Beleidsregels Bijzondere Bijstand Gouda 2023

Geldend van 01-01-2023 t/m 31-05-2023

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Gouda 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda;

gelet op artikel 35 van de Participatiewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende beleidsregels:

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Gouda 2023

Artikel 1 Begripsbepalingen

Wet: Participatiewet

Hoofdstuk 1 Draagkracht

Artikel 2 Drempelbedrag

Het college past het drempelbedrag, als bedoeld in artikel 35, tweede lid, van de wet, niet toe.

Artikel 3 Vaststelling van draagkracht

  • 1. Behoudens het hierna volgende stelt het college de draagkracht vast met inachtneming van de middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de wet.

  • 2. Bij een draagkracht uit inkomen van minder dan €35,00 per jaar wordt geen draagkracht in mindering gebracht.

  • 3. De individuele inkomenstoeslag, alsmede de individuele studietoeslag worden bij de vaststelling van de draagkracht niet in aanmerking genomen.

  • 4. De draagkracht wordt gevormd door een percentage van het inkomen boven de 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

  • 5. De draagkracht als bedoeld in het vorige lid bedraagt:

    • a.

      0% van het inkomen tussen 100% en 110%;

    • b.

      30% van het inkomen tussen 110% en 130%;

    • c.

      100% van het inkomen van 130% en meer.

  • 6. In afwijking van het vijfde lid, sub a bedraagt de draagkracht uit inkomen 100% als het gaat om een aanvraag voor woonkostentoeslag of een aanvraag voor jongerentoeslag, zoals genoemd in artikel 7

  • 7. In afwijking van het vijfde en zesde lid, wordt de draagkracht vastgesteld op nihil in geval één of meer van de volgende situaties van toepassing is:

    • Wet schuldsanering natuurlijke personen;

    • een minnelijke regeling volgens de gemeentelijke schuldhulpverlening, blijkend uit een vastgestelde betalingsregeling of ondertekende schuldregelovereenkomst.

Artikel 4 Draagkrachtperiode

  • 1. De periode waarover de draagkracht wordt vastgelegd, de draagkrachtperiode, is in beginsel een jaar beginnend op de eerste dag van de maand waarin de (oudste) kosten zijn gemaakt.

  • 2. Als het periodieke bijzondere bijstand betreft wordt de draagkracht per maand vastgesteld.

  • 3. De draagkracht wordt in beginsel in mindering gebracht op de eerste vergoeding uit de bijzondere bijstand binnen de draagkrachtperiode, ook bij periodieke bijzondere bijstand.

Artikel 5 Wijziging draagkracht tijdens draagkrachtperiode

  • 1. De draagkracht wordt vastgesteld op het moment dat het recht op bijzondere bijstand ontstaat en geldt in beginsel voor de gehele draagkrachtperiode.

  • 2. De draagkracht wordt opnieuw vastgesteld gedurende een lopende draagkrachtperiode als de in aanmerking te nemen middelen 5% of meer wijzigen.

Hoofdstuk 2 Kostensoorten

Artikel 6 Bijzondere Bijstand met terugwerkende kracht

Een aanvraag om bijzondere bijstand kan na het ontstaan van de kosten worden geaccepteerd als

  • a.

    aan de algemene voorwaarden voor bijzondere bijstand is voldaan; en

  • b.

    de draagkracht niet is veranderd; en

  • c.

    de aanvraag binnen één jaar na de datum van de originele nota wordt ingediend.

Artikel 7 Kosten levensonderhoud voor belanghebbenden van 18, 19 en 20 jaar

  • 1. Er bestaat recht op bijzondere bijstand wanneer de noodzakelijke kosten van het bestaan van de jongere uitgaan boven de bijstandsnorm en hij/zij voor deze kosten geen beroep kan doen op de ouders omdat:

    • a.

      de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of

    • b.

      betrokkene redelijkerwijs de onderhoudsplicht jegens de ouders niet te gelde kan maken

    • c.

      zich een situatie voordoet, waarbij de toepassing van maatwerk, zoals bedoeld in artikel 31, nodig is.

  • 2. Inkomsten worden voor 100% in mindering gebracht op de jongerentoeslag.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt als volgt berekend:

    • a.

      Voor een alleenstaande: de te verlenen toeslag, in de vorm van bijzondere bijstand, bedraagt het verschil tussen de basisnorm voor een alleenstaande (70%) exclusief vakantietoeslag en de voor de jongere van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

    • b.

      Voor een alleenstaande ouder: de te verlenen toeslag, in de vorm van bijzondere bijstand, bedraagt het verschil tussen de norm voor een alleenstaande ouder (70%) exclusief vakantietoeslag en de voor de jongere van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

    • c.

      Voor gezinnen: de te verlenen toeslag, in de vorm van bijzondere bijstand, bedraagt het verschil tussen de norm voor een echtpaar 21+ (100%) exclusief vakantietoeslag en de voor de jongeren van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag met of zonder kinderen.

Artikel 8 Vaste lasten tijdens verblijf in inrichting

  • 1. Voor de vaste lasten tijdens het verblijf in een inrichting kan bijzondere bijstand worden verleend gedurende maximaal een jaar als:

    • a.

      de kosten verknocht zijn met de woonruimte; en

    • b.

      het contract niet tijdelijk kan worden opgezegd; en

    • c.

      het aanhouden van de woonruimte noodzakelijk is.

  • 2. Er is geen sprake van het noodzakelijk aanhouden van de woonruimte als bij het begin van de opname duidelijk is dat belanghebbende langer dan een jaar wordt opgenomen. Is de opname langer dan een jaar, dan kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de opslag van de inboedel.

  • 3. Voor de vaste lasten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt indien belanghebbende:

    • a.

      niet tot de doelgroep als genoemd in art. 2 behoort;

    • b.

      over financiële middelen beschikt om zelf in de woonlasten te kunnen voorzien;

    • c.

      bij zijn ouders woont;

    • d.

      samen in de woning woont met gezinsleden of anderen die de woonlasten kunnen betalen;

    • e.

      als de verhuurder van de woning een procedure gericht op uitzetting uit de woning is gestart;

    • f.

      de woning onderverhuurt of kan onderverhuren, of indien belanghebbende de woning zelf onderhuurt;

    • g.

      een betalingsregeling kan treffen of heeft getroffen met de verhuurder.

  • 4. In afwijking van het derde lid, kan het college besluiten tot het verstrekken van bijzondere bijstand als sprake is van een noodgeval, zoals bedoeld in artikel 31.

Artikel 9 Uitvaartkosten

  • 1. Het college kan de aanvrager van bijzondere bijstand voor uitvaarkosten vragen om een verklaring van erfrecht.

  • 2. Alleen noodzakelijke kosten komen in aanmerking voor bijzondere bijstand. Als noodzakelijke kosten kunnen worden aangemerkt:

  • de kosten van de begrafenis of crematie, personeelskosten van de uitvaartondernemer, het kisten van de overledene, de laatste verzorging, de uitvaartdienst, de grafrechten (voor zover het een algemeen graf betreft), de rouwauto en één volgauto, maximaal 50 rouwkaarten, de akte van overlijden, koffie en cake voor 100 personen of een gelijkwaardig alternatief passend bij de culturele of levensbeschouwelijke achtergrond van de overledene.

  • 3. Voor de kosten van een begrafenis in het buitenland wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 4. Bij de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand voor de uitvaartkosten gelden de bedragen van het NIBUD als richtprijzen.

Artikel 10 Kosten van bewindvoering

  • 1. Voor de kosten van bewindvoering kan bijzondere bijstand worden verstrekt indien de goederen van een meerderjarige door de kantonrechter onder bewind zijn gesteld.

  • 2. Bij de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering gelden de tarieven van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK).

  • 3. In afwijking van het tweede lid, kan een hoger bedrag worden verstrekt wanneer de rechtbank een machtiging heeft afgegeven voor een hoger bedrag dan de landelijke normen.

Artikel 11 Kosten van mentorschap

  • 1. Voor de kosten van mentorschap kan bijzondere bijstand worden verstrekt indien de rechter een mentor heeft benoemd.

  • 2. Bij de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand voor de kosten van mentorschap gelden de tarieven van de Regeling beloning curatoren, bewindvoering en mentoren.

Artikel 12 Kosten van curatele

  • 1. Voor de kosten van curatele kan bijzondere bijstand worden verstrekt indien deze kosten door de kantonrechter afwijkend zijn vastgesteld van de hoofdregel van 5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen.

  • 2. Een periodieke uitkering wordt niet gerekend tot de opbrengst van de onder bewind staande goederen.

Artikel 13 Kosten van rechtsbijstand

  • 1. Voor de kosten van de eigen bijdrage, zoals bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • 2. Indien het Juridisch Loket doorverwijst naar een advocaat, kan er korting gegeven worden op de eigen bijdrage in de kosten van die advocaat. Voor het bedrag dat daarna nog van de eigen bijdrage overblijft, kan bijzondere bijstand worden aangevraagd.

  • 3. De gegeven korting wordt in mindering gebracht op de bijzondere bijstand.

Artikel 14 Kosten babyuitzet

  • 1. Voor de kosten van een babyuitzet kan bijzondere bijstand worden verstrekt indien er sprake is van een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 35 lid 1 van de wet. Hierbij wordt in elk geval in aanmerking genomen:

    • a.

      Belanghebbende wordt geacht voor deze kosten te kunnen reserveren vanaf de vierde maand van de zwangerschap;

    • b.

      Het maandelijkse reserveringsbedrag is gelijk aan 6% van de bijstandsnorm, inclusief vakantietoeslag;

  • 2. Bij de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand voor de kosten van een babyuitzet gelden de bedragen van het NIBUD als richtprijzen.

  • 3. De bijstand wordt in beginsel in de vorm van een geldlening verstrekt. Als dat gezien de schuldensituatie van belanghebbende niet zinvol is, wordt bijstand om niet verstrekt.

Artikel 15 Kosten maaltijdvoorziening

  • 1. Voor de meerkosten van maaltijdvoorziening kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • 2. Onder warme maaltijd wordt verstaan: een voorgerecht, hoofdgerecht en nagerecht. Ook het ontbijt en een tweede broodmaaltijd komen voor vergoeding in aanmerking.

    • a.

      Voor een maaltijdvoorziening geldt een eigen bijdrage.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de feitelijk betaalde prijs onder aftrek van het bedrag van het bedrag per warme maaltijd zoals opgenomen in de NIBUD-Prijzengids.

Artikel 16 Stookkosten

  • 1. Voor stookkosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt indien er sprake is van een bijzondere omstandigheid, blijkend uit een medisch advies, in de zin van artikel 35 lid 1 van de wet.

  • 2. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de feitelijk betaalde prijs onder aftrek van de van toepassing zijnde stookkosten zoals opgenomen in de NIBUD-Prijzengids.

Artikel 17 Reiskosten in verband met bezoek ziek familielid

  • 1. Voor reiskosten in verband met ziekenbezoek aan familieleden kan bijzondere bijstand worden verstrekt indien er sprake is van een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 35 lid 1 van de wet. De noodzaak voor het bezoeken van een ziek familielid wordt aanwezig geacht indien:

    • a.

      de zieke behoort tot het gezin van de aanvrager; en

    • b.

      het verpleegadres buiten de gemeente is gelegen (maar wel binnen Nederland).

  • 2. Het aantal te vergoeden bezoeken wordt individueel beoordeeld.

  • 3. Bij het vaststellen van de hoogte van de bijstand wordt uitgegaan van de kosten van openbaar vervoer (2e klas) of, indien er gebruik wordt gemaakt van de auto, een kilometervergoeding van € 0,19 per gereden kilometer volgens de kortst gebruikelijke weg.

Artikel 18 Reiskosten in verband met bezoek uit huis geplaatst kind

  • 1. Voor reiskosten in verband met bezoek aan een uit huis geplaatst kind kan bijzondere bijstand worden verstrekt indien er sprake is van een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 35 lid 1 van de wet. De noodzaak voor het bezoeken en/of brengen van een uit huis geplaatst kind wordt aanwezig geacht indien:

    • a.

      het kind behoort tot het gezin van de aanvrager; en

    • b.

      het opvangadres buiten de gemeente ligt (maar wel binnen Nederland)

  • 2. Het aantal te vergoeden bezoeken wordt individueel beoordeeld.

  • 3. Bij het vaststellen van de hoogte van de bijstand wordt uitgegaan van de kosten van openbaar vervoer (2e klas) of, indien er gebruik wordt gemaakt van de auto, een kilometervergoeding van € 0,19 per gereden kilometer volgens de kortst gebruikelijke weg.

Artikel 19 Reiskosten voor bezoek aan gedetineerde

  • 1. Voor reiskosten in verband met bezoek aan een gedetineerde kan bijzondere bijstand worden verstrekt indien er sprake is van een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 35 lid 1 van de wet. De noodzaak voor het bezoeken van een gedetineerde wordt aanwezig geacht indien:

    • a.

      de gedetineerde behoort tot het gezin;

    • b.

      de penitentiaire inrichting binnen Nederland is gelegen;

    • c.

      de bezoekfrequentie maximaal één keer per week per gezinslid bedraagt

  • 2. Bij het vaststellen van de hoogte van de bijstand wordt uitgegaan van de kosten van openbaar vervoer (2e klas) of, indien er gebruik wordt gemaakt van de auto, een kilometervergoeding van € 0,19 per gereden kilometer volgens de kortst gebruikelijke weg.

Artikel 20 Kosten van budgetbeheer

  • 1. Voor de kosten van vrijwillig budgetbeheer kan bijzondere bijstand worden verleend, indien belanghebbende de noodzakelijkheid hiervan aantoont. De noodzakelijkheid wordt op individuele basis beoordeeld.

  • 2. Bijzondere bijstand kan alleen verstrekt worden indien het budgetbeheer wordt verricht door een instelling die lid is van een branchevereniging, zoals NVVK of BPBI.

  • 3. Cliënt heeft de verplichting om weer zo snel mogelijk zelfstandig zijn/haar financiën te beheren.

    • a.

      Hiertoe overleggen de cliënt en budgetbeheerder een overeenkomst, waarin de afspraken met betrekking tot deze zelfstandigheid zijn vastgelegd.

  • 4. Bijzondere bijstand voor vrijwillig budgetbeheer wordt toegekend voor de duur van één jaar. Na dit jaar kan een nieuwe aanvraag ingediend worden.

Artikel 21 Kosten van bewassing en kledingslijtage

  • 1. Voor de kosten van extra bewassing ten gevolge van ouderdom, een handicap of een chronische ziekte kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • 2. Voor de kosten van kledingslijtage ten gevolge van een bewegingshandicap kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • 3. De hoogte van de bijstand is gelijk aan de bedragen zoals genoemd in de NIBUD prijzengids.

Artikel 22 GKB-lening als voorliggende voorziening

  • 1. Voor de kostensoorten, genoemd in artikel 25 van deze beleidsregels, is een lening bij de gemeentelijke kredietbank voorliggend.

  • 2. Indien de lening, bedoeld in het eerste lid, niet toereikend is, kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • 3. De hoogte van de bijstand is gelijk aan het verschil tussen de maximale normbedragen voor inrichtingskosten, zoals genoemd in artikel 23 van deze beleidsregels, en de lening die door de gemeentelijke kredietbank wordt verstrekt.

  • 4. De bijzondere bijstand wordt als leenbijstand verstrekt en wordt binnen 36 maanden afgelost (minus de lening van de gemeentelijke kredietbank). Het restant van de bijstand wordt om niet verstrekt.

  • 5. Het eerste lid is niet van toepassing voor jongeren die uitstromen vanuit beschermd wonen.

Artikel 23 Kosten van woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen

  • 1. De kosten van woninginrichting of duurzame gebruiksgoederen behoren tot de incidentele algemene kosten van het bestaan. Als er op grond van artikel 35 van de wet bijzondere bijstand kan worden verstrekt, dan wordt daarbij in elk geval het bepaalde in het tweede, derde en vierde lid in aanmerking genomen.

  • 2. Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand gelden de prijzen uit de Prijzengids NIBUD als richtprijzen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid wordt voor een volledige inventaris een lager bedrag verstrekt, namelijk

    • a.

      50% van het bedrag in de Prijzengids NIBUD voor een alleenstaande

    • b.

      70% van het bedrag in de Prijzengids NIBUD voor een alleenstaande ouder of een echtpaar.

  • 4. De bijstand voor woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen wordt in principe in de vorm van een lening verstrekt.

  • 5. Voor de opknapkosten van de te betrekken woning wordt bijzondere bijstand om niet verstrekt.

Artikel 24 Verhuiskosten

  • 1. Verhuiskosten behoren tot de incidentele algemene kosten van het bestaan. Als er op grond van artikel 35 van de wet bijzondere bijstand kan worden verstrekt, dan wordt daarbij in elk geval het tweede en derde lid in aanmerking genomen. Het gaat hierbij om transportkosten die worden gemaakt bij een noodzakelijke verhuizing.

  • 2. De noodzaak van een verhuizing wordt in ieder geval aangenomen als

    • a.

      belanghebbende een woning bewoont met woonkosten die meer bedragen dan de maximale huurgrens en verhuist naar een goedkopere woning; of

    • b.

      belanghebbende vrijwillig verhuist van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de toepasselijke aftoppingsgrens naar een woning waarvoor de woonkosten niet meer bedragen dan de kwaliteitskortingsgrens;

    • c.

      er een sociale noodzaak is voor de verhuizing. Dit wordt op individuele basis beoordeeld.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de bedragen genoemd in de NIBUD-prijzengids.

Artikel 25 Kosten voor eerste maand huur en administratiekosten

  • 1. Kosten in verband met de eerste verhuurnota behoren tot de incidentele algemene kosten van het bestaan. Er kan alleen bijzondere bijstand worden verstrekt indien er sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 35 van de wet.

  • 2. Voor de eerste maand huur wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 3. Voor de kosten van dubbele huur in een gebroken maand wordt bijzondere bijstand om niet verstrekt.

  • 4. Voor administratiekosten en de kosten van een huisvestingsvergunning wordt bijzondere bijstand om niet verstrekt.

  • 5. Voor de kosten van de waarborgsom wordt bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een lening.

Artikel 26 Gezinshereniging

  • 1. Indien er sprake is van nareis in verband met gezinshereniging (binnen een jaar), kan bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting worden verstrekt, zoals bedoeld in artikel 23.

  • 2. Eerder verstrekte bijstand aan de reeds gevestigde partner wordt afgetrokken van de nieuw te verstrekken bijstand. worden verstrekt onder aftrek van de eerder verstrekte bijzondere bijstand aan de reeds gevestigde partner.

Artikel 27 Kosten van zorgpremie, kinderopvang en kosten in verband met kinderen

  • 1. Voor de kosten van zorgpremie, kinderopvang en kosten in verband met kinderen kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor zover het niet ontvangen van zorgtoeslag, kinderopvangtoeslag of kindgebonden-budget het gevolg is van een nabetaling van bijstand over een voorgaand kalenderjaar.

  • 2. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan het verschil tussen de toeslag waarop anders aanspraak zou hebben bestaan en de toeslag waarop belanghebbende feitelijk aanspraak heeft.

  • 3. De bijstand wordt voorlopig toegekend op basis van de voorlopige beschikking van de Belastingdienst. Na afloop van het kalenderjaar wordt de bijstand definitief vastgesteld op basis van de definitieve beschikking.

Artikel 28 Woonkosten voor huurders

  • 1. Aan belanghebbende wordt een verhuisplicht opgelegd wanneer er sprake is van woonkosten die de maximale huurgrens overstijgen.

  • 2. De hoogte van de bijzondere bijstand voor woonkosten wordt berekend aan de hand van het berekeningsformulier woonkostentoeslag voor huurders.

  • 3. Woonkostentoeslag wordt voor maximaal één jaar toegekend.

Artikel 29 Woonkosten voor eigenaren

  • 1. Aan belanghebbende wordt een verhuisplicht opgelegd. Belanghebbende dient aan te tonen zich in te spannen om een verhuizing mogelijk te maken.

  • 2. De hoogte van de bijzondere bijstand voor woonkosten voor eigenaren wordt berekend aan de hand van het berekeningsformulier woonkostentoeslag voor eigenaren.

  • 3. Woonkostentoeslag wordt voor maximaal één jaar toegekend.

Artikel 30 Dieetkosten

Bijzondere bijstand voor dieetkosten en voedingssupplementen is slechts mogelijk voor een medisch noodzakelijk dieet dat op voorschrift van een arts dan wel diëtist(e) wordt gevolgd. Voor de hoogte van de bijzondere bijstand worden de bedragen aangehouden, zoals genoemd in de NIBUD-prijzengids.

Hoofdstuk 3 Maatwerk

Artikel 31 Maatwerk bij de verlening van Bijzondere Bijstand

  • 1. Als er naar oordeel van het college dringende omstandigheden aanwezig worden geacht om de alleenstaande of het gezin financiële ondersteuning te bieden terwijl de kosten om deze financiële ondersteuning te verstrekken niet of niet geheel aangemerkt kunnen worden als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals bedoeld in artikel 35 van de wet, kan er ook sprake zijn van een noodzaak tot verlening van bijzondere bijstand als door deze bijzondere bijstand:

    • a.

      hogere maatschappelijke kosten voor de gemeente in de toekomst worden voorkomen;

    • b.

      een doorbraak wordt geforceerd in de omstandigheden van de persoon of het gezin of de situatie van de persoon of het gezin significant verbetert en de zelfredzaamheid daardoor wordt vergroot;

    • c.

      escalatie van de problematiek, waar de persoon of het gezin mee wordt geconfronteerd, wordt opgelost dan wel voorkomen.

  • 2. Als maatwerk in de vorm van bijzondere bijstand nodig is, dient er aan tenminste ééń van de drie voorwaarden, zoals genoemd in het eerste lid, wordt voldaan.

  • 3. De te verstrekken bijzondere bijstand is aanvullend op de middelen waarover belanghebbende de beschikking heeft om in de betreffende kosten te voorzien en richt zich op de goedkoopste adequate voorziening.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde bijzondere bijstand kan ook betrekking hebben op kosten die gerekend worden tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, waarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand wordt verstrekt.

  • 5. De bijzondere bijstand wordt zo mogelijk in natura verstrekt.

  • 6. Situaties waarin maatwerk kan worden ingezet:

    • a.

      Vaste lasten woning gedetineerde (definiëren noodgeval)

    • b.

      Jongerentoeslag

    • c.

      Medische kosten

    • d.

      Kosten ten gevolge van inkomstenterugval

    • e.

      Buitengewone verwervingskosten: kosten die in het individuele geval noodzakelijkerwijs moeten worden gemaakt om de betreffende inkomsten te kunnen verwerven.

Hoofdstuk 4 Slotbepaleningen

Artikel 32 Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

  • 2. De Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda houdende regels omtrent de bijzondere bijstand wordt ingetrokken per de datum van inwerkingtreding van het besluit onder 1.

Artikel 33 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Bijzondere Bijstand Gouda 2023.

Ondertekening

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders op 22 november 2022.

De secretaris,

De burgemeester,

Toelichting

Bijzondere bijstand kan worden verleend voor de bestrijding van noodzakelijke kosten die worden veroorzaakt door bijzondere omstandigheden (artikel 35 lid 1 Pw). Voor de bijzondere bijstand bestaan geen landelijke normen. Het verlenen van bijzondere bijstand is maatwerk. In deze regeling staan kaders die de gemeente Gouda hanteert en staan ook voor veel voorkomende kostensoorten de regels die gelden voor bijzondere bijstand. Ook andere kostensoorten kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.

De noodzakelijkheid van de betreffende kosten wordt in het individuele geval vastgesteld. Afhankelijk van de persoon en de omstandigheden kunnen dezelfde kosten dus in het ene geval wel en in een ander geval niet noodzakelijk zijn.

De hoogte van de bijzondere bijstand hangt af van de hoogte van de bijzondere kosten, de mogelijkheden van betrokkene om deze zelf te kunnen betalen

Artikelsgewijs

1 t/m 5 behoeven geen toelichting

Artikel 6 Bijzondere Bijstand met terugwerkende kracht

In artikel 41 lid 4 Participatiewet staat duidelijk dat bijstand niet eerder ingaat dan de datum waarop belanghebbende zich heeft gemeld voor de aanvraag.

Gelet op de doelstellingen van de bijzondere bijstand (onder andere armoedebestrijding) mogen we echter aannemen dat gemeenten niet in strijd handelen met de bedoeling van de wetgever als zij met terugwerkende kracht bijzondere bijstand verlenen. We maken van deze ruimte gebruik om administratieve lastenverlichting voor de gemeente te bewerkstelligen. Als een belanghebbende aanvragen immers kan opsparen dan kunnen meerdere aanvragen in één keer worden afgehandeld.

Wel blijft van belang dat de bijstand rechtmatig wordt toegekend. Onder de in dit artikel genoemde voorwaarden kan dit worden gewaarborgd.

Artikel 7

In dit artikel wordt geregeld dat voor jongeren bijzondere bijstand kan worden toegekend in de vorm van een zogenaamde jongerentoeslag voor die situaties waarin de uitkering levensonderhoud niet toereikend is.

Artikel 8 Vaste lasten tijdens verblijf in inrichting

Artikel 35, eerste lid van de wet maakt het mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten van het aanhouden van de woning als het college dit in het individuele geval van belanghebbende nodig vindt. Het gaat om kosten zoals die van huur, energie, water, telefoon, kabel en internetaansluiting. Bij bijzondere bijstand voor energiekosten wordt, na overleg met de energieleverancier, uitgegaan van een verlaagd voorschotbedrag. Daarnaast wordt bekeken of een abonnement tijdelijk kan worden opgezegd. Verder kan een voorziening niet worden vergoed als belanghebbende er tijdens zijn verblijf in de inrichting ook gebruik van kan maken. Dit geldt bijvoorbeeld voor de kosten van een mobiele telefoon of draadloze internetverbinding.

Artikel 9 Uitvaartkosten

De erfgenamen zijn samen aansprakelijk voor de kosten van de uitvaart. Vaak wordt de aanvraag ingediend door de erfgenaam die het initiatief heeft genomen of die zich het meest betrokken voelt. Voor de gemeente is het dan vaak niet goed na te gaan of er meerdere erfgenamen zijn. Een verklaring van erfrecht geeft hier ondubbelzinnig duidelijkheid over.

Bijzondere bijstand is mogelijk voor een eenvoudige uitvaart die in beginsel passend is. We sluiten aan bij de kosten van het NIBUD. Deze worden regelmatig geïndexeerd door het NIBUD.

Artikel 10 Kosten bewindvoering

Dit artikel betreft de kosten voor beschermingsbewind.

Artikel 11 Kosten van mentorschap

Mentorschap (artikel 1:450 BW e.v.) beoogt bescherming te bieden aan meerderjarigen die vanwege hun geestelijke of lichamelijke toestand niet goed in staat zijn om hun belangen te behartigen. Het gaat om belangen van een niet-vermogensrechtelijke aard. Het mentorschap wordt vaak uitgevoerd door een familielid, maar soms ook door een vrijwilliger. Op grond van artikel 1:460 lid 1 BW mag de mentor bepaalde kosten declareren bij belanghebbende. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om reiskosten die de mentor ten behoeve van zijn werkzaamheden moet maken.

Als de rechter een mentor heeft aangesteld, mag de noodzaak van het mentorschap worden aangenomen. De kosten die belanghebbende aan de mentor moet betalen, kunnen dan als bijzonder noodzakelijk worden aangemerkt, zodat bijzondere bijstand kan worden verleend. De beloning moet wel zijn vastgesteld door de rechter.

Artikel 12 Kosten van curatele

Geen toelichting nodig

Artikel 13 Kosten van rechtsbijstand

Sinds 1 juli 2011 is toetsing door het Juridisch Loket een voorliggende voorziening voor zover het gaat om de eigen bijdrage. Gaat men eerst langs het Juridisch Loket, dan wordt de eigen bijdrage verminderd. Het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand heeft een aantal doelgroepen benoemd die niet eerst langs het Juridisch Loket hoeven te gaan. Behoort belanghebbende niet tot een van die doelgroepen, en laat hij toetsing door het Loket achterwege, dan maakt hij zich daarmee bijstandsafhankelijker.

Artikel 14 Kosten Babyuitzet

Uit vaste jurisprudentie blijkt dat belanghebbende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan moet kunnen voldoen uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm, hetzij door middel van reservering, hetzij door het afsluiten van een lening. Bijzondere bijstand wordt verleend op basis van artikel 35 Participatiewet. Daarbij wordt gekeken naar de noodzaak van de kosten, de bijzondere omstandigheden en de draagkracht. Er wordt dus maatwerk geleverd. Dit artikel brengt daarin enkele kaders aan. De eigen verantwoordelijkheid van de aanstaande ouder staat voorop. De goedkoopste passende voorziening is toereikend. Daarnaast is het in Nederland gebruikelijk om baby-artikelen, die naar hun aard tenslotte maar heel kort worden gebruikt, tweedehands aan te schaffen.

De bijstand wordt op grond van artikel 51 van de wet in de vorm van een geldlening verstrekt. Om praktische redenen verstrekken we de bijstand om niet als de schuldensituatie zo problematisch is dat van tevoren eigenlijk al vaststaat dat hij de lening niet zal aflossen. Daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan een belanghebbende die op korte termijn zal worden toegelaten tot de WSNP. Het hebben van schulden op zich is geen reden om af te wijken van artikel 51 van de wet.

Artikel 15 Kosten maaltijdvoorzieningen

Belanghebbenden kunnen om medische redenen hogere kosten hebben.

Artikel 16 Stookkosten

Belanghebbenden kunnen om medische redenen hogere stookkosten hebben. Het gaat daarbij veelal om verwarmingskosten voor, bijvoorbeeld, gehandicapten en chronisch zieken.

Artikel 17 Reiskosten in verband met bezoek ziek familielid

Het inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm is voldoende om te kunnen deelnemen aan het maatschappelijke leven en om sociale contacten te onderhouden. Ook incidentele kosten van het bezoeken van een ziek familielid moeten uit de bijstandsnorm worden voldaan. Dit artikel is daarom alleen van toepassing als een familielid gedurende langere tijd is opgenomen. Wat we onder ‘langere tijd’ verstaan hangt af van de individuele situatie. Ook kan naarmate de situatie voortduurt, het noodzakelijke aantal bezoeken afnemen.

Artikel 18 Reiskosten voor bezoek aan uit huis geplaatst kind

Artikel 19 Reiskosten voor bezoek aan gedetineerde

De kosten verbonden aan het bezoeken van een gedetineerde behoren in beginsel niet tot de kosten van vervoer voor de deelname aan het maatschappelijk verkeer en/of tot de kosten van het leven van alledag. De vervoerskosten verbonden aan het bezoeken van een gedetineerde worden met een ander doel gemaakt. Het betreft hier dan ook (meestal) uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten. Daarom is bijzondere bijstand mogelijk (artikel 35 van de wet). Onderscheid maken tussen de verschillende gezinsleden lijkt ons niet wenselijk vanuit het belang van het gezinsleven.

Artikel 20 Kosten vrijwillig budgetbeheer

Individuele omstandigheden van een inwoner kunnen ertoe leiden dat vrijwillig budgetbeheer grotere maatschappelijke kosten voorkomt. De beoordeling vindt jaarlijks plaats. Budgetbeheer in het kader van schuldhulpverlening of als basishulp van het sociaal team zijn voorliggende voorzieningen.

Artikel 21 Kosten van bewassing en kledingslijtage

De kosten van aanschaf, vervanging en reiniging van kleding, beddengoed en schoeisel behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Een belanghebbende kan echter om medische redenen extra kosten hebben omdat hij kleding en beddengoed vaker moet wassen of vervangen. Te denken valt aan een belanghebbende die incontinent is, overmatig transpireert of medisch noodzakelijke huidproducten gebruikt. Voor de extra waskosten verstrekken we dan bijzondere bijstand. Ook kan een belanghebbende extra kledingslijtage hebben ten gevolge van, bijvoorbeeld, rolstoelgebruik of beugels.

Artikel 22 GKB-lening als voorliggende voorziening

Voor verschillende kostensoorten is een sociale lening via de Kredietbank een voorliggende voorziening. Indien de kosten hoger zijn dan waarvoor belanghebbende een lening kan krijgen, is het onder voorwaarden mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen.\

Artikel 23 Kosten van woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen

De kosten van duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.

Deze moeten worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm (inclusief eventuele toeslag) door middel van reservering vooraf of het afsluiten van een lening. Bijzondere bijstand op grond van artikel 35 van de wet is mogelijk als aan de volgende criteria wordt voldaan:

  • 1.

    De kosten doen zich voor.

  • 2.

    De kosten zijn in het individuele geval noodzakelijk.

  • 3.

    De kosten vloeien voort uit bijzondere individuele omstandigheden.

  • 4.

    De kosten kunnen niet (geheel) worden voldaan uit de bijstandsuitkering, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het eventuele meerinkomen.

Een aanvraag bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten zal dan ook aan deze criteria worden getoetst.

Bij bijzondere individuele omstandigheden (punt 3) kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de onvoorzienbaarheid van de kosten, of aan het gegeven dat belanghebbende niet of onvoldoende heeft kunnen reserveren. De eerste woninginrichting wordt altijd geacht voorzienbaar te zijn. Verder is het hebben van schulden of daaruit voortvloeiende aflossingsverplichtingen op zich geen bijzondere omstandigheid. De onstaansreden van alle schulden/leningen wordt daarom in de beoordeling van de aanvraag betrokken. Wanneer een lening is aangegaan voor niet-noodzakelijke zaken, kan niet worden gesproken van een bijzondere omstandigheid.

Bij afzonderlijke duurzame gebruiksgoederen en inrichtingsgoederen wordt de Prijzengids NIBUD gebruikt.

De Participatiewet heeft een vangnetfunctie. We gaan daarom uit van de goedkoopst mogelijke passende voorziening.

De NIBUD-prijzen voorzien hierin. Om maatwerk mogelijk te maken worden de prijzen gezien als richtprijzen. De bedragen voor volledige inventarissen zijn aan een maximum gekoppeld. Een redelijke toepassing hiervan brengt met zich mee dat als voor afzonderlijke goederen bijzondere bijstand wordt gevraagd, de genoemde percentages de bovengrens zijn.

Voor duurzame gebruiksgoederen geldt dat de bijzondere bijstand in beginsel wordt verstrekt in de vorm van borgtocht of als geldlening (artikel 51, eerste lid van de wet). Slechts in uitzonderlijke situaties kan bijstand om niet worden verstrekt.

Een dergelijke uitzonderlijke situatie doet zich bijvoorbeeld voor bij een belanghebbende die verhuist uit een woning met een huur die hoger is dan de maximale huurgrens. Als belanghebbende korter dan drie jaar in de oude woning heeft gewoond, kunnen de goederen die in verband met de verhuizing moeten worden aangeschaft omdat ze in de nieuwe woning niet meer te gebruiken zijn, om niet worden verstrekt. Voor inrichtingskosten zoals verf en behang wordt de bijstand wel om niet verstrekt. Het gaat dan om de kosten van artikelen die niet mee te nemen zijn. Dit volgt uit artikel 48, eerste lid van de wet.

De situatie kan zich voordoen dat belanghebbende bijzondere bijstand aanvraagt voor duurzame gebruiksgoederen terwijl hij nog aan het aflossen is op een eerdere noodzakelijke lening. Het kan dan gaan om eerder verstrekte leenbijstand of om een lening bij een gemeentelijke kredietbank. Om te voorkomen dat belanghebbende jaren achtereen moet aflossen op steeds weer een nieuwe noodzakelijke lening, verstrekken we de bijstand om niet. Wordt de aanvraag ingediend nadat de laatste aflossing heeft plaatsgevonden, dan wordt de nieuwe bijstand wel weer in de vorm van een lening verstrekt.

Artikel 24 Verhuiskosten

Artikel 25 Kosten voor eerste maand huur en administratiekosten

Artikel 26 Gezinshereniging

Artikel 27 Kosten van zorgpremie, kinderopvang en kosten in verband met kinderen

Dit is een reparatie artikel om ongewenste schommelingen in toeslagen te kunnen opvangen.

Het kan voorkomen dat er bijstand wordt nabetaald in een kalenderjaar volgend op het jaar waarop de bijstand betrekking had.

Dit komt bijvoorbeeld voor als belanghebbende bijstand krijgt voor een belastingaanslag over een voorgaand jaar, of als een uitkering op grond van de Bbz 2004 wordt omgezet in bijstand om niet. Belanghebbende heeft dan in het nieuwe kalenderjaar een hoger belastbaar inkomen. Soms leidt dat dan tot een lagere huurtoeslag, zorgtoeslag, kinderopvangtoeslag en/of kindgebonden budget. In artikel 2b van het Besluit op de huurtoeslag is geregeld dat belanghebbende een beroep kan doen op een hardheidsclausule, waardoor hij geen huurtoeslag misloopt. Voor zorgtoeslag, kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget bestaat een dergelijke hardheidsclausule niet.

In deze situatie kunnen we bijzondere bijstand verstrekken voor het misgelopen deel van de toeslagen.

Er is immers sprake van noodzakelijke kosten (zorgpremie, kinderopvang, kosten samenhangend met kinderen) waarvoor belanghebbende om niet-verwijtbare redenen geen beroep geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening.

Artikel 28 Woonkosten voor huurders

Artikel 29 Woonkosten voor eigenaren

Artikel 30 Dieetkosten

Een belanghebbende kan hogere voedingskosten hebben ten gevolge van een ziekte of handicap. Deze kosten behoren niet tot het zorgpakket van de wettelijke ziektekostenverzekeringen. Daarom is er geen voorliggende voorziening. De kosten kunnen in het individuele geval als bijzonder noodzakelijke worden aangemerkt, zodat bijstandsverlening mogelijk is op grond van artikel 35 van de wet.

We hanteren de dieetkostentabel van dieetvoedingen die is opgesteld door het NIBUD in samenwerking met het Voedingscentrum en andere betrokkenen. Sinds 1 januari 2010 is deze tabel ook opgenomen in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001, in het kader van de aftrek voor specifieke zorgkosten. In de tabel worden de meerkosten van diëten vergeleken met de kosten van referentievoeding. Er is uitgegaan van verantwoorde voeding. Er wordt geen onderscheid gemaakt naar leeftijd en geslacht.

De opsomming is limitatief. Aan diëten die niet in de tabel voorkomen zijn dus geen meerkosten verbonden, waardoor bijzondere bijstand bij dergelijke diëten niet mogelijk is. De lijst wordt jaarlijks geactualiseerd.

Artikel 31 Maatwerk

Het college vindt het belangrijk dat alle inwoners van Gouda mee kunnen doen en wil armoede in de stad zo veel mogelijk beperken. Het begrip armoede wordt door de Europese Unie als volgt gedefinieerd:

“Armoede is een situatie waarin sprake is van onvoldoende materiële, culturele en sociale middelen, waardoor mensen zijn uitgesloten van een levensstandaard die in de samenleving waarin men woont als minimaal wordt gezien”. In deze definitie kan men twee vormen van armoede onderscheiden: schaarste in vermogen in financiële en in niet financiële zin. Armoede in financiële zin is het niet kunnen voorzien in de primaire levensbehoefte door een gebrek aan financiële middelen. Daarnaast is er ook sociale armoede (uitsluiting) en andere vormen van niet financiële armoede (denkvermogen, sociaal vermogen, sociaal netwerkvermogen, integratie, enzovoorts).

Armoede is meer dan alleen het ontbreken van voldoende financiële middelen. Armoede is een samengesteld en complex probleem dat vaak samen gaat met factoren als een slechte gezondheid, vermoeidheid, depressie, sociaal isolement, het ontbreken van perspectief en het verlies van regie over het eigen leven. Daardoor beïnvloedt armoede alle levensterreinen van burgers en kan een ernstige belemmering vormen voor zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie . Het college sluit zich voor het begrip ‘armoede’ aan bij bovenstaande definiëring.

Maatwerk gaat verder dan individualiseren

Het college hecht er veel waarde aan dat alle inwoners uit Gouda mee kunnen doen. De verlening van bijzondere bijstand is gebaseerd op artikel 35 van de wet. De verlening van bijzondere bijstand wordt dan beoordeeld op de volgende criteria:

  • Doen de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voor?

  • Zijn de kosten noodzakelijk?

  • Komen de kosten voort uit bijzondere omstandigheden?

  • Had de aanvrager kunnen reserveren voor de kosten waar hij bijzondere bijstand voor vraagt?

  • Is er draagkracht?

Individualisering is de hoofdregel bij de verlening van bijzondere bijstand en sluit aan op het door het college beoogde doel om maatwerk te verlenen, waar niet de regels uitgangspunt zijn, maar de nood binnen het gezin en de wijze waarop adequate, individuele én gerichte inkomensondersteuning geboden kan worden.

De eis dat de kosten noodzakelijk moeten zijn en voort moeten komen uit bijzondere omstandigheden beperken de mogelijkheden tot de verlening van bijzondere bijstand, doordat aan het begrip ‘noodzaak’ in de wet en de jurisprudentie een beperkende uitleg wordt gegeven. Daarnaast kunnen ook kosten, die niet uit bijzondere omstandigheden voortvloeien, tot grote financiële problemen leiden waardoor men niet in het maatschappelijk leven kan participeren.

Als er zich kosten voordoen, die op basis van noodzaak of bijzondere omstandigheden niet vallen binnen het kader van artikel 35 van de wet, kan de situatie van belanghebbende onoplosbaar zijn en kan er een uitzichtloze situatie ontstaan met mogelijk hoge maatschappelijke kosten in de toekomst. Om ook in die gevallen inwoners financieel te kunnen ondersteunen, wil het college maximaal gebruikmaken van de mogelijkheden om bijzondere bijstand te verlenen. Dit gaat een stap verder dan wat in artikel 35 van de wet wordt bedoeld met ‘noodzaak of bijzondere omstandigheden’.

Om het verschil aan te brengen, wordt hier over maatwerk gesproken.

Maatwerk wordt ingezet om bijzondere bijstand te verstrekken in die situaties waarbij de begrippen ‘noodzaak en bijzondere omstandigheden’ ruimer moeten worden uitgelegd. Deze ruimere uitleg wordt in artikel 31 gekoppeld aan de volgende drie uitgangspunten:

  • 1.

    Het voorkomen van hogere maatschappelijke kosten voor de gemeente in de toekomst;

  • 2.

    Het forceren van een doorbraak in de omstandigheden van persoon en gezin of het significant verbeteren van de situatie van de persoon of het gezin, waardoor de zelfredzaamheid wordt vergroot;

  • 3.

    Het voorkomen of oplossen van escalatie van de problematiek waar de persoon of het gezin mee wordt geconfronteerd.

Bij het verstrekken van maatwerk als bijzondere bijstand dienen tenminste 1 van de drie hierboven genoemde uitgangspunten van toepassing te zijn.

Bij maatwerk wordt niet alleen rekening gehouden met de financiële situatie op dit moment. Als duidelijk is dat er de komende maand of maanden ook andere kosten opkomen, worden ook deze kosten bij de bijstandsverlening betrokken. Zo voorkomen we dat het gezin in onzekerheid blijft en herhaling van zetten nodig zijn. De beoordeling en ondersteuning dient zich dan ook te richten op een binnen een bepaalde periode te bereiken doel, waarin de ondersteuning voorziet.

Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de volgende situaties:

  • Het betalen van de notariskosten waardoor belanghebbende een erfenis kan verwerpen en daardoor niet verantwoordelijk wordt voor de schulden in de nalatenschap.

  • Het betalen van de kosten voor het opmaken van de laatste balans van een onderneming bij faillissement en de ondernemer kan dit niet zelf betalen, terwijl de balans een vereiste is om in aanmerking te komen voor schulddienstverlening.

  • De reparatie van een auto die vanuit de Wmo is aangepast. Een reparatie aan de motor wordt vanuit de Wmo niet vergoed. Er kan wel vanuit de Wmo een vervoersvoorziening verstrekt worden, maar die is veel duurder dan de reparatie. Door de reparatiekosten te betalen wordt tegen lage maatschappelijke kosten de persoon of het gezin adequaat geholpen.

  • Het voorkomen van een huisuitzetting vanwege huurachterstand, waardoor er geen maatregel getroffen hoeft te worden getroffen door Jeugdzorg en de kinderen niet uit huis geplaatst hoeven te worden. Niet alleen wordt hiermee voorkomen dat het gezin uit elkaar wordt gehaald, maar wordt ook een uithuisplaatsing voorkomen en daarmee hoge maatschappelijke kosten.

Met artikel 31 wil het college een integrale afweging kunnen maken om te bepalen wat belanghebbende of diens gezin nodig heeft om maatschappelijk te participeren. Voor het maken van deze integrale afweging en om maatwerk te kunnen leveren kan het college bij haar besluit het advies van professionals van sociaal team, medisch specialisten of het Jongerenloket betrekken.

Door de term ‘maatwerk’ te gebruiken in plaats van ‘individualiseren’ zoals in de wet bedoeld, wil het college aangeven, dat de financiële hulpverlening in de bijzondere bijstand verder kan gaan dan de noodzaak en bijzondere omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 35 van de wet. Op deze wijze wil het college maximaal gebruikmaken van haar bevoegdheid om op basis van het buitenwettelijk begunstigend beleid via de verlening van deze maatwerkvorm van bijzondere bijstand in de kosten te voorzien.

Vanwege het bijzondere karakter van het ‘maatwerk’, verwacht het college van belanghebbende ook een maximale inzet en verlangt van belanghebbende dat deze de eigen financiële middelen maximaal inzet. Voor de bijstandsverlening op grond van artikel 31 gelden daarom beperktere vrijlatingsbepalingen van de middelen. Van belanghebbende mag, als maatwerk nodig is, verlangd worden dat deze de eigen beschikbare middelen maximaal inzet, waarop de bijstand aanvullend wordt verstrekt. Dit in tegenstelling tot de reguliere verlening van bijzondere bijstand, waarbij rekening wordt gehouden met het maximaal vrij te laten vermogen.

Afhankelijk van de situatie kan het nodig zijn, dat aan de bijstandsverlening verplichtingen verbonden worden. Het gaat er immers om dat de situatie van belanghebbende en diens gezin verbetert. Om dit doel te bereiken is de inzet van de belanghebbenden van cruciaal belang en dit rechtvaardigt een maximale inzet van betrokkenen.

Maatwerk kan aan de orde zijn bij het toekennen van inrichtingskosten als gift in plaats van als lening of voor verwervingskosten die belanghebbende moet maken om aan het werk te komen of blijven maar de inkomsten uit arbeid minder bedragen dan de met de gezinssituatie vergelijkbare bijstandsnorm inclusief vakantie-uitkering. Het kan namelijk voorkomen dat iemand hoge reiskosten/oppaskosten moet maken om zijn baan te behouden maar geen reiskostenvergoeding krijgt van werkgever of onvoldoende/geen kinderopvangkosten.

Artikel 31 Lid 3 ziet erop toe dat er meer gevraagd kan worden van betrokkene om zoveel mogelijk zelf bij te dragen. Indien beschikbaar dient belanghebbende zoveel mogelijk eigen middelen aan te wenden en levert de gemeente het maatwerk daar waar betrokkene het niet kan bekostigen. Om die reden gelden andere regels omtrent vermogensgrens en draagkracht. Lid 3 stelt expliciet dat de vermogensgrenzen en draagkrachtregels van de bijzondere bijstand zoals bepaald in hoofdstuk 1 van de regeling niet van toepassing zijn maar dat ook op dit vlak maatwerk zal worden geleverd.

Artikel 31 lid 4. Dit is een verruiming van de algemene regels van de bijzondere bijstand die ervan uitgaan dat een ieder de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan zelf dient te dragen. Wanneer een van de situaties genoemd in lid 1 zich voordoet dan kan ook voor noodzakelijke kosten een bijdrage worden verleend.

Artikel 31 lid 5 behoeft geen toelichting

Artikel 31 lid 6 is een kan bepaling en de opsomming geen limitatieve lijst.