Regeling vervallen per 01-01-2023

Nadere regels subsidie voor Peuteropvang en Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) 2023 gemeente Borger-Odoorn

Geldend van 01-01-2023 t/m 31-12-2022

Intitulé

Nadere regels subsidie voor Peuteropvang en Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) 2023 gemeente Borger-Odoorn

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.1

    ASV: Algemene Subsidie Verordening 2017 gemeente Borger-Odoorn.

  • 1.2

    AMvB: Algemene Maatregel van Bestuur.

  • 1.3

    Beroepskracht voorschoolse educatie: pedagogisch beleidsmedewerker VE (voorschoolse educatie) als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvangen artikel van 4 het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

  • 1.4

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borger-Odoorn.

  • 1.5

    Geïndiceerde peuter (doelgroep peuter): kind in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar, die woont in de gemeente Borger-Odoorn met een risico op (taal)achterstand, waarvoor de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD)/Jeugdgezondheidszorg (JGZ) een indicatie heeft afgegeven en die in aanmerking komt voor een VVE-peuterplaats.

  • 1.6

    Doorgaande lijn: ononderbroken ontwikkelingsgang van kinderen, door samenwerking en afstemming tussen peuteropvang en school, inclusief overdracht van gegevens.

  • 1.7

    Fiscaal uurtarief: maximaal uurtarief dat de Belastingdienst hanteert voor de vergoeding van de kosten voor kinderopvang.

  • 1.8

    Geïndiceerde peuterplaats: één of meerdere peuter(s) die alleen of gezamenlijk 40 weken gebruik maken van geïndiceerde voorschoolse educatie.

  • 1.9

    Houder/aanbieder: degene aan wie een onderneming, als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007, toebehoort en die met die onderneming een kinderopvang exploiteert.

  • 1.10

    Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (Wet IKK): de Wet IKK verbetert de kwaliteit en de toegankelijkheid van de kinderopvang.

  • 1.11

    Kinderopvangorganisatie: organisatie, als bedoeld in artikel 1.1 van de wet, die gevestigd is in de gemeente Borger-Odoorn en die is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang.

  • 1.12

    Kinderopvangtoeslag (KOT): de tegemoetkoming van de Belastingdienst, bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang.

  • 1.13

    Landelijk Register Kinderopvang (LRK): het landelijk register, als bedoeld in artikel 1.1 van de wet.

  • 1.14

    Locatie: voorschoolse voorziening voor kinderopvang, die staat ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang met een geregistreerde voorziening in de gemeente Borger-Odoorn.

  • 1.15

    Ouder: de bloed- of aanverwanten in opgaande lijn of de adoptief- of pleegouder van een kind dat opgevangen wordt in een peuterplaats of VE-peuterplaats.

  • 1.16

    Ouderbijdrage: financiële vergoeding die de ouder(s)/verzorger(s) moeten betalen voor de deelname van hun kind aan een peuterplaats of VE-peuterplaats.

  • 1.17

    Ouderbetrokkenheid: activiteiten geïnitieerd door de kinderorganisatie en ouders, gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van het kind door ouders.

  • 1.18

    PBM VE is de pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie (PMB VE).

  • 1.19

    Peuterplaats: een aanbod voor peuters, niet zijnde geïndiceerde peuters (doelgroep peuters).

  • 1.20

    Reguliere peuter: een peuter in de leeftijd van 2 tot 4 jaar, die woont in de gemeente BorgerOdoorn en die gebruik maakt van kinderopvang.

  • 1.21

    Subsidie uurtarief: het uurtarief dat de gemeente hanteert bij het berekenen van de subsidie, gebaseerd op het fiscaal uurtarief kinderopvang van de Belastingdienst.

  • 1.22

    1Verzamelinkomen: door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3, verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het jaarinkomen van het hele gezin.

  • 1.23

    VVE: Voor- en Vroegschoolse Educatie.

  • 1.24

    VE: Voorschoolse Educatie: een aanbod voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar, waarin op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden, gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal en motoriek en op het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • 1.25

    VVE-peuterplaats: een aanbod aan voorschoolse educatie voor doelgroep peuters.

  • 1.26

    VVE-locatie: een locatie van een kinderopvangorganisatie die VVE aanbiedt conform wettelijke kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie en als VVE-gecertificeerde locatie is opgenomen in het Landelijke Register Kinderopvang.

  • 1.27

    Wet: Wet kinderopvang.

Artikel 2 Doel regeling

Het doel van deze regeling is het door subsidiëring bieden van voorschoolse educatie en peuteropvang in de gemeente Borger-Odoorn, zodat er gelijke en optimale ontwikkelkansen voor alle kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar (VVE voor 2,5 tot 4 jaar) in de gemeente zijn.

Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Subsidie wordt verleend aan een kinderopvangorganisatie in de gemeente Borger-Odoorn, waar:

  • 3.1

    Voorschoolse educatie wordt geboden aan door de GGD-/JGZ-geïndiceerde peuters die woonachtig zijn in de gemeente in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar, waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

  • 3.2

    Voorschoolse educatie wordt geboden aan door de GGD-/JGZ-geïndiceerde peuters die woonachtig zijn in de gemeente in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar, waarvan de ouders wel in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

  • 3.3

    Peuteropvang wordt geboden aan reguliere peuters die woonachtig zijn in de gemeente in de leeftijd van 2 tot 4 jaar, waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

Artikel 3a Aanvullende activiteit die voor subsidie in aanmerking komt

Aan de kinderopvangorganisatie waar voorschoolse educatie wordt aangeboden aan GGD-/JGZgeïndiceerde peuters die woonachtig zijn in de gemeente in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar wordt een 3 subsidie verleend voor de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie (PBM VE).

Artikel 4 Aanvraag- en beslistermijn

  • 4.1

    De aanvraag voor de subsidie voor 2023 en de daaropvolgende jaren, dient uiterlijk vóór 1 oktober van het kalenderjaar voorafgaand aan het subsidiejaar, ingediend te worden.

  • 4.2

    De beslistermijn op de aanvraag voor de subsidie voor 2023, is uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

Artikel 5 Aanvraag subsidie

  • 5.1

    Subsidie op grond van deze Nadere regels kan uitsluitend worden aangevraagd voor peuters die woonachtig zijn in de gemeente Borger-Odoorn.

    • 5.1.1

      Subsidie voor peuters die niet woonachtig zijn in de gemeente, dient overlegd te worden met de gemeente. Wanneer het om grensverkeer gaat, kan de gemeente toestemming geven, mits de gemeente dit heeft afgestemd met de woonachtige gemeente.

  • 5.2

    Subsidie op grond van deze Nadere regels kan uitsluitend worden aangevraagd door de houder van een kinderopvangorganisatie die is gevestigd in de gemeente Borger-Odoorn en die is geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang.

    • 5.2.1

      De gemeente kan toestemming geven voor subsidie voor VE-aanbod voor een peuter woonachtig in de gemeente en die naar VE-aanbod buiten de gemeente gaat, mits de gemeente een verzoek / advies hiervoor van de GGD / JGZ (de indicatiesteller en regiehouder op de ontwikkeling van het kind) heeft ontvangen.

  • 5.3

    Subsidie voor geïndiceerde peuters, artikel 3.1 en 3.2, kan alleen aangevraagd worden door de houder van een kinderopvangorganisatie die is gevestigd in de gemeente Borger- Odoorn, die gecertificeerd is voor VVE en als zodanig is geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang.

  • 5.4

    De aanvraag geschiedt op basis van een door de gemeente ontwikkeld aanvraagformulier, waarin het aantal te verwachten peuterplaatsen (reguliere peuters en geïndiceerde peuters door de GGD/JGZ voor de duur van een heel kalenderjaar), de locatie en de samenwerkende basisschool opgenomen is.

  • 5.5

    Om in aanmerking te komen voor subsidieverlening op grond van artikel 3.1 en 3.2, dient de kinderopvangorganisatie minimaal 40 weken per jaar voorschoolse educatie aan te bieden. Het gaat dan per week om een aanbod van 16 uur, verdeeld over tenminste 3 dagen, waardoor aan de wettelijke norm van 960 uur voor geïndiceerde peuters van 2,5 en 3 jaar wordt voldaan.

  • 5.6

    Om in aanmerking te komen voor subsidieverlening op grond van artikel 3.3, dient de kinderopvangorganisatie 40 weken per jaar peuteropvang aan te bieden. Het gaat dan per week om een aanbod van maximaal 8 uur, verdeeld over minimaal 2 dagen.

  • 5.7

    Om in aanmerking te komen voor subsidieverlening op grond van artikel 3a, moet de kinderopvangorganisatie bij de aanvraag het aantal te verwachten geïndiceerde peuterplaatsen op peildatum 1 januari van het komende jaar opgeven. Daarbij moet de PBM VE voldoen aan de hiervoor gestelde eisen in de wet (Staatsblad 2019, 315).

  • 5.8

    De organisatie verrekent zelf de subsidie met de ouders.

Artikel 6 Hoogte van de subsidie

Er wordt gesubsidieerd per uur voor een geïndiceerde peuter die gebruik maakt van voorschoolse educatie (VE-peuterplaats):

  • 6.1

    Aan een kinderopvangorganisatie die staat geregistreerd in het LRK als kinderopvang met voorschoolse educatie;

  • 6.2

    Voor de doelgroep, genoemd in artikel 3.1 en 3.3, bedraagt de maximale subsidie per bezet uur per peuter in de leeftijd van 2 jaar (2,5 jaar) en 3 jaar maximaal 8 uur per week en voor maximaal 40 weken per kalenderjaar het fiscaal uurtarief (€ 8,97 in 2023) minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage volgens de tabel Kinderopvangtoeslag van het Rijk;

    • 6.2.1

      Het uurtarief van € 8.97 zal jaarlijks worden geïndexeerd vergelijk het fiscale uurtarief kinderopvang, mits dit gemeentelijk financieel haalbaar blijkt. Als geen financiële haalbaarheid blijkt, zal de gemeente het besluit nemen welk bedrag wel haalbaar is;

  • 6.3

    Voor de doelgroep, genoemd in artikel 3.1 en 3.2, bedraagt de maximale subsidie per bezet uur per geïndiceerde peuter in de leeftijd van 2,5 jaar en 3 jaar maximaal 8 uur in de week en voor maximaal 40 weken per kalenderjaar € 10,77 in 2023, mits dit extra uren zijn die worden afgenomen boven op de uren genoemd in artikel 6.2;

    • 6.3.1

      Het uurtarief van € 10,77 zal jaarlijks worden geïndexeerd vergelijk het fiscale uurtarief kinderopvang, mits dit gemeentelijk financieel haalbaar blijkt. Als geen financiële haalbaarheid blijkt, zal de gemeente het besluit nemen welk bedrag wel haalbaar is;

  • 6.4

    Voor de activiteit, genoemd in artikel 3a, bedraagt de maximale subsidie € 400,00 per geïndiceerde peuterplaats op peildatum 1 januari 2023;

  • 6.5

    Deze subsidieregeling wordt jaarlijks door het college vastgesteld. Hierin worden de bedragen opgenomen die voor dat jaar van toepassing zijn;

  • 6.6

    Het college behoudt zich het recht voor om bij de vaststelling van de subsidiebedragen, zowel positief als negatief af te wijken van het door het Rijk opgegeven fiscaal uurtarief;

  • 6.7

    Voor wat betreft de genoemde bedragen vindt geen indexering plaats, anders dan genoemd in artikel 6.2.1 en 6.3.1.

Artikel 7 Subsidieduur

  • 7.1

    De subsidie wordt verstrekt aan de houder die voldoet aan deze Nadere regels.

  • 7.2

    De subsidie gaat in op de dag dat de (geïndiceerde) peuter start en voor de duur van maximaal 40 weken in het kalenderjaar.

  • 7.3

    De subsidie eindigt met ingang van de datum waarop de (geïndiceerde) peuter, om welke reden dan ook, de kinderopvang verlaat.

Artikel 8 Vaststelling subsidie

  • 8.1

    De vaststelling en verantwoording van subsidie vindt plaats op basis van het werkelijke aantal bezette peuterplaatsen. Daaronder wordt verstaan: het aantal werkelijk afgenomen uren per werkelijk bezette peuterplaats voor maximaal 40 weken in het kalenderjaar (regulier en VE- /geïndiceerde peuters) op basis van een door de gemeente ontwikkeld registratieformulier en 5 vastgesteld met een accountantsverklaring betreffende subsidiebedragen boven de 50.000 euro, aanvullend aan de in de ASV opgenomen verplichtingen rondom eindverantwoording, ook al is dat in 2022 niet gebeurd.

  • 8.2

    Uiterlijk 15 maart van het jaar, volgend op het jaar waarin de subsidie is besteed, rapporteert de houder van de gecertificeerde voorschoolse voorziening over het totaal van de hierna vermelde per halfjaar verkregen gegevens.

  • 8.3

    Indien bij vaststelling blijkt dat er sprake is van minder bezette VE- of reguliere peuterplaatsen (het aantal afgenomen uren per werkelijke bezette peuterplaats regulier en VVE), wordt het teveel aan verleende subsidie teruggevorderd.

  • 8.4

    De vaststelling en verantwoording van subsidie voor de activiteit in artikel 3a (PBM VE) vindt plaats op basis van het daadwerkelijk aantal geïndiceerde peuters op peildatum 1 januari 2023. Wanneer bij de verantwoording blijkt dat het aantal daadwerkelijk deelnemende geïndiceerde peuters bedoeld in artikel 5.7 behorende bij artikel 3a.1, meer dan 50% afwijkt in de loop van het kalenderjaar t.o.v. het daadwerkelijke aantal VVE-doelgroepkinderen op 1 januari 2023, gaat de gemeente met de desbetreffende organisatie in gesprek over de reden van afwijking ten aanzien van de aanvraag.

Artikel 9 Ouderbijdrage

  • 9.1

    Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag, betalen voor een peuterplaats (regulier en VE) voor maximaal te subsidiëren uren van 8 in de week, een inkomensafhankelijke bijdrage op basis van de tabel Kinderopvangtoeslag van het Rijk. Dit betalen ze aan de kinderopvangorganisatie.

  • 9.2

    De hoogte van de in artikel 9.1 genoemde inkomensafhankelijke ouderbijdrage, wordt door de houder bepaald op basis van het verzamelinkomen van het voorgaande kalenderjaar volgens de Kinderopvangtoeslagtabel van het Rijk.

  • 9.3

    Ten behoeve van de vaststelling van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage, overleggen ouders eenmalig bij de start van de peuteropvang een inkomensverklaring van de Belastingdienst (IB60-formulier) van maximaal twee jaar oud, zodat houder kinderopvangorganisatie kan vaststellen dat de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.

  • 9.4

    Ten behoeve van het wel of niet in aanmerking komen voor subsidie, overleggen ouders eenmalig bij de start van de peuteropvang een inkomensverklaring van de Belastingdienst (IB60-formulier) van maximaal twee jaar oud, zodat houder kinderopvangorganisatie kan vaststellen dat de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.

Artikel 10 Aanvullende verplichtingen

  • 10.1

    Naast de verplichtingen op grond van artikel 12 van de ASV 2017, zijn aan de subsidie bedoeld in artikel 3 de volgende verplichtingen verbonden:

    • 10.1.1

      De subsidieontvanger voldoet aan alle voorschriften voor de basiskwaliteit van kinderopvang, gesteld bij of krachtens de wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang;

    • 10.1.2

      De subsidieontvanger voldoet voor subsidie als bedoeld in artikel 3 lid a en b aan de eisen zoals gesteld in de AMvB Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

  • 10.2

    In aanvulling op de verplichtingen als genoemd in 10.1, zijn aan de subsidie voor het aanbieden van peuteropvang de volgende verplichtingen verbonden:

    • 10.2.1

      De aanbieder biedt activiteiten die zijn gericht op spelend leren;

    • 10.2.2

      Door de aanbieder wordt niet meer dan maximaal 8 uur aan gesubsidieerde uren per week opgenomen in de verantwoording;

    • 10.2.3

      De aanbieder levert per halfjaar, vanaf dat de subsidie is ingegaan, gegevens aan over de peuterplaatsen in de kinderopvang met het door de gemeente aangeleverde registratieformulier.

  • 10.3

    In aanvulling op de verplichtingen als genoemd in artikel 10.1, zijn aan de subsidie voor het aanbieden van VE aan geïndiceerde peuters door de GGD/JGZ, de volgende verplichtingen verbonden:

    • 10.3.1

      De aanbieder draagt zorg voor een overeenkomst met de ouders die dienend is voor de subsidie verantwoording;

    • 10.3.2

      De aanbieder kinderopvangorganisatie heeft een samenwerkingsrelatie met minimaal 1 basisschool in de gemeente. Dit is een wederkerige samenwerking tussen kinderopvangorganisatie en basisschool;

    • 10.3.3

      De doorgaande lijn van voorschoolse educatie naar vroegschoolse educatie is hierdoor vastgelegd in afspraken tussen de gesubsidieerde kinderopvang en de basisschool. Deze afspraken betreffen minimaal de warme overdracht, benaderingswijze van ouders (rol van de ouder en de ouderbetrokkenheid);

    • 10.3.4

      De gesubsidieerde kinderopvangorganisatie heeft afspraken met de GGD/JGZ als toeleidende organisatie van geïndiceerde peuters.

      • 10.3.4.1

        vooraf aan de start en gedurende het aanbod VE aan geïndiceerde peuters, is er een structureel wederkerige samenwerking tussen GGD/JGZ en de aanbieder over de voortgang van de geïndiceerde peuter met de GGD/JGZ.

  • 10.4

    De aanbieder kinderopvang is deelnemer aan de werkgroep 0-6 in de gemeente.

  • 10.5

    De aanbieder kinderopvang neemt deel aan de monitoringscyclus van VVE-beleid in de gemeente.

  • 10.6

    De gesubsidieerde kinderopvangorganisatie draagt mede zorg voor een wederkerige afstemming met de GGD/JGZ en heeft structureel contact met stichting sociaal team.

    • 10.6.1

      De gesubsidieerde kinderopvangorganisatie is bekend met en handelt in relatie tot het beleidskader ‘Vanzölf saomen’, waaronder het regenboogmodel.

  • 10.7

    De aanbieder kinderopvang draagt zorg voor een verdeling van 16 uur VE-aanbod in de week over minimaal 3 dagen in de week.

  • 10.8

    De aanbieder draagt zorg voor uitvoering van onder artikel 3a, 5,7 en 8.4 genoemde activiteit (PBM VE) dat voldoet aan de eisen, gesteld in de wet (Staatsblad 2019, 315), ten aanzien van de geïndiceerde peuters.

  • 10.9

    De aanbieder levert per halfjaar, vanaf dat de subsidie is ingegaan, (uiterlijk twee weken na afloop van het halfjaar) gegevens aan over het aantal unieke geïndiceerde peuters dat gebruik 7 maakt van een VE-peuterplaats op het door de gemeente aangeleverde registratieformulier, ook al is dat in 2022 niet gebeurd.

Artikel 11 Uitsluitingscriteria

  • 11.1

    Er wordt geen aanvullende subsidie betreffende voorschoolse educatie verstrekt voor geïndiceerde peuters in de leeftijd van 2 tot 2,5 jaar. De startleeftijd van VE is 2,5 jaar.

  • 11.2

    Activiteit artikel 3a geldt alleen voor de periode van 1 januari 2023 tot 1 januari 2024.

  • 11.3

    Er kunnen geen andere kosten dan het vastgestelde uurtarief worden aangevraagd. In het uurtarief zijn alle kosten meegenomen voor peuterplaatsen en VE.

Artikel 12 Inwerkingtreding / slotbepaling

  • 12.1

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2023.

  • 12.2

    Als dan vervallen de Nadere regels peuteropvang en VVE Borger-Odoorn 2022, met dien verstande dat deze regels van toepassing blijven op de afwikkeling van subsidie over 2022.

Ondertekening