Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldenzaal 2023

Geldend van 09-02-2023 t/m 07-03-2024

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldenzaal 2023

Het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal;

gelet op het bepaalde in artikel 27, tweede lid van de Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldenzaal 2022;

b e s l u i t :

vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldenzaal 2023

Hoofdstuk 1 - Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      budgethouder: de cliënt aan wie een PGB is toegekend;

    • b.

      vertegenwoordiger: de persoon die namens cliënt (budgethouder) het budget beheert;

    • c.

      huisgenoot: iedere persoon met hetzelfde hoofdverblijf als de cliënt;

    • d.

      de wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015:

    • e.

      verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldenzaal 2022;

    • f.

      CAK: Centraal Administratie Kantoor;

    • g.

      basismodule huishoudelijke ondersteuning: het kunnen beschikken over een leefbaar huishouden;

    • h.

      aanvullende modules huishoudelijke ondersteuning: ondersteuning op een specifiek onderdeel van het huishouden, al dan niet in aanvulling op de basismodule;

    • i.

      tegemoetkoming: een maatwerkvoorziening als bedoeld in artikel 1.1.1. van de wet in de vorm van een financiële tegemoetkoming of een compensatie als bedoeld in artikel 2.1.7 van de wet.

  • 2. Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het uitvoeringsbesluit, de Algemene wet bestuursrecht en de verordening.

Hoofdstuk 2 - Vorm maatwerkvoorziening

Artikel 2 Vorm

  • 3. Een maatwerkvoorziening kan worden verstrekt in natura of als persoonsgebonden budget.

  • 4. Naturaverstrekking is het uitgangspunt, een PGB wordt alleen verstrekt op verzoek van de cliënt.

Artikel 3. Beschermd wonen en opvang

  • 5. In artikel 9 van de verordening is bepaald dat de inzet van de voorzieningen voor beschermd wonen en opvang wordt beoordeeld door de centrumgemeente c.q. Centrale Intake Maatschappelijke Opvang Twente (Cimot) op basis van beleid en regelgeving van die gemeente.

Hoofdstuk 3 - Naturaverstrekking

Artikel 4. Keuzevrijheid aanbieders

  • 1. Indien het college meerdere aanbieders heeft gecontracteerd voor het leveren van een bepaalde voorziening in natura, wordt de belanghebbende de mogelijkheid geboden om hieruit een aanbieder te kiezen.

  • 2. De tarieven voor zorg in natura worden nader uitgewerkt in bijlage 2 en 3 van dit besluit en worden jaarlijks geactualiseerd en gepubliceerd.

Artikel 5. Huishoudelijke ondersteuning

  • 1. De maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning wordt verzorgd door de door betrokkene gekozen aanbieder, waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten.

  • 2. De tarieven behorende bij de voorzieningen genoemd in het eerste lid staan vermeld in bijlage 3 behorende bij dit besluit en worden jaarlijks geactualiseerd en gepubliceerd.

Artikel 6. Individuele en groepsgerichte ondersteuning, en module wonen en verblijf

  • 1. De maatwerkvoorzieningen individuele en groepsgerichte ondersteuning en de module wonen en verblijf worden verzorgd door de door betrokkene gekozen aanbieder, waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten.

  • 2. De tarieven behorende bij de voorzieningen genoemd in het eerste lid staan vermeld in bijlage 2 behorende bij dit besluit en worden jaarlijks geactualiseerd en gepubliceerd.

Artikel 7. Tarief collectief vervoer

  • 1. Het door de belanghebbende zelf te betalen tarief voor het collectief vervoer bedraagt niet meer dan de kosten voor openbaar vervoer.

  • 2. Voor het vervoer met Regiotaxi wordt uitgegaan van 2000 kilometer per jaar. Als de vervoersbehoefte beperkter is, kan een lagere norm worden aangehouden.

Artikel 8. Wonen in een geschikt huis

  • 1. De tegemoetkoming voor verhuiskosten als bedoeld in onderdeel 3.2.2 van de Beleidsregels bedraagt € 3.500 voor een persoon met beperkingen en € 5.327 voor een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon met beperkingen de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning heeft ontruimd.

  • 2. De hoogte van een te verlenen tegemoetkoming in de kosten van huurderving is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, doch zal niet meer bedragen dan de helft van de werkelijke kosten met een maximum van de helft van de maximaal subsidiabele huur ingevolge de Wet op de huurtoeslag.

  • 3. Voor het bezoekbaar maken van één woonruimte kan op aanvraag aan de eigenaar/bewoner slechts eenmaal een tegemoetkoming worden verstrekt van ten hoogste € 2.500 indien de persoon met beperkingen zijn woonruimte heeft in een Wlz-instelling, en er tussen de eigenaar / bewoner en de persoon met beperkingen sprake is van bloed- of aanverwantschap in de eerste of tweede graad bloed- of aanverwantschap.

Artikel 9. Lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1. De tegemoetkoming voor een vervoersvoorziening bedraagt voor het gebruik van:

    • a.

      een noodzakelijk geachte eigen (of bruikleen)auto € maximaal € 940 per jaar;

    • b.

      een Canta of vergelijkbaar vervoersmiddel maximaal € 200 per jaar;

    • c.

      een taxi maximaal € 4.660 per jaar;

    • d.

      van een rolstoeltaxi maximaal € 5.980 per jaar.

  • 2. Indien, zonder dringende noodzaak, de voorkeur wordt gegeven aan een PGB in plaats van collectief vervoer, wordt dat PGB vastgesteld op maximaal € 380 per jaar.

Artikel 10. Sportieve activiteiten

De tegemoetkoming voor aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportvoorziening bedraagt voor een periode van drie jaar ten hoogste € 2.727.

Artikel 11. Kwaliteitseisen

  • 1. Een aanbieder voldoet aan en past toe:

    • a.

      de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • b.

      de regelgeving inzake bescherming persoonsgegevens;

    • c.

      de wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector;

    • d.

      de Mededingingswet.

  • 2. Op basis van artikel 3.2 van de wet moeten aanbieders een regeling treffen voor medezeggenschap van cliënten. Daarnaast moeten aanbieders voldoen aan de door de beroepsgroep gestelde eisen.

Hoofdstuk 4 - Persoonsgebonden budget

Artikel 12. Voorwaarden persoonsgebonden budget

  • 1. Het uitgangspunt is dat er een voorziening in natura wordt verstrekt. Als een cliënt in aanmerking komt voor een individuele voorziening en de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een PGB, dan dient dit door de cliënt voldoende gemotiveerd te worden.

  • 2. Het college beoordeelt of de cliënt of vertegenwoordiger in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen. De cliënt dient ten minste aan te geven:

    • a.

      Welke ondersteuning hij nodig heeft;

    • b.

      Wat hij met het PGB wenst in te kopen;

    • c.

      Waarom hij de ondersteuning in de vorm van een PGB wenst te ontvangen;

    • d.

      Hoe hij een keuze maakt voor een geschikte PGB-aanbieder;

    • e.

      Op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • f.

      Op welke wijze hij de zorgverlener aanstuurt in de praktijk;

    • g.

      Op welke wijze de zorg wordt gecontroleerd;

    • h.

      Op welke wijze hij een juiste administratie gaat bijhouden;

    • i.

      Op welke wijze hij een overeenkomst aangaat met de PGB-aanbieder;

    • j.

      Hoe hij omgaat met geconstateerde onjuistheden;

    • k.

      Indien van toepassing: Wie de cliënt gemachtigd heeft om zijn belangen ten aanzien van het PGB te behartigen en de aan het PGB verbonden taken uit te voeren.

  • 3. Indien de cliënt een vertegenwoordiger heeft gemachtigd, dan zal het college deze beheerder in het onderzoek betrekken.

  • 4. Het college beoordeelt of cliënt of de vertegenwoordiger de aan een PGB verbonden taken kan uitvoeren.

  • 5. Het college beoordeelt of de ondersteuning die cliënt wil inkopen van voldoende kwaliteit is. Hieronder wordt verstaan dat het veilig, doeltreffende en cliëntgericht is. Dit wordt getoetst door middel van een zorgplan zoals omschreven in lid 6.

  • 6. Cliënt (of vertegenwoordiger) stelt samen met de PGB-aanbieder een zorgplan op. In het zorgplan staat omschreven:

    • a.

      Welke PGB-aanbieder de zorg gaat verlenen;

    • b.

      Wie de directe zorgverlener is;

    • c.

      Wat de deskundigheid is van de directe zorgverlener(s);

    • d.

      Wie de directe zorgverlener(s) kan vervangen bij afwezigheid;

    • e.

      Welke doelen behaald moeten worden;

    • f.

      Welke concrete acties ingezet worden op de gestelde doelen te bereiken;

    • g.

      Waar en wanneer de ondersteuning gaat plaatsvinden.

  • 7. De kwaliteit van de met het PGB ingekochte ondersteuning voldoet minimaal aan de eisen die de gemeente stelt aan de gecontracteerde zorgaanbieders die vergelijkbare ondersteuning leveren. Hierbij moeten PGB-aanbieders minimaal:

    • a.

      Ingeschreven in de Kamer van Koophandel;

    • b.

      Adequaat opgeleid personeel in dienst hebben;

    • c.

      Een VOG van alle werknemers (en eventueel vrijwilligers) kunnen overleggen;

    • d.

      Beschikken over een volledig geïntegreerd kwaliteitssysteem dat voldoet aan landelijke eisen;

    • e.

      Een verklaring betalingsgedrag belastingdienst kunnen tonen;

    • f.

      Een afschrift van de meest recente jaarrekening kunnen tonen en;

    • g.

      Verzekerd zijn tegen beroeps- en/of bedrijfsaansprakelijkheid.

  • 8. Van informele zorg (niet-professional) is sprake als de zorgverlener niet voldoet aan de voorwaarden onder lid 7. Informele zorg kan uitsluitend ingekocht worden indien dit veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend.

  • 9. Is niet aan de genoemde voorwaarden voldaan, dan komt die cliënt niet in aanmerking voor een PGB.

Artikel 13. Weigeringsgronden persoonsgebonden budget

  • 1. Het college weigert een persoonsgebonden budget te verstrekken voor zover de kosten hiervan hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening in natura, dat wil zeggen de meerkosten.

  • 2. Het college weigert een persoonsgebonden budget te verstrekken indien het college eerder een beslissing heeft herzien of ingetrokken, omdat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet heeft voldaan aan de aan de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden;

    • c.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel heeft gebruikt.

Artikel 14. Voorwaarden budgethouder en vertegenwoordiger

  • 1. Het beheren van het PGB kan door zowel de cliënt als door een vertegenwoordiger worden uitgevoerd. Indien een vertegenwoordiger wordt aangewezen, dan zijn de regels over het beheren van het PGB ten aanzien van de overeenkomstig van toepassing op de vertegenwoordiger.

  • 2. Het college acht een persoon niet in staat de aan een PGB verbonden taken verantwoord uit te kunnen voeren indien bij hem sprake is van een of meerdere van de volgende omstandigheden:

    • a.

      Problematische schuldenproblematiek;

    • b.

      Ernstige verslavingsproblematiek;

    • c.

      Aangetoonde fraude begaan in de vier jaar voorafgaand aan de aanvraag;

    • d.

      Een aanmerkelijke verstandelijke beperking;

    • e.

      Een ernstig psychiatrisch ziektebeeld;

    • f.

      Een vastgestelde blijvende cognitieve stoornis;

    • g.

      Het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift;

    • h.

      Twijfels op overige gronden over de PGB-vaardigheid.

  • 3. Onverlet het bepaalde in lid 1 wordt een vertegenwoordiger alleen geacht de aan het PGB verbonden taken op verantwoordelijke wijze te kunnen uitvoeren indien:

    • a.

      Hij door de rechtbank is aangesteld als mentor, curator of bewindvoerder;

    • b.

      Hij niet tevens de uitvoerder is van de ondersteuning die met het PGB wordt ingekocht;

    • c.

      Er geen sprake is van een (financiële) relatie tussen de vertegenwoordiger en de PGB-aanbieder;

    • d.

      Er geen sprake is van belangenverstrengeling tussen de vertegenwoordiger en de PGB-aanbieder;

    • e.

      Er sprake is van voldoende nabijheid in de vorm van fysieke aanwezigheid en tijd en;

    • f.

      Hij de belangen van de cliënt voldoende kan behartigen.

Artikel 15. Hoogte persoonsgebonden budget Huishoudelijke ondersteuning

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget, vermeld in bijlage 3, zijn maximum all-in tarieven per uur. De tarieven worden jaarlijks geactualiseerd en gepubliceerd.

  • 2. Het tarief is een all-in tarief, waarin alle kosten zijn opgenomen, waaronder begrepen salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.

  • 3. De voorwaarden waaronder, met een persoonsgebonden budget, huishoudelijke ondersteuning betrokken kan worden van een persoon behorende tot het sociaal netwerk als bedoeld in artikel 12, lid 5 van de verordening zijn:

    • a.

      dat allereerst beoordeeld moet worden of sprake is van gebruikelijke zorg, vervolgens of betrokkene op eigen kracht dan wel met behulp van mantelzorg in staat is in het gevraagde te voorzien;

    • b.

      als voorgaande voorwaarde in alle redelijkheid niet mogelijk is, dan wordt beoordeeld of een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget kan worden verstrekt.

  • 4. Het PGB wordt uitbetaald op basis van declaratie van het aantal geleverde uren of dagdelen. Uitbetaling in de vorm van een maandloon is niet toegestaan, tenzij de voorziening met een vaste maandfrequentie is toegekend.

Artikel 16. Hoogte persoonsgebonden budget voor woonvoorziening, rolstoel of ander verplaatsingsmiddel

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf van een woonvoorziening, rolstoel of ander verplaatsingsmiddel is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst compenserende voorziening en wordt daarmee toereikend geacht.

  • 2. De goedkoopst passende voorziening blijkt uit een door het college goedgekeurde kostenbegroting of uit een door de gemeente met een gecontracteerde leverancier afgesloten overeenkomst.

  • 3. Indien een persoonsgebonden budget voor aanschaf van een woonvoorziening, rolstoel of ander verplaatsingsmiddel wordt verstrekt, kan zo nodig ook een persoonsgebonden budget voor onderhoud, reparatie en verzekering worden toegekend.

Artikel 17. Hoogte persoonsgebonden budget overige voorzieningen

  • 1. De persoonsgebonden budgetten voor de voorzieningen genoemd in bijlage 2, waarbij gebruik wordt gemaakt van een professionele aanbieder, zijn afgeleid van de tarieven die gelden voor de zorg in natura voorziening verminderd met 10%.

  • 2. De persoonsgebonden budgetten voor de voorzieningen genoemd in bijlage 2, waarbij gebruikt wordt gemaakt van een niet-professionele aanbieder, worden vastgesteld conform de door de VNG geadviseerde tarieven.

  • 4. Het tarief zoals vermeld in het eerste en tweede lid voor individuele en groepsgerichte ondersteuning is een maximum all-in tarief waarin alle kosten zijn opgenomen, waaronder begrepen salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten. De tarieven worden jaarlijks geactualiseerd en gepubliceerd.

  • 5. Het PGB wordt uitbetaald op basis van declaratie van het aantal geleverde uren of dagdelen. Uitbetaling in de vorm van een maandloon is niet toegestaan, tenzij de voorziening met een vaste maandfrequentie is toegekend.

Artikel 18. Verplichtingen persoonsgebonden budget

Bij de verlening van een PGB gelden de volgende verplichtingen:

  • 1.

    de budgethouder besteedt het persoonsgebonden budget binnen zes maanden na toekenning ten behoeve van het doel waarvoor het is verstrekt;

  • 2.

    de budgethouder besteedt het persoonsgebonden budget uitsluitend aan een veilige, doeltref-fende en cliëntgerichte voorziening en de daarmee gepaard gaande noodzakelijke kosten

  • 3.

    de budgethouder zorgt voor een goede en controleerbare administratie en houdt deze gedurende 7 jaar beschikbaar vanaf de ingangsdatum van de toekenning van het persoonsgebonden budget;

  • 4.

    De budgethouder verantwoordt desgevraagd de besteding van het persoonsgebonden budget conform artikel 11 lid 3 onder e van de verordening. In de toekenningsbeschikking wordt vermeld wat de budgethouder, voor zover van toepassing, verstrekt, zoals:

    • a.

      de offerte voor de aangeschafte voorziening;

    • b.

      een opdrachtbevestiging;

    • c.

      een urenverantwoording;

    • d.

      een kopie van de zorgovereenkomst;

    • e.

      overige bescheiden die voor de verantwoording noodzakelijk zijn.

Hoofdstuk 5 - Bijdrage in de kosten

Artikel 19. Bijdrage in de kosten

  • 1. De omvang van de bijdrage in de kosten wordt vastgesteld conform de systematiek en bedragen van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 2. De eigen bijdrage bedraagt niet meer dan de kostprijs van de voorziening verhoogd met de kosten van verzekering, onderhoud en reparatie.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is geen bijdrage verschuldigd voor de tegemoetkoming voor verhuiskosten, tenzij deze wordt aangewend voor aanpassing van de huidige woning.

Artikel 20. Kostprijzen maatwerkvoorzieningen

  • 1. De kostprijzen van de diverse maatwerkvoorziening worden, voor zover niet in dit besluit expliciet genoemd, bepaalt overeenkomstig de bijlagen bij dit besluit en worden jaarlijks geactualiseerd en gepubliceerd.

Hoofdstuk 6 - Informatieplicht en controle

Artikel 21. Informatieplicht

De cliënt doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij aanleiding kunnen zijn tot heroverweging de beslissing tot toekenning van de maatwerkvoorziening in natura of het persoonsgebonden budget.

Artikel 22. Controle

De controle van het persoonsgebonden budget vindt als volgt plaats:

  • 1.

    De verantwoording van een persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt jaarlijks plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

  • 2.

    De tussentijdse verantwoording beperkt zich tot een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden. De verantwoording richt zich op de besteding van het budget.

  • 3.

    Bij de verantwoording na afloop van enig kalenderjaar wordt de budgethouder gevraagd binnen vier weken de uitgaven te verantwoorden over het afgelopen kalenderjaar.

  • 4.

    Ook bij ondersteuning door derden blijft de budgethouder verantwoordelijk voor een correcte besteding van het persoonsgebonden budget.

  • 5.

    Het college kan jaarlijks de verantwoording van een persoonsgebonden budget controleren, bijvoorbeeld door middel van het opvragen van bankafschriften en de declaraties van de hulp.

  • 6.

    Indien in een periode geen hulp wordt verleend (bijvoorbeeld wegens verblijf buiten Oldenzaal of in het buitenland) bestaat, net als bij zorg in natura, in principe gedurende die periode geen recht op een persoonsgebonden budget.

Artikel 23. Terugvordering PGB

  • 1. Het college kan de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel c.q. ten onrechte genoten PGB indien een toekenningsbesluit herzien of ingetrokken wordt als vastgesteld is dat:

    • a.

      Client onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of onvolledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      Client niet langer op de individuele voorziening of op het PGB is aangewezen;

    • c.

      De individuele voorziening of het PGB niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      Client niet voldoet aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het PGB, of;

    • e.

      Client de individuele voorziening of het PGB niet of voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is bestemd.

  • 2. Terugvordering geschiedt bij de budgethouder of diens vertegenwoordiger.

  • 3. Het college kan tot terugvordering van het PGB bij een PGB-aanbieder overgaan indien vastgesteld is dat:

    • a.

      De PGB-aanbieder geld heeft ontvangen voor zorg die (gedeeltelijk) niet is verleend of niet (geheel) conform de gestelde voorwaarden is verleend en hij niet binnen 72 uur melding heeft gedaan bij de PGB-beheerder om dit te crediteren;

    • b.

      De voorziening voor een ander doel is ingezet, dan waarvoor het is toegekend;

    • c.

      Een voorziening zonder toestemming van het college in het buitenland is ingezet.

  • 4. Ingeval van terugvordering bij de PGB-aanbieder stuurt het college een factuur naar de PGB-aanbieder, die binnen 4 weken voldaan moet worden.

  • 5. Het college kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.

Hoofdstuk 7 - Slotbepalingen

Artikel 24. Hardheidsclausule

In gevallen, de uitvoering van dit besluit betreffend, waarin dit besluit niet voorziet, besluit het college.

Artikel 25. Overgangsrecht

Op gevallen waarop de Verordening maatschappelijke ondersteuning Oldenzaal 2022 van toepassing is, is tevens dit Besluit van toepassing.

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2023, onder gelijktijdige intrekking van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldenzaal 2022.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldenzaal 2023.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 6 december 2022

het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

de burgemeester,

Bijlage 1: Vervoerskostenvergoeding

Bijlage bij Besluit

Voorziening tarieven

Maximaal 2.000 km op jaarbasis

Maximumbedrag op jaarbasis

Eigen auto/bruikleenauto

€ 0,47 per km

€ 940

Kosten Canta of vergelijkbaar vervoersmiddel

€ 0,10 per km

€ 200

Kosten taxi

€ 2,33 per km

€ 4.660

Kosten rolstoeltaxi

€ 2,99 per km

€ 5.980

PGB in plaats van CVV*)

€ 0,19 per km

€ 380

*) Een primaat van collectief vervoer wordt niet erkend door de rechter. Ook degene die geïndiceerd is voor CVV kan dus kiezen voor een PGB. De hoogte van dit PGB is niet af te leiden van de voorziening in natura. De gebruiker van het CVV heeft geen enkel financieel voordeel van de voorziening CVV: de (reis)kosten komen immers overeen met het openbaar vervoer. En het OV is de maatstaf voor de voorziening CVV. Er is daarom voor gekozen om voor de berekening van dit PGB het tarief van de belastingvrije km-vergoeding te hanteren.

Bijlage 2: Tarieven maatwerkvoorzieningen Wmo 2023

Voorziening

ZIN

PGB

Professional

(90% ZIN)

PGB

niet professional

Eenheid

 
 
 
 

Individuele ondersteuning

 
 
 
 

Ondersteuningsbehoefte 1 a

€ 0,88

€ 0,80

€ 0,34

per minuut

Ondersteuningsbehoefte 1 b

€ 0,94

€ 0,84

€ 0,34

per minuut

Ondersteuningsbehoefte 1 c

€ 1,03

€ 0,93

€ 0,34

per minuut

Ondersteuningsbehoefte 2 a

€ 1,03

€ 0,93

€ 0,34

per minuut

Ondersteuningsbehoefte 2 b

€ 1,09

€ 0,98

€ 0,34

per minuut

Ondersteuningsbehoefte 2 c

€ 1,18

€ 1,06

€ 0,34

per minuut

 
 
 
 

Groepsgerichte ondersteuning

 
 
 
 

Ondersteuningsbehoefte 1 a

€ 43,32

€ 38,99

*)

per dagdeel

Ondersteuningsbehoefte 1 b

€ 45,51

€ 40,96

*)

per dagdeel

Ondersteuningsbehoefte 1 c

€ 49,14

€ 44,23

*)

per dagdeel

Ondersteuningsbehoefte 2 a

€ 48,78

€ 43,90

*)

per dagdeel

Ondersteuningsbehoefte 2 b

€ 51,31

€ 46,18

*)

per dagdeel

Ondersteuningsbehoefte 2 c

€ 54,96

€ 49,47

*)

per dagdeel

 
 
 
 

Module wonen en verblijf

 
 
 
 

Dakje 1

€ 80,68

€ 72,62

*)

per etmaal

Dakje 2

€ 138,33

€ 124,50

-

per etmaal

 
 
 
 

*) Op grond van de ministeriele regeling van 27 november 2018 (kenmerk 1431181-182536-WJZ) en artikel 13 lid 6 onderdeel f van de verordening bedraagt deze vergoeding voor niet-professionele hulp c.q. hulp uit het sociale netwerk € 141,00 per kalendermaand waarin de voorziening geleverd wordt.

PGB gelijk aan ZIN: Indien ondersteuning wordt ingekocht bij een professionele hulpverlener en op grond van bijzondere omstandigheden het reguliere PGB-tarief (90%ZIN) niet voldoende wordt geacht dan kan het PGB uurtarief hoger maar tot een maximum van het ZIN-tarief vastgesteld worden.

Bijlage 3: Uurtarieven voor huishoudelijke ondersteuning 2022

Uurtarieven Zin en PGB

2020

ZIN

zonder

regie

ZIN met

regie

PGB prof.

zonder

regie

PGB prof.

met regie

PGB zelfst.

prof. zonder

regie

PGB zelfst.

prof. met

regie

PGB

particulier

Basismodule

€ 29,68

€ 32,57

€ 29,68

€ 32,57

€ 26,71

€ 29,31

€ 15,20

Extra hygiëne

€ 29,68

€ 32,57

€ 29,68

€ 32,57

€ 26,71

€ 29,31

€ 15,20

Wasverzorging

€ 29,68

€ 32,57

€ 29,68

€ 32,57

€ 26,71

€ 29,31

€ 15,20

Maaltijden

€ 29,68

€ 32,57

€ 29,68

€ 32,57

€ 26,71

€ 29,31

€ 15,20

Regie

n.v.t.

€ 32,57

€ 29,68

€ 32,57

€ 26,71

€ 29,31

€ 15,20

Minderjarige

kinderen

n.v.t.

€ 32,57

€ 29,68

€ 32,57

€ 26,71

€ 29,31

€ 15,20

Vastgesteld bij besluit van 7 december 2021 (INTB-21-05289)

  • De tarieven zorg in natura (ZIN) zijn gebaseerd op de inkooptarieven.

  • De tarieven van zelfstandig professional zijn gebaseerd op 90% van het tarief zorg in natura.

  • Het tarief voor “PGB particulier” is vastgesteld op basis van het gemiddelde maximale Cao-uurtarief voor vvt.

  • Voor PGB particulier wordt geen regie-tarief gehanteerd. Indien regie aan de orde is, wordt de module regie ingezet en daarmee het PGB-HO-budget verhoogd. Als alternatief kan een PGB professional worden ingezet, of zorg in natura, of Ondersteuning Zelfstandig leven (waar het gaat om de regie-taak).