Treasurystatuut Gemeente Veenendaal

Geldend van 21-12-2022 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022

Intitulé

Treasurystatuut Gemeente Veenendaal

1 Inleiding

In de wet Financiering Decentrale Overheden (Wet Fido) zijn de kaders gesteld voor een prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden.

De treasuryfunctie wordt hierbij gedefinieerd als:

het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op:

de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's.

De gemeente Veenendaal onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Zij wenst haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten.

In verband met de vereisten van de Wet Fido, zijn twee instrumenten op het gebied van treasury ingevoerd:

  • 1.

    Het treasurystatuut.

    In dit statuut is de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk.

  • 2.

    De paragraaf C Financiering

    Jaarlijks wordt een paragraaf C. Financiering opgenomen in zowel de begroting als in de jaarrekening. Hierin komen de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury aan de orde. In de bestuurrapportages wordt de tussentijdse verslaglegging opgenomen.

Bij het opstellen van het treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de volgende regelgeving:

  • Gemeentewet;

  • Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet Fido);

  • Wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet Hof);

  • Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo);

  • Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo);

  • Regeling schatkistbankieren decentrale overheden;

  • Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).

Daarnaast is rekening gehouden met de volgende gemeentelijke regelgeving:

  • Mandaatbesluit ambtelijke organisatie en externen Gemeente Veenendaal;

  • Financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet.

Treasury dient niet verward te worden met Financiën. Er zijn fundamentele verschillen tussen deze twee functies.

Aspect

Treasury

Financiën

Activiteit

Feitelijke kasstromen

Baten en lasten

Verantwoordelijkheid

Aanwezigheid van geldmiddelen

Aanwending van budgetten

In dit treasurystatuut komen achtereenvolgens aan de orde: het risicobeheer, de gemeentefinanciering en het kasbeheer.

Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasury functie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid over de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden.

Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar te houden.

In de Memorie van Toelichting worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.

I Begrippenkader

Artikel 1.

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • -

    Borgtocht

Borgtocht is de overeenkomst waarbij de ene partij, de borg, zich tegenover de andere partij, de schuldeiser, verbindt tot nakoming van een verbintenis die een derde, de hoofdschuldenaar, tegenover de schuldeiser heeft of zal krijgen.

  • -

    Derivaten

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico's te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De gemeente Veenendaal maakt geen gebruik van Derivaten;

  • -

    Financiering

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

  • -

    Geldstromenbeheer

Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te verplaatsen zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • -

    Intern liquiditeitsrisico

De risico's van mogelijke wijzigingen in de Liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • -

    Kasgeldlimiet

Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

  • -

    Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • -

    Kredietrisico

De risico's op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij;

  • -

    Liquiditeitenbeheer

Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot maximaal één jaar;

  • -

    Liquiditeitenplanning

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

  • -

    Rating

De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

  • -

    Renterisico

Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

  • -

    Renterisiconorm

Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet Fido gefixeerd percentage van het totaal van de gemeentebegroting van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

  • -

    Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

  • -

    Rentevisie

Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;

  • -

    Schatkistbankieren

Het aanhouden van middelen bij het ministerie van Financiën (de schatkist) zoals beschreven in de regeling Schatkistbankieren decentrale overheden;

  • -

    Treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasury functie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

II Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2.

De treasury functie van de gemeente dient voor:

  • 1.

    Het zorgdragen voor duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities (beschikbaarheid);

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-) resultaten tegen ongewenste financiële risico's zoals renterisico's, kredietrisico's en liquiditeitsrisico's;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

  • 5.

    Het identificeren, analyseren en beheersen van risico’s die de financiële positie en (rente)resultaten zouden kunnen aantasten;

  • 6.

    Het bewaken van de ontwikkeling van de (netto) schuldpositie, inclusief advisering als de grenzen van kasgeldlimiet bij kortlopende leningen en renterisiconorm bij langlopende leningen dreigen te worden overschreden.

Risicobeheer

III Risicobeheer

Artikel 3.

  • 1. De gemeente mag leningen of borgtochten op grond van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door het college goedgekeurde derde partijen. Advies wordt ingewonnen over de financiële positie van de betreffende partij. Als uitgangspunt voor het verlenen van gemeentelijke borgtochten c.q. garanties geldt het daarvoor vastgestelde beleid (Bij de opstelling van dit statuut is dat 'Borgtocht in Control', interne beleidsregel);

  • 2. Bij het verstrekken van borgtocht wordt een éénmalige afsluitprovisie in rekening gebracht van 0,75% van het te borgen bedrag vermeerderd met € 500,-;

  • 3. Het werken met derivaten is niet toegestaan.

IV Renterisicobeheer

Artikel 4.

  • 1. De kasgeldlimiet wordt niet overschreden in overeenstemming met de Wet Fido;

  • 2. De renterisiconorm wordt niet overschreden in overeenstemming met de Wet Fido;

  • 3. Nieuwe leningen /uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 5. De rentevisie van de gemeente wordt ieder halfjaar opgesteld op basis van de rentevisie van minimaal 2 vooraanstaande financiële instellingen. Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente bovendien naar spreiding in de rente typische looptijden van uitzettingen.

V Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 5.

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico's door haar treasuryactiviteiten te baseren op:

  • Een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar);

  • Een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van vier jaar;

VI Valutarisicobeheer

Artikel 6.

Valutarisico's worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.

Gemeentefinanciering

VII Financiering

Artikel 7.

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken voor de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken;

  • 3.

    Bij het aantrekken van financieringen zijn alleen onderhandse leningen toegestaan;

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal drie instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken.

VIII Uitzettingen

Artikel 8.

Bij uitzettingen is de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden van toepassing.

IX Relatiebeheer

Artikel 9.

De gemeente beoogt bij het relatiebeheer het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor de af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in de vier jaar beoordeeld;

  • 2.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan een A rating afgegeven door tenminste twéé van de volgende rating agency ’s: Standard & Poor's, Moody’s en Fitch IBCA;

  • 3.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht 1 te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

Kasbeheer

X Geldstromenbeheer

Artikel 10

Om de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • 2.

    Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk uitgevoerd door één bank.

XI Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 11.

  • 1. Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

    • a.

      De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij een bank met gunstige condities;

    • b.

      Als er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken;

    • c.

      Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

    • d.

      Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant en deposito’s met in acht name van de Regeling Schatkistbankieren Decentrale Overheden;

  • 2. De gemeente vraagt bij minimaal 3 instellingen offertes op alvorens middelen worden aangetrokken met een looptijd korter dan één jaar.

Administratieve organisatie en interne controle

XII Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 12.

Bij de treasury functie gelden de volgende algemene uitgangspunten voor administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en /of mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      Iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • b.

      De uitvoering en de controle gebeurt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      De uitvoering en de registratie in de financiële administratie gebeurt door afzonderlijke functionarissen.

  • 4.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te mailen naar treasury@veenendaal.nl zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

  • 5.

    Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten;

  • 6.

    Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie gecontroleerd door de functionaris belast met de interne controle.

XIII Verantwoordelijkheden

Artikel 13.

De primaire verantwoordelijkheden voor de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

 

Functie

Verantwoordelijkheden

De gemeenteraad

  • Het vaststellen van de beleidskaders in de Financiële Verordening (ex artikel 212 Gemeentewet);

  • Het vaststellen van de paragraaf C (financiering) in de begroting en de jaarrekening;

  • Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid.

Het college van b&w

  • Het vaststellen en uitvoeren van het treasurybeleid binnen de beleidskaders (formele verantwoordelijkheid);

  • Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

Het treasury comité:

  • -

    de wethouder financiën

  • -

    de directeur bedrijfsvoering

  • -

    de teamleider

  • -

    de treasurer

  • De taak van het comité is om vier keer per jaar, of zoveel vaker als de marktomstandigheden daar aanleiding toe geven, overleg te voeren over de uitvoering van het treasurybeleid. Met name over de volgende zaken:

    • Rapportages over de uitvoering van het treasurybeleid;

    • De inhoud van de paragraaf financiering bij de begroting en jaarrekening;

    • Het rentebeleid;

    • Alle voor de uitvoering van het treasurybeleid relevant geachte zaken.

De concerncontroller

  • Het toetsen van de uitvoering van de beleidskaders in het treasurystatuut;

  • Het toezicht houden op de administratieve organisatie en de interne controle voor de treasury functie;

  • Het rapporteren aan directie en college van B&W.

De directeur bedrijfsvoering

  • Het bewaken van de kwaliteit en kwantiteit van het treasury product;

  • Het bewaken van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie;

  • Het zorgdragen voor het implementeren van de administratieve organisatie en interne controle van de treasury functie.

De budgethouders

  • Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de treasurer.

Treasurer

  • Het voorbereiden van beleidsvoorstellen en rapportages op treasury gebied;

  • Het kennis nemen van de ontwikkelingen op de financiële markten;

  • Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

  • Het opstellen en actualiseren van de liquiditeitsprognoses;

  • Het opstellen van een rentevisie;

  • Het aantrekken en uitzetten van gelden bij het saldo- en liquiditeitenbeheer;

  • Het fiatteren van de overboeking van saldi tussen bankrekeningen;

  • Het schriftelijk vastleggen van de treasury transacties en doorgeven aan het team Financiën;

  • Het periodiek actualiseren van het treasurystatuut.

De medewerker comptabiliteit

  • Het feitelijk overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

  • Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

  • Het ontvangen van de orderbevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomt met de transactie-informatie zoals verstrekt door de treasurer.

De interne controle functionaris van team Control

  • Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasury transacties en hierover rapporteren aan de concerncontroller.

De externe accountant

  • Het zorg dragen voor de controle op de naleving van de interne beheersmaatregelen die voortvloeien uit het treasurystatuut.

XIV Bevoegdheden

Artikel 14.

In onderstaande tabel staan bevoegdheden wat betreft treasuryactiviteiten weergegeven en ook de daarbij benodigde fiattering.

 
 

Bevoegd functionaris

(eerste handtekening)

Autorisatie door

(tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

  • 1.

    Het uitzetten van middelen via deposito bij de schatkist.

Treasurer

Directeur bedrijfsvoering

  • 1.

    Het aantrekken van middelen via callgeld of kasgeld.

Treasurer

Directeur bedrijfsvoering

Bankrelatiebeheer

  • 3.

    Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen.

College van B&W

-

  • 4.

    Bankcondities en tarieven afspreken.

College van B&W

-

Financiering en uitzetting

  • 5.

    Het aantrekken van middelen via onderhandse leningen zoals vastgelegd in de paragraaf C Financiering van de begroting.

Treasurer

Directeur bedrijfsvoering

  • 6.

    Het uitzetten van middelen via staatsobligaties, onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in de paragraaf C Financiering van de begroting.

Treasurer

Directeur bedrijfsvoering

XV Informatievoorziening

Artikel 15.

Voor de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatiever-strekker

Informatie-ontvanger

  • 1.

    Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning.

Kwartaal/ Incidenteel

Budgethouder

Treasurer

  • 2.

    Liquiditeitenplanning.

Kwartaal

Treasurer

Treasury-comité

  • 3.

    Beleidsplannen treasury in paragraaf Financiering van begroting.

Jaarlijks

Treasurer

Gemeenteraad

  • 4.

    Evaluatie en verantwoording van de treasury activiteiten in paragraaf C. Financiering van de jaarrekening.

Jaarlijks

Treasurer

Gemeenteraad

XVI Slotbepalingen

Artikel 15,

Het Treasurystatuut gemeente Veenendaal zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 27 november 2018 wordt ingetrokken.

Artikel 16.

Dit treasurystatuut treedt in werking op de dag na publicatie en werkt terug tot en met 1 januari 2022.

Artikel 17.

Dit treasurystatuut wordt aangehaald onder de naam ‘Treasurystatuut gemeente Veenendaal’.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 2022

mevrouw drs. S.M. Deelstra

secretaris

de heer K.J.G. Kats

burgemeester

2 Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut dat gebaseerd is op de door de gemeenteraad vastgestelde Financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd.

Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Fido. Met behulp van de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De paragraaf C Financiering bij de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer.

Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet Fido en het treasurystatuut blijven. De paragraaf C Financiering in de jaarstukken geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken. De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico's: renterisico's, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico's tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 4 tot en met 6 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet Fido, de regeling Schatkistbankieren en dit treasurystatuut dient desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1

De Wet Fido stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties op grond van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet Fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”.

De afgifte van borgtocht, een privaatrechtelijke rechtshandeling, is de verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders.

In artikel 169 lid 4 van de Gemeentewet is hier wel een beperking aangebracht. Het college behoort namelijk geen besluiten te nemen als dit besluit ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente. In dat geval dient de gemeenteraad om een zienswijze te worden gevraagd via een zogenaamde voorhangprocedure.

Daarnaast is het gemeentelijk beleid voor borgtocht van toepassing. Dit is ten tijde van het huidige statuut ‘Borgtocht in Control’. Uitgangspunt van dit beleid is Nee, tenzij…. Een borgtocht wordt slechts verstrekt als aan de volgende 4 voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    Het betreft een lening voor een publieke activiteit;

  • 2.

    Zonder borgtocht is de betrokken partij niet in staat een geldlening aan te trekken;

  • 3.

    Er kan geen beroep worden gedaan op een waarborgfonds;

  • 4.

    Er is sprake van een financieel solide partij.

Artikel 3 lid 2

Om het gemeentelijk risico verder te beperken is in 2014 besloten tot het invoeren van een afsluitprovisie voor nieuwe borgtochten. De provisie bedraagt 0,75% van het te garanderen bedrag vermeerderd met € 500,-.

 
 

Artikel 3 lid 3

De Wet Fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen.

Om een grens te stellen aan korte financiering (met een rente typische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. De kasgeldlimiet bedraagt 8,5% van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikelen 3 en 4 van de Wet Fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Afstemming van een nieuwe lening op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig zijn.

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm wordt berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig zijn.

Artikel 4 lid 4

Door spreiding aan te brengen in de rente typische looptijd van leningen wordt de invloed van een rentestijging gespreid over meerdere jaren.

Artikel 4 lid 5

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente- ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren.

De rentevisie wordt daarbij gebaseerd op de rentevisie van 2 gezaghebbende financiële instellingen. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van het aantrekken van financieringen met een lange looptijd als men een rentedaling verwacht.

Artikel 5 lid 1

Interne liquiditeitsrisico's doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeentemiddelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet bij de schatkist en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito). Dit kan negatieve gevolgen hebben voor het financiële resultaat.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Om aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van 4 jaar op te stellen.

Artikel 5 lid 2

Op grond van de regeling beleggen, lenen en derivaten dient het Rembrandt College dat integraal onderdeel uitmaakt van de gemeente Veenendaal te beschikken over een liquiditeitsplanning met looptijd van 5 jaar. De inspecteur van het onderwijs heeft aangegeven dat deze bepaling in het gemeentelijk treasurystatuut dient te zijn opgenomen.

 

Artikel 6

Doordat er alleen in euro’s wordt geleend of middelen in euro’s worden gestald in de schatkist is er geen sprake van een valutarisico.

Artikel 7 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet Fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet Fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 7 lid 2

Om de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 7 lid 3

Onderhandse geldleningenzijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Artikel 7 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijvoorbeeld te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Met het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten.

Artikel 8

Voor uitzettingen wordt kortweg verwezen naar de Regeling Schatkistbankieren decentrale overheden.

Artikel 9

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit te waarborgen voor bijv. de hoogte van transactiekosten etc. Door de tarieven op te vragen wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de actuele gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 9 lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Om structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 4 jaar plaats moet hebben.

Artikel 9 lid 3

Tussenpersonen hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Om dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan.

Artikel 10 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken om de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 10 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken wordt vermeden.

Artikel 11 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Om de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Ditis een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 11 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financierings-instrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.

Artikel 12

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Voor de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen om een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 13

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 13 respectievelijk artikel 14 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en /of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 14

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Om niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 15

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

Artikel 15 pt. 1

Budgethouders dienen (naast de reguliere informatiemomenten) “incidenteel” informatie te verschaffen in een zo vroeg mogelijk stadium waarin zich significante wijzigingen aandienen in hun verwachtingen over tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).


Noot
1

Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.