Bijdrageverordening Hollandse Waterlinies 2022

Geldend van 20-12-2022 t/m heden

Intitulé

Bijdrageverordening Hollandse Waterlinies 2022

Het gemeenschappelijk orgaan werelderfgoed Hollandse Waterlinies;

Gelet op

Artikel 13, derde lid van de Gemeenschappelijke regeling siteholderschap werelderfgoed Hollandse Waterlinies;

Besluit

vast te stellen:

Bijdrageverordening Hollandse Waterlinies 2022

Artikel 1: Begripsbepalingen

Artikel 1 van de Gemeenschappelijke regeling siteholderschap werelderfgoed Hollandse Waterlinies is van toepassing op dit besluit. Daarnaast wordt in dit besluit verstaan onder:

  • a.

algemene loonontwikkeling en prijsontwikkeling:

de algemene loonontwikkeling en prijsontwikkeling overeenkomstig de procentuele mutatie conform de index voor overheidsconsumptie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (2021=100);

  • b.

begrotingsjaar:

het kalenderjaar waarvoor een begroting geldt;

  • c.

bijdrage:

de bijdrage per deelnemende provincie;

  • d.

DVO:

de dienstverleningsovereenkomst die tussen het orgaan en de provincie Utrecht wordt gesloten inzake de uitvoering van de taken;

  • e.

taken:

de taken bedoeld in artikel 9, eerste lid van de regeling, en

Artikel 2: Grondslag bijdrage

  • 1. Een deelnemende provincie is jaarlijks een vaste bijdrage verschuldigd aan het orgaan. Deze bijdrage wordt berekend op de wijze als omschreven in artikel 3, tweede lid.

  • 2. Het orgaan kan bepalen dat een deelnemende provincie een incidentele bijdrage betaalt, indien blijkt dat de uitvoering van een taak met betrekking tot een bepaalde activiteit niet als gezamenlijk beschouwd moet worden, als bedoeld in artikel 9, vierde lid van de regeling.

  • 3. De provincie Utrecht komt met het orgaan een DVO overeen. De DVO bevat in ieder geval afspraken over de kostprijs voor de uitvoering van de taken, met de bijbehorende kwaliteit en prestaties en over de loonkosten van personeel dat door de provincie Utrecht of een andere deelnemende provincie ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van de ambtelijke organisatie, als bedoeld in artikel 8 van de regeling. Op basis van de afspraken in de DVO betaalt het orgaan aan de provincie Utrecht de verschuldigde kosten voor haar ambtelijke ondersteuning. Voornoemde kosten van de ambtelijke ondersteuning worden opgenomen in de begroting van het orgaan en op basis van de bijdragen bekostigd.

  • 4. De deelnemende provincies dragen er overeenkomstig artikel 13, eerste lid van de regeling, zorg voor dat het orgaan te allen tijde over voldoende middelen beschikt die nodig zijn voor het naar behoren uitoefenen van haar taken.

Artikel 3: Vaststelling van de bijdrage

  • 1. Het orgaan stelt jaarlijks in de begroting per deelnemende provincie de bijdrage vast voor de instandhouding van het orgaan en uitvoering van taken in dat betreffende begrotingsjaar.

  • 2. De hoogte van de bijdrage wordt berekend op basis van de totale kosten van het orgaan in het betreffende begrotingsjaar waarbij op grond van de ligging van de Hollandse Waterlinies in de vier provincies onderstaande verdeling in acht wordt gehouden:

    Deelnemende provincies

    Financiële verdeling

    Provincie Noord-Holland

    30%

    Provincie Utrecht

    30%

    Provincie Gelderland

    30%

    Provincie Noord-Brabant

    10%

  • 3. Incidentele bijdragen, bedoeld in artikel 2, tweede lid worden berekend op basis van de daadwerkelijke hoeveelheid bestede uren van de taken, vermenigvuldigd met het daarvoor bepaalde uurtarief zoals dat in de begroting is opgenomen.

  • 4. De gehele bijdrage per deelnemende provincie wordt vastgesteld in de jaarafrekening op basis van nacalculatie van het daadwerkelijk afgenomen volume taken, minus de loonkosten van het personeel dat de deelnemende provincie ter beschikking stelt aan de provincie Utrecht voor de inzet van ambtelijke organisatie , als bedoeld in artikel 8 van de regeling.

Artikel 4: Jaarafrekening

Binnen twee maanden na afloop van ieder begrotingsjaar vindt de jaarafrekening, bedoeld in artikel 3, vierde lid, plaats.

Artikel 5: Betaling van de bijdrage

  • 1. De deelnemende provincies betalen jaarlijks, binnen de eerste acht weken van het begrotingsjaar de bijdrage, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 2. Naar aanleiding van de liquiditeitspositie in de afzonderlijke maanden kan het orgaan bepalen dat van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, een afwijkend voorschot wordt betaald, dan wel dat de betaling op een eerder moment plaatsvindt.

  • 3. Betaling van de bijdrage geschiedt op basis van facturering door het orgaan.

  • 4. Elke provincie is zelf verantwoordelijk voor de accurate verwerking van de verplichtingen onder deze verordening in de eigen financiële administratie.

Artikel 6: Batig exploitatiesaldo en reservevorming

  • 1. Indien na de jaarafrekening , bedoeld in artikel 4, sprake is van een batig exploitatiesaldo, dan wordt dit batig exploitatiesaldo toegevoegd aan de algemene reserve als weerstandsvermogen.

  • 2. Bereikt de algemene reserve van het orgaan een niveau van meer dan 20% van het totaal aan opbrengsten van het betreffende begrotingsjaar, dan kan het surplus terugbetaald worden aan de deelnemende provincies dan wel als reserve worden opgenomen. Het orgaan besluit dit jaarlijks bij het vaststellen van de jaarrekening.

  • 3. Het surplus van het batig exploitatiesaldo, bedoeld in het tweede lid, wordt verdeeld onder de deelnemende provincies naar rato van de percentuele percentages, bedoeld in artikel 3, tweede lid.

Artikel 7: Negatief exploitatiesaldo

  • 1. Indien na de jaarafrekening, bedoeld in artikel 4, sprake is van een negatief exploitatiesaldo, dan wordt dit opgevangen door middel van de algemene reserve van het orgaan.

  • 2. In het geval het negatieve exploitatiesaldo, bedoeld in het eerste lid, niet kan worden opgevangen door de algemene reserve van het orgaan, dan dragen de deelnemende provincies bij.

  • 3. De bijdrage aan het negatieve exploitatiesaldo, bedoeld in het tweede lid, wordt verdeeld onder de deelnemende provincies naar rato van de percentuele verdeling, bedoeld in artikel 3, tweede lid.

  • 4. De secretaris informeert de deelnemende provincies over een dreigend negatief exploitatiesaldo, zo spoedig mogelijk na de constatering daarvan, en doet voorstellen om de effecten ervan te beperken voor zowel het orgaan als de deelnemende provincies.

Artikel 8: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

Artikel 9: Citeerwijze

Deze verordening wordt aangehaald als Bijdrageverordening Hollandse Waterlinies 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het orgaan van 24 maart 2022

De voorzitter

Zita Pels

De secretaris

Mieke Verhees