Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR685469
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR685469/1
Regeling vervallen per 01-01-2024
Verordening Afvalstoffenheffing 2023
Geldend van 14-12-2022 t/m 31-12-2023
Intitulé
Verordening Afvalstoffenheffing 2023Artikel 1 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder 'gebruik maken': gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.
Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit
-
1. Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
-
2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 3 Voorwerp van de belasting
-
1. Voorwerp van de belasting is een perceel.
-
2. Als perceel wordt aangemerkt:
- a.
de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;
- b.
de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;
- c.
een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
- d.
een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;
- e.
het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.
- a.
Artikel 4 Belastingplicht
De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 6 Belastingjaar
Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
-
1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.
-
2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingplichtige bekendgemaakt.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
-
1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht dan wel de aanvang van de dienstverlening.
-
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in onderdeel 1.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
-
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de belasting bedoeld in onderdeel 1.1 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 4,50.
-
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.
-
5. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.
-
6. Voor toepassing van het bepaalde in het derde lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslag afvalstoffenheffing of andere heffing aangemerkt als één belastingaanslag.
-
7. Voor belastingbedragen tot € 5,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen afvalstoffenheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 9 Termijnen van betaling
-
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de in artikel 7, eerste lid, bedoelde belasting worden betaald uiterlijk vier maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
-
2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,- doch minder is dan € 2.500,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.
-
3. De belasting moet worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 7, tweede lid:
- a.
mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;
- b.
schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen een maand na dagtekening van de kennisgeving.
- a.
-
4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 10 Kwijtschelding
Bij de invordering van de afvalstoffenheffing kan kwijtschelding worden verleend. Kwijtschelding is alleen mogelijk voor het tarief zoals bedoeld in onderdeel 1.1 van de tarieventabel en voor;
- a.
maximaal 7 keer het tarief zoals aangegeven in onderdeel 1.2.1 en 1.2.2;
- b.
maximaal 34 keer het tarief zoals aangegeven in onderdeel 1.3.1.
Artikel 11 Vrijstellingen
-
1. De belastingplichtige als bedoeld in artikel 4 kan in aanmerking komen voor vrijstelling indien hij/zij als gevolg van een chronische ziekte, handicap of chronische ziekte of handicap van personen die behoren tot zijn of haar huishouden, extra restafval moet aanbieden aan de gemeentelijke inzameldienst.
-
2. De vrijstelling wordt slechts verleend voor:
- a.
Het aantal in rekening gebrachte aanbiedingen vanaf een 8e aanbieding van een container (de eerste 7 aanbiedingen komen niet in aanmerking voor vrijstelling);
- b.
Het aantal in rekening gebrachte aanbiedingen vanaf de 35e aanbieding aan een ondergrondse container. (de eerste 34 aanbiedingen komen niet in aanmerking voor vrijstelling).
- a.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. De "Verordening afvalstoffenheffing 2021" van 16 december 2021, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
-
2. De verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van bekendmaking.
-
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2023.
-
4. Deze verordening wordt aangehaald als: "Verordening afvalstoffenheffing 2023".
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 1 december 2022
B.S. van Ginkel-Schuur
griffier
M.W. Jaeger
voorzitter
Bijlage 1 Tarieventabel behorende bij de "Verordening afvalstoffenheffing 2023"
Hoofdstuk 1.1
1.1 |
De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar: |
€ 200,00 |
1.1.1 |
voor een extra container voor GFT-afval |
€ 47,60 |
1.2 |
onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.1 bedraagt de belasting per aanbieding van een container: |
|
1.2.1 |
bestemd voor 240 liter restafval: |
€ 6,05 |
1.2.2 |
bestemd voor 140 liter restafval: |
€ 3,65 |
1.3 |
onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.1 bedraagt de belasting voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen in een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde ondergrondse container: |
|
1.3.1 |
Per aanbieding: |
€ 1,00 |
Hoofdstuk 1.2
1.4 |
Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting: |
|
1.4.1 |
voor het op aanvraag verwijderen van grove huishoudelijke afvalstoffen, per kubieke meter of gedeelten daarvan: |
€ 47,50 |
1.5 |
kosten omwisselen en/ of uitgifte extra container |
€ 55,00 |
1.6 |
het onder punt 1.5 genoemde tarief zal niet in rekening worden gebracht als een nieuwe/ verhuizende ingezetene na het ontstaan van de belastingplicht binnen acht maanden van container-volume wil wisselen. |
|
1.7 |
kosten voor het verstrekken van een containerpas/afvalpas bij verlies en/ of diefstal |
€ 16,15 |
1.8 |
het onder punt 1.7 genoemde tarief zal niet in rekening worden gebracht als een nieuwe/ verhuizende ingezetene na het ontstaan van de belastingplicht binnen acht maanden melding maakt van de afwezigheid van een stortpas |
|
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl