Verordening nadeelcompensatie Scherpenzeel

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie Scherpenzeel

Artikel 1. Toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarvan de aanvrager stelt dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

  • 2. Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is.

Artikel 2. Heffen recht

Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding wordt een recht van € 300,00 geheven.

Artikel 3. Aanvraag

  • 1. De aanvrager van schadevergoeding maakt gebruik van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. In aanvulling op artikel 4:127 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een aanvraag mede:

    • a.

      als het schade betreft wegens winst- of inkomstenderving: jaarrekeningen over het jaar waarin schade is geleden en voor zover van toepassing de drie daaraan voorafgaande jaren en de aanslagen vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting.

    • b.

      als het schade betreft wegens gederfde huurinkomsten: een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst en een eigendomsakte.

    • c.

      een kopie van de eigendomsakte van de onroerende zaak, dan wel – als het de verkoop van een bedrijf betreft – van een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel (bij een aanvraag wegens de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak).

Artikel 4. Adviescommissie

  • 1. Het college wint slechts advies in bij een adviescommissie voor zover dat naar zijn oordeel noodzakelijk is om op de aanvraag om schadevergoeding te kunnen beslissen.

  • 2. Advies als bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval niet ingewonnen als:

    • a.

      de aanvraag naar het oordeel van het college kennelijk ongegrond is, omdat zich kennelijk een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      de schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door het bestuursorgaan genomen besluit of verrichte handeling;

    • c.

      de aanvraag naar het oordeel van het college voldoende gelijkenis vertoont met andere aanvragen waarvoor al advies is uitgebracht;

    • d.

      de schadevergoeding kennelijk minder bedraagt dan € 500,00 voor particulieren en € 1.000,00 voor bedrijven.

    • e.

      naar het oordeel van het college in de gemeentelijke organisatie voldoende deskundigheid voor de beoordeling van de aanvraag aanwezig is.

  • 3. Een adviescommissie bestaat uit een of meer deskundigen.

  • 4. Een adviescommissie kan worden benoemd als:

    • a.

      vaste commissie, waarbij de leden door het college voor een termijn van maximaal vier jaar worden benoemd met de mogelijkheid tot herbenoeming voor maximaal vier jaar, of

    • b.

      tijdelijke commissie voor advisering met betrekking tot een of meer aanvragen, door het college dat de aanvragen behandelt.

Artikel 5. Werkwijze adviseur of adviescommissie

  • 1. Het college stelt aan de adviseur of de adviescommissie alle op de aanvraag betrekking hebbende informatie, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de adviseur of van de adviescommissie noodzakelijke bescheiden ter beschikking.

  • 2. Het college wijst uit de ambtelijke organisatie één of meer personen aan die de adviseur of de adviescommissie bij de uitvoering van de adviesopdracht bijstaat.

  • 3. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert één of meerdere hoorzittingen, waar de aanvrager en de in het tweede lid bedoelde ambtelijke vertegenwoordiger(s) in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur of de adviescommissie kenbaar te maken. Eventuele andere betrokken bestuursorganen en belanghebbenden worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

  • 4. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie bepaalt het tijdstip waarop de adviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse zal bezichtigen en nodigt de aanvrager voor de plaatsopneming uit.

  • 5. Ten behoeve van een taxatie van een bij de aanvraag betrokken onroerende zaak, wordt door de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie met de aanvrager een afspraak gemaakt.

  • 6. Van de in het derde lid bedoelde hoorzitting en van de in het vierde lid bedoelde bezichtiging wordt door, dan wel onder verantwoordelijkheid van, de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie een verslag gemaakt, dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 7. Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de adviescommissie een concept daarvan aan de gemeente, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan andere belanghebbenden.

  • 8. De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het concept advies schriftelijk hierop te reageren.

  • 9. In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 10. In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

Artikel 6. Procedure

  • 1. Als advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie, informeert het college de aanvrager en belanghebbenden.

  • 2. Bij de toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht wordt naast de aanvrager voor zover van toepassing betrokken:

    • a.

      degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, en,

    • b.

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet, de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht, tenzij:

      • i.

        de schadevergoeding redelijkerwijze voor rekening behoort te blijven van het bestuursorgaan, of

      • ii.

        de schadevergoeding voldoende op een andere manier is verzekerd.

  • 3. De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college indienen.

  • 4. Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het derde lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs.

Artikel 7. Uitbetaling

Bij geheel of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding, wordt de toegewezen schadevergoeding uiterlijk betaald binnen drie weken na het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag.

Artikel 8. Aanvraag voorschot

Het college kan, vooruitlopend op de beslissing op een aanvraag om schadevergoeding, een voorschot verlenen als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld.

Artikel 9. Overgangsbepaling

Als een aanvraag als bedoeld in deze verordening samenhangt met een oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals dit luidde voordat deze wet ingetrokken werd, wordt deze niet overeenkomstig deze verordening maar de ‘Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2011’ behandeld.

Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel en vervallen oude regeling

  • 1. Deze verordening treedt tegelijk met de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet) in werking.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie Scherpenzeel.

  • 3. De Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade zoals vastgesteld d.d. 13 november 2008 wordt ingetrokken tegelijk met de inwerkingtreding van de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet).

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 1 december 2022

B.S. van Ginkel-Schuur

griffier

M.W. Jaeger

voorzitter

Toelichting bij Verordening nadeelcompensatie Scherpenzeel

In deze toelichting worden de artikelen nader beschreven met de mogelijkheden die de gemeente heeft en welke keuzes gemaakt zijn.

Aanvullende werking verordening

De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in combinatie met de Omgevingswet (hierna: Ow), bevat regels voor de afwikkeling van aanvragen om schadevergoeding (titel 4.5 Awb). Zo bevat de regeling in de Awb procedureregels voor het afhandelen van die aanvragen (zoals beslistermijnen). Ook zijn regels opgenomen over de maximale hoogte van het te heffen recht voor het in behandeling nemen van aanvragen. Deze regelingen zijn grotendeels uitputtend bedoeld. Slechts over enkele onderwerpen is het tot op zekere hoogte mogelijk om aanvullend regels op te nemen in een gemeentelijke verordening. Die onderwerpen zijn uitgewerkt in de “Verordening nadeelcompensatie Scherpenzeel”.

Hoofdkeuzes

De hoofdkeuzes bij het opstellen van de gemeentelijke verordening betreffen de vragen of het wenselijk is om:

  • een recht te heffen voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding (heffing), en zo ja, wat de hoogte daarvan is; en

  • een adviescommissie in te stellen en zo ja, in welke gevallen en welke vorm die adviescommissie wordt betrokken bij de afhandeling van aanvragen om schadevergoeding.

Artikel 1. Toepassingsbereik

Het is een keuze de verordening te betrekken op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is. Hier is gekozen om lid 2 op te nemen om bijzondere regelingen mogelijk te maken of te houden naast deze verordening. Op deze bijzondere regelingen is deze verordening niet van toepassing.

Artikel 2. Heffen recht

In de Model Verordening nadeelcompensatie is het heffen van een recht (met een maximum van € 500,00 per aanvraag) voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding opgenomen (zie artikel 4:128 van de Awb). Hoe hoog het recht voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding is, is op grond van artikel 4:128 van de Awb een lokale keuze. Het recht kan ten hoogste € 500,- bedragen. Voor dit bedrag is gekozen, omdat het goed aansluit bij de regeling voor planschade van artikel 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro). Artikel 6.4, derde lid, van de Wro bepaalt dat burgemeester en wethouders van de aanvrager een recht heffen ten bedrage van € 300,00 welk bedrag bij verordening van de gemeenteraad met ten hoogste twee derde deel kan worden verhoogd of verlaagd. Het daaruit voortvloeiende maximale recht bedraagt dus ook € 500,00. Onder de Wro bedroeg dit bedrag € 300,00 voor het in behandeling nemen van planschadeverzoeken in de gemeente Scherpenzeel. De raad van Scherpenzeel kiest ervoor om hetzelfde bedrag aan te houden voor nadeelcompensatie, dus € 300,00.

Artikel 3. Aanvraag

In de Awb zijn al verschillende aanvraagvereisten genoemd, waardoor het niet strikt noodzakelijk is om dit artikel op te nemen. Artikel 3 is daarom facultatief. Gemeenten kunnen ervoor kiezen dit artikel op te nemen, omdat het kan helpen om de aanvrager duidelijk te maken welke stukken nodig zijn voor de aanvraag. In het eerste lid is geregeld dat de aanvrager van schadevergoeding gebruik maakt van een door het bestuursorgaan vastgesteld formulier. Onder de huidige verordening “Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2008” wordt gebruik gemaakt van een elektronisch formulier. Dit zal ook zo blijven onder de nieuwe verordening “Verordening nadeelcompensatie Scherpenzeel”. Dit kan wanneer wenselijk ook worden toegepast op de STTR-standaard (Standaard toepasbare regels) voor een elektronisch formulier dat wellicht ook in het omgevingsloket beschikbaar gesteld kan worden.

Artikel 4. Adviescommissie

In artikel 4, tweede lid, onder d van deze verordening is een bagateldrempel opgenomen. Met een dergelijke drempel hoeft geen advies te worden ingewonnen bij aanvragen tot een bepaald bedrag. Deze claims kunnen direct worden afgewezen. Gekozen is voor bedragen van € 500,- voor particulieren en € 1.000,- voor bedrijven, op basis van de bagateldrempel van Rijkswaterstaat.

Artikel 5. Werkwijze adviseur of adviescommissie

Dit artikel gaat nader in op de werkwijze van de adviseur en/of adviescommissie. Dit is op basis van de huidige planschade verordening vorm gegeven. Er is niet gekozen voor een termijn voor de adviseur om het eerste concept op te leveren aangezien het niet in te schatten is in dit stadium hoelang de beoordeling van een verzoek kan duren. Vervolgens als het advies is gestuurd aan betrokken partijen gelden weer dezelfde termijnen als onder de planschadeverordening.

Artikel 6. Procedure

Dit artikel gaat met name over de manier waarop de adviseur en/of adviescommissie wordt aangesteld. Binnen de huidige wetgeving heeft de gemeente de mogelijkheid om wraking te regelen in de beleidsregels. Conform de oude (model)planschadeverordening is deze ook weer mogelijk in de nieuwe verordening nadeelcompensatie Scherpenzeel.

Artikel 7. Uitbetaling

In dit artikel wordt de uitbetaling van de toegewezen nadeelcompensatie geregeld. Dit geschiedt na het onherroepelijk worden van het besluit.

Artikel 8. Aanvraag voorschot

Dit artikel kan naar behoefte in alle gevallen worden ingezet, of alleen als sprake is van bijzondere omstandigheden. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn als de aanvrager als gevolg van het rechtmatige overheidsbesluit in een faillissementssituatie terecht is gekomen. Het uitkeren van een voorschot kan in sommige gevallen schadebeperkend werken. Het is aan het college om te bepalen hoe groot dit voorschot zal zijn en in welke gevallen zij dit toe staat.

Artikel 9. Overgangsbepaling

In dit artikel wordt de overgangsbepaling ten opzichte van de oude regelingen geregeld. De verordening is vanwege het overgangsrecht nog wel relevant voor het afhandelen van planschadeverzoeken en aanvragen om schadevergoeding. Er mag namelijk nog een ‘oud’ planschadeverzoek gedaan worden op basis van de Wet ruimtelijke ordening genomen besluiten.

Overgangsrecht bij planschade

In artikel 22.12 van de Ow is vastgelegd dat een omgevingsvergunning die wordt verleend op grond van een regel in het tijdelijk deel van het omgevingsplan – voor zover sprake is van een oud ruimtelijk plan – niet als schadeveroorzakend besluit geldt.

Onder het huidig recht is het mogelijk om binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van bijvoorbeeld een bestemmingsplan een verzoek om planschade in te dienen. Uiteraard kunnen bestemmingsplannen tot vlak voor de inwerkingtreding van de Ow worden vastgesteld. Daarnaast is het zo dat lopende bestemmingsplanprocedures op grond van het voorheen geldende recht worden afgerond.

Overgangsrecht bij nadeelcompensatie

De overgangsbepalingen voor de toepassing van titel 4.5 van de Awb zijn opgenomen in artikel IV van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten. Daar is vastgelegd dat het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing blijft:

  • op schade, veroorzaakt door een besluit dat werd bekendgemaakt of een handeling die werd verricht voor het tijdstip waarop die wet voor dat besluit of die handeling in werking is getreden;

  • op schade, veroorzaakt door een handeling ter uitvoering van een besluit dat werd bekendgemaakt voor het tijdstip waarop die wet voor dat besluit in werking is getreden, en

  • op schade, veroorzaakt door latere besluiten of andere handelingen ter uitvoering van diezelfde activiteit, als het eerste besluit tot uitvoering van een activiteit is genomen voor het tijdstip waarop deze wet voor dat besluit in werking is getreden.

De overgangsbepalingen voor nadeelcompensatie in het omgevingsrecht zijn vastgelegd in paragraaf 4.2.7 van de Invoeringswet Omgevingswet (hierna: Iw). In artikel 4.17 van de Iw is vastgelegd op welke schadeveroorzakende besluiten of handelingen het oude recht van toepassing blijft bij een aanvraag om schadevergoeding die wordt ingediend binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Ow.

Voor aanvragen om schadevergoeding als gevolg van specifiek genoemde schadeveroorzakende besluiten op basis van de Wro (bestemmingsplan, beheersverordening, inpassingsplan, wijzigingsplan, uitwerkingsplan, nadere eis, provinciale verordening, algemene maatregel van bestuur (onder voorwaarden), of een exploitatieplan (onder voorwaarden)) is in artikel 4.19 van de Iw een specifieke regeling opgenomen. In die gevallen geldt dat de termijn van vijf jaar start bij het van kracht worden van het besluit als de procedure voor het besluit is gestart voor de inwerkingtreding, en is afgerond na inwerkingtreding van de Ow.

Het oude recht blijft in die gevallen van toepassing op aanvraag om schadevergoeding tot het besluit onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald (artikel 4.19 van de Iw).

Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel.

Dit artikel gaat in op de inwerkingtreding. De inwerkingtreding vindt gelijktijdig plaats met de inwerkingtreding van de Omgevingswet, dus naar verwachting per 1 januari 2023. De procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade kan dan worden ingetrokken maar is nog wel enige tijd van belang voor het overgangsrecht.