechtvaardigd voordeel dat de overtreder heeft genoten;

  • 2.

    de dwangsom moet voldoende dwang tot gevolg hebben om de overtreding op te heffen c.q. te beëindigen;

  • 3.

    voorkoming van herhaling, beperking van schade en herstel in de oorspronkelijke toestand;

  • 4.

    de bevestiging van normen gesteld in het bestuurlijk belang.

In deze beleidslijn zijn tabellen opgenomen. Deze tabellen vermelden de meest voorkomende overtredingen, de indicatieve dwangsomhoogten per soort activiteit, de daaraan verbonden maxima en herstel- c.q. begunstigingstermijn. De tabellen vermelden richtinggevende voorbeelden: in het concrete geval moet de geschikte hoogte van het dwangsombedrag worden bepaald aan de hand van deze beleidsregels. Voor de overtredingen die niet in de tabellen zijn genoemd, dient per geval de hoogte en de duur van de begunstigingstermijn bepaald te worden.

Afwijkingen van de tabellen

De geconstateerde feiten/omstandigheden zijn bepalend voor de individuele vaststelling van de hoogte en het maximaal te verbeuren bedrag. Afwijkingen naar boven/beneden van de dwangsomhoogte volgens de tabellen, waarvoor in het concrete geval goede reden kan zijn, moet steeds goed onderbouwd zijn en in de beschikking worden gemotiveerd. Dit geldt tevens voor de begunstigingstermijn.

Milieuovertredingen

Ten aanzien van de tabel voor milieuovertredingen dient het bovenstaande genuanceerd te worden. Bij milieuovertredingen is het namelijk lastig om vast te houden aan de tabellen, omdat bij milieu veel verschillende factoren een rol spelen en niet snel gesproken kan worden over een eenzelfde zaak.

Bij de hoogte van de dwangsommen in deze beleidslijn, moet rekening gehouden worden met de omvang van de onderneming en inrichting, omvang en ernst van de milieuschade, mate van overlast en de vereiste investeringen. Gekeken kan worden o.a. naar de rechtsvorm, kapitaal, draagkracht, het aantal werknemers, de omzet en de winst van de onderneming. Voor de kleinere bedrijven kunnen genoemde bedragen verlaagd worden en voor de grote inrichtingen verhoogd. De hoogte van de gekozen bedragen en het maximum te verbeuren bedrag dienen tot doel te hebben de overtreding tegen te gaan of te voorkomen, reparatoir te zijn. Een maximum te verbeuren bedrag van bijvoorbeeld 10x (mag ook 25 x) is gekozen omdat de overtreding waarvoor de dwangsom wordt verbeurd wel telkens geconstateerd moet worden. De dwangsom mag niet het karakter van een straf krijgen, mag dus niet punitief zijn.

4. Dwangsomsoort

Er zijn drie dwangsomsoorten (artikel 5:32b Algemene wet bestuursrecht):

  • 1.

    een bedrag ineens,

  • 2.

    een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd,

  • 3.

    een bedrag per overtreding van de last.

Veelal wordt door het college/de burgemeester gebruik gemaakt van een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd. Indien het een overtreding is die qua aard en ernst zeer ernstig is, kan worden gekozen voor een bedrag ineens.

Bij zogenaamde ‘flexibele’ overtredingen wordt gebruik gemaakt van een bedrag per overtreding van de last. Het gaat hierbij om overtredingen die eenvoudig te beëindigen zijn, maar ook eenvoudig te starten. Te denken valt hier aan bedrijfsmatige opslag op een agrarisch perceel: de opslag is eenvoudig weg te halen, maar ook eenvoudig weer terug te plaatsen. De effectiviteit van een dwangsom met een bedrag ineens of per tijdseenheid is hier verminderd, omdat men aan de last kan voldoen en men vervolgens de overtreding opnieuw kan begaan. In dit soort gevallen is een dwangsom met een bedrag per overtreding effectiever: per overtreding zal dan een dwangsom verbeuren, zodat de overtreder de prikkel zal krijgen de overtreding niet meer opnieuw te begaan.

5. Verlengen van de begunstigingstermijn

In een besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom wordt een termijn gesteld waarbinnen de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat de dwangsom verbeurt (artikel 5:32a, lid 2 Awb).

Uitgangspunt is dat de begunstigingstermijn niet verlengd wordt, omdat de begunstigingstermijn op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen (de termijn is voldoende lang om de opgelegde last te kunnen uitvoeren en in de omstandigheden van het geval, redelijk is).

In enkele gevallen kan overgegaan worden tot verlenging van de begunstigingstermijn. Hieronder worden deze gevallen opgesomd:

  • 1.

    Indien de overtreder om een verlenging van de begunstigingstermijn verzoekt en aan de hand van objectieve gegevens aannemelijk kan maken dat hij de opgelegde last niet binnen de daartoe gestelde termijn kan uitvoeren. Hierbij moet de overtreder tevens een concrete termijn geven waarbinnen hij de opgelegde last wel kan uitvoeren. Indien een overtreder zelf te laat is begonnen met het aanvragen van offertes of het geven van een opdracht, wordt de begunstigingstermijn niet verlengd.

  • 2.

    Indien de overtreder aan de hand van objectieve gegevens aannemelijk maakt dat opheffing van de illegale situatie – bijvoorbeeld door bedrijfsverplaatsing/ omzetting van de bedrijfsvorm/pensionering – in het vooruitzicht ligt. Ook hierbij geldt dat de overtreder een concrete termijn voor het opheffen van de illegale situatie moet geven.

  • 3.

    Indien een voorlopige voorziening wordt aangevraagd door de overtreder en de rechtbank ons verzoekt om de begunstigingstermijn te verlengen tot het moment dat op het bezwaar een besluit is genomen of een uitspraak is gedaan op het beroep. Met het voornoemde wordt alleen ingestemd wanneer belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en er geen gevaar is voor de volksgezondheid of onomkeerbare gevolgen optreden.

Dit betekent dat een begunstigingstermijn niet automatisch wordt verlengd als de overtreder een verzoek om een voorlopige voorziening indient. Een dergelijke automatische verlenging verhoudt zich namelijk niet met het uitgangspunt dat de oorspronkelijke begunstigingstermijn zorgvuldig tot stand is gekomen en in principe niet wordt verlengd. Bovendien schept een dergelijk automatisme een ongelijke situatie ten opzichte van overtreders die in bezwaar niet om verlenging van de begunstigingstermijn verzoeken.

6. Invorderen van een dwangsom

Van rechtswege verbeuren

Indien een overtreder, na het verstrijken van de begunstigingstermijn, aan de opgelegde last geen gehoor heeft gegeven, wordt de dwangsom van rechtswege verbeurd (artikel 5:32a, lid 2 jo. 5:33 van de Algemene wet bestuursrecht). Betaling van de dwangsom dient binnen 6 weken nadat deze van rechtswege is verbeurd (de overtreding is geconstateerd) plaats te vinden (art. 5.33 Awb).

Verjaring invordering verbeurde dwangsom

De bevoegdheid tot het invorderen van een verbeurde dwangsom verjaart een jaar na de dag waarop zij is verbeurd (art. 5:35 van de Awb en in afwijking van artikel 4:104).

Invordering verbeurde dwangsom

Betaalt de overtreder niet binnen genoemde termijn van 6 weken, dan volgt een zogenaamd invorderingsbesluit.

Doel van een invorderingsbesluit is om de exacte omvang van de te betalen dwangsom vast te stellen.

In dit besluit staan de volgende elementen:

  • De reden van verbeuring,

  • Het (maximaal) verbeurde bedrag,

  • Een verzoek om alsnog binnen (een nieuwe) termijn van 6 weken het verschuldigde bedrag te betalen.

  • Een waarschuwing dat als de overtreder niet betaald, hij dan ook de wettelijke rente moet betalen plus eventuele invorderingskosten van een gerechtsdeurwaarder;

Tegen het invorderingsbesluit kan de overtreder bezwaar maken.

Aanmaning

Betaalt de overtreder vervolgens nog steeds niet, dan volgt een aanmaning om alsnog binnen 2 weken te betalen;

Dwangbevel

Als de overtreder dan nog niet betaalt, dan volgt een door een deurwaarder bij exploot betekend dwangbevel aan de overtreder;

De overtreder moet dan ook de bijkomende invorderingskosten en de wettelijke rente vanaf het moment van verbeuring (=einde begunstigingstermijn) betalen. Een overtreder heeft er dus alle baat bij om zo snel mogelijk de dwangsom vanaf het moment van verbeuring te betalen. Anders moet hij dus ook al deze bijkomende kosten betalen;

Tegen het dwangbevel kan de overtreder verzet aantekenen bij een burgerlijke rechter.

7. Uitgangspunten invordering

Bij de invordering van een dwangsom hanteren wij enkele algemene uitgangspunten.

Hoofdregel

De overtreder betaalt altijd de volledige dwangsom. Als wij namelijk afzien van inning, dan creëert dat een negatief voorbeeld. Handhaving is anders niet meer afschrikwekkend genoeg en ondergraaft de effectiviteit van het handhavingsprogramma. Bovendien kan dit leiden tot calculerend gedrag. Invordering van de gehele dwangsom is dus altijd het sluitstuk van elke handhavingsprocedure;

Uitzondering

Afzien van (volledige) invordering van de dwangsom is alleen mogelijk in deze zeer uitzonderlijke gevallen:

  • Objectief aantoonbare overmacht (Dit verschilt per situatie);

  • Ernstige onvoorzienbare ziekte of ongeluk van de overtreder of een direct gezinslid

  • Door plotseling overlijden van de overtreder of een direct gezinslid én;

  • Men door de gevolgen en nasleep van de in de vorige punten genoemde oorzaken niet aanvullend in staat was om aan de gemeente een verlenging van de begunstigingstermijn te vragen;1

8. Betalingsregeling

Indien een overtreder (natuurlijk persoon of rechtspersoon) concreet aantoont dat hij de verbeurde dwangsom niet in zijn geheel of ineens kan betalen, kan een betalingsregeling getroffen worden.. Om in aanmerking te komen voor een betalingsregeling moet de overtreder een schriftelijk verzoek indienen bij de gemeente. Wordt ingestemd met het verzoek, dan wordt een betalingsregeling opgesteld:

  • a)

    voor bedrijven: voor maximaal 6 maanden;

  • b)

    voor particulieren: voor maximaal 12 maanden.

Indien bedrijven of particulieren de betalingsregeling niet naleven, zal de vordering uit handen aan de deurwaarder gegeven worden.

8. Hoe om te gaan bij herhaling

Indien blijkt dat op een bepaald perceel door dezelfde persoon wederom een overtreding wordt begaan, wordt de last onder dwangsom verhoogd met 25%. De betreffende overtreding moet wel binnen 2 jaar nadat de vorige last onder dwangsom is opgelegd, plaatsvinden. Na deze twee jaar wordt volgens de tabellen een last onder dwangsom opgelegd.

Bijlage 5a - Dwangsomtabel

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 6 – Werkwijze klachten, meldingen en verzoeken om handhaving

Klachten en meldingen

Er worden er veel klachten en meldingen bij de gemeente ingediend. Deze klachten en meldingen worden schriftelijk, telefonisch, via de meldingenkaart en, sinds kort ook, via social media ingediend. Deze klachten en meldingen zijn geen aanvraag in de zin van de Awb (Algemene wet bestuursrecht). Hierop hoeft dus niet binnen een bepaalde termijn een besluit genomen te worden.

Deze klachten en meldingen worden getoetst aan het beleid/handhavingsprogramma. Geeft dit aanleiding op de casus op te pakken, dan wordt de handhavingsprocedure opgestart, met dien verstande dat we, zoals bij een verzoek om handhaving, niet binnen een bepaalde termijn een besluit moeten nemen. Is besloten om de casus niet op te pakken, dan nemen wordt er dus ook geen besluit genomen, maar geven we aan de melder door dat we geen handhavingsprocedure opstarten. Indien de melder het hier niet mee eens is, kan hij alsnog een schriftelijk verzoek om handhaving indienen. Tegen dat besluit kan bezwaar gemaakt worden.

Wordt niet (direct) gehandhaafd, dan sturen wij aan de overtreder een wrakingsbrief. Door het versturen van wrakingsbrieven, wordt de verantwoordelijkheid voor het opheffen van de overtreding bij de burger neergelegd. In de wrakingsbrief geven we namelijk aan dat wij nu niet tegen de overtreding optreden, maar dat we dat op enig ander moment wel kunnen doen.

Klachten/meldingen m.b.t. de openbare ruimte

Deze zullen eerst worden opgepakt door de wijkbeheerders. Zij trachten de klacht/melding in eerste instantie op te lossen door afspraken te maken met de overtreder binnen welke termijn de overtreding is beëindigd. Deze afspraken worden schriftelijk vastgelegd en kenbaar gemaakt aan de overtreder. Na afloop van de termijn controleert de wijkbeheerder of de overtreding is beëindigd. Is dit niet het geval, dan wordt de casus overgedragen aan handhaving.

Klachten/meldingen m.b.t. bouw- en ro-gerelateerde zaken

Deze zullen eerst worden opgepakt door team Vergunningen. Indien uit onderzoek blijkt dat er strijd is met de regelgeving, dan wordt deze casus op een handhavingslijst geplaatst, waarbij tevens de prioriteit wordt bepaald. Bij excessen wordt een casus direct door handhaving opgepakt.

Verzoeken om handhaving

Een schriftelijk verzoek om handhaving is een aanvraag in de zin van de Awb, waarop wij binnen een aantal weken een besluit moeten nemen. Dit is of een handhavingsbesluit (we gaan handhaven) of een afwijzingsbesluit (het verzoek om handhaving wordt afgewezen). Tegen deze besluiten kan door zowel de verzoeker als de derde belanghebbende bezwaar en beroep worden ingediend.

Alle verzoeken om handhaving worden aan het prioriteringsbeleid getoetst. Op basis van de gemaakte prioritering heeft een overtreding een (zeer) hoge, gemiddelde of (zeer) lage prioriteit. Voor de praktijk betekent dit het volgende. Indien een verzoek om handhaving betrekking heeft op een overtreding waarvan in het handhavingsprogramma is aangegeven dat we deze taak op gaan pakken (bijvoorbeeld alle taken met een hoge prioriteit) wordt de handhavingsprocedure opgestart. Indien er echter sprake is van een overtreding van een taak waarvan in dit handhavingsprogramma is aangegeven dat we deze taak niet op gaan pakken (bijvoorbeeld alle taken met een lage prioriteit), wordt er in eerste instantie geen handhavingsprocedure opgestart. In deze gevallen zal een besluit worden opgesteld, waarin wordt aangegeven binnen welke (redelijke termijn het verzoek om handhaving wordt opgepakt. In dit besluit kan niet enkel verwezen worden naar het beleid. Per situatie dient namelijk een afzonderlijke belangenafweging gemaakt te worden. In dit besluit moet ook zo concreet mogelijk worden aangegeven wanneer we het verzoek om handhaving wel gaan oppakken. Daarnaast wordt een wrakingsbrief naar de overtreder gestuurd. Op deze manier wordt de verantwoordelijkheid bij de overtreder gelegd.

Anonieme verzoeken om handhaving, klachten en meldingen

Het uitgangspunt is dat klachten, meldingen en verzoeken om handhaving die anoniem worden ingediend niet worden opgepakt. Zoals al is aangegeven wordt een verzoek om handhaving gelijkgesteld met een aanvraag in de zin van de Awb. Een aanvraag kan niet anoniem worden ingediend. Het niet oppakken van anonieme verzoeken past bovendien in het transparant handhaven. De drempel voor het indienen van een verzoek wordt bovendien iets hoger. Op dit uitgangspunt kan een uitzondering worden gemaakt, wat per situatie beoordeeld dient te worden.