Protocol Huisbezoeken W&I 2022

Geldend van 15-12-2022 t/m heden

Intitulé

Protocol Huisbezoeken W&I 2022

A. INLEIDING

Het vertrekpunt van dit nieuwe Protocol Huisbezoeken W&I 2022 is het Protocol Huisbezoeken 2008, en de VNG Handreiking huisbezoek Participatiewet (dec. 2021) en de bevindingen van de gemeentelijke ombudsman (Interventieteams: kijken en bekeken worden, maart 2011). Als gevolg van de Wet Huisbezoeken zijn de bijstandsregels aangepast, waaronder ook de regels die gelden voor het doen van een huisbezoek. Doel van dit protocol is om de juridische kaders te schetsen waaraan een huisbezoek moet voldoen en dat dit voor burgers en ambtenaren duidelijk is. Dit protocol is uitsluitend van toepassing op huisbezoeken die worden verricht in het kader van de Participatiewet (PW). De uitvoering van dit protocol ligt binnen de gemeente Rotterdam bij het cluster Werk en Inkomen (W&I).

Vanaf 1 januari 2013 is de Wet Huisbezoeken van kracht geworden. Door deze wet is de regelgeving voor het naleven van bijstandsregels aangepast. Onder verwijzing naar de Wet Huisbezoeken worden de aanpassingen die relevant zijn voor dit protocol nader toegelicht.

In dit protocol worden drie soorten huisbezoeken onderscheiden:

  • I.

    Huisbezoek in het kader van dienstverlening;

  • II.

    Huisbezoek bij vermoeden van schending inlichtingenplicht;

  • III.

    Huisbezoek ter verificatie van een rechtmatige uitkering.

I. Huisbezoek in het kader van dienstverlening

Een huisbezoek kan worden afgelegd als onderdeel van de gemeentelijke dienstverlening aan burgers die door bijvoorbeeld gezondheidsproblemen niet de mogelijkheid hebben om de gemeente te bezoeken. In die gevallen heeft het huisbezoek niet tot doel om een bepaalde leefsituatie te verifiëren of om op schending van de inlichtingenplicht te controleren. Dit protocol is niet van toepassing op dit type huisbezoeken.

II. Huisbezoek bij vermoeden van schending inlichtingenplicht

Als er een redelijk vermoeden van schending van de inlichtingenplicht uit artikel 17, lid 1, PW/13, lid 1, IOAW/IOAZ is ontstaan, geeft art. 53a, lid 6, PW de mogelijkheid om de door de belanghebbende verstrekte inlichtingen m.b.t. zijn woon- en leefsituatie te controleren. In het kader van deze controle kan een huisbezoek worden afgelegd. In een dergelijke situatie is er een ‘redelijke grond’ om een huisbezoek uit te voeren.

Van een ‘redelijke grond’ voor een huisbezoek is sprake als voorafgaand aan - dat wil zeggen vóór of uiterlijk bij aanvang van - het huisbezoek duidelijk is dát en op grond van welke concrete objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid of volledigheid van de door betrokkene verstrekte gegevens, voor zover deze van belang zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand en deze gegevens niet op een andere effectieve en voor belanghebbende minder belastende wijze zijn te verifiëren.

III. Huisbezoek ter verificatie van een rechtmatige uitkering

Wanneer is vastgesteld dat de verstrekte gegevens schriftelijk of elektronisch kloppen maar onvoldoende duidelijkheid geven over de feitelijke leefsituatie, dan kan ter verificatie een huisbezoek worden afgelegd op grond van artikel 53a, lid 6, PW.

Door het huisbezoek is het mogelijk om de woonsituatie, de leefvorm en/of het aantal kostendelers per huishouden te verifiëren.

Artikel 53a lid 2 van de Participatiewet geeft het college de bevoegdheid om de belanghebbende te verzoeken om zijn leefvorm aan te tonen door het afleggen van een huisbezoek.

Onder aantonen van de leefvorm wordt verstaan dat:

  • belanghebbende alleenstaand is (de woning wordt niet gedeeld met andere meerderjarige personen) of;

  • de kostendelersnorm van artikel 22a PW niet op belanghebbende van toepassing is (de woning wordt wel gedeeld met andere meerderjarige personen) of;

  • er niet meer dan het opgegeven aantal meerderjarige personen hoofdverblijf heeft in dezelfde woning.

Artikel 14, lid 2, van de IOAW/IOAZ geeft het college de bevoegdheid om de belanghebbende te verzoeken om aan te tonen dat:

  • hij feitelijk verblijft op het aangegeven adres;

  • hij een werkloze werknemer is (IOAW);

  • hij een gewezen zelfstandige is (IOAZ).

Het huisbezoek wordt schriftelijk aangekondigd waarmee de belanghebbende de gelegenheid krijgt om eerdere gegevens ter verificatie eerst schriftelijk aan te leveren.

IV. Aanpassing protocol

Als er nieuwe wet- en regelgeving komt met nadere regels over de uitvoering van de Wet Huisbezoeken, de Participatiewet en/of gemeentelijke verordeningen dan wel nieuwe jurisprudentie dan kan dat leiden tot een aanpassing van dit protocol.

B. HET JURIDISCH KADER

I. Inbreuk persoonlijke levenssfeer

Een huisbezoek brengt een behoorlijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer voor de belanghebbende met zich mee. De persoonlijke levenssfeer wordt dan ook goed beschermd in verdragen en wetgeving, zoals het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens en de Grondwet. Een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is alleen toegestaan als er een wettelijke grondslag is, het een legitiem doel dient en het noodzakelijk is. Ook de Algemene wet op het binnentreden (Awbi) speelt een rol bij huisbezoeken in het kader van de PW.

In onder meer vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is uitgemaakt dat een huisbezoek ter vaststelling van het recht op een uitkering, een inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in art. 8 EVRM en art. 10, lid 1, van de Grondwet. Als bijzondere omstandigheden van het geval dit noodzakelijk maken kan deze inbreuk echter gerechtvaardigd zijn.

II. Grondslag huisbezoek

Uit artikel 53a, lid 6, PW volgt de bevoegdheid een onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening van, dan wel de voortzetting van de bijstandsuitkering. Het afleggen van een huisbezoek kan een onderdeel vormen van het onderzoek naar de verificatie en controle van de gegevens die de belanghebbende heeft verstrekt, als aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit wordt voldaan. Dit geldt zowel bij huisbezoeken met een ‘redelijke grond’ als zonder.

III. Subsidiariteitsbeginsel

Een huisbezoek mag pas plaatsvinden als is voldaan aan o.a. het subsidiariteitsbeginsel.

Het beginsel van subsidiariteit houdt in dat als het doel (bijv. het controleren van bepaalde verstrekte gegevens) door de inzet van een minder ingrijpend middel bereikt kan worden, de gemeente voor dat andere middel moet kiezen.

Als bijvoorbeeld alle twijfel over de rechtmatigheid van een uitkering volledig kan worden weggenomen door middel van het raadplegen van de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie, het aanleveren van een huurcontract en/of betaalbewijzen van de huur, dan is het uitvoeren van een huisbezoek niet toegestaan.

Als er geen sprake is van een vermoeden van schending van de inlichtingenplicht, dan is er geen ‘redelijke grond’, en heeft de belanghebbende op grond van artikel 53a, lid 2, PW het recht om zelf zijn woonsituatie aan te tonen met andere middelen en, indien nodig, een huisbezoek.

IV. Proportionaliteitsbeginsel

Het proportionaliteitsbeginsel betekent dat de inbreuk op privacy van de belanghebbende door het doen van een huisbezoek in redelijke verhouding moet staan tot het doel, zoals het controleren van de rechtmatigheid van de uitkering. De gemeente mag niet meer informatie opvragen dan noodzakelijk is voor het doel.

V. Toestemming tot betreden woning

Het betreden van een woning in het kader van een huisbezoek is alleen toegestaan met de toestemming van de belanghebbende, als deze de hoofdbewoner is (bij kamerbewoning moet er toestemming zijn om de kamer te betreden van de belanghebbende).

Een ambtenaar van de gemeente is verplicht zich voorafgaand te legitimeren en mededeling te doen van het binnentreden ex. art. 1 Awbi.

Als een belanghebbende niet meewerkt, dan kan het college betalingen van de bijstand opschorten ex. art. 54, lid 1, PW dan wel 53a, lid 4, PW.

Een belanghebbende kan zijn eenmaal gegeven toestemming op elk moment tijdens het huisbezoek intrekken. Op dat moment moet aan de belanghebbende worden aangegeven wat de gevolgen zijn voor zijn uitkering; zeker als het een huisbezoek betreft met een ‘redelijke grond’.

Vanaf het moment van intrekking van de toestemming bevindt de ambtenaar zich zonder toestemming van de bewoner in de woning en zal hij de woning moeten verlaten op straffe van ambtelijk huisvredebreuk ex. art. 370 Wetboek van Strafrecht.

VI. Informed consent

Het is vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat geen sprake is van een inbreuk op het huisrecht als bedoeld in art. 8 EVRM als de belanghebbende toestemming heeft gegeven voor het binnentreden van de woning. De toestemming moet vrijwillig zijn verleend en op basis van ‘informed consent’. ‘Informed consent’ wil zeggen dat de toestemming van een belanghebbende tot binnentreden van de woning berust op volledige en juiste informatie over de reden en het doel van het huisbezoek en over de gevolgen in geval van weigering. Belanghebbende moet eveneens meegedeeld worden dat hij niet gedwongen kan worden om de betreffende medewerkers in zijn woning binnen te laten.

De bewijslast ten aanzien van het ‘informed consent’ bij het binnentreden in de woning berust bij de gemeente (zie CRVB 24 november 2009, ECLI:NL: CRVB:2009: BK4064 & CRVB 23 augustus 2021, ECLI:NL: CRVB:2021:1918

In Rotterdam wordt bij een huisbezoek een informatieblad uitgereikt met informatie over het huisbezoek (zie CRVB 11 april 2007, ECLI:NL: CRVB:2007:06/5950).

VII. Meewerkplicht (on)aangekondigde huisbezoeken

De belanghebbende heeft volgens art. 17, lid 2, PW/13, lid 2, IOAW/IOAZ de verplichting de medewerking te geven die redelijkerwijs nodig is voor het uitvoeren van de PW door het college. Het niet meewerken aan een huisbezoek met ‘een redelijke grond’ bij een vermoeden van schending van de inlichtingenplicht kan leiden tot een herziening of intrekking van het recht op bijstand ex. art. 54, lid 3, PW dan wel ex art.53a, lid 6, PW bij een huisbezoek zonder ‘redelijke grond’ of het opschorten van de bijstand ex. art. 54, lid 1, PW.

Of een belanghebbende verplicht is om mee te werken aan een aangekondigd of onaangekondigd huisbezoek moet beoordeeld worden aan de hand van concrete objectieve feiten en omstandigheden waardoor redelijkerwijs getwijfeld kan worden aan de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens of inlichtingen. Onaangekondigde huisbezoeken zijn mogelijk, mits wordt voldaan aan de toestemmingsvereisten voor binnentreden.

Een belanghebbende kan onder omstandigheden van het geval ex. art. 17, lid 2, PW worden verplicht om mee te werken aan een huisbezoek. De volgende omstandigheden spelen een rol:

  • Concrete objectieve feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat er iets niet in orde is.

  • Aspecten die daarbij van belang kunnen zijn:

    • o

      De mate van onderbouwing en detaillering van het signaal;

    • o

      De status van de tipgever;

      Het maakt verschil of het gaat om een tip van een ander bestuursorgaan of een anonieme tip. Een anonieme tip is niet voldoende voor een huisbezoek maar kan wel aanleiding zijn voor nader onderzoek als de tip relevant, concreet en voldoende onderbouwd is;

  • Eigen verklaringen van de belanghebbende over zijn woon- en leefsituatie. Aspecten die daarbij bijvoorbeeld van belang kunnen zijn:

    • o

      Kan de belanghebbende zijn woonsituatie en die van zijn eventuele medebewoners goed omschrijven;

    • o

      Spoort de verklaring van de belanghebbende met al bekende gegevens over bijvoorbeeld de (grootte van) de woning, de BRP-inschrijving van de belanghebbende en eventuele medebewoners;

    • o

      Is er een huurcontract, zijn er bewijzen van huurbetaling, heeft de belanghebbende een sleutel van zijn woning?

    • o

      Zijn de verklaringen van de belanghebbende consistent en sporen ze met wat al over de belanghebbende bekend is;

  • Het resultaat van eerdere huisbezoeken. Als na een eerder huisbezoek de woonsituatie akkoord is bevonden zal er in het algemeen minder aanleiding zijn om opnieuw op huisbezoek te gaan, tenzij er nieuwe aanwijzingen zijn dat er toch iets niet klopt;

  • Verhuizingen binnen korte tijd van verschillende personen, die niet tot hetzelfde huishouden behoren, naar hetzelfde adres. Dat geldt nog sterker wanneer zij samen van hetzelfde oude naar hetzelfde nieuwe adres verhuizen. Dat kan duiden op samenwoning;

  • Tegenstrijdigheid tussen informatie uit bestanden en de verstrekte gegevens van de belanghebbende;

  • Eerste uitkering of lopende uitkering.

    Bij lopende uitkeringen hoort de woonsituatie al eerder geverifieerd te zijn. Dat betekent dat er bij een lopende uitkering minder snel aanleiding is voor een huisbezoek. Bij eerste uitkeringsaanvragen lijkt er wat meer ruimte voor een huisbezoek, zeker als er onduidelijkheden zijn in verklaringen over de woonsituatie. Dat laatste geldt nog sterker als op hetzelfde adres meer personen wonen die niet tot het gezin van de aanvrager behoren.

Een door belanghebbende verleende toestemming (‘Informed consent’) betreft slechts het betreden van de woning.

Het openen van kasten brengt een inbreuk op de privacy van een belanghebbende mee die verder gaat dan alleen het rondkijken in de woning na betreding daarvan.

Medewerkers mogen nooit zelf deuren of kasten of andere afgesloten zaken openen. Zonder specifieke toestemming voor het openen van deuren en laden betekenen deze onderzoekshandelingen een ernstige inbreuk op de privacy als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het EVRM. (Zie ECLI:NL: CRVB: 2017: 4473, Centrale Raad van Beroep, 16/1953 PW (rechtspraak.nl).

Het maken van foto’s van de privé-omgeving van een belanghebbende, zoals zijn of haar woning, betekent in principe een inbreuk op de privacy, zoals beschermd bij artikel 8 van het EVRM, als dat zonder toestemming wordt gedaan. De gebruikelijke door belanghebbende verleende toestemming tot het betreden van de woning impliceert een dergelijke toestemming niet.

Gelet op de aard en geringe zwaarte van een dergelijke inbreuk echter vormt artikel 53a, lid 6 PW, voldoende wettelijke basis voor het maken van foto’s. In dit verband weegt mee dat de inbreuk op de privacy die het openlijk, in het bijzijn van de belanghebbende, maken van foto’s met zich meebrengt, niet als bijzonder zwaar is te kenmerken. Er is dus geen aparte toestemming nodig voor het maken van foto’s (zie ook CRVB 2017:4473).

Wel moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan:

  • in aanmerking nemen of het maken van foto’s redelijkerwijs kan bijdragen aan een behoorlijke verslaglegging;

  • het moet proportioneel en in verhouding staan tot het doel dat ermee wordt gediend;

  • gemaakte foto’s mogen alleen de wijze van bewoning betreffen en verband houden met de woon- en leefsituatie van belanghebbende;

  • niet meer foto’s maken dan nodig is;

  • na afronding van het onderzoek ervoor zorgen dat het beeldmateriaal dat niet betrokken is in het onderzoek wordt verwijderd.

De aanleiding voor het afleggen van huisbezoeken in de zin van de PW kan liggen in concrete objectieve feiten en omstandigheden verzameld op basis van ontvangen signalen en risicoprofielen.

Een risicoprofiel is een verzameling kenmerken van een bepaalde groep bijstandsgerechtigden die samen een verhoogd risico op schending van de inlichtingenplicht opleveren. Het enkele feit dat een belanghebbende binnen een bepaald risicoprofiel valt, is geen redelijke grond om medewerking aan een huisbezoek te eisen. Er is aanvullende informatie nodig. Het werken met risicoprofielen is toegestaan, als deze niet in strijd zijn met het discriminatieverbod ex art. 14 EVRM en geen ongerechtvaardigde inbreuk zijn op de privacybelangen van belanghebbenden ex. art. 8, lid 2, EVRM. (zie https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2020:3294)

VIII. Weigeren huisbezoek

Een belanghebbende kan en mag de medewerking aan een huisbezoek weigeren. Bij het weigeren van een huisbezoek wordt géén hersteltermijn gegeven, omdat een hersteltermijn de belanghebbende in de gelegenheid zou stellen de situatie aan te passen naar een door belanghebbende gewenste situatie.

De gevolgen van het weigeren van een huisbezoek zijn afhankelijk van het bestaan van een redelijke grond voor het huisbezoek. Er zijn twee situaties denkbaar: er is sprake van een huisbezoek waarin er voorafgaand wel sprake is van een redelijke grond en een waarin er geen sprake is van een redelijke grond.

Wel een redelijke grond (vermoeden van schending inlichtingenplicht) voorafgaand aan het huisbezoek

Is er sprake van een redelijke grond voor het afleggen van een huisbezoek, dan moet de belanghebbende erop worden gewezen dat het weigeren van toestemming gevolgen kan hebben voor de verlening van bijstand (bijvoorbeeld het weigeren of beëindigen van de uitkering).

Het kan voorkomen dat de belanghebbende te kennen geeft een zeer dringende reden te hebben voor de weigering van het huisbezoek of voor de weigering - tijdens het huisbezoek - om bepaalde zaken te laten zien. Er kan sprake zijn van zeer dringende redenen om de onmiddellijke uitvoering van een huisbezoek te weigeren. Hiervan zal, gezien de gebruikte beoordelingsnorm “zeer dringende redenen”, slechts zeer zelden sprake van kunnen zijn. Als voorbeeld zou kunnen gelden een afspraak van belanghebbende bij de dokter/in het ziekenhuis. Als belanghebbende zich hierop beroept, is het aan te bevelen om deze afspraak in diens bijzijn direct telefonisch te controleren.

Als er wel zeer dringende redenen zijn om het huisbezoek op dat moment te weigeren door de belanghebbende, dan zijn er geen gevolgen voor de verlening van de bijstand.

Geen redelijke grond (verificatie) voorafgaand aan het huisbezoek

Ontbreekt een redelijke grond voor het huisbezoek dan moet de belanghebbende erop worden geattendeerd dat het weigeren van toestemming geen directe gevolgen heeft voor de bijstandsverlening.

Omslag naar redelijke grond tijdens huisbezoek

Er kunnen ook situaties zijn waarin tijdens een huisbezoek zonder redelijke grond iets wordt aangetroffen dat maakt dat er op dat moment wel een redelijke grond voor een huisbezoek ontstaat. Bijv. als ter verificatie van de woonsituatie men op huisbezoek gaat en er tijdens het huisbezoek twijfel ontstaat over de juistheid en/of volledigheid van de door de belanghebbende verstrekte gegevens en er een vermoeden van schending van de inlichtingenplicht rijst.

Op dat moment moet dat gelijk gemeld worden aan de belanghebbende. Als het doel van het huisbezoek nu gericht gaat worden op het nieuwe doel van de mogelijke schending van de inlichtingenplicht, dan moet opnieuw toestemming gevraagd worden om het huisbezoek uit te voeren voor dit nieuwe doel met een redelijke grond aan de belanghebbende (formulier) en moet de belanghebbende gewezen worden op de gevolgen (gevolgen voor uitkering) als toestemming wordt geweigerd.

Als de belanghebbende dit weigert, dan is alleen een huisbezoek uitgevoerd voor het eerste, initiële doel (zonder redelijke grond) en is er een weigering voor het nieuwe doel van het huisbezoek waarvoor wel een redelijke grond was. De weigering van de (nieuwe) toestemming voor het gewijzigde doel van het huisbezoek heeft wel gevolgen voor de uitkering van de belanghebbende als deze geen zeer dringende redenen heeft aangegeven waardoor dit (deel van het) huisbezoek niet zou kunnen plaatsvinden.

Grondslag rechtsgevolgen weigeren huisbezoek

I. Huisbezoek ter verificatie zonder vermoeden van schending van de inlichtingenplicht:

De Participatiewet geeft in artikel 53a rechtsgevolgen aan van het niet aantonen van de woonsituatie dan wel de leefvorm, waarbij een huisbezoek ter verificatie kan worden uitgevoerd.

Wanneer iemand een huisbezoek ter verificatie van de verstrekte inlichtingen weigert en niet op andere wijze aantoont dat hij feitelijk woont op het opgegeven adres of wat zijn leefvorm is, kan dit de in artikel 53a, lid 3 en 4, PW aangegeven gevolgen hebben, zoals toekenning/herziening van de uitkering tot 30% van de bijstandsnorm, het niet als alleenstaande ouder aanmerken of opschorting van de uitkering.

Indien de belanghebbende niet desgevraagd aantoont dat hij een werkloze werknemer is als bedoeld in artikel 5, lid 4 of 5, onder a of b, van de IOAW:

  • a.

    de voorziening wordt toegekend of herzien naar de helft van de grondslag, bedoeld in artikel 5, lid 3, onder a, van de IOAW;

  • b.

    wordt de belanghebbende voor de toepassing van de artikelen 37a, lid 2 en 38 van de IOAW niet als alleenstaande ouder aangemerkt.

Indien de belanghebbende niet desgevraagd aantoont dat hij een gewezen zelfstandige is als bedoeld in artikel 5, lid 4, onder b of c, van de IOAZ:

  • a.

    de voorziening wordt toegekend of herzien naar de helft van de grondslag, bedoeld in artikel 5, lid 4, onder a van de IOAZ;

  • b.

    wordt de belanghebbende voor de toepassing van de artikelen 37a, lid 2 en 38 van de IOAZ niet als alleenstaande ouder aangemerkt.

II. Huisbezoek in verband met een vermoeden van schending van de inlichtingenplicht:

De rechtsgevolgen van het weigeren mee te werken aan een huisbezoek na een vermoeden van schending van de inlichtingenplicht uit artikel 17 PW/13 IOAW/IOAZ met een redelijke grond kunnen zijn:

  • het afwijzen van een aanvraag voor een uitkering (PW, IOAW/IOAZ), dan wel

  • een herziening of intrekking van het recht op bijstand ex. art. 54, lid 3, PW of uitkering IOAW/IOAZ ex. art. 17, lid 3, IOAW/IOAZ of

  • het opschorten van de bijstand ex. art. 54, lid 1, PW of uitkering IOAW/IOAZ (art.17/17a, lid 1).

C. HUISBEZOEKEN AFLEGGEN DOOR DERDEN

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de huisbezoeken op basis van de PW ligt bij het cluster W&I. Ongeacht hoe het signaal bij W&I terecht komt wordt dit protocol toegepast. Het protocol is ook integraal van toepassing als derden die in opdracht en onder directe verantwoordelijkheid van W&I een huisbezoek afleggen. In die gevallen zal W&I vast moeten stellen of die derde feitelijk ook de bevoegdheid heeft om het huisbezoek af te leggen. Hiervan moet de situatie onderscheiden worden waarin derden een huisbezoek afleggen maar daarbij op de situatie stuiten dat er mogelijk sprake is van onregelmatigheden met een uitkering. Dan is voor die derde de vraag aan de orde of hij bevoegd of mogelijk zelfs verplicht is om die onregelmatigheid aan W&I door te geven.

Neemt W&I kennis van het signaal dan zal dat voor W&I aanleiding zijn voor nader onderzoek en indien nodig een huisbezoek. Pas op basis van dat nadere onderzoek kunnen consequenties aan de uitkering worden verbonden. Het omgekeerde komt ook voor. Zo is W&I verplicht een andere uitkeringsinstantie te informeren als sprake is van een gegrond vermoeden van schending van de inlichtingenplicht ten laste van die instantie als dit kan worden aangemerkt als een misdrijf (art. 66 PW).

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 22 november 2022,

Namens het college van burgemeester en wethouders,

De heer J. H. Meijer

Concerndirecteur Werk & inkomen

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl