Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2023

Geldend van 01-01-2023 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2023

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 27 september 2022;

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

BESLUIT:

de Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2023 vast te stellen.

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Voorwerp van de belasting

  • 1. Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2. Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 4 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de belasting wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in de onderdelen 1 en 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De belasting bedoeld in de onderdelen 3 tot en met 13 van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting bedoeld in de onderdelen 1 en 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting naar tijdsevenredigheid verschuldigd.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de verschuldigde belasting naar tijdsevenredigheid.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar inzake een ander perceel belastingplichtig wordt.

  • 5. De belasting bedoeld in de onderdelen 3 tot en met 13 van de bij deze verordening behorende tarieventabel is verschuldigd bij aanvang van de dienstverlening.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag, opgelegd voor de belasting bedoeld in de onderdelen 1 en 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de derde maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat een aanslag moet worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De kennisgeving, opgelegd voor de belasting als bedoeld in de onderdelen 3 tot en met 13 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, moet worden betaald op het tijdstip van uitreiking.

Artikel 10 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De ‘Verordening afvalstoffenheffing 2022’ van 10 november 2021, nr. 5c, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2023.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening afvalstoffenheffing 2023’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 november 2022.

burgemeester,

Koen Schuiling

griffier,

Josine Spier

Bijlage 1 TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ DE ‘VERORDENING AFVALSTOFFENHEFFING 2023

Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing

1.

Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing

1.1

indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon

€ 263,64

1.2

indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door twee personen

€ 308,52

1.3

indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door drie of meer personen

€ 374,52

1.4

indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, een recreatiewoning of een tweede woning is waarvan de gebruiker niet als ingezetene staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen

€ 308,52

2.

De belasting als bedoeld in de onderdeel 1 wordt voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van een extra container van 240 liter vermeerderd met

€ 125,28

per container.

Bij het in bruikleen hebben van een extra container met een groter volume en/of een grotere ledigingsfrequentie dan één maal per twee weken wordt dit volume of deze ledigingsfrequentie evenredig omgerekend naar meerdere containers van 240 liter. Hierbij wordt altijd naar beneden afgerond.

3.

De belasting voor het op aanvraag inzamelen van grove huishoudelijke afvalstoffen categorie 1 bedraagt voor:

3.1

een hoeveelheid tot max. 1,5 m³

€ 52,80

3.2

een hoeveelheid groter dan 1,5 m³

€ 48,96

vermeerderd met

€ 26,40

voor elke hoeveelheid van 1,5 m³ of gedeelte daarvan boven het aantal van 1,5 (met een maximum van 4,5 m³ per keer)

4.

De belasting voor het op aanvraag inzamelen van grof tuinafval bedraagt per m³

€ 17,04

5.

De belasting voor het aanbieden van grove huishoudelijke afvalstoffen bij het afvalbrengstation van de ARCG aan de Duinkerkenstraat 99 en het afvalbrengstation Vinkhuizen aan de Electronstraat 2 bedraagt

5.1

in geval van aanvoer in een personenauto

€ 21,48

per keer

5.2

in geval van aanvoer op een éénassige aanhangwagen

€ 66,36

per keer

5.3

in geval van aanvoer op een tweeassige aanhangwagen of in een bestelbus

€ 232,80

per ton

6.

De in onderdeel 5.1 en 5.2 bedoelde belasting wordt niet geheven voor de eerste vier bezoeken waarbij grove huishoudelijke afvalstoffen categorie 1 wordt aangeboden.

7.

De belasting voor het aanbieden van grof tuinafval bij het afvalbrengstation van de ARCG aan de Duinkerkenstraat 99 en het afvalbrengstation Vinkhuizen aan de Electronstraat 2 bedraagt

7.1

in geval van aanvoer in een personenauto

€ 7,32

per keer

7.2

in geval van aanvoer op een éénassige aanhangwagen

€ 14,16

per keer

7.3

in geval van aanvoer op een tweeassige aanhangwagen of in een

bestelbus

€ 232,80

per ton

8.

De in onderdeel 7.1 en 7.2 bedoelde belasting wordt niet geheven voor de eerste vier bezoeken.

9.

De belasting voor het aanbieden van verbouwingsafval / bouw- en sloopafval bij het afvalbrengstation van de ARCG aan de Duinkerkenstraat 99 en het afvalbrengstation Vinkhuizen aan de Electronstraat 2 bedraagt

€ 232,80

per ton

10.

De belasting voor het aanbieden van autobanden met velg bij het afvalbrengstation van de ARCG aan de Duinkerkenstraat 99 en het afvalbrengstation Vinkhuizen aan de Electronstraat 2 bedraagt

€ 11,40

per stuk

11.

De belasting voor het aanbieden van tractorbanden bij het afvalbrengstation van de ARCG aan de Duinkerkenstraat 99 en het afvalbrengstation Vinkhuizen aan de Electronstraat 2 bedraagt

€ 25,92

per stuk

12.

De belasting voor het aanbieden van kadavers van gezelschapsdieren bij het afvalbrengstation van de ARCG aan de Duinkerkenstraat 99 bedraagt

€ 7,20

per stuk

13.

De belasting voor een controle weging bij het afvalbrengstation van de ARCG aan de Duinkerkenstraat 99 en het afvalbrengstation Vinkhuizen aan de Electronstraat 2 bedraagt

€ 8,28

per stuk