Aanwijzingsbesluit cameratoezicht openbare plaats Het Noorderlicht Breda

De burgemeester van Breda,

Overwegende:

• •

  dat ingevolge artikel 151c van de Gemeentewet de raad bij verordening de burgemeester de bevoegdheid kan verlenen om, indien dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is, te besluiten om voor een bepaalde duur camera’s in te zetten ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats;

• •

  dat uit rapportages van zowel de politie als het team handhaving openbare ruimte (THOR) blijkt dat er bij basisschool Het Noorderlicht sprake is van voortdurende ordeverstoringen door jongeren;

• •

  dat dit leidt tot een onveilig gevoel bij de bewoners van de wijk;

• •

  dat het voor politie en THOR heel moeilijk is om inzicht te krijgen wie er onderdeel uitmaken van de groep en wie welke rol daarin speelt;

• •

  dat dit mede veroorzaakt wordt doordat de groep zich opsplitst zodra politie of boa’s in beeld komen;

• •

  dat voor politie en de boa’s al een aantal keren een onveilige situatie ter plaatse is ontstaan;

• •

  dat het inzetten van cameratoezicht op de openbare een bijdrage kan leveren aan het verkrijgen van inzicht in de samenstelling van ordeverstorende groep;

• •

  dat het openbare cameratoezicht wordt beperkt qua operationele uren waardoor de inbreuk op de privacy van burgers zoveel mogelijk wordt beperkt;

• •

  dat in het licht van het voorgaande het algemeen belang van de openbare orde, daaronder begrepen de rust en orde in de wijk, zwaarder weegt dan het individuele belang van de privacy van burgers;

Gelet op het bepaalde in artikel 151c van de Gemeentewet en artikel 2.74 van de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2018 en het overleg met de lokale driehoek;

Besluit: