Nadere regels Jeugdhulp West Maas en Waal 2022

Geldend van 16-12-2022 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022

Intitulé

Nadere regels Jeugdhulp West Maas en Waal 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waal;

gelet op de Jeugdwet, het Besluit jeugdwet, de Regeling Jeugdwet, en de Eerste Wijziging Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning West Maas en Waal 2020.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze nadere regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Aanbieder: de rechtspersoon die bedrijfsmatig jeugdhulp doet verlenen onder verantwoordelijkheid van het college;

b. Dienstverlening: hulp die een persoon, instantie of onderneming biedt aan de jeugdige.

c. Individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening.

d. Ten behoeve van beschermd wonen en opvang;

voor de van toepassing zijnde bepalingen betreffende beschermd wonen en maatschappelijke opvang wordt verwezen naar de bepalingen betreffende beschermd wonen en maatschappelijke opvang in de geldende “Verordening maatschappelijke opvang en jeugdhulp” van de gemeente Nijmegen. Deze bepalingen zijn van toepassing op de uitvoering van beschermd wonen en maatschappelijke opvang in de gemeente West Maas en Waal. Voor de geldende “Verordening en de beleidsregels Maatschappelijke Opvang en Jeugdhulp van de gemeente Nijmegen ” zie de link: https://zoek.officielebekendmakingen.nl

en voor de geldende Beleidsregels “Maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp van de gemeente Nijmegen ” zie de link: https://zoek.officielebekendmakingen.nl.

e. Ouder: gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder.

f. Overige voorziening, ook wel Algemene voorziening genoemd: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.

g. Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten, diensten, activiteiten of andere maatregelen.

h. Voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen.

i. Maatwerkvoorziening: een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Jeugdwet; ook wel individuele voorziening genoemd.

j. Persoonsgebonden budget (pgb): budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet.

k. Sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige een sociale relatie onderhoudt;

a. Tarief of kostprijs: het bedrag dat de gemeente aan een aanbieder moet betalen voor de verstrekking van een voorziening in natura.

b. Zzp’er :een ondernemer die geen personeel in dienst heeft, waarbij voor de vaststelling of er sprake is van een ondernemer de volgende criteria gelden:

• zelfstandigheid bij de inrichting van de eigen werkzaamheden en het uitvoeren daarvan;

• het voor eigen rekening en risico verrichten van werkzaamheden;

• het gericht zijn op en het perspectief hebben van het maken van winst;

• bekendmaking van het ondernemerschap;

• het streven naar meerdere opdrachtgevers.

Hoofdstuk 1: Toegang jeugdhulp via de gemeente

Artikel 2. De melding

1. Een hulpvraag kan door of namens een jeugdige en ouders bij het college worden gemeld.

2. De melding wordt door het college geregistreerd.

3. Het college maakt zo spoedig mogelijk met een jeugdige en zijn ouders een afspraak voor een gesprek.

4. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk, waarin al meteen de afspraak voor een gesprek is opgenomen, waarbij ook het doel van het gesprek wordt toegelicht en relevante informatie wordt gegeven.

5. In spoedeisende gevallen treft het college na de melding zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet.

6. Jeugdigen en ouders kunnen rechtstreeks contact opnemen met een voorliggende voorziening.

Artikel 3. Het vooronderzoek

1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van het plan.

2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan de college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 4. Gesprek

1 Het college onderzoekt in een gesprek tussen een deskundige van de gemeente en de jeugdige en zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

a. De behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

b. Het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

c. Het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

d. De mogelijkheden om gebruik te maken van een voorliggende voorziening;

e. De mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

f. De wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

g. Hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

de mogelijkheden om te kiezen van een verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

h. De mogelijkheden om op eigen kracht of met voorliggende voorzieningen de zelfredzaamheid of participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat zij een beroep moeten doen op een voorziening;

i. De mogelijkheden om met mantelzorg (of met hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk) hun zelfredzaamheid of participatie te verbeteren of te voorkomen dat zij een beroep moeten doen op een individuele voorziening.

2. Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

3. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

4. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 5. Het onderzoek, het gezinsplan en de beschikking

1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek in de vorm van een gespreksverslag met afspraken of een gezinsplan.

2. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en zijn ouders worden aan het dossier of gezinsplan toegevoegd en maken onderdeel uit van het onderzoek.

3. Indien:

a. de jeugdige en zijn ouders met het gespreksverslag (en de afspraken daarin) of gezinsplan akkoord gaan, ondertekent de jeugdige en zijn ouders het gespreksverslag/gezinsplan. Zij dienen dit gespreksverslag/gezinsplan vervolgens in bij het college die het eveneens ondertekent. Daarna kunnen de afspraken worden uitgevoerd;

b. de jeugdige en zijn ouders niet met het gespreksverslag (en de afspraken daarin) of gezinsplan akkoord gaat, dan dienen zij een formele aanvraag voor een voorziening in. Op grond van de verzamelde gegevens neemt het college binnen twee weken een beslissing over de aanvraag .

4. Als de jeugdige en zijn ouders het niet met de beschikking eens is, kunnen zij bezwaar aantekenen bij het college.

Artikel 6. Vrij toegankelijke dienstverlening

1. De gemeente stelt bepaalde vormen van dienstverlening beschikbaar, die voor elke inwoner vrij toegankelijk zijn, dat wil zeggen dat hiervoor geen indicatie of verwijzing door een professional nodig is.

2. De volgende vrij toegankelijke voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

a. informatie, advies, kortdurende ondersteuning en korte trainingen;

b. de gemeente bepaalt nader de omvang van deze dienstverlening;

c. de gemeente contracteert en/of subsidieert hiervoor een aantal organisaties die deze dienstverlening leveren.

3. Het college neemt over de invulling van de vrij toegankelijke dienstverlening zoals genoemd in lid 2 een nader besluit.

Hoofdstuk 2. Procedure en hoogte van het pgb

Artikel 7. Toetsing motivatie eis, bekwaamheid en kwaliteit

1. Een pgb wordt uitsluitend toegekend op verzoek van de jeugdige en zijn ouders, na een procedure zoals beschreven in hoofdstuk 2.

2. De cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, moet aan drie voorwaarden voldoen:

a. Motivatie-eis: de jeugdige of zijn ouders stellen zich gemotiveerd op het standpunt dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten. Hiertoe dient men een pgb-plan in bij de gemeente. Tevens wordt gewaarborgd dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een pgb aan te vragen en dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorzieningen in natura .

b. Bekwaamheid: de jeugdige of zijn ouders zijn naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

c. Kwaliteit: naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit (veilig, doeltreffend en cliëntgericht) is.

Artikel 8. PGB-plan bij pgb aanvraag

1. De jeugdige of zijn ouders die een aanvraag doen voor een pgb hebben de verplichting een pgb-plan in te dienen bij de aanvraag. Het pgb-plan wordt in het dossier gevoegd en wordt gebruikt bij de beoordeling of de cliënt in aanmerking komt voor een pgb.

2. De jeugdige of zijn ouders geven - al dan niet tezamen met zijn sociaal netwerk - in het pgb-plan tenminste de volgende onderdelen aan:

 Wat de motivatie is om een aanvraag voor een pgb in te dienen;

 Hoe men de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit gaat voeren;

 Welke ondersteuning men zou willen inkopen met het budget;

 Het gewenste resultaat van het verzoek om het pgb;

 Hoe de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

 Hoe eventuele meerkosten van de ondersteuning worden bekostigd.

Artikel 9. Wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld

Vervallen, zie Eerste wijziging verordening Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp West Maas en Waal 2020.

Artikel 10. Verantwoording pgb voor diensten

1. Het pgb wordt beheerd door de SVB. De budgethouder dient zich te houden aan de regels die de SVB stelt.

2. Uit het pgb voor diensten mag betaald worden:

a. uurloon van de hulpverlener;

b. reiskosten van de hulpverlener op basis van woon-werkverkeer (max. € 0,19 per km , met een maximum van twee maal 25 km enkele reis per werkdag);

c. vervanging hulpverlener bij ziekte/vakantie van hulpverlener;

d. feestdagenuitkering;

3. Uit het pgb voor diensten mag, behoudens het bepaalde in het tweede lid onder d, niet betaald worden:

a. eigen bijdrage;

b. loon aan mensen voor het geven van gebruikelijke zorg;

c. uurloon zorgverlener die gemaakt zijn voor/na de indicatieperiode;

d. bemiddelingskosten;

e. kosten voor belangbehartigers of tussenpersonen;

f. administratiekosten zoals kosten voor acceptgiro’s.

4. Het college stelt vast of de budgethouder het pgb voor diensten aan de onder het tweede lid genoemde heeft besteed en vordert het niet daaraan besteedde budget geheel of gedeeltelijk terug.

5. Verantwoording van besteding van het pgb loopt via de SVB. Verantwoording over de kwaliteit, rechtmatigheid en doelmatigheid van de ingekochte diensten en voorzieningen vindt plaats in gesprek met het college. Dit kan plaats vinden tijdens een herindicatie, volgens vooraf gemaakte afspraken of steekproefsgewijs.

6. Bij overlijden van de budgethouder wordt de uitbetaling van het pgb voor diensten per direct beëindigd. Bij afwezigheid van inwonende erfgenamen wordt het reeds uitbetaalde pgb voor de maand van overlijden niet teruggevorderd en wordt geen verantwoordingsformulier opgevraagd.

Artikel 11. Verantwoording PGB voor voorzieningen

1. Het pgb wordt beheerd door de SVB. De budgethouder dient zich te houden aan de regels die de SVB stelt.

2. Een pgb voor voorzieningen mag besteed worden aan:

a. een voorziening waarmee de in de beschikking gestelde doelen worden behaald;

b. wettelijk verplichte verzekeringen.

3. Uit een pgb voor voorzieningen mag niet worden betaald:

a. eigen bijdrage;

b. bemiddelingskosten;

c. kosten voor belangbehartigers of tussenpersonen;

d. administratiekosten zoals kosten voor acceptgiro’s;

e. andere zaken die niet bijdragen aan het behalen van de gestelde doelen.

4. Het college stelt vast of de budgethouder het pgb voor een voorziening aan de onder het tweede lid genoemde heeft besteed en vordert het niet daaraan besteedde budget geheel of gedeeltelijk terug.

Artikel 12. Overige voorwaarden betreffende betaalde inzet sociaal netwerk

De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden laten uitvoeren door een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:

a. deze persoon hanteert hiervoor een tarief dat 50% bedraagt van het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder, rekening houdend met de Wet minimumloon en minimum vakantiebijdrage en;

b. tussenpersonen of belangenbehartigers worden niet uit het pgb betaald;

deze persoon is niet overbelast of dreigt niet overbelast te worden en is voldoende gekwalificeerd om de taken uit te voeren. De inzet van deze persoon levert geen bedreiging van veiligheid op.

Artikel 13 Contra-indicatie pgb

1. Geen persoonsgebonden budget wordt toegekend:

• voor een vervoersvoorziening in de vorm van collectief vervoer;

• als de cliënt niet aan motivatie-eisen, bekwaamheidseisen en kwaliteitseisen voldoet.

2. De opsomming onder lid 1 is niet limitatief. Om een pgb af te wijzen op overwegende bezwaren, moet er enige feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.

3. Een pgb zal ambtshalve – via een beschikking – worden omgezet worden in natura als:

a. uit twee achtereenvolgende controles is gebleken dat (een deel van) het pgb niet is besteed aan een voorziening die voldoet aan het programma van eisen;

b. na een controle blijkt dat een persoon bij terugvordering van het niet of onjuist bestede deel van het pgb dit deel niet terugbetaalt.

c. Na een controle blijkt dat het pgb niet wordt besteed en ingezet voor de gestelde doelen uit het PGB-plan.

Bij beschikking maakt het college bekend wat de omvang van het persoonsgebonden budget is, voor hoeveel jaar het pgb is bedoeld, welke doelen bereikt dienen te worden met besteding van het budget en welke overige afspraken er gemaakt zijn.

Hoofdstuk 3 Calamiteiten en geweld

Artikel 14. Melden van calamiteiten en geweld

Vervallen, zie Eerste wijziging Verordening Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp West Maas en Waal 2020.

Artikel 15. Inhoud melding calamiteiten en geweld

Een melding door een professional/zorgaanbieder bevat:

a. De dagtekening van de melding;

b. Gegevens over de aanbieder en de betrokken zorgverleners, zoals de naam van de aanbieder, de locatie of de afdeling, de naam en hoedanigheid van de melder, de naam van de betrokken zorgverlener(s);

c. Gegevens over de betrokken jeugdige zoals de naam en de geboortedatum van de jeugdige, geslacht, verblijfplaats;

d. Gegevens over betrokken gemeenten bij de calamiteit (plaats gebeurtenis, vestigingsplaats aanbieder, woonplaats betrokkene)

e. Gegevens over de inhoud van de calamiteit;

f. Informatie over de actuele veiligheid van de cliënt en eventuele anderen;

g. Informatie over het afhandelen van de calamiteit; hieronder valt ook de informatie of, en zo ja, welke belanghebbenden zijn geïnformeerd over de melding aan de toezichthoudend ambtenaar.

h. Inschatting van de mogelijkheid dat de calamiteit leidt tot maatschappelijke onrust of de mate waarin deze publiciteitsgevoelig is.

Een melding door een inwoner geschiedt via het Meldformulier Regionaal Meldpunt Zorg van de Regio Rivierenland. Dit formulier is terug te vinden op: https://www.rivierenlandkanmeer.nl/CmsData/Docs%202020/Meldformulier%20Regionaal%20meldpunt%20zorg%20Regio%20Rivierenland.pdf.

Artikel 16. Feitenrelaas

Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar stuurt de aanbieder binnen twee weken na de melding een feitenrelaas over de calamiteit toe aan de toezichthoudend ambtenaar. De toezichthoudend ambtenaar geeft aan uit welke elementen het feitenrelaas moet bestaan.

Artikel 17. Verzoek tot het doen van onderzoek

Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar voert de aanbieder een onafhankelijk onderzoek uit naar de calamiteit. De aanbieder legt binnen drie weken na het verzoek de opzet van het onderzoek aan de toezichthoudende ambtenaar voor en wacht op goedkeuring van de toezichthoudende ambtenaar. Na deze goedkeuring voert de aanbieder het onderzoek uit en stuurt de rapportage binnen uiterlijk zes weken na goedkeuring naar de toezichthoudende ambtenaar. De aanbieder draagt er zorg voor dat de opzet en uitvoering van dit onderzoek van verantwoord niveau zijn.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 18. Kwaliteitseisen Jeugdhulp

Op grond van artikel 13, van de Eerste wijziging Verordening Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp West Maas en Waal 2020 stellen we nadere eisen aan de kwaliteit van individuele voorzieningen, zowel van individuele voorzieningen die in natura worden verstrekt als van individuele voorzieningen die als pgb worden verstrekt. Dat doen we in regionaal verband. Binnen de jeugdhulpregio Rivierenland zijn er nieuwe werkafspraken gemaakt over de uitvoering van dienstverlening en over de administratie in relatie tot de dienstverlening. De geldende werkafspraken zijn terug te vinden op: https://www.rivierenlandkanmeer.nl.

Artikel 19. Waardering mantelzorgers

Het college laat haar waardering blijken voor mantelzorgers, woonachtig in onze gemeente, door aan hen waardebonnen beschikbaar te stellen. Daarnaast worden mantelzorgers als specifieke groep ondersteund vanuit een mantelzorgsteunpunt, zowel individueel als in groepsverband.

Artikel 20. Inspraak en Medezeggenschap

De Adviesraad Sociaal Domein West Maas en Waal is aangewezen als adviesorgaan van het college. Alvorens zaken op grond van de Jeugdwet, de Verordening Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp West Maas en Waal of de Nadere regels Jeugdhulp West Maas en Waal worden vastgesteld, zal altijd en tijdig advies worden gevraagd aan de Adviesraad Sociaal Domein West Maas en Waal.

Artikel 21. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van hetgeen in deze Nadere regels zijn bepaald, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 22. Evaluatie

Het college evalueert deze Nadere regels Jeugdhulp West Maas en Waal iedere twee jaar.

Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze nadere regels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking.

2. De ‘Nadere regels Jeugdhulp West Maas en Waal 2020 worden ingetrokken per datum inwerkingtreding onderhavige nadere regels.

3. Dit besluit heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2022.

4. Deze nadere regels worden aangehaald als: “Nadere regels Jeugdhulp West Maas en Waal 2022”.

Hoogachtend,

Burgemeester en wethouders van West Maas en Waal,

de gemeentesecretaris, De burgemeester,

P.G. (Perry) Arissen V.M. (Vincent) van Neerbos

Ondertekening